Na dissraps tussen Ronnie Flex en Top Notch is nu ook Anouk betrokken. Wat is er aan de hand?

Meerdere beledigende rapsongs over en weer en zangeres Anouk die haar voorprogramma verliest door haar zijdelingse betrokkenheid. Wat is er aan de hand in de Nederlandse hiphop/muziekwereld?

Even opfrissen: Ronnie Flex, artiestennaam van Ronell Plasschaert (31), is ontevreden over zijn ‘wurgcontract’ dat hij in 2012 bij platenlabel Top Notch tekende. Hij vindt dat hij te weinig royalties heeft verdiend aan zijn eigen succes; onder andere de megahit ‘Drank en Drugs’ uit 2015 en drie albums, waaronder platina-album Rémi uit 2017. In 2021 brak Flex daarom met het label en spande een rechtszaak aan. Afgelopen januari stelde de rechter Top Notch in het gelijk. De artiest ging in hoger beroep.

Maar dat besloot Flex niet af te wachten en in maart bracht hij een beledigende, zogeheten disstrack uit, getiteld ‘Kees Closed’, met een referentie naar Top Notch-oprichter Kees de Koning. Hierin rapt hij onder andere dat jonge artiesten hun contract bij Top Notch zouden moeten laten ontbinden. Ook organiseerde hij een protestactie tegen het label in Rotterdam.

Disstracks

In hiphop worden vetes sinds jaar en dag muzikaal uitgevochten. De vader aller disstracks is waarschijnlijk ‘Hit ’em up’ van Tupac Shakur, richting The Notorious B.I.G., uit 1996. Momenteel is de hiphopwereld in de ban van de grootste vete sinds jaren: die tussen Drake, J. Cole en Kendrick Lamar. Die laatste bracht afgelopen dinsdag nog ‘Euphoria’ uit, waarop hij Drake in woorden met de grond gelijk maakt. 2024 is een goed jaar voor hiphopfans, want hoe meer ruzie, hoe meer muziek.

Terug naar Nederland. Een maand na ‘Kees Closed’ kwam Top Notch afgelopen vrijdag met een eigen disstrack, ‘Pincodes’. Labelbaas Jiggy Djé (Vincent Patty) en de Zwolse rapper Sticks (Junte Uiterwijk) rappen op die single onder andere: „Ieder woord dat je zegt is gelogen, maar dat is tussen jou en de schepper daarboven.” Ook Hef (Julian Brard) verschijnt op de outro met een voicememo: „Niemand is groter dan het team, ken je fucking plaats.”

Dat schoot bij Flex in het verkeerde keelgat. Binnen 24 uur kwam hij met een reactie: ‘Pincode Gekraakt’. Hij rapt dat „twee oude mannen willen samenspannen” en stelt dat hij teleurgesteld is dat Hef, die ook hoofd talentontwikkeling is bij Top Notch, zich met de ruzie bemoeit: „Je ging van m’n favoriete rapper naar een werknemer.”

Anouk

Anouk komt op die track zijdelings ter sprake, wanneer Ronnie Flex Kees de Koning met de zangeres vergelijkt. „Je bent een hele bitch n****, waarom lijk je op Anouk? Deze tijden van de maand zit je panty vol met bloed.” Flex vindt naar eigen zeggen (op sociaal platform Threads) dat De Koning en Anouk werkelijk op elkaar lijken, en noemt het verder een „flauwe grap”. Die laatste zin is een referentie naar eerdere controverse rondom Anouk, toen zij op internet een foto deelde van een wc-pot met daarin menstruatiebloed. Ze schreef erbij: ‘Je pipi eraf hakken maakt je geen vrouw. Maar dit wel. Ben ik nu gecanceld?’

Anouk kreeg het in de media toen zwaar te verduren, maar gaat nu opnieuw over een grens. In een post op haar social media noemde ze Flex afgelopen weekend „Een kleine, huilende, armzalige bitch n****.” De zangeres verwijderde het n-woord kort daarop uit haar post, maar screenshots gingen al viraal. Het n-woord is een zeer beladen term, die stamt uit de koloniale tijd. De term wordt door sommige rappers van kleur als geuzennaam gebruikt, maar witte mensen zouden de term niet mogen gebruiken, omdat er een machtsverhouding in verscholen gaat.

Maestro-winnaar Sor annuleerde na de post van Anouk zijn voorprogrammashows voor haar aanstaande concerten in de Ziggo Dome (eind mei en begin juni) en op North Sea Jazz – om „obvious reasons”, poste hij daarbij op sociale media. Online geruchten dat de band van Anouk zou zijn opgestapt, worden door haar management tegenover NRC ontkend. „De band heeft heel veel zin in de shows”, aldus een woordvoerder.

Flex zelf stelt op Threads over de post van Anouk: „Ik denk oprecht ook dat [Anouk] het niet racistisch bedoelde […] maar je bent gewoon niet bevoegd, it is what it is.”

https://www.youtube.com/watch?v=XQrR2KGiJf4


Kunstenaar Tirzo Martha lag op de intensive care en ontdekte daar de kracht van allerlei tinten wit

Tirzo Martha voelde zich goed. Het was meer voor de zekerheid dat hij zich in 2018 bij een arts meldde. „Ik hoestte een klein beetje en er zat bloed in mijn slijm. Dat zou vast met een medicijntje op te lossen zijn”, vertelt hij wanneer we elkaar spreken in Museum van Bommel van Dam in Venlo. Die inschatting toen bleek een vergissing. Er werd een virus in zijn hartstreek ontdekt. Martha werd van zijn ziekenhuis op Curaçao overgebracht naar een ziekenhuis in Colombia, waar hij op de intensive care terechtkwam met infuus en beademing. „De cardioloog vertelde dat de pompcapaciteit van mijn hart zo laag was, dat het eigenlijk onmogelijk was dat ik nog leefde.” Fysiek kon Martha helemaal niets, maar het hoofd maalde door. „Ik kreeg volop ideeën. Mijn naasten vonden dat niet leuk. Die vonden dat ik al mijn energie beter in mijn herstel kon stoppen.”

Veel van wat toen en sindsdien bij de nu 58-jarige beeldend kunstenaar uit Curaçao opborrelde, is te zien op de expositie Intensive care. Wat bleef is de speelsheid waarmee hij afval- en andere onconventionele materialen gebruikt voor het maken van beelden en installaties. Wat nieuw was, was de ontdekking van wit. „In eerste instantie zie je alleen dat steriele. Maar toen ik eenmaal oog kreeg voor de verschillende tinten, was ik helemaal gefascineerd. Je sculpturen worden er ook een beetje schilderkunst van, omdat het driedimensionale iets tweedimensionaals krijgt. En als je dertien, in Venlo tentoongestelde werken bij elkaar ziet, vormen ze ook automatisch een eenheid, één landschap.”

