Manoeuvres van Abiy Ahmed destabiliseren heel Oost-Afrika

Een militair treffen in een omstreden grensgebied tussen twee deelstaten in Noord-Ethiopië deed onlangs de alarmbellen rinkelen bij westerse ambassades in de hoofdstad Addis Abeba. Begin april bevochten de legers uit de deelstaten Tigray en Amhara elkaar bij het stadje Alamata. Volgens de Verenigde Naties raakten er vijftigduizend burgers ontheemd. Alweer een oorlog betekent een forse escalatie in de ontrafeling die Ethiopië ondergaat sinds Abiy Ahmed in 2018 premier werd.

Ethiopië is met tachtig etnische groepen altijd een fragiele natie geweest. Nu barst het land aan alle kanten uiteen. Wat een ironie dat juist onder het bewind van Abiy Ahmed, in 2018 gelauwerd met de Nobelprijs voor de Vrede, veel van de oorlogen zijn begonnen.

Ethiopië is een strategisch gelegen land in de Hoorn van Afrika. Wat er gebeurt in de hooglanden van Ethiopië, met 120 miljoen inwoners, heeft effect op de omringende laaglanden in Soedan en Somalië, evenals aan de andere kant van de Rode Zee. De Verenigde Arabische Emiraten (VAE) zijn door hun wapenleveranties en financiële steun aan Abiy Ahmed een belangrijke factor geworden in niet alleen Ethiopië, maar ook Soedan.

Geweld in Tigray en Amhara

De nieuwe spanningen zijn een vervolg op de grote oorlog tussen 2020 en 2022, toen het Ethiopische regeringsleger samen met Eritrea en regionale strijdkrachten uit Amhara vocht tegen het leger van Tigray, dat toen het onderspit delfde.

Dat was de bloedigste oorlog tot nu toe deze eeuw. Er kwamen tussen een half miljoen en 800.000 burgers en militairen om, een miljoen Tigreeërs belandden in ontheemdenkampen. Volgens de Verenigde Naties hongerden de Ethiopische en Eritrese legers in Tigray de bevolking uit door voedselhulp te weigeren. En ze saboteerden de landbouwsector, waarna de oogst halveerde en nu ruim twee miljoen burgers op de rand van hongersnood balanceren. Abiy Ahmed liet soldaten van de militie Fano uit de deelstaat Amhara meedoen aan de strijd in Tigray met de belofte van land en oorlogsbuit. De militieleden namen grote delen van het westen en zuiden van Tigray in en verdreven daar de Tigrese burgers. Verscheidene mensenrechtenorganisaties noemden het etnische zuiveringen. Aan deze desastreuze oorlog kwam met het akkoord van Pretoria, eind 2022, een einde.

De oorlog in Tigray leidde vrijwel onmiddellijk tot alweer een gewelddadig conflict, deze keer in Amhara. Abiy Ahmed betrok Fano en andere ingezette Amhaarse strijdkrachten niet bij het vredesakkoord. Toen zij zijn bevel om te ontwapenen negeerden, trokken ze het platteland op en gingen tegen de centrale regering in Addis Abeba vechten. Behalve deze oorlog in Amhara vechten ook opstandelingen in het woongebied van ’s lands grootste bevolkingsgroep, de Oromo’s, tegen de premier.

Somaliland

Ook buiten Ethiopië laat de wispelturige Abiy Ahmed van zich horen. Een grote ruzie met Somalië ontstond begin dit jaar toen de premier onverwachts een deal sloot met Somaliland, een deel van Somalië dat zich in 1991 eenzijdig onafhankelijk verklaarde. In ruil voor een stuk grond van vijftig vierkante kilometer langs de Rode Zee, ten behoeve van een Ethiopische marinebasis, beloofde Ethiopië als enige Afrikaanse staat Somaliland te erkennen. Abiy Ahmed wil een militaire aanwezigheid naast de Verenigde Staten, China en Frankrijk, die al militaire bases langs de Rode Zee en de Golf van Aden hebben. De premier riep met de deal een golf van diplomatieke verontwaardiging over zich af.

Lees ook
Abiy Ahmed veroorzaakt nieuw etnisch conflict in Ethiopië door spanningen aan te wakkeren

De stad Lalibela in de regio Amhara, Ethiopië.

De Somalische president Hassan Mohammed ontstak in woede. Volgens hem is het niet erkende Somaliland niet bevoegd om een overeenkomst met Ethiopië sluiten. Hij riep zijn ambassadeur uit Addis Abeba terug en verklaarde zich bereid om een oorlog met Ethiopië te beginnen. Zo’n oorlog, hoewel onwaarschijnlijk gezien de zwakte van het Somalische leger, kan de gemeenschappelijke strijd van alle landen in de regio tegen de terreurgroep Al Shabaab in Somalië verzwakken.

Vervolgens zette Puntland, een semiautonome deelstaat van Somalië, zijn deelname stop aan de federale Somalische regering wegens een meningsverschil over een grondwetswijziging. Ethiopië reikte onmiddellijk Puntland de hand. Somalië reageerde door de Ethiopische ambassadeur in de hoofdstad Mogadishu uit te zetten. Zo raken de onderlinge verhoudingen tussen staten en deelstaten in de regio door Abiy Ahmeds wilde gemanoeuvreer overhoop.

Soedanese vluchtelingenkinderen rennen in de richting van de rook die op 29 februari 2024 van een brand komt die een tent in het vluchtelingenkamp Kumer, nabij Maganan, op zeventig kilometer van de Soedanese grens in de Ethiopische Amhara-regio, in vlammen deed opgaan. Nadat ze aan een woedende oorlog thuis waren ontsnapt, worden Soedanese vluchtelingen in Ethiopië geconfronteerd met meer conflicten en onveiligheid nu het grensgebied van Amhara wordt geplaagd door onrust en schermutselingen waarbij de Ethiopische Nationale Defensiemacht strijdt tegen een etnische Amhara-militie die bekend staat als ‘Fano’.
Foto Michele Spatari / AFP

Antipiraterijbrigade

Zijn troefkaart is de steun van de VAE. Dat kleine maar financieel krachtige land investeerde de afgelopen tien jaar volgens het blad Africa Confidential 56 miljard euro in Afrika en beloofde onlangs nog eens 9,3 miljard voor groene energie. De VAE behoren met China, Amerika en de Europese Unie inmiddels tot de grootse donoren van het continent. Rond de Rode Zee beheert het havens, zoals Berbera in Somaliland en Bosaso in Puntland, en het land zette er een antipiraterijbrigade op.

Ook militair worden de VAE steeds belangrijker. Wapenleveranties, in het bijzonder drones, aan Abiy Ahmed gaven twee jaar geleden de doorslag bij de oorlog in Tigray. Dat geldt ook voor Soedan. Over een luchtbrug naar Tsjaad werd zo veel militair wapentuig vervoerd naar de opstandige generaal Hemedti dat zijn paramilitaire Rapid Support Forces de overhand kregen in de Soedanese burgeroorlog. De VAE werken ook samen met militaire facties in Libië en Jemen.

Egypte, Saoedi-Arabië, Eritrea en Somalië zien de groeiende invloed van zowel de VAE als Ethiopië met argusogen aan. Zij steunen Soedans president generaal Burhan in de oorlog tegen Hemedti. Zo is de Hoorn van Afrika onstabieler geworden dan ooit in de afgelopen kwart eeuw.


Premier Sánchez blijft toch aan – en stijgt fors in de peilingen

Vijf dagen lang hield de Spaanse premier Pedro Sánchez het land in een houdgreep. Zou hij opstappen of blijven? Over die vraag moest hij nadenken nadat er vorige week een corruptieonderzoek was geopend naar zijn vrouw, Begoña Gómez Fernández. Het onderzoek werd aangezwengeld door de radicaal-rechtse pseudo-vakbond Manos Limpias (Schone handen), die klachten had ingediend bij de rechtbank op basis van inmiddels gerectificeerde nieuwsartikelen.

„Mijn vrouw en ik weten dat deze lastercampagne niet zal stoppen. We hebben er al tien jaar last van”, sprak Sánchez ogenschijnlijk aangedaan in een toespraak maandagochtend op de trappen van het Palacio de la Moncloa in de hoofdstad Madrid, waar de Spaanse premier woont en werkt. Even leek het erop dat hij zijn vertrek zou aankondigen. Dat gevoel werd versterkt doordat Sánchez eerder die ochtend was langsgegaan bij koning Felipe VI. „Het doet pijn om in deze situatie te leven, en ik wens het niemand toe.”