In de sculptuur waar Intensive care mee opent, is zonder veel moeite Martha’s ziekbed terug te zien. Hij vond dat zelf wel iets monumentaals en sacraals hebben. „Het ritueel waarmee steeds weer opnieuw de lakens werden verschoond. Vijf, zes specialisten om je heen die je bekijken alsof je een bezienswaardigheid bent.”

Laatst exposeerde ik in Brazilië. Daklozen installeerden zich in mijn werk. Zoiets vind ik mooi

Foto Pam van den Broek

Genezing, deels

Het voelde als een triomf toen Martha, na vier maanden, weer voor het eerst aan het werk kon in zijn atelier. „Ik voel me sindsdien goed, maar fysiek ken ik nog steeds mijn beperkingen. Ik mag nog steeds niks zwaars tillen. Dat is wennen, want je hoofd zegt iets anders. Het remt je ook in je spontaniteit. Als ik nu iets wil, moet ik in veel gevallen eerst mijn assistenten bellen om me te helpen.”

De meeste andere kunstwerken op de expositie hebben een directe link met het eiland. Ze reflecteren op de koloniale geschiedenis, de armoede, de povere toestand van het onderwijs en de gerichtheid op de buitenkant. „Ik gebruik niet voor niets veel wc-potten. Dat waren statussymbolen toen ze naar het eiland kwamen. Mooie kleren en mooie auto’s zijn ook heel belangrijk. Tegelijkertijd blijven huizen onaf en gaat men slordig om met het landschap. Je vindt bijvoorbeeld overal autobanden terug. Dat soort elementen zijn daarom ook volop terug te vinden in mijn werk.”

Verdeelde reacties op Curaçao

Op Curaçao roept Martha’s werk verdeelde reacties op. „Veel mensen daar hechten aan het standaardplaatje van een Caribisch eiland met veel kleur en uitbundigheid. Dat heeft mijn werk niet te bieden, al helemaal niet nu wit de dominante kleur is.” Tegelijkertijd werd er ook een basisschool naar hem vernoemd. „Daar heb ik over getwijfeld. Ik zei dat ik het alleen goed vond als ik projecten kon doen met de leerlingen daar.” Eerder richtte hij met collega David Bade al het Instituto Buena Bista op, dat jong talent van het eiland op weg probeert te helpen in kunst.

Martha mikt met zijn werk op een groot bereik: „De vaste kring van kunstliefhebbers en -critici vind ik minder belangrijk dan de rest van de gemeenschap. Iedereen mag er het zijne van vinden en het anders beleven. De een zal enkel troep en zooi zien. Bij een ander gaat de verbeelding wel aan het werk. Laatst exposeerde ik in Brazilië. Daklozen installeerden zich in mijn werk. Zoiets vind ik mooi.”

In Venlo gaat hij gedreven door zijn gemeenschapsgevoel de wijken in, is hij vaak op zaal en maakt hij ook samen met de bezoekers een kunstwerk. „Dan worden bijvoorbeeld dwarsverbanden met Curaçao duidelijk. Ook hier zijn de mensen niet altijd even positief over ‘de Hollanders’ en willen ze graag ook gezien worden.”

Tirzo Martha – Intensive care. Museum van Bommel van Dam, Venlo, t/m 4/8. Info: vanbommelvandam.nl
Foto Pam van den Broek


Column | Kunsttoerist is mijn favoriete geuzennaam

De toerist ligt onder vuur. Ter bestrijding van toeristen wordt hét uitzicht op de berg Fuji geblokkeerd met een gaasscherm van 2,5 bij 20 meter. Zien kan nog wel, fotograferen niet meer. En dan Venetië. Iedereen mag komen, maar in het hoogseizoen kost dat de toerist-voor-een-dag 5 euro entree.

Oftewel, dit gaat over een specifieke toerist. De toerist met cultuur als doel, ‘de bereisde roel’ die verlangt naar een ontmoeting met beroemde schoonheidscreaties. Kunst is de schuldige. Wie Venetië bezoekt, schurkt aan tegen een wonder. De Mont Blanc en de Annapurna zijn minstens zo mooi, maar aan de reputatie van de Fuji kunnen ze niet tippen – en dat komt doordat talloze kunstenaars hem verhieven tot een esthetisch mysterie. Er zijn slechtere argumenten voor een vakantiereis, de jacht op olifanten bijvoorbeeld, of een strandvakantie aan een zee waar wanhopige bootmigranten in verdrinken. Maar alleen de culturele vakantieganger wordt laatdunkend benoemd: die is, pfff, een kunsttoerist.

Nou, ik ben er zo één. Kunsttoerist is mijn favoriete geuzennaam. Voel ik me beter dan een ander? Natuurlijk niet. Maar ook niet minder. En wie een selfie maakt met een kathedraal achter zich is niet minder waard dan wie bij dezelfde kathedraal blijft hangen en kijkt en kijkt. Beide soorten kunsttoeristen doen op hun eigen manier hun wil met kunst. De ene is trots dat ze het bewonderde werk even zag, de ander versmelt ermee. En de schrijver Stendhal raakte zo overmeesterd door de culturele schoonheidservaring dat hij een bewustzijnsvernauwing kreeg die sindsdien het stendhalsyndroom heet. Dat syndroom schijnt een fabeltje te zijn maar de kunsttoerist weet waar het op slaat.

Hokusai: De grote golf van Kanagawa, met op de achtergrond de berg Fuji

De Fuji-bewonderaars zullen met hun camera’s een eindje verderop gaan. En die 5 euro gaat niemand afhouden van een dagje Venetië. Veel kunsttoeristen blijven trouwens langer, waarvoor ze zonder morren de toerismebelasting betalen die hun per nacht wordt berekend. Ze snappen dat het geld kost om hun genot van de stad te onderhouden.

Waar kunsttoeristen komen is het doorgaans druk, we zijn met velen. Geef ons eens ongelijk dat we steeds opnieuw de Piazza San Marco willen zien. Rembrandts ‘Nachtwacht’ willen ondergaan. En ja, ook Leonardo da Vinci’s ‘Mona Lisa’ – ook al valt die nauwelijks te bekijken omdat het Louvre er niet in slaagt de toestroom te reguleren, en dat kleine schilderij in de verte nooit de indruk kan maken die het verdient. Da Vinci’s ‘Dame met hermelijn’ is me trouwens liever en ik prijs me gelukkig dat ik dat kon gaan zien in Krakau, waar het doek thuis is. Daar, in het Czartoryski Museum, kon ik me in alle rust laten overweldigen. De Dame is een meesterwerk, ze werd op reis gestuurd en ik zag haar nóg twee maal, in het gedrang van zogeheten blockbuster-tentoonstellingen. Dat was geen ramp, zo ging het ook.