Sánchez verrast wanneer hij een ommezwaai maakt met zijn betoog. „Maar we [mijn vrouw en ik] kunnen het aan.” De premier zegt met „meer kracht” zijn ambt te willen oppakken en de democratie te willen verdedigen, en kondigt daarom een „schoonmaakoffensief” aan, zonder uit te leggen wat de concrete plannen zijn. Sánchez blijft naar eigen zeggen aan als premier door de steun die hij de afgelopen dagen heeft mogen ontvangen.

Theater

In het presidentiële complex klonk een feestelijke kreet, maar in het land wordt verward gereageerd. Waar hebben we naar zitten kijken, vragen analisten en commentatoren zich af. Een heldendaad, vinden zijn aanhangers. Een daad van narcisme, volgens tegenstanders.

„Als de premier er geen probleem mee heeft om belachelijk over te komen, kan hij ervoor gaan. Maar het feit dat hij de rest van mijn land meesleept, laat zien dat de Spanje geen premier heeft die de burgers waardig is”, zei de rechts-conservatieve oppositieleider Alberto Núñez Feijóo (Partido Popular). „Sánchez houdt 48 miljoen Spanjaarden voor gek en gebruikt zelfs de koning als een van zijn acteurs in dit theaterstuk.”

De leider van radicaal-rechtse partij Vox, Santiago Abascal, noemt Sánchez een „losgeslagen autocraat” en zei dat de premier „doorgaat met zijn staatsgreep”. Abascal roept de grotere Partido Popular op om in verzet te gaan.

Tegelijkertijd kan de premier rekenen op veel steun van linkse partijen, die pleitten voor een einde aan de aanvallen van rechts.

Politieke winst

Het is nog te vroeg om te beoordelen wat de premier op lange termijn van plan is met zijn actie, maar de eerste resultaten zijn al bereikt. De partij van Sánchez, de PSOE, schoot maandagmiddag omhoog in de landelijke peilingen, van 24,2 naar 38,6 procent, en komt daarmee op een voorsprong van bijna tien procentpunt op de Partido Popular. Ook in Catalonië, waar op 12 mei regionale verkiezingen worden gehouden, veroverde de socialistische partij de eerste plaats in de peilingen.

Sánchez lijkt de vijf dagen bedenktijd over zijn premierschap te hebben gebruikt om het electoraat te mobiliseren in het licht van de Catalaanse en Europese verkiezingen. Zelf zei de premier dat zijn besluit niet rustte op politiek gewin.

Dit is „het scenario dat niemand had verwacht”, zegt parlementair verslaggever Carlos Hernández van de onlinekrant elDiario.es. „Geen motie van wantrouwen. Niks. Pedro Sánchez in zijn puurste vorm. De helft van Spanje haalt nu weer gemakkelijk adem, terwijl de andere helft moet wachten op het herwinnen van de macht.” Of er een motie van wantrouwen in het parlement komt, moet de komende dagen duidelijk worden. Maar ook daarop lijkt Sánchez berekend te zijn, want volgens peilingen wint hij die motie makkelijk.

Sánchez heeft vaker laten zien onvoorspelbaar te zijn. Zo kwamen de vervroegde verkiezingen van vorig jaar ook als verrassing. De Partido Popular ging aan kop in de peilingen, maar toch riskeerde Sánchez zijn positie. Gekkenwerk, zo leek het, maar hij slaagde er tegen alle verwachtingen in om aan de macht te blijven.

Sanchez licht besluit toe

Maandagavond schoof de premier aan bij de publieke omroep om uitleg te geven over de afgelopen vijf dagen. Volgens de president was het gerechtelijk onderzoek naar zijn vrouw na tien jaar ‘non-stop’, met verkiezingen, pandemieën en oorlogen, „de druppel die de emmer deed overlopen”. Hij noemde de aanvallen van rechts een moddermachine die maar blijft draaien.

„Wat ik woensdag deed was mijn gevoelens delen met het land. Ik wilde uitleggen hoe ik me na tien jaar voel. Op persoonlijk en professioneel vlak.” Sánchez wilde vijf dagen de tijd nemen om te reflecteren in een „intieme omgeving”. Volgens hem waren die vijf dagen ook nodig zodat het land kon reflecteren. „Ik ben niet de enige die deze aanvallen doormaakt. Andere politici, maar ook journalisten zijn voortdurend het slachtoffer. Journalisten die ergens gaan eten, worden uitgescholden. Dit raakt niet alleen mij, maar ook het volk en de democratie.”

Op de aantijgingen van de oppositie dat Sánchez een politieke agenda heeft, reageerde hij lichtelijk geïrriteerd. „Wat we nu zien met die lastercampagnes die gebaseerd zijn op valse informatie, is dat ze de geloofwaardigheid van de instituties in twijfel trekken. Ze schoppen tegen de democratie. En dit gebeurt niet alleen in Spanje. We zien het in, Rusland, in de Verenigde Staten en ga zo maar door. De Westerse democratieën zijn in gevaar. We hebben te maken met agressie die ons werk in gevaar brengt. En dat is alarmerend.”

Het besluit om aan te blijven komt naar eigen zeggen door de massale steunbetuigingen die hij het afgelopen weekend heeft ontvangen. „Ten gunste van de bescherming van de democratie.”

(Dit artikel is rond 22u aangevuld met de opmerkingen van Sánchez op de Spaanse tv.)


Jihyun Park, verkiezingskandidaat in Engeland: ‘Noord-Korea is de hel. In het VK heb ik voor het eerst geluk ervaren’

„We moesten vaak wel achttien uur per dag onder dwang werken in de landbouw, met weinig slaap en eten. We hadden niet eens schoenen!” vertelt Jihyun Park (56) over haar tijd in een Noord-Koreaans strafkamp. Daar belandde ze in 2004 nadat ze naar haar geboorteland was teruggestuurd vanuit China. „We werden toegeschreeuwd en geslagen. Ons leven was slechter dan dat van een dier.”

Precies twintig jaar later vertelt Park vanuit Bury, een voorstad van Manchester, over haar politieke campagne. Op 2 mei hoopt ze bij de regionale Britse verkiezingen gekozen te worden als ‘councillor’, een soort raadslid, voor de gemeente Bury East. Als dit haar lukt, wordt ze de eerste Noord-Koreaanse vluchteling die buiten Zuid-Korea tot een politiek ambt is verkozen. Ze is kandidaat namens de Conservatieve Partij, waarvan ze in 2017 lid werd na het Brexit-referendum.

„Noord-Korea is echt de hel. Er is daar een culturele genocide gaande: alle échte informatie en taal moeten wijken voor hun propaganda, alle menselijke taal wordt gesmoord ten koste van de politieke taal van het regime”, zegt Park ernstig. „Na zestien jaar in het Verenigd Koninkrijk kan ik wel zeggen dat het hier de hemel is. Hier kan ik voor het eerst vrij spreken. Hier heb ik voor het eerst echt geluk ervaren.”

Het kostte Jihyun Park tien jaar om van Noord-Korea naar het Verenigd Koninkrijk te komen. In 1998 stak ze met een aantal familieleden de grens over naar China. Kort ervoor was haar oom in Parks bijzijn aan de honger gestorven. In de jaren negentig kostte een hongersnood het leven aan honderdduizenden Noord-Koreanen, sommige schattingen gaan zelfs uit van meer dan een miljoen doden.

„Vrijheid speelde toen geen enkele rol in onze vlucht”, zei Park. „We wisten niets over vrijheid, ook niets over China trouwens. Dat was zogenaamd ook een communistisch land, maar het was totaal anders. Mensen aten rijst, eieren en varkensvlees op normale dagen.” In Noord-Korea zouden dat ongekende luxes zijn. „Aan de andere kant van de grens stierven mensen van de honger.”

Mensensmokkelaar

De vreugde was voor korte duur. Park werd door een mensensmokkelaar als bruid verkocht aan een Chinese man, een praktijk die veel voorkomt in China. In veel regio’s is een tekort aan vrouwen, vanwege de eenkindpolitiek die decennialang zorgde voor een voorkeur voor de geboorte van jongetjes. „Mensen die andere mensen verkopen, ik kan nog steeds woest worden van het idee alleen al”, zegt Park met vuur in haar stem.

Voor haar was het niet alleen een idee. Vijf jaar lang was ze het eigendom van een Chinese man, die niet alleen losse handjes had, maar ook weigerde te werken en een gok- en drankprobleem had. De moeder van de man had zelfs het lef om bij Park in te wrijven dat ze „zo veel geld had gekost”, waardoor ze ook nog onbetaald aan het werk werd gezet. De man had seks met Park wanneer hij daar zin in had, zijzelf had daar niets over te zeggen. In 1999 werd haar zoontje Chol geboren.

„Toen mijn zoon geboren werd, kreeg hij geen identiteitsbewijs, hij was staatloos”, vertelt Park. Zoals Chol zijn er veel kinderen in China. „Het is ook een duistere communistische plek. Ze werken samen met Noord-Korea en sturen mensen terug daarheen, naar de hel.”

Dat laatste overkwam Park ook. Ze werd opgepakt in China en zonder haar zoon teruggestuurd naar Noord-Korea. Ze verrichte een paar maanden dwangarbeid, maar werd het strafkamp uitgezet toen ze gangreen in haar been ontwikkelde – mogelijk vanwege de zware arbeid op het land op blote voeten. De kampleiders wilden niet nog een dode ingezetene op hun naam hebben, dus ze werd vrijgelaten. Er werd haar op sardonische wijze te kennen gegeven dat ze buiten de kampmuren alsnog snel zou sterven.

Haar gangreen bleek haar redding. Park herstelde met de hulp van een dorpsarts en vluchtte opnieuw de grens over. Daar wist ze haar zoon te vinden. „Hij was zo smerig, als een zwerfkind”, herinnert ze zich. Ze probeerde de grens met Mongolië over te steken met een groep andere vluchtelingen, maar raakte verdwaald in de Gobi-woestijn en moest terugkeren. Iets moois hield ze wel aan de hachelijke reis over: „Daar heb ik mijn latere echtgenoot Kwanghyun ontmoet.” Ze wonen nu samen in Bury met hun drie kinderen. In 2022 publiceerde ze een boek over haar vlucht: The Hard Road Out. One Woman’s Escape from North Korea.

Bevoorrecht

Terug in China ontmoetten de twee een Koreaans-Amerikaanse dominee, die hen via de Verenigde Naties („had ik nog nooit van gehoord”) de kans bood naar een ander land te vluchten.

De meeste Noord-Koreanen vluchten naar Zuid-Korea, maar Park kiest voor Engeland. „Ik dacht: mochten we teruggestuurd worden naar Noord-Korea, is de kans op zware straffen lager dan als we naar de Verenigde Staten of Zuid-Korea waren gevlucht”, zegt ze, al is ze sindsdien teruggekomen op die inschatting. „Ik denk dat we hoe dan ook zwaar gestraft waren.”

Herhaaldelijk merkt Park op hoe goed ze het heeft in het Verenigd Koninkrijk, maar dat ging niet vanzelf. Toen Park in 2008 in het land arriveerde, sprak ze geen woord Engels. Sterker nog, ze wist niet eens wat het Verenigd Koninkrijk of Groot-Brittannië betekende.

De taal leren was de eerste jaren het grootste obstakel. „Maar we zagen dat onze buren en winkelpersoneel heel vriendelijk en beleefd tegen ons waren, ons altijd begroetten”, zei Park, wat onvergelijkbaar was met Noord-Korea of China. „Daarom bleven we positief en gaven we niet op.”

Inmiddels werkt ze fulltime als mensenrechtenactivist voor Noord-Korea. Ook hielp ze de afgelopen tien jaar andere Noord-Koreanen met de Engelse taal en de integratie in de Britse samenleving. Er leven naar schatting zeshonderd Noord-Koreaanse vluchtelingen in het Verenigd Koninkrijk, hun kinderen meegeteld.

Met haar activisme hoopt Park vooral de levens van de circa 25 miljoen Noord-Koreanen te verbeteren die niet Kim Jong-un heten. „Het leven daar is nooit verbeterd voor de burgers”, zegt ze. „Ik identificeer me nog steeds als Koreaan. Een deel van mij is nog daar, een ander deel hier in het vrije Westen.” Ze hoopt nog mee te maken dat Kim Jong-un en zijn regime zich moeten verantwoorden voor het Internationaal Strafhof in Den Haag.

Ze richt zich echter ook nadrukkelijk op burgers in westerse democratieën. „De vrijheid die we hier hebben is niet vanzelfsprekend, die moet je beschermen”, zegt ze. „Als mensen niet eens gaan stemmen, denk ik wel eens: weet je wel hoe bevoorrecht je bent om überhaupt te mogen stemmen?”

Een vrouwelijke premier

Jihyun Park werd in 2017 lid van de Conservatieve Partij, uit bewondering voor Theresa May. „Een vrouwelijke premier, dat vond ik bijzonder”, vertelt ze. „Ik steun ook de conservatieve normen en waarden en zet me daar graag voor in.” Kritiek heeft ze uiteraard ook gehad. Mensen zeiden zelfs dat ze niet snapten dat ze als vluchteling uit een dictatuur lid werd van een ‘autoritaire’ partij.

„Als ik dat hoor, leg ik even haarfijn uit wat leven onder totalitarisme écht inhoudt”, aldus Park. „De Conservatieve Partij, maar ook andere partijen, zetten zich allemaal in voor de Britse burgers, voor de mensen. Dat bestaat in Noord-Korea helemaal niet: daar denkt de overheid alleen maar aan de familie Kim.”

De coronapandemie, die hard toesloeg in het Verenigd Koninkrijk, wakkerde haar burgerzin aan. „Mensen zaten eenzaam thuis, terwijl hun familieleden stierven”, herinnert ze zich. „Ik weet nog hoe in de jaren negentig veel mensen in Noord-Korea omkwamen tijdens de hongersnood. Dat is misschien niet hetzelfde, maar met dat gevoel wilde ik me alsnog inzetten.” Ze verzamelde mondkapjes voor verpleeghuizen en wijkbewoners. „De mensen hier hebben me zo geholpen, ik wil wat terugdoen”, zegt Park. „Dat is ook waarom ik de politiek in ben gegaan.”

In 2021 deed ze voor het eerst een gooi naar een positie als raadslid, de twee jaren erop probeerde ze het opnieuw. „Ik ben drie keer niet gekozen, maar ik heb geen spijt”, lacht Park. „Voor mij voelde het als een overwinning om steeds weer mee te doen. Iedere keer leerde ik nieuwe vaardigheden.” De gemeente Bury East stemt traditioneel met een flinke meerderheid voor de Labour-partij.

Vuilnis

Een duidelijk programma heeft ze niet. „Ik zie de functie van raadslid als een soort lokale leider in mijn omgeving”, legt Park uit. Daarom luistert ze vooral naar wat de wensen en klachten van haar buurtgenoten zijn, om op basis daarvan aan de slag te gaan. „Er zijn hier veel scholen, dus ik wil kijken naar het onderwijs in de regio”, zegt ze. Op veel plekken schijnt het vuilnis niet altijd te worden opgehaald. „En je weet: Britten zijn er gek op om ieder weekend in parken en de natuur door te brengen.” Daarom verzet ze zich tegen plannen om appartementen te bouwen in een groengebied. „Ik snap dat woningen nodig zijn, maar daarmee ontnemen we mensen hun mooie momenten.”

Bijzonder vindt ze het ook de vierde keer nog steeds. „Ik ben geboren in Noord-Korea en leefde jarenlang in China, daar interesseert het niemand wat ik denk of vind. Hier in het Verenigd Koninkrijk kan ik me verkiesbaar stellen en wensen mensen me geluk op straat.”

Parks oudste zoon Chol is inmiddels 25, haar jongste is elf. Ze steunen haar politieke ambities allebei. „In dit land wordt de politiek geplaagd door veel schandalen”, zegt Park. „Ik heb mijn kinderen gezegd dat ik niet op zoek ben naar geld of rijkdom. Het gaat mij om jullie vrijheid, jullie toekomst en die van jullie kinderen. Die wil ik helpen beter te maken.”


Hoe Pétit Jérusalem relatief gespaard blijft van antisemitisme

Bouwvakker Shay Benzaken (24) is een echte Parijzenaar, maar liever is hij hier, in de vijftien kilometer noordelijker gelegen stad Sarcelles. „Veel familieleden wonen hier. Het is rustiger. De lucht is schoner”, zegt hij voor de deur van buurtcafé Amigos. Maar vooral: in Sarcelles voelt hij zich veilig. „Ik heb een tête de juif, je ziet aan mijn hoofd dat ik Joods ben”, zegt Benzaken, terwijl hij een sigaret aansteekt met die van een vriend. Het is Pesach, dus hij mag geen aansteker gebruiken. „In Parijs krijg ik vuile blikken, gevuld met Jodenhaat. Hier bestaat dat niet.”

‘Hier’ is de Joodse wijk van Sarcelles – ook wel petit Jérusalem genoemd. In deze stad met een kleine zestigduizend inwoners wonen zeker tienduizend Joden. In winkels worden Hebreeuwse boeken en koosjere producten verkocht, op affiches wordt reclame gemaakt voor koosjere bedden. Mannen dragen keppeltjes, hoeden en baarden; onder hun colberts piepen tzitzit (joodse gebedsdraden) uit, veel handen dragen tora’s. Vrouwen dragen pruiken die glimmen in de voorjaarszon.