‘Ook de verhalen van de achterblijvers in de oorlog verdienen het om doorverteld te worden’

‘Ik heb mijn moeder als materiaal gebruikt”, zegt toneelschrijver Peer Wittenbols (1965), „en wat ik niet wist, heb ik verzonnen.” We zitten in het museumcafé van Nationaal Monument Kamp Vught. In een nagebouwde barak op het voormalige concentratiekampterrein zal vanavond een doorloop gespeeld worden van De steen in mijn mond, Wittenbols’ nieuwste toneeltekst. Er werd nog best wat aan zijn voorstellingsvermogen overgelaten, want over het onderwerp van het stuk, de Tweede Wereldoorlog, kon zijn moeder vooral uitmuntend zwijgen. „Het stuk is in wezen mijn fantasie over wat er in die ingrijpende jaren in mijn moeder kan zijn omgegaan.”

Marietje heette ze. Een Eindhovens schoolmeisje, jongste van een gezin van zeven. Ruim drie jaar geleden overleed ze, negentig jaar oud. „’t Wor in ieder geval gin wiegendood”, laat hij haar in zijn stuk droogjes opmerken.

Kamp Vught is een beladen plek voor Wittenbols en zijn familie. Zijn tante Ann en zijn opa waren er in 1944 gedetineerd. Wittenbols’ oom Jan had in het verzet gezeten, maar omdat hij ondergedoken zat en de Duitsers hem nergens konden vinden, hadden ze besloten dan maar zijn zus en zijn vader mee te nemen. Vlak voor de bevrijding werden Wittenbols’ tante en opa, net als duizenden anderen, haastig op de trein gezet naar vernietigingskampen in Duitsland. Zijn opa zou de oorlog niet overleven. Tante Ann wist, wonderbaarlijk genoeg, terug te keren naar huis. De titel van het stuk slaat op een van Anns kampanekdotes. „Om ervoor te zorgen dat je niet te veel dorst kreeg als je op appel stond, vertelde ze, nam je een steen in je mond. Zo maak je meer speeksel aan en heb je minder snel dorst.”

De ‘vonk’ die Wittenbols aan het schrijven zette, was een rapport, vertelt hij. „Een eindejaarsrapport, van de industrie- en huishoudschool.” Hij was bezig de woning van zijn moeder leeg te halen, ze zou in een verpleeghuis gaan wonen, toen hij op het documentje stuitte. „Een prachtig rapport was het. Allemaal zevens en achten en negens.” Zijn moeder was dertien toen ze het uitgereikt kreeg, net als zijn eigen dochter op het moment dat hij het rapport vond. „Plotseling sloeg het bij me naar binnen. Haar vader en haar zus zaten op dat moment gevangen, hier, in Vught. Ik zag het voor me: hoe dat meisje thuiskwam van school, met dat mooie rapport dat ze niet aan haar vader kon laten zien.”

Afschermen

Wittenbols’ moeder bracht de oorlogsjaren thuis door, in Eindhoven. Men heeft er alles aan gedaan om haar, als jongste, zoveel mogelijk af te schermen voor de ellende. Toch zou ook zij de oorlog de rest van haar leven met zich meedragen. „Op een dag vertelde ze zomaar uit het niets dat ze had gezien hoe er in de achtertuin een Duitse soldaat was neergeschoten, vlak na de bevrijding. Een jong jochie was het nog, zei ze. Nauwelijks volwassen. Alsof het niets was.”

Wat hij er maar mee wil zeggen: thuisblijvers zoals Wittenbols’ moeder hebben ook het nodige te verstouwen gehad, maar omdat andere mensen ergere dingen hadden meegemaakt, had men voor hun getuigenissen geen aandacht. „Mijn moeder zei: het ging altijd maar over ons mam [haar moeder, die haar man had verloren], en over Jan [haar broer, die in het verzet had gezeten], en over Ann [haar zus, die het Duitse concentratiekamp overleefde] – maar voor haar eigen verhaal en dat van haar andere vier broers en zussen was geen ruimte. Ook daarom wilde ik dit stuk schrijven. Omdat ook de verhalen van de achterblijvers het verdienen om doorverteld te worden.”

Het waren terloopse voorvallen, waaraan Wittenbols en zijn broers, zussen, neven en nichten merkten hoe de oorlog doorwerkte in de levens van hun ouders. „Op een familiereünie, ik was een jaar of negen, begonnen mijn moeder en haar broers en zussen opeens gezamenlijk een versie van ‘Ave Maria’ te zingen. Dat sloeg in. Iedereen had tranen in de ogen. We wisten: dat moeten ze vroeger thuis hebben gezongen. Daar was hun vader nog bij geweest. Dat was gewoon voelbaar.”

Toen in de jaren zeventig de autogordel verplicht werd, ging Wittenbols’ tante Ann de auto niet meer in. „Ze kreeg het gewoon fysiek niet voor elkaar die gordel dicht te klikken. Ze moet tijdens de oorlog ergens vastgebonden zijn geweest. Haar kinderen hebben bij de gemeente geregeld dat ze een ontheffing kreeg. Dat werd officieel vastgelegd: deze mevrouw hoeft niet vast, wegens oorlogstrauma.”

Nog altijd voelt Wittenbols schaamte als hij denkt aan het moment dat hij als kind tegen Ann had gezegd dat hij zich een beetje duizelig voelde van de honger. „Ze begon heel hard te lachen. Om de absurditeit. Ik schrok ervan. Ze vond het hilarisch dat ik het over mijn lippen had gekregen dat ik honger had.” Hij grijnst. „Dat was een leermomentje.”

Actrice Juul Vrijdag repeteert met pianist Charlie Bo Meijering in een barak in Kamp Vught de monoloog ‘De steen in mijn mond’, geïnspireerd op het leven van de moeder van Peer Wittenbols, schrijver van het stuk.
Foto Andreas Terlaak

Lees ook
interviews met de genomineerden voor de Toneelschrijfprijs 2022, onder wie Peer Wittenbols

Mathieu Wijdeven in ‘Het waarom beantwoord’.