Op deze zonnige ochtend is het de tweede dag van Pesach, waarbij het einde van de joodse slavernij in Egypte wordt gevierd, en verzamelt zich een dertigtal feestelijk geklede gelovigen voor de Grote Synagoge. Kinderen met keppeltjes rennen tussen volwassen benen door. „Dit zou je in Parijs niet snel zien”, zegt Benzaken – zwart bomberjack, zonnebril met blauwe glazen. „Als je daar naar de synagoge gaat, schiet je zo snel mogelijk naar binnen en ga je na de dienst meteen weer weg. Maar hier kunnen we rustig samen zijn.”

Lees ook
Nederlandse Joden ervaren nu ‘dubbel onbehagen’

Thuis bij Joram Rookmaaker, rabbijn van de Liberaal Joodse Gemeente in Amsterdam, tijdens de sjabbat.

Antisemitisme na 7 oktober

Het vertrouwen is opvallend in een tijd waarin religieuze spanningen hoogtijdagen vieren. Sinds de terreuraanvallen van Hamas op Israël op 7 oktober en de oorlog die Israël daarna in Gaza begon, nam het aantal antisemitische incidenten in Frankrijk fors toe. In 2023 werden bijna 1.700 antisemitische daden geregistreerd, veruit de meeste in de laatste drie maanden – ruim 1.200 meer dan in 2022. Franse Joden zien vooral een toename van antisemitisme uit pro-Palestijnse en dus vaak islamitische hoek.

Ook in Sarcelles, een met flats gevulde voorstad van Parijs waar naast de aanzienlijke Joodse gemeenschap duizenden moslims wonen, bestond de vrees dat ‘7 oktober’ tot onrust zou leiden, zegt de socialistische burgemeester Patrick Haddad (50) in zijn sobere kantoor. „Een paar dagen waren alle Joodse restaurants uitgestorven, één dag bleven de Joodse scholen dicht omdat er een gerucht rondging van een ophanden zijnde aanslag.”

Maar er gebeurde niets. Of nou, bijna niets. „We hebben sinds 7 oktober vijf of zes incidenten gehad en twee aangiftes”, zegt Haddad. Op een gebouw waren antisemitische teksten geklad en twee mezoeza’s (tekstkokertjes die sommige joodse families aan hun deurposten hangen) werden weggerukt. Inwoners vertellen dat een paar keer ‘Free Palestine’ in de Joodse buurt is geschreeuwd. „Maar de rust is relatief bewaard gebleven.”

Beveiliging en samen opgroeien

Hoe dat kan? In eerste plaats omdat de beveiliging is opgeschroefd. „De eerste weken was er veel angst in de Joodse gemeenschap omdat het gevoel was ontstaan dat Joden nergens veilig zijn – zelfs niet in Israël”, zegt Haddad. „Dit gevoel werd versterkt door de opleving van antisemitisme. Om mensen gerust te stellen, plaatsten we wekenlang permanent agenten voor de deuren van Joodse scholen en andere leefplekken voor Joden – en nog steeds is er verhoogde beveiliging.”

Dit is te merken bij de met een hoog hek afgeschermde Grote Synagoge, waar politieagenten de verslaggever en fotograaf binnen vijf minuten om identificatie komen vragen. Vanwege de Pesach-viering staan vier in het zwart geklede mannen te posten rond het gebedshuis. „Dankzij hen voelen we ons veilig”, zegt taxichauffeur Philippe (66) – hij wil net als enkele andere gelovigen niet met zijn achternaam in de krant vanwege de gevoeligheid van het onderwerp. Bouwvakker Julien (40): „Als iemand al wat zou proberen te flikken, weet hij dat hij gepakt wordt.”

Maar vooral is het in Sarcelles rustig omdat de verschillende religieuze gemeenschappen elkaar kennen en samenleven, zegt bijna iedereen. „Je hebt hier moslims, boeddhisten, christenen en joden zoals wij”, zegt Benzaken – in totaal worden er door negentig nationaliteiten in ieder geval zeven verschillende religies beleden in de stad. „We zijn broers, vrienden – we vormen één gemeenschap.” Zijn collega, bouwvakker Shay Levi (25), zegt dat 60 procent van zijn vriendengroep uit Sarcelles joods is, de rest is moslim of iets anders. „We kennen elkaar al jaren en hebben geleerd hoe we naast elkaar kunnen bestaan.”

Benzaken denkt dat begrip voor de standpunten van anderen daarbij cruciaal is. „Wij steunen ons land, dat nu in oorlog is. En we snappen heel goed dat Palestijnen hún land steunen.” Levi: „Over sommige dingen zijn we het binnen mijn vriendengroep oneens, zoals wat de juiste oplossing is voor het Israëlisch-Palestijnse conflict. Dat hebben we jaren geleden al ontdekt, dus daar praten we niet meer over.”

Ook Fransen die van buiten Sarcelles komen, merken het verschil. Zoals de 49-jarige Sarah Aydin, een moslima uit het noordelijker departement L’Oise, die sinds een paar jaar achter de bar werkt bij Amigos, midden in de Joodse wijk. „Toen ik hier kwam, was ik bang, ik dacht dat Sarcelles een gevaarlijke stad was.” Hierbij speelde mee dat in haar moskee in L’Oise over Joden werd gezegd dat ze „de vijand” zijn, fluistert ze over de bar. „Maar niemand heeft me meer geholpen dan de Joden die ik hier heb ontmoet.”

Sarah Aydin werkt in Sarcelles, maar woont ergens anders. Ze rijdt iedere dag een uur om bij haar werk – de bar Amigos – te komen.
Foto Valentina Camu/Divergence

Inmiddels woont Aydin niet meer in Sarcelles, maar haar baan bij Amigos houdt ze aan – ze rijdt er iedere werkdag een uur voor. „Ik ben onderdeel van de gemeenschap geworden”, zegt ze. Tijdens het gesprek komen meermaals klanten binnen die Aydin liefkozend bij haar voornaam noemen. „Ik ben voor hen als een moeder, een zus.”

Lees ook
Bij niet-politieke mars tegen antisemitisme in Parijs gaat het vooral over politiek

Franse politici, onder wie oud-president Nicolas Sarkozy, parlementsvoorzitter Yaël Braun-Pivet, Senaatsvoorzitter Gérard Larcher, premier Élisabeth Borne en oud-president Francois Hollande, bij de mars.

Gedeelde afkomst

Wat meespeelt, is dat Sarcellois van verschillende geloven vaak hun afkomst delen. Veel Joden in deze stad hebben hun wortels, net als de meeste Franse moslims, in oud-koloniën als Tunesië, Algerije of in het voormalige Franse protectoraat Marokko. Vanaf de jaren zestig kwamen Joden uit Noord-Afrika in groten getale naar Frankrijk vanwege de dekolonisatie en toenemende religieuze spanningen in het gebied.

„Mijn vader was een Duitse Jood die naar Marokko was gevlucht, mijn moeder een Marokkaanse Jodin”, vertelt de gepensioneerde communicatiemedewerker Georges Seligmann (68) bijvoorbeeld voor de Grote Synagoge – af en toe komt een kennis voorbij die hem met twee kussen groet. „Ik ben geboren in Marokko en ken de Arabisch-islamitische cultuur als geen ander. Voor een Nederlandse Jood zou het misschien anders zijn.”

Een goede vriend van Seligmann is Nabil Koskossi (48), een islamitische gemeentemedewerker die in het verleden pro-Palestijnse demonstraties organiseerde. „We belijden een ander geloof, maar we hebben dezelfde humor, we eten dezelfde gerechten, we dansen op dezelfde manier, we luisteren naar dezelfde muziek”, vertelt hij in een wat vervallen winkelcentrum in het centrum van Sarcelles. „Dat verbroedert.”

Nabil Koskossi in gesprek met een van de ontwerpers van Sarcelles, op het centrale winkelplein in de Parijse voorstad.
Foto Valentina Camu/Divergence

Verbroedering is ook wat Haddad – zelf de zoon van Tunesische Joden – probeert te bereiken sinds hij in 2018 burgemeester is. „Ik zeg niet: pas op, misschien zitten er wel salafisten [een fundamentalistische stroming binnen de islam] aan de andere kant van de stad. Maar ik onderstreep dat onze kracht erin zit dat we veel verschillende culturen hebben. Ik moedig mensen aan: leer elkaar kennen, vergelijk je met de ander, zoek gemeenschappelijke grond zodat je kunt nadenken over een gezamenlijke toekomst.”

Haddad probeert bovendien alle gemeenschappen op dezelfde manier te behandelen, waarbij hij iedereen langs dezelfde, republikeinse meetlat legt, zo beschrijft hij ook in zijn boek Nos racines fraternelles (Onze broederlijke wortels, 2023). „In een stad met zoveel verschillende gemeenschappen gaan mensen zich met elkaar vergelijken, onderzoeken of ze dezelfde rechten hebben en op dezelfde manier worden benaderd door de autoriteiten. Dus moet je laten zien dat geen gemeenschap wordt achtergesteld of juist in de slachtofferrol wordt geduwd.”

In praktijk betekent dit dat Haddad poogt precies evenveel te investeren in alle wijken, of het nou gaat om het verbeteren van het onderwijs of het opknappen van sociale huurwoningen. Het betekent dat hij zich even hard uitspreekt tegen racisme dat Noord-Afrikaanse moslims treft als tegen antisemitisme. Het betekent dat zijn gemeenteraad na 7 oktober 10.000 euro schonk aan het Rode Kruis in Israël, en toen Israël de oorlog in Gaza begon stuurde de gemeente 10.000 euro naar een Palestijns noodfonds. Haddad liet pro-Palestijnse graffititags verwijderen (ook niet-antisemitische) en weigerde de namen van de Israëlische gijzelaars af te beelden op het gemeentehuis, zoals meerdere Franse gemeenten wel deden.

De burgemeester krijgt „van beide kanten” kritiek, maar merkt dat inwoners overwegend positief reageren – hij werd in 2020 ruim verkozen. „Onze inwoners hebben er zelf ook belang bij”, verklaart Haddad. „Sarcelles is al een arme stad. Als het ook nog een slecht imago krijgt vanwege religieuze spanningen en in jouw paspoort staat dat je hier vandaan komt, kan dat invloed hebben bij sollicitaties.”

Onrust in 2014

Dat weten de inwoners, want het is hier niet altijd vredig geweest. Toen Israël in 2014 de Gazastrook inviel, barstten antisemitische rellen uit in de marge van een door de gemeente verboden pro-Palestijnse demonstratie. Honderden woedende, vooral islamitische jongeren trokken de Joodse wijk binnen, riepen antisemitische leuzen en vielen de synagoge aan.

Het is een pijnlijk onderwerp voor de Sarcellois. „Ik was naar buiten gegaan om de synagoge te beschermen en ben bijna met een bijl geraakt”, vertelt bouwvakker Julien. Shay Levi was op vakantie in Israël, maar hoorde van zijn neefjes hoe eng het was. „Jongens die wij kenden, vrienden, gooiden straatstenen op de synagoge, tegen onze huizen.”

Dat de gemoederen destijds zo hoog opliepen, had te maken met de toenmalige burgemeester, François Pupponi, zegt Nabil Koskossi, die de geannuleerde demonstratie had georganiseerd. „We hadden een conflict met Pupponi omdat hij niet had ingestemd met een wetsvoorstel om de staat Palestina te erkennen. We hadden jaren op hem gestemd, dus we voelden ons verraden en we wilden onze ontevredenheid uiten met een vreedzame demonstratie.” Toen de demonstratie werd verboden – waarna Koskossi de bijeenkomst annuleerde en opriep tot kalmte – sloeg de vlam in de pan.

Bakker Olivier en zijn zoon Elad. De familie woont al heel lang in Sarcelles.
Foto Valentina Camu/Divergence

Inmiddels hebben de joodse en de islamitische gemeenschap zich verzoend. Religieuze leiders gingen om tafel, jongerenwerkers, zogenoemde grands frères (grote broers) zorgden ervoor dat jongeren die op straat hingen geen gekke dingen deden, vrienden gingen opnieuw met elkaar in gesprek.

Koskossi heeft na 7 oktober niet overwogen weer een pro-Palestijnse demonstratie te organiseren. In plaats daarvan organiseert hij bijeenkomsten waarop joodse en islamitische sprekers debatteren. „De rellen waren het tegenovergestelde van wat we wilden bereiken. Ik denk nu dat het beter is om met elkaar in gesprek te gaan.” Haddad: „Van 2014 hebben we geleerd dat we het Israëlisch-Palestijnse conflict niet in onze publieke ruimte moeten uitvechten.”

Lees ook
Waarom het kwaad van het antisemitisme al 2000 jaar zo hardnekkig is

Waarom het kwaad van het antisemitisme al 2000 jaar zo hardnekkig is

Ook elders mogelijk?

Op de vraag of de formule-Sarcelles ook in andere plaatsen zou kunnen werken, denken inwoners verschillend. Seligmann denkt dat de gedeelde Noord-Afrikaanse cultuur een essentieel element is van het succes van de Parijse voorstad. Pascal Kilinc, de (christelijke) baas van Sarah Aydin, merkt op dat mogelijk helpt dat joden en moslims in Sarcelles zich overwegend in dezelfde, relatief arme sociaal-economische groep bevinden. In bijvoorbeeld Parijs wonen joden vaker in de chique wijken en moslims in armere buurten.

Burgemeester Haddad denkt dat zijn aanpak ook op andere plekken zou kunnen werken, maar dan moet de stadsindeling ernaar zijn. „Je hebt in Frankrijk vaak één buurt met veel witte mensen die er al heel lang wonen, tegenover een cité [een met flats gevulde buitenwijk] met mensen met een migratieachtergrond. Die twee zullen naar elkaar kijken met een bepaald wantrouwen. Als je die mensen meer mixt, is het minder waarschijnlijk dat ze elkaar zullen afwijzen.”


Slowaakse ouders willen niet dat hun kind met Roma-kinderen in de klas zitten

Langs hoopjes poep op straat, afval in de bermen en brandende vuilnishopen baant Dominik Selep (32) zich een weg in het Noord-Slowaakse dorpje Lomnicka. Hij valt op in het dorp, gekleed als prototype hipster: zwarte Dr. Martens-schoenen, spierwitte sokken, een zwarte designertrui en een zwart mutsje half over zijn hoofd getrokken.

„Een gezegende dag”, zeggen oudere bewoners tegen hem in de veronderstelling dat Selep wel van de kerk moet zijn. „Andere witte mensen dan van de kerk komen hier niet”, zegt hij zelf over Lomnicka, waar 3.500 mensen wonen die allemaal tot de Roma-minderheid in Slowakije horen.

De kinderen herkennen hem wel. Zodra hij langs hen loopt, verschijnt er een glimlach op hun gezicht. „Leraar, leraar, hoe is het met u?” roepen ze. De jongetjes stormen op hem af, enkele meisjes omhelzen zijn benen. „David, Stano, Ratko”, lepelt Selep hun namen op. „Hoe gaat het met je ouders, hoe gaat het met je broer, ga je überhaupt nog naar school?” vraagt hij aan de kinderen van wie de oudste zestien is.

Leraar Dominik Selep praat met zijn voormalige leerlingen
Foto Robert Nemeti

Selep was jarenlang leraar op de enige school in het dorp. „Ik kom uit een dorp verderop, achter de heuvel”, zegt Selep. „Maar ik kwam nooit in contact met de Roma. Ik wilde ze leren kennen”, verklaart hij zijn keuze om na zijn studie politieke wetenschappen les te gaan geven aan Roma-kinderen. Hij gaf drieënhalf jaar les in Lomnicka, maar werkt nu in een ander Roma-dorp als leraar. Toch bezoekt hij af en toe Lomnicka. „De mensen hier voelen als mijn familie.”

Slowaakse leraren op een school met Roma-kinderen zijn een uitzondering, laat staan Slowaakse kinderen op een school met Roma-kinderen. Slowakije kent namelijk hardnekkige segregatie van Roma-kinderen in het onderwijs. Roma-kinderen worden systematisch gescheiden van niet-Roma-kinderen, of „witte kinderen” zoals ze in Lomnicka worden genoemd.

Vader Rasto Hangurbadzo (40) in Lomnicka.
Foto Robert Nemeti
Kritian en Denisa Mirga en hun kinderen bij hun caravan.
Foto Robert Nemeti

In Slowakije gaat 65 procent van de zes- tot vijftienjarige Roma-kinderen naar scholen waar alle of de meeste leerlingen Roma zijn, blijkt uit EU-onderzoek. Velen van hen worden gescheiden van andere kinderen in aparte klassen of moeten naar speciale scholen voor kinderen met een licht verstandelijke beperking. Met als gevolg: slechte onderwijsresultaten, hoge werkloosheid en blijvende armoede.

Hoewel dit probleem al jaren speelt en Brussel Slowakije herhaaldelijk op de vingers tikte, is de segregatie de afgelopen jaren alleen maar toegenomen. Vorig jaar besloot de Europese Commissie om Slowakije voor het Europees Hof van Justitie te dagen omdat het EU-land Roma-kinderen discrimineert door hen in aparte klassen en scholen onderwijs te geven.