De repetitie begint. We verplaatsen ons door het verlaten museum naar het stille, lege kampterrein. Het schemert al een beetje. Het maakt deze plek, met de afrasteringen van prikkeldraad, de greppel en de nagebouwde houten wachttorens, nog vervreemdender dan overdag.

„Ik doe die deur dicht hoor, daar komt een kou uit, godsammekraken.” Actrice Juul Vrijdag trekt in de barak de deur naar de slaapzaal dicht. Er heerst een opgewonden stemming. Technici zijn in de weer met lampen en zenders. Twee Vughtse zangeressen oefenen met de pianist hun koorpartij, terwijl een elektrisch kacheltje staat te loeien om de ruimte een beetje voor te verwarmen voor de doorloop straks.

„O, we hebben nog een theekop nodig”, zegt Madeleine Matzer, de regisseur. „Ik heb nog een beker thuis van de bevrijding van Eindhoven”, roept Vrijdag. „18 september 1944. Ik heb er ook een bord van, voor aan de muur.”

De eerste keer dat hij Vrijdag zijn tekst hoorde uitspreken was confronterend, vertelt Wittenbols. „Juul heeft hetzelfde dialect als mijn moeder. Ik wist dat, ik ken haar al lang, ik heb de tekst met haar in mijn hoofd geschreven, en toch trof het me. Elke klemtoon legt ze precies waar mijn moeder hem gelegd zou hebben.”

Vrijdag speelt het personage in de doorloop monter, met schwung. Moeiteloos schakelt ze tussen de met Brabantse humor doorspekte clausen van de oude moeder en de onbevangen, dertienjarige versie van haar, die met behulp van magisch denken haar vader levend probeert te houden. (Vijf snoepjes heeft ze. Zodra ze het vijfde snoepje in haar mond steekt, zal ze haar vader terugzien, beeldt het kind zich in.)

„Ik wilde mijn moeder beter leren begrijpen”, zegt Wittenbols over zijn stuk. „Dichter in de buurt komen bij het meisje van toen. Maar ik hoop dat het stuk ook haar verhaal ontstijgt, en resoneert met al die andere verhalen over achterblijvers. Verhalen die tot nu toe nog te weinig zijn verteld. Het zijn er zo veel. En ze hebben zoveel teweeggebracht. Ze laten allemaal hun sporen na.”

De steen in mijn mond, door Matzer Theaterproducties. Tekst: Peer Wittenbols. Regie: Madeleine Matzer. Première: 5 mei 2024, in Kamp Vught. Aldaar t/m 18 mei. Tournee t/m 9 oktober. Info: matzer.org


Misschien zit toch God aan het roer? In het werk van superster-kunstenaar Alicja Kwade is alles kenbaar en toch onverklaarbaar

Ze is „nul” spiritueel. In God gelooft ze niet – en als ze het wel zou doen, zou ze zich „schamen”. Aan haar hart en het geluid van haar zestig hartslagen per minuut is niets romantisch te ontdekken. „Mijn hart is gewoon een pomp, een spier”, zegt de in Polen geboren en in Berlijn werkende Alicja Kwade in 2021 stoïcijns tegen het Duitse kunsttijdschrift Monopol.

Kwade (1979) is dan al zo’n vijftien jaar een kunstenaar met superster-status, die met haar elegante, minimalistische en – ja – spirituele installaties de wereld heeft veroverd. Uit haar meer op een fabriek dan een atelier lijkende studio aan de rand van Berlijn rolt het een na het andere werk, vaak als onderdeel van series met merkwaardig lopende klokken, rotsblokken, fossiele bomen, uitgewerkte DNA-profielen, spiegelpaleizen en nog veel meer. De monumentale installaties gaan naar musea, Biënnales en instellingen in New York, Hongkong, Berlijn, naar Chanel in Bahrein, én naar Voorlinden in Wassenaar. Voorlinden heeft als enige museum in Nederland (drie) werken van Kwade in haar collectie.

Dat kostbare bezit vraagt erom in de context van haar oeuvre geplaatst te worden, en dat gebeurt nu op de bijzondere solotentoonstelling Die Notwendigkeit der Dinge (De noodzakelijkheid der dingen). Die titel leest als een lotsbestemming – een interpretatie die Kwade, nuchter, zakelijk, een pietje precies, materie tot op het allerkleinste atoom ontledend, waarschijnlijk verre van zich zou werpen. Maar als iets noodzakelijk is en dus onafwendbaar – wie zorgt daar dan voor? Wie zit er aan het roer? God misschien? Het zijn vragen die de kunstenaar met haar werk oproept, hoe hard ze zich er zelf ook tegen verzet.

De tentoonstelling van Alicja Kwade in museum Voorlinden.
Foto Antoine van Kaam

Samengeperste tijd

Het overzicht in Voorlinden brengt werken vanaf 2009 tot nu bij elkaar, niet alleen binnen de museummuren, maar ook daarbuiten op het gras. Daar staan op hout lijkende keukenstoelen van brons met enorme rotsblokken op en door de zitting heen. Gelijksoortige rotsblokken – „samengeperste tijd” volgens Kwade – hangen ook in een geometrische constructie van glanzend staal vlak na de ingang tot het landgoed. Loodzwaar lijkt vederlicht in MatterMotion | ParaPosition (2024).

Binnen zijn zeven zalen van vloer tot plafond hagelwit ingericht en geschilderd. Het devies: voeten vegen op de beige mat voor de ingang, want niets mag dit witte, geestverruimende paleis besmetten. Van de zeven zalen is er eigenlijk geen één als hoogtepunt aan te merken: dat zijn ze namelijk allemaal. En allemaal vertellen ze een ander verhaal.

In de eerste zaal bijvoorbeeld zijn twee werken bij elkaar gebracht die gaan over tijd en zwaartekracht. Aangezien ik ben opgegroeid met een vader en broer die klokkengek zijn, brengt een klokgewicht op de bodem van de klokkenkast grote onrust bij me teweeg. De klok staat stil – wind hem op! Die onrust heeft Kwade in de eerste zaal van de tentoonstelling tot stilte gemaand.

Als in een uitbundig bloeiende gouden regen hangen klokgewichten in allerlei soorten en maten aan kettingen vanaf het plafond naar beneden. Op een enkeling na staan de gewichten in Durchbruch durch Schwäche (‘Doorbraak door zwakte’ uit 2009/2016) op de grond. Er is geen klok die tikt. En toch verstrijkt de tijd. Dat is te zien aan een grote zandloper aan de muur, die roteert om zijn as. Het zand in Getrennte Stunde (‘Gedeeld uur’ uit 2014), dat van links naar rechts in de glazen peervormen van de zandloper glijdt, blijft aan beide zijden gelijk. De tijd lijkt stil te staan. Met welk doel?