Ondertussen is discriminatie tegen de Roma-gemeenschap in Slowakije wijdverbreid en daar zit nauwelijks een verbetering in, blijkt uit een vijfjaarlijkse Roma-enquête van de EU. Bovendien werd de Roma-gemeenschap in recente politieke campagnes veelal als zondebok neergezet voor problemen in het land.

Bijna 10 procent van de Slowaakse bevolking is Roma – zo’n vijfhonderdduizend mensen in totaal. Daarmee kent Slowakije één van de grootste Roma-gemeenschappen van Europa. Zij leven veelal in armoedige dorpen met minimale voorzieningen, hebben een lagere levensverwachting dan andere Slowaken en minder dan één op de vijf van hen heeft een baan.

De straten van Lomnicka liggen vol afval.
Foto Robert Nemeti

Honderden kinderen in de straten

Tussen de vrouwen die tapijten schrobben op straat, joelen spelende kinderen. Honderden zijn het er in de enige straat die Lomnicka kent. Tientallen van hen stormen op Selep af. „Dit was een van mijn beste leerlingen”, zegt Selep over de zestienjarige David, die naar de middelbare school gaat in een dorp verderop én in een klas zit met niet-Roma-kinderen. Iets wat veel kinderen uit Lomnicka niet lukt. Maar volgens David is het simpel. „Zonder onderwijs kan ik niet werken en zonder werk ben ik niet nuttig”, zegt hij achter zijn lange neergeslagen wimpers. „Bovendien wilde ik graag naar een witte school om een andere cultuur en andere regels te leren kennen. Want witte mensen komen hier niet, omdat wij andere gebruiken hebben.”

Even verderop staat Ratko (14) die graag profvoetballer wil worden en uitblonk in wiskunde in Seleps klas. Ook hij kon vanwege zijn goede resultaten naar de middelbare school een dorp verderop waar hij in een klas terecht kwam met ‘witte’ kinderen. Maar hij stopte al snel. „Ik vond het moeilijk”, zegt hij. „Het niveau was heel hoog en sommige kinderen vonden mij leuk, maar anderen niet.”

De afstand tussen ‘het dorp verderop’ – Podolinec, waar docent Selep vandaan komt en de middelbare school van Ratko en David staat – en het Roma-dorp Lomnicka is slechts drie kilometer. Maar na die drie kilometer opent zich een totaal andere wereld. Aan de rand van Lomnicka staan de krotten. Woningen gemaakt van houten platen, met een golfplaat op het dak. Toilet of douche zijn er niet. Water halen ze af bij een tappunt, midden in het dorp.

Boven het dorp rijzen twee oude grijze flats op uit de tijd van het communisme, met rottende kozijnen en een modderstroom met afval voor de ingang. Hoe verder het dorp in, hoe beter de huizen. In het oudste gedeelte van Lomnicka staan enkele vrijstaande huizen. Die van de burgemeester is van de buitenkant het best onderhouden.

Burgemeester Maria Orackova: „Waarom zouden witte kinderen hierheen komen?”
Foto Robert Nemeti

Burgemeester Maria Orackova (54) – lid van premier Robert Fico’s Smer-partij, die openlijk tegen de Roma-gemeenschap ageert – kent het probleem van de schoolsegregatie, maar het lijkt niet op haar prioriteitenlijst te staan. „De helft van onze bewoners is onder de achttien jaar”, zegt Orackova schouderophalend. „We hebben honderdtwintig kinderen op de kleuterschool, negenhonderd kinderen op de basisschool en zo’n vijftig gaan naar de middelbare school.” Witte kinderen zijn er niet. „We zijn een 100 procent Roma-dorp, waarom zouden witte kinderen hierheen komen?”

Sabrina Orackova (20) – volgens leraar Selep zijn beste leerling – zit in haar ouderlijk huis, terwijl ze haar jongste kind vasthoudt. „Niet iedereen wil hier zo leven”, zegt ze over het afval in de straat en de hoge werkloosheid. „We hebben goed onderwijs nodig voor goed werk.” Daarom praat ze tegen haar kinderen (een en twee jaar) regelmatig in het Slowaaks, zodat ze niet alleen Romani leren. Ze is nu met ouderschapsverlof, maar hiervoor werkte ze als kok in een welnessresort. „Dankzij de goede lessen van Dominik”, zegt ze over leraar Selep.

Haar ouders hebben het onderwijs met de jaren achteruit zien gaan. Tijdens het communistische bewind in het toenmalige Tjsechoslowakije had iedereen werk en ging iedereen naar school, vertelt vader Rasto Hangurbadzo (40). „We hadden onderwijs, spraken Slowaaks en hadden altijd werk, voor de Roma-gemeenschap waren het betere tijden.”

„Ja”, zegt moeder Bozena Hangurbadzova (37), terwijl ze een schaal chocoladecake op tafel zet: „Veel mensen kijken op ons neer.”

De vader knikt.

Moeder: „Alleen God weet wat ons te wachten staat, maar de maagd Maria zei al dat er geen haat zou moeten bestaan en daar bid ik voor.”

Vader: „Mijn vrouw heeft gelijk. Politici verspreiden haat tegen onze gemeenschap en dat zouden ze niet moeten doen.”

Een met afval gevulde sloot stroomt dwars door Lomnicka.
Foto Robert Nemeti
Voetballer Ratko (midden) in gesprek met leraar Dominik Selep.
Foto Robert Nemeti

Roma-kinderen op paardenkar in Lomnicka.
Foto Robert Nemeti

Discriminatie zit diep

De segregatie van Roma-kinderen in het onderwijs is al decennia een onderwerp in Slowakije. Maar er lijkt weinig te gebeuren. De politiek trekt zich weinig aan van de Europese Commissie, die in 2015 een inbreukprocedure tegen het land startte vanwege discriminatie in het onderwijs. Ook maatschappelijk is er weinig druk om iets aan de situatie te veranderen. „Als mensen zouden kunnen stemmen voor segregatie of desegregatie in het onderwijs dan zou de meerderheid van de Slowaken kiezen voor segregatie”, zegt Pavel Hrica, directeur van de ngo Cesta Von (de uitweg) in zijn kantoor in Bratislava. „De discriminatie tegen Roma is geworteld in de Slowaakse maatschappij.”

Terwijl Roma en niet-Roma vaak wijzen naar de etniciteit als oorzaak van de segregatie, ziet Hrica vooral een maatschappelijk probleem. „Het gaat om intergenerationele armoede en sociale segregatie”, zegt Hrica. „De Roma-kinderen gaan vaak pas op hun zesde voor het eerst naar school, kennen meestal geen Slowaaks en zien dan voor het eerst een boek. Bovendien hebben ze thuis vaak te maken met stress, schulden en geweld.” De kinderen hebben een achterstand en daarom willen veel Slowaken dat hun kinderen niet in een Roma-klas zitten.

Met zijn ngo probeert Hrica de Roma-gemeenschap op verschillende manieren vooruit te helpen, beginnend bij de jongsten. „We leiden lokale Roma-moeders op tot vroedvrouwen, die gezinnen kunnen helpen de jongste kinderen voor te bereiden op school”, zegt Hrica. „Want de ontwikkeling van een kind in de eerste duizend dagen is bepalend voor de rest van zijn leven.”

Maar die hulp wordt niet overal even goed ontvangen. Moeder Bozena Hangurbadzo wilde in Lomnicka graag werken als vroedvrouw. „Maar de andere moeders accepteerden dat niet”, zegt ze. „Ze wilden niet dat ik geld zou verdienen met de opvoeding van hún kinderen. Terwijl sommigen twaalf kinderen hebben – te veel om überhaupt op te voeden.”

Lopend door Lomnicka vertelt leraar Selep dat onderwijs geven aan deze kinderen anders is. „Ik praat veel met ze over regels, over hoe ze moeten communiceren, hoe ze om moeten gaan met emoties.” Ook hij ziet dat het probleem vooral ligt in de structurele armoede. „Dat is het grootste probleem dat moet worden opgelost.”

Lees ook
De toekomst van de Slowaken is in één klap veranderd

Protest tegen de reorganisatie van de publieke omroep op 15 maart in Bratislava.

Net als Jezus Christus

Als Selep de enige andere witte man in Lomnicka tegenkomt, kijkt hij raar op van zijn opmerkingen. Priester Lukas Bris (35) woont een halfjaar in Lomnicka. „Ik houd van deze kinderen”, zegt hij terwijl hij een rondje zieken doet „om samen met hen te bidden – net als Jezus Christus deed”.