Het is een metafoor voor de hele tentoonstelling. Kwade, kind van een cultuurwetenschapper en een conservator, ontpopt zich in Voorlinden als een fysicus en een klinisch geneticus met poëtisch talent. „Ik beschouw mezelf niet anders dan een steen”, zegt ze in het interview met Monopol. Daarom ontleedt ze in de uit 2019 daterende installatie Gegebenenfalls die Wirklichkeit (‘Mogelijkerwijs de werkelijkheid’) haar eigen dna.

De tentoonstelling van Alicja Kwade in museum Voorlinden.
Foto Antoine van Kaam

Genetische code

Vierduizend A4-tjes met daarop uitgeprint haar genetische code zijn als een minimalistisch behang, van plint tot plafond tegen de muren gespeld. Vierduizend A4-tjes vormen een fractie van de bijna 260 duizend vellen die nodig zijn om Kwade’s complete code te presenteren. De rest ligt in een rij glanzende koperen kasten: je kunt een vel meenemen als bezoeker. Als je goed kijkt naar de letters op die vellen, zie je af en toe een A, G, C of T vet oplichten. Alleen daar wijkt Kwade’s code af van die van u en mij. Slechts 0,1 procent van ons menselijk dna is uniek. Onze veelgeprezen individualiteit is betrekkelijk.

In de catalogus bij de tentoonstelling zegt Kwade: „Ik vind onze wereld absurd. Als je je ervan bewust bent dat je op dit moment met 1600 kilometer per uur en nog eens 29,8 kilometer per seconde in cirkels beweegt, op een stenen bal die door een eindeloze leegte vliegt, met meer dan 8 miljard diertjes die allemaal denken dat ze een persoonlijkheid zijn en die zichzelf allemaal heel serieus nemen – dan kun je alleen maar lachen.”

Zo gedistantieerd is het toch allemaal niet. Aangrijpend en onnadrukkelijk licht Kwade dat toe in een zaal met twee verschillende, maar met elkaar in verband staande installaties. In Gegenwartsdauer (‘Duur van het heden’) uit 2013 zie je grijzig-bruine brokstukken van 65 miljoen jaar oude versteende palmboomstammen op de vloer liggen. Kwade vond ze in de noordelijke Sahara. De brokstukken liggen er als stammen, met de structuur van het hout er nog in, en in kleinere stukjes, soms in poeder. In het tweede werk, Aüßere Beschaffenheit (‘externe aard’) uit 2024, zijn twee bomen bij elkaar gebracht: de één is van hout, de ander is versteend. Een roestvrijstalen buis verbindt ze.

De stammen in hout en in steen zijn gemuilkorfde echo’s van elkaar. Ze communiceren over een voor ons onbevattelijk lange tijdsperiode. De één komt voort uit de ander. De ander reikt terug naar de één en weer vooruit naar de ander – vroeger, lang geleden, maar ook in de toekomst. Alles is kenbaar tot in het kleinste atoom en toch blijft er zoveel onverklaarbaar. Dat is wat Kwade ons laat zien.

https://www.youtube.com/watch?v=Jsaa5NxPC9M


Voormalig wiskundeleraar Piet van Eeghen zet als verlegen personage een sterke eerste cabaretvoorstelling neer

Nee, nee, voel je vooral niet verplicht om te klappen, maant Piet van Eeghen het publiek na afloop van een liedje snel tot stilte. „Ik heb negen jaar als wiskundedocent lesgegeven, dus er is al genoeg voor mij geapplaudisseerd.”

Recentelijk verruilde Piet van Eeghen (37) het lesgeven voor het theater en in 2022 won hij de publieksprijs tijdens het Leids Cabaret Festival. Hoewel er mogelijk ook een goede docent aan hem verloren is gegaan, blijkt in hem in elk geval een interessante cabaretier en podiumpersoonlijkheid te zitten.

De verlichting nabij is een goede debuutvoorstelling, waarin Van Eeghen zich presenteert als een charmante, maar ook verlegen en ongemakkelijke man. Hij vertelt en zingt niet alleen over zijn worsteling om zijn gevoel te uiten, hij laat het ook overtuigend zíén: in gespeeld nonchalante gesprekjes met het publiek, met hakkelende grapjes, terwijl hij soms nog maar net het publiek aan durft te kijken. Van Eeghen laat goed zien dat cabaret meer is dan praten en grapjes maken.

Grappig is hij overigens ook, bijvoorbeeld als hij laat horen hoe hij Dr. Dre in zijn schooltijd van repliek diende in een disstrack. Hij was groot fan van een nummer waarin de Amerikaanse rapper liet horen te kunnen kaarten, maar spelletjesfanaat Van Eeghen wist er nog nét iets meer van. „Hmm, in gangster-omgevingen wordt hier toch anders op gereageerd”, aldus Van Eeghen nadat hij klaar is met zijn nadrukkelijk onhandige en niet zo coole ge-rap. „Maar ook leuk om hier een keer te staan.”

„Niemand verantwoordelijk, dat is nou het mensenras”, zo zingt een onverwachts felle Van Eeghen

Liefde

Heel wat minder ongemakkelijk is Van Eeghen achter de piano. Hij vertelt dat hij liedjes ging schrijven om beter bij zijn gevoel te kunnen. Dat lukt goed. Als hij zingt dat het met de liefde nog niet helemaal lukt, blijkt er nog geen einde te zijn. Zogenaamd probeert hij er een einde aan te improviseren. „Hé, lijkt dit niet op een hitje uit de 19de eeuw?” Mooi stort hij vervolgens zijn hart uit middels Rachmaninov. Van Eeghen blijkt bepaald geen onverdienstelijke pianist.

Ook het hoogtepunt vindt plaats achter de piano. Van Eeghen heeft een ‘realistisch levenslied’ geschreven. Het is daarom niet in voorspelbare vierkwartsmaat geschreven, maar in wisselende maatsoorten. Het resultaat is een lied dat de Annie MG. Schmidtprijs waardig is; het gaat over hoe de combinatie van particulier leed en wereldleed resulteert in een innerlijke spagaat van jewelste. „Niemand verantwoordelijk, dat is nou het mensenras”, zo zingt een onverwachts felle Van Eeghen.

Zelf is het hem ook nog niet gelukt om uit de spagaat te komen die hij zo vaak ervaart in zijn hoofd. Een periode van dwanggedachten en de laatste woorden van schaaklegende Bobby Fischer („Nothing is as healing as the human touch”) leerde hem wel dat hij verlichting vooral moet zoeken in contact met de ander. De verlichting nabij biedt geen bevredigende oplossingen, maar misschien is dat wel zo realistisch.


Het mysterie van de eeuwig jonge Manu Chao openbaart zich in de Rotterdamse Maassilo

Als je het podium al opkomt als winnaar, juichend, schreeuwend, uitbundig alsof je net wereldkampioen bent geworden, dan kun je niet meer verliezen. Manu Chao kwam dinsdagavond in Rotterdam zo op: vol zin, levenslust en energie, en dat zou hij ruim twee uur weten vast te houden tijdens een warmbloedige, magische avond.

Het was een zeldzame glimp van zijn magie, want zoveel tourt Manu Chao niet en dit was pas z’n achtste show in Nederland. Hij speelde in 2013 al eens in Rotterdam, maar dat was een enorm volksfeest met 50.000 mensen. Nu had hij met de Argentijnse gitarist Lucky Salvadori en Spaanse percussionist Miguel Rumbao een akoestisch avondje voor 1700 man gepland in de Maassilo. Maar ingetogen tokkelen op een gitaar, dat is niks voor Manu Chao (62!), bij wie het altijd feest wordt.

Met zijn mouwloze sportshirt, driekwart spijkerbroek, legerpetje en gekreukelde glimlach riep hij ‘¡Uno dos tres cuatro!’ en hup, het was feest. De drie speelden op akoestische instrumenten en ze zaten dan wel, maar hun sound en charisma op dit podium waren genoeg om de tijdloze charme van zijn songs in een stampende mix van ska, rock, punk en wereldmuziek te laten werken alsof ze in een grote festivaltent stonden.

Lees ook
De wildste geruchten gaan rond over Manu Chao, maar wie is hij echt?

De Frans-Spaanse zanger Manu Chao vindt het belangrijker wáár hij optreedt, dan wat hij ervoor krijgt.

Temperatuur opdraaien

Al vroeg werd de sekswerkers-ode ‘Me Llaman Calle’ hard meegezongen, net als ‘La Vida Tombola’, het lieve liedje over zijn held Maradona. Met wat nieuwe songs (er komt later dit jaar een nieuw album) en nummers die van hem of van anderen kunnen zijn, bouwden ze toe naar zijn grote hits, de temperatuur steeds wat opdraaiend. Telkens als een nummer afgelopen leek, zweepten ze het publiek op door het nummer opnieuw te starten, opgeladen met applaus en weer iets energieker en vrolijker. Een trucje, maar wat werkt dat waanzinnig goed.

Als er rond ‘Mala Vida’, de hit van zijn vroegere band Mano Negra, ook nog vier blazers op het podium komen, is circus Chao compleet. In die samenstelling speelden ze wat meer songs van zijn twee eerste soloalbums, maar met dubbele intensiteit. ‘Mentira’, ‘Mr Bobby’, het prachtige ‘Clandestino’ en megahit ‘Me Gustas Tu’ vloeiden allemaal een beetje in elkaar over, vaak aan elkaar gelijmd met het Pinokkio-liedje van Fiorenzo Carpi, dat Chao veranderde in een onweerstaanbare meelaller, hoe vaak het ook terugkwam. ‘Lo lo! Lo lo! Lo-lo lo-lo lo-lolooo’. Het werd een doordenderende trein waar je niet meer uit wilde stappen.

Concert van Manu Chao in de Maassilo. Een stampende mix van ska, rock, punk en wereldmuziek.
Foto Andreas Terlaak

‘I want more!’ scandeert Manu Chao na ruim twee uur spelen

Wildste verhalen

Er hangt altijd mysterie rond Manu Chao, over wie de wildste verhalen gaan. Maar misschien is het grootste mysterie zijn eeuwige jeugd, want wat nou wezenlijk het verschil is tussen de dertiger die Lowlands in 2001 helemaal op zijn kop zette en de zestiger die nu in Rotterdam stond? Een paar kraaienpootjes. Misschien is het zijn levenshouding: iedereen in de armen sluiten, altijd uitkijken naar wie genegeerd wordt door de rest, je idealen nooit verloochenen en genoegen nemen met wat er dan nog overblijft om van te leven.

I want more! I want more!’, scandeerde hij na ruim twee uur spelen zelf. En ook als het licht en de muziek in de zaal al aan is gegaan, blijft hij minutenlang springen en meezingen op het podium – precies zoals hij opkwam – nog eventjes de energie vasthoudend. De wind komt, de wind gaat, en wanneer Manu Chao terugkomt weet je nooit, maar zijn magie is voor altijd.


Als popdiva in de dop komt Tate McRae helemaal tot haar recht in Afas Live, met haar grootste show tot nu toe

‘Het is hier spekglad, net een ijsbaan!”, roept Tate McRae vanaf het podium van de Afas Live in Amsterdam. Nou is een glad podium voor de meeste artiesten al niet handig, maar voor haar al helemaal niet: de twintigjarige Canadese zangeres staat bekend om haar indrukwekkende dansmoves. Gelukkig kan Tate erom lachen: „Ik ga elke show minstens een keer op mijn plaat.”

McRae had al miljoenen streams verzameld met emotionele popballads als ‘You Broke Me First’ (2020) en ‘Chaotic’ (2022), maar het was het uptempo dansliedje ‘Greedy’ dat vorig jaar voor de echte doorbraak zorgde. Het bezorgde haar een groter publiek dan ooit: de volle Afas Live is haar grootste headline show tot nu toe.

Van kinds af aan staat McRae al te zwoegen in dansstudio’s, en dat zie je in de videoclip van ‘Greedy’: in een ijshockeystadion (met een ijsbaan, inderdaad) toont McRae haar soepele moves in verschillende sportieve outfits, haar lange blonde haren in het rond zwiepend. Die bewegingen laat ze in Afas Live ook zien, natuurlijk: openingsliedje ‘Think Later’, een soort 2024-versie van ‘Bad Girls’ (2012) van M.I.A., gaat gelijk gepaard met een krachtige choreografie. McRae wordt veel vergeleken met Britney Spears en Christina Aguilera, en dat zit ‘m vooral in haar dansstijl: eerst snel, dan langzaam, vloeiende bewegingen die tot stilstand komen in sexy poses, en ja, veel zwiepend haar.