Gevraagd naar het gesegregeerde onderwijs is hij stellig. „We moeten het hebben over de waarheid”, begint hij. „Het gaat niet om discriminatie, het gaat om hard werken. Ik kom uit een arm gebied, we hadden thuis niks, maar door hard werken kwamen we verder. Deze Roma-mensen werken niet. Ze moeten gaan werken.” Of hij hen daarbij kan helpen? „Ik hoef ze niet te veranderen. Ik woon hier, houd van de kinderen – het is mijn werk om van ze te houden. Zij moeten gaan werken.”

Priester Lukas Bris: „Het gaat niet om discriminatie, het gaat om hard werken.”
Foto Robert Nemeti

Sabrina Orackova hoort de woorden van priester Bris van een afstandje aan en buiten zijn zicht wil ze er graag op reageren. „Wij Roma, wij willen wel werken”, zegt ze. „En de discriminatie bestaat wel degelijk, veel Roma in het dorp werken namelijk wel. Het is juist zijn taak, als priester, om ons aan te sporen te gaan studeren.”

Zij is het levende voorbeeld dat die aansporing helpt, vertelt ze. Toen ze jonger was – „en luier” – wilde ze samen met een vriendin niet meedoen aan een wiskundewedstrijd. „We dachten dat we toch niet konden concurreren met de witte kinderen.” Maar de vorige priester in het dorp spoorde hen aan en beloofde een reis naar Rome als ze zouden winnen. „Hij zei: geef niet op.” Ze gaven niet op en wonnen de wiskundewedstrijd.

En zo vloog ze voor het eerst in haar leven in een vliegtuig naar het buitenland. In Rome zag ze de Paus, vertelt ze met glinsterende ogen. En misschien wel belangrijker: ze merkte dat mensen haar op straat als gelijke zagen. „We werden gegroet op straat en toegelachen”, herinnert ze zich. „Daar was geen discriminatie, het was daar perfect.”

Sabrina Orackova: „We hebben goed onderwijs nodig voor goed werk.”
Foto Robert Nemeti
Aan de rand van Lomnicka staan de krotten.
Foto Robert Nemeti

Lees ook
‘Tot ik sterf blijf ik boos dat ik geen keus had over sterilisatie’

Roma-vrouwen demonstreren  in september 2020 bij een ziekenhuis in het Tsjechische Ostrava voor de uitvoering van een wet om vrouwen die gedwongen zijn gesteriliseerd te compenseren.


Atoomwaakhond van de VN waarschuwt: ‘Helaas zijn kernwapens weer aantrekkelijker geworden’

Een week na de Israëlische aanval op een luchtverdedigingssysteem bij een nucleair complex in Iran in reactie op een Iraanse raketaanval op Israël is Rafael Grossi, de Argentijnse topman van de nucleaire waakhond van de VN, diep bezorgd over de toegenomen kans op mogelijke nucleaire confrontaties. Terwijl onzeker is of Iran aanstuurt op een eigen kernwapen, is het een publiek geheim dat Israël daarover al jaren beschikt.

In een gesprek met NRC na een bezoek aan het Reactor-instituut van de TU in Delft constateert de directeur van het Internationaal Atoomenergie Agentschap (IAEA) dat Iran en Israël een gevaarlijk spel spelen. „Ze proberen tot de rand te gaan in een spel, waarbij ze zeggen: als ik wil kan ik een nucleaire faciliteit aanvallen”, zegt Grossi. „U heeft misschien ook gezien hoe een brigade-generaal van de Islamitische Revolutionaire Garde zei dat zij de coördinaten van Israëlische nucleaire faciliteiten kennen en dat ze daar zelfs actie tegen zouden kunnen ondernemen. Dit is los gepraat, dat tot moeilijkheden kan leiden want de mogelijkheid is reëel dat iemand op een knop drukt en dat er dan een heel gevaarlijke escalatie plaatsvindt.”

Grossi’s zorgen strekken zich niet alleen uit tot Israël en Iran, ook de oorlog in Oekraïne vergt veel van zijn tijd, omdat de grootste kerncentrale van Europa aan de frontlinie ligt, met alle gevaren van dien. Door de toegenomen onzekerheid in de wereld denken meer landen dan voorheen na over eventuele kernwapens voor zichzelf. „Helaas zijn kernwapens weer aantrekkelijker geworden”, zegt Grossi. „Een flink aantal landen dat aan non-proliferatie-verplichtingen is gebonden, heeft al gezegd: als land X kernwapens krijgt, wil ik die misschien ook wel. Dat baart me grote zorgen. Ik geloof dat het huidige non-proliferatieregime, ook al is het niet volmaakt, iets is wat we moeten behouden.”

Iran heeft uranium verrijkt tot 60 procent. Dat kan er op wijzen dat het een eigen kernwapen ambieert. Vreest u dat ook?

„In alle eerlijkheid kan ik niet met zekerheid zeggen dat Iran kernwapens bezit. Maar uranium verrijken tot 60 procent ontsnapt natuurlijk niet aan de aandacht. Het leidt ertoe dat andere landen dan hun eigen conclusies trekken. Tegelijk zegt Iran dat het net als andere NPV-landen wil worden behandeld. Daarom geloof ik dat de enige weg vooruit voor Iran maximale transparantie en samenwerking met ons is.”

Hebben uw inspecteurs genoeg toegang tot Irans nucleaire faciliteiten?

„Onze inspecteurs zijn ter plekke. We hebben in Iran een van de grootste inspectie-operaties ter wereld. Toch geloof ik niet dat we voldoende zicht hebben op hun nucleaire programma in alle breedte. Er zijn ernstige twijfels over een aantal zaken. Iran is het enige land zonder kernwapens dat zijn uranium zozeer heeft verrijkt. Evenmin hebben ze opgehelderd waarom we sporen van verrijkt uranium hebben gevonden op plaatsen waar helemaal geen nucleaire activiteiten werden geacht te zijn. Waarom geven ze daarop geen antwoord, als ze willen worden behandeld als een normaal NPV-land?”

Vond u het besluit in 2018 van president Trump om het nucleaire akkoord met Iran op te heffen rampzalig? Daarbij beloofde Iran zijn nucleaire programma te beperken in ruil voor opheffing van economische sancties. Iran hield zich daar tot dan toe wel aan.

„De situatie is zoals ze is. Mijn taak is niet om commentaar te geven op de besluiten van politieke leiders, maar om te werken met de gevolgen. Wat wel erg verontrustend is, is dat Iran nu niet aan beperkingen is gebonden, afgezien van de NPV-regels. Mijn indruk is dat we een soort basisafspraak moeten hebben van althans de vijf permanente leden van de Veiligheidsraad met misschien Duitsland er nog bij. Waarom die P5? Het is immers de Veiligheidsraad die gaat over vrede en veiligheid. Het was belangrijk, geloof ik, dat Iran eerder wist dat er een zekere consensus bestond tussen de grote mogendheden over wat het wel en niet kon doen. Ondanks hun verschillen waren Washington en China het wel eens over Iran en zijn nucleaire activiteiten. En dat gold ook voor Moskou en Washington. Als Iran zich dan niet hield aan zijn verplichtingen, kreeg het dat via de Veiligheidsraad te horen. Nu ben ik er niet meer zo zeker van of de grote mogendheden nog zo unaniem en samenhangend zouden reageren op zo’n situatie, want het onderlinge vertrouwen is flink geërodeerd.”

Mijn taak is niet om commentaar te geven op de besluiten van politieke leiders, maar om te werken met de gevolgen

U waarschuwt al twee jaar voor een potentiële ramp bij de Oekraïense kerncentrale in Zaporizja. Die is door de Russen bezet en ligt precies op de frontlijn. Hoe zorgt u ervoor dat die ramp voorkomen wordt?

„Het meest effectieve middel is de permanente aanwezigheid van mijn IAEA-mensen in de centrale. Daar heb ik sinds 2022, toen dit allemaal begon, heel erg op aangestuurd. Het was in de eerste maanden lastig, maar toen we de centrale eenmaal mochten bezoeken zijn we niet meer weggegaan. We hebben er een basis opgezet die ons in staat stelt verschillende dingen te doen. Op de eerste plaats: de waarheid vertellen over wat er gebeurt. Want er was veel fake nieuws van alle kanten. Het eerste dat sneuvelt in een oorlog is de waarheid, zoals u weet. Op de tweede plaats geven we steun en advies. We zijn daar niet de baas, maar we hebben verschillende keren zaken kunnen beïnvloeden. Tot slot werkt onze aanwezigheid ter afschrikking; iedereen weet dat we daar zitten. Sinds we onze basis hebben in de kerncentrale is het aantal directe aanvallen dramatisch afgenomen.”