Sporty Spice

De meisjes in het publiek – het zijn vooral tieners tussen de 16 en de 20 jaar – reageren op precies de juiste manier: met enthousiast gegil en een instinctieve grijpbeweging richting de telefoon om dit moment vast te leggen. Veel meiden hebben zich gekleed à la Tate: in joggingbroek of footballjersey, maar wel met grote oorbellen of een vintage handtasje. Sporty Spice zou trots zijn.

Sad girl bit got a little boring”, zingt McRae op ‘Cut My Hair’, het openingsnummer van haar nieuwste album Think Later (2023). Op dat album zet ze een stap weg van de emotionele hartenzeerballads waarmee ze als tiener haar carrière begon, en richting een zelfverzekerder, meer dansbare sound. Ze geniet in Afas Live zichtbaar van de momenten waarop ze echt een popster kan zijn; samen met haar dansers gaat ze helemaal op in de choreografie. Toch zijn haar fans nog lang niet klaar met de ‘sad girl bit’. Het zijn juist de emotionele nummers die de grootste reactie losmaken. Bij de eerste noten van ‘Feel Like Shit’ (2022) voel je de collectieve bloeddruk stijgen: dit is míj́n liedje!

McRae zingt haar ballads vol bezieling, soms met de ogen dicht of een nadrukkelijk handgebaar, maar zonder choreografie of dansers. Ook in haar eentje kan ze het podium gemakkelijk bestieren; ze heeft een vanzelfsprekende podiumprésence en veel charisma. Haar stem heeft ook iets Britneyesks: een beetje geknepen, soms zuchtend of fluisterend.

De verhouding tussen ballads en uptempo nummers is ongeveer fifty-fifty; begrijpelijk, gezien het enthousiasme waarmee de langzame liedjes telkens worden ontvangen. Toch zouden nog een paar van die dansliedjes wel welkom zijn. Juist in die dance breaks is Tate McRae het meest magnetisch. Daar laat ze zien wat haar uniek maakt als popdiva in de dop.

https://www.youtube.com/watch?v=To4SWGZkEPk


Laurent Cantet: bevlogen voorman van het nieuwe Franse sociaal-realisme

Op 24 april overleed de Franse filmmaker Laurent Cantet aan de gevolgen van kanker. Hij werd 63 jaar. De intelligente, sociaal betrokken en empathische Cantet maakte de afgelopen 25 jaar enkele zeer geslaagde sociaal-realistische films die uitblonken door hun politieke inslag, humanisme en complexiteit. Zijn opkomst viel samen met een terugkeer van een nieuw, vaak quasi-documentair realisme in de Franse cinema eind jaren negentig en een verschuiving van het portretteren van de bourgeoisie naar de arbeidersklasse – zie ook de vroege films van Bruno Dumont en het oeuvre van de Waalse Dardenne-broers.

Cantets interesse in ongelijke machtsstructuren, de fnuikende werking van het neoliberalisme en de gevolgen ervan voor mensen typeert zijn belangrijkste speelfilms. Hij studeerde aan de befaamde Parijse filmschool IDHEC, waar hij Robin Campillo ontmoette, met wie hij veel samenwerkte.

Gouden Palm-winnaar Entre les murs (2008) behoort tot de beste films over het onderwijs ooit; Cantets beide ouders waren leraren. Een ongekunstelde, genuanceerde en waarachtige film over hoe lastig het is les te geven op een multiculturele school. De leerlingen bevragen alles – waarom moet het onderwerp van een zin Bill heten en niet Rachid? – en spreken de leraar stelselmatig tegen. Entre les murs is de verfilming van een boek van François Bégaudeau over zijn ervaringen als leraar op een overwegend zwarte school, hij speelt in de film een versie van zichzelf. De scholieren zijn echte leerlingen die voor de filmopnames in wekelijkse workshops leerden acteren en improviseren.

https://www.youtube.com/watch?v=4P4HGJ4q0EY

Cantets eerste speelfilm, Ressources humaines (1999), gaat over een bedrijfskundestudent die tijdens zijn stage de fabriek van zijn vader moet voorbereiden op de invoering van de 35-urige werkweek. Aanvankelijk staan vader en zoon tegenover elkaar, maar als blijkt dat de directie de zoon gebruikt om een ontslagronde voor te bereiden kiest hij partij voor zijn vader en de vakbond. In dit opmerkelijke debuut zien we al Cantets kenmerkende onopgesmukte stijl, zijn voorkeur voor niet-professionele acteurs (alleen de bedrijfskunde-stagiair is een ‘echte’ acteur) en het filmen op locatie. Cantet analyseert haarscherp sociale ongelijkheid maar biedt ook een ontroerende blik op een vader-zoonverhouding.

L’emploi du temps (2001) gaat over (de waarde van) werk: de al enige tijd ontslagen Vincent houdt voor zijn vrouw en ouders de illusie in stand dat hij nog werkt. Hij slaapt in zijn auto en telefoneert zijn vrouw vanaf parkeerplaatsen dat hij nog een vergadering heeft. Zoals vrijwel al Cantets personages is Vincent complex. Hij liegt tegen zijn vrouw, maar zegt wel oprecht „ik hou van je” na elk telefoongesprek. Zonder geld geen leven, dus neemt hij op een gegeven moment het aanbod aan om te gaan smokkelen. Toch ook een soort baan, maar een die past bij een vrijbuiter.

Hoewel Vers le sud (2005) zich eind jaren zeventig afspeelt, werd het opnieuw een politiek actuele, sociaal bewogen film over armoede, consumentisme en uitbuiting. Twee witte vrouwen (onder wie Charlotte Rampling) wedijveren op Haïti om de seksuele gunsten van Legba, een zwarte jongen die ze bedelven onder cadeaus en geld. Het lot van Legba interesseert ze eigenlijk niet, ze zijn vooral met zichzelf en elkaar bezig. Met uitzondering van L’Atelier (2017) werden Laurent Cantets latere films door pers en publiek minder enthousiast ontvangen.


Op posters in Oeganda staan Donald Trump en Saddam Hussein er als Rambo op

Zoek de verschillen: de Noord-Koreaanse leider Kim Jong-un en de Amerikaanse oud-president Donald Trump als actiehelden naast elkaar. Op een grote kalenderplaat gedrukt uit de Oegandese hoofdstad Kampala zie je de verschillen niet meteen. Ja, de hoofden zijn verschillend, maar de torso’s van beide mannen zijn die van actiehelden. Als Rambo’s die met geweld ‘problemen’ oplossen, staan ze tegenover elkaar met daar tussenin een enorm wapenarsenaal.

‘The World War III’ is de naam van de poster waarin beiden als gelijkwaardige tegenstanders in een spannend verhaal worden neergezet. Het is slechts een van de vele voorbeelden die in drukkerijen in Kampala worden geproduceerd, en waarvan nu een selectie in de tentoonstelling Robocop in Uganda. Politieke posters als verzet in de Kunsthal Rotterdam is te zien.

Vaak dienen deze posters als nieuwsbron (de stand van de wereld op een poster), andere keren als politieke pin-ups, waarop de helden al dan niet met ontbloot bovenlijf zijn afgebeeld. Niet alleen Trump en Kim Jong-un worden op die manier heldhaftig afgebeeld. Op andere posters zie je ook Osama bin Laden, Moammar Gaddafi of Saddam Hussein met vergelijkbare gespierde lichamen.

Poster uit Oeganda met Osama Bin Laden (midden)
Beeld Nasser Road Designer

Lees ook
De anabole actieheld domineerde in de jaren 80 Hollywood – maar is nu gelukkig vervangen door echtere mensen

Sylvester Stallone in ‘Rambo: First Blood Part II’ (1985).

Westers imperialisme

Het is ongemakkelijk om terroristen of dictators als helden afgebeeld te zien. Ook strookt de manier van afbeelden niet met wat in de 21ste eeuw in het Westen als een actieheld geldt: daar heeft de gevoelige held in de vorm van Barbies vriendje Ken inmiddels de plaats ingenomen van Robocop of Rambo.

Volgens de Belgische politicoloog Kristof Titeca, die dit soort posters sinds 2003 verzamelt en de tentoonstelling in de Kunsthal heeft samengesteld, heeft de keuze voor deze ‘helden’ onder meer te maken met het westers imperialisme dat op deze posters wordt aangepakt. Wat de westerse wereld ziet als aanval op zijn waarden, wordt op de posters juist omarmd als moedig verzet tegen die waarden. Dat deed men in de jaren 2010 bijvoorbeeld door enerzijds Osama bin Laden en Saddam Hussein als held neer te zetten en oud-president George Bush jr. als klein mannetje in zijn bed – terwijl het hoofd van Saddam Hussein door de ramen kijkt. Het ridiculiseren van het Westen geeft macht.

Vooral Saddam Hussein en Bin Laden werden als ‘vechters tegen het westers imperialisme’ op de posters afgebeeld. Het gaat daarbij volgens Titeca niet zozeer om hun religieuze visie of het geweld dat zij gebruikten, maar om het gegeven dat je kan opstaan tegen een dominerende macht.

Ondertussen sta je wel even te kijken als op een poster met historische leiders Gaddafi naast Nelson Mandela staat afgebeeld, of Osama bin Laden, Mahatma Gandhi en George Washinton samen op diezelfde poster staan.

Poster uit Oeganda met Volodymyr Zelensky (links) en Vladimir Poetin (rechts)
Beeld Nasser Road Designer

Draagstoel

Je moet het op een lijn plaatsen van geweld en geweldloosheid in de context van de geschiedenis van het land zien, benadrukt Titeca in de catalogus bij de expositie. In Oeganda gingen machtswisselingen gepaard met militair geweld. Elke nieuwe president werd afgezet met veel geweld. Neem Idi Amin, die naar schatting tussen de 80.000 en 300.000 doden op zijn geweten heeft toen hij tussen 1971 en 1979 president van Oeganda was. Het trauma van die terreur is evident, maar er zijn nog genoeg mensen die bewondering hebben voor deze leider vanwege zijn charisma. Hij maakte de Britten – die Oeganda tot 1962 als kolonie hadden – belachelijk door bijvoorbeeld posters te laten drukken waarop hij zelf zit in een ‘sedan draagstoel’ die door Britse militairen werd getild. Of op een andere poster: Idi Amin als veroveraar van het Britse Rijk waarbij Europeanen voor hem knielen en vlak voordat hij wordt beëdigd. De Britten met humor op de knieën dwingen, dat dwingt bij de Oegandezen nog steeds respect af.

Een speciale plek neemt de Libische leider Gaddafi in. Hij was in Oeganda bij velen lang een held omdat hij niet alleen de huidige president Museveni aan de macht hielp, maar ook geld pompte in de Oegandese economie. De grootste moskee in Oost-Afrika werd met zijn geld in Kampala neergezet. De grootste religieuze minderheid in Oeganda – rond de 15 procent is moslim in dit grotendeels christelijke land – ziet hem nog steeds als de man die opkomt voor hun minderheid in Oeganda. De keerzijde van dit gevecht tegen het Westen wordt overigens ook op de posters verbeeld, zoals op de poster ‘Death has no escape’ waarop Gaddafi, Bin Laden en Saddam Hussein vlak voor hun dood zijn afgebeeld. Op een andere poster van alleen Saddam Hussein staat er ‘Born a Poor Boy, Died a Hero (RIP)’.

Poster uit Oeganda met Saddam Hoessein (midden).
Beeld Nasser Road Designer

Nieuwsberichten

De posters fungeren ook nog als nieuwsberichten. ‘Taliban Takeover’ luidt een van de opschriften. Hier gaat het niet om een verheerlijking van de Taliban; naast leiders van de Taliban (in hun eigen kleren en niet extra gespierd) staan ook foto’s van geweld en vluchtende Afghanen afgebeeld. Op een kalender uit 2023 staan Zelensky en Poetin (wel beide als actiemannen afgebeeld) tegenover elkaar, terwijl er in kleine beelden een samenvatting wordt gegeven van het geweld, een kaart van Oost-Oekraïne, en Amerikaanse en Chinese ontmoetingen. Aan welke kant de makers van de posters staan in het conflict spreekt er niet uit. In een land waar veel mensen geen tv hebben zijn ze een manier om wereldnieuws te brengen, aldus Titeca.

Niet alleen de wereldpolitiek komt aan bod, ook filmsterren of lokale politici zijn afgedrukt. President Museveni als actieheld en ook zijn opponent Bobi Wine worden verheerlijkt als sterke mannen met gespierde lichamen en een arsenaal aan wapens. De posters hebben een dermate grote impact dat Museveni, die al sinds 1986 aan de macht is, vlak voor de laatste verkiezingen de drukpersen in beslag liet nemen waarop deze posters worden gemaakt. Degenen die de posters met Bobi Wine hadden gemaakt werden opgepakt, de posters die de regering niet welgezind waren, werden vernietigd.

Dit wereldbeeld waar dictators en terroristen als clichéhelden worden neergezet, mag op zichzelf verontrustend zijn. Maar wanneer je rol als brenger van ‘nieuws’ zo wordt ingeperkt, blijkt het toch noodzakelijk.