Maar u heeft regelmatig gewaarschuwd voor een ramp.

„Er zijn incidenten geweest. Ik ben naar de Veiligheidsraad gegaan om een aantal principes vast te leggen waaraan beide partijen zich houden. We hebben eerst geprobeerd een gedemilitariseerde zone te creëren, maar dat was een no go voor beide zijden. Dus zijn we ons met onze IAEA-mensen ter plaatse gaan richten op het gedrag van de strijdende partijen: dingen die wel en niet kunnen rond de centrale. Betekent dat dat we een ongeluk kunnen voorkomen? Ik hoop het, maar dat valt nu nog niet te zeggen. We bekijken het per dag.”

Maar u kunt zelf niet ingrijpen.

„Elke keer als er iets gebeurt maken we heel veel lawaai. Ik ben uiteraard het meest bezorgd over een directe aanval op de centrale. Zoals deze maand, op 7 april, toen een drone bovenop de reactor terechtkwam. Dat zijn zeer, zeer ernstige incidenten. Ik heb daar inspecteurs zitten, onder mijn verantwoordelijkheid. Het toont aan dat iemand iets doet omdat hij het kán, als hij dat wil. Als een provocatie, alsof je zegt: de volgende keer bijt ik door. Ik was zeer bezorgd en heb bij de Veiligheidsraad een spoedvergadering aangevraagd. Als wij onze stem verheffen heeft dat volgens mij grote waarde.”

Wat was het gevaar van deze drone?

„Mensen verwachten van mij dat ik met mijn vinger ga wijzen, maar dat is in dit geval heel moeilijk. Drones kunnen van alle kanten komen. Ze komen niet, zoals artillerie, vanuit één richting. Je kunt met één kilo aan explosieven geen reactor binnendringen, want die is bestand tegen een vliegtuigcrash. Maar je kunt veel schade aanrichten. Er zijn open ruimten met verbruikte nucleaire brandstof, er zijn andere plekken die geen specifieke bescherming hebben. Er kan heel veel gebeuren.”

Uit veiligheidsoverwegingen zult u opgelucht zijn dat Oekraïne het gebied rond de kerncentrale niet heeft heroverd.

„Omdat de centrale pal aan het front ligt bestaat er een heel delicaat evenwicht. Dus ja, ik ben opgelucht. We praten hier heel open en eerlijk over, ook met de president. Ik heb veel ontmoetingen gehad met president Zelensky, en wij voeren een eerlijke dialoog. Uiteraard is het hun centrale, in bezet gebied. Dus we hebben veel begrip voor hun situatie. Het enige dat wij zeggen is dat dit gebied buiten de oorlog moet worden gehouden.”

Een jaar geleden werd de grootste dam van Oekraïne opgeblazen, waardoor een ecologische ramp werd veroorzaakt. Bent u er gerust op dat de Russen niet hetzelfde zullen doen met de kerncentrale in Zaporizja?

„Ik zal me nooit gerust voelen totdat dit allemaal voorbij is. Alles kan gebeuren. Ik denk niet dat ze dat zullen doen. Niemand zou dat doen. Maar er kan wel iets gebeuren waardoor er straling kan vrijkomen. We hebben negen keer een blackout gehad. Negen keer! Deze enorme centrale, met zes reactoren, werd gekoeld met noodgeneratoren op diesel. Dat is je laatste verdedigingslinie. Dus ja, er zijn zeer zorgelijke situaties geweest. Dus je kunt echt niets uitsluiten totdat er een staakt-het-vuren is, of onderhandelingen, of wat dan ook, waarbij beide partijen overeenkomen dat de kerncentrale niet wordt aangevallen.”

President Poetin dreigt regelmatig met het gebruik van kernwapens. Maakt u zich daar zorgen over? U hebt hem verschillende keren gesproken.

„Ik vind dat nucleaire wapens geen onderwerp moeten zijn in een conventionele oorlog als deze. Het is niet zo duidelijk wat er is gezegd en wat de implicaties waren. Er zijn in het begin van de oorlog uitspraken gedaan over de mate van paraatheid van het nucleaire arsenaal. Maar ik ben niet degene die Poetin verdedigt. Wat ik kan zeggen is dat elke uitspraak over nucleaire wapens, in Oekraïne of in het Midden-Oosten, onacceptabel is. We kunnen dit soort uitspraken over nucleaire wapens niet normaliseren.”

Denkt u dat een grote oorlog als deze andere landen ertoe kan aanzetten om nucleaire wapens te ontwikkelen, zodat ze zich veiliger voelen? Zeker nu er in de VS aarzelingen zijn over steun aan Europa.

„Als we straks, zoals werd gevreesd in de vroege jaren 60, dertig landen met kernwapens hebben, dan gaan ze zeker worden gebruikt. Dus we moeten dat heel sterk afwijzen en het regime van non-proliferatie blijven afdwingen.”

Hoe gaat u om met dat afnemende onderlinge vertrouwen in de wereld en die toegenomen neiging om kernwapens te verwerven?

„Wat wij doen is niet langs de kant gaan zitten, niet afwachten tot het voorbij is, maar een constructieve rol spelen om risico’s te verminderen. We praten met iedereen. Misschien zijn we wel de enige die met president Poetin praat. Met Zelensky, iedereen. Het is onze taak om alternatieven voor te stellen en uitwegen te zoeken. Macht hebben we niet maar we kunnen wel bruggen bouwen.”

Een gevoelige kwestie is ook in hoeverre kernenergie (met zijn eindige voorraden uranium en radioactief afval) wel duurzaam is. Vindt u dat er meer kerncentrales moeten worden gebouwd?

„Absoluut. Elke menselijke activiteit heeft zijn voors en tegens. Het kernafval is er maar dat probleem kun je onder controle houden, er is nog nooit een ongeluk mee gebeurd. Al met al kun je sterk profiteren van schone energie. We hebben een noodsituatie in de wereld en we moeten onze economieën aan de gang houden op een voor het milieu veilige manier. Ik geloof niet dat je de economie van de fossiele brandstoffen af kunt krijgen zonder kernenergie. Het zou heel verstandig zijn als 15 procent van de energie in Nederland uit kernenergie zou komen.”


Burgemeester Sadiq Khan van Londen ligt voortdurend onder vuur – van extreem-rechts én -links

Sadiq Khan moet dóór. In een flink tempo beent de burgemeester door Hadley Street, een typisch Londense straat in Camden met de voordeuren in blauw, rood en lichtroze geverfd. Aanbellen, aankloppen, door het raam kijken. Doet binnen een minuut niemand open? Flyer door de bus en op naar het volgende huis.

Stadsdeel na stadsdeel werkte Khan de afgelopen weken zo af. Met lokale Labourleiders naast zich en meestal in dezelfde campagneoutfit: een blauw pak met een bodywarmer erover en sneakers eronder. Zoveel mogelijk handen schudden, zoveel mogelijk mensen spreken.

Sadiq Khan (53) wil komende donderdag, 2 mei, worden herkozen voor wat zijn derde termijn als burgemeester van Londen zou worden. In 2016 werd hij voor het eerst gekozen, nadat toenmalig burgemeester Boris Johnson zich na twee termijnen niet meer verkiesbaar had gesteld. Khan werd de eerste islamitische burgemeester van een westerse miljoenenstad. Nu waarschuwt Khan steeds dat het een krappe strijd wordt tussen hem en zijn belangrijkste concurrent Susan Hall van de Conservatieve Partij, ook al staat hij in de meeste opiniepeilingen op voorsprong.

Is die waarschuwing een politieke truc om de opkomst te verhogen, of zou Khan gelijk hebben? In Hadley Street zijn de Londenaren inderdaad niet zo van hem gecharmeerd. Een van de inwoners van nummer 20 heeft op haar sokken staan kijken hoe de Labour-wervelwind door hun straat kwam. Haar naam houdt ze liever uit de krant, „omdat we hier in de straat niet vaak over politiek praten. Te gevoelig”. Ze gaat zeker stemmen, zegt ze, maar niet op Khan.

Ze kijkt naar een dakloze aan het einde van de straat, hij heeft een vlekkerig matras op zijn rugzak gebonden en eet een falafelbroodje uit aluminiumfolie. „Drugsverslaving en psychische problemen komen hier veel voor en zij negeerden hem gewoon. Ze keken niet naar hem om; dat vind ik niet kunnen”, zegt ze. Het is waar: Khan en zijn staf liepen eerst in de richting van de dakloze, maar draaiden zich toen om en zorgden ervoor dat ze hem niet zouden tegenkomen.

Onder Khan is het er niet prettiger op geworden om in Londen te wonen, zegt de vrouw van nummer 20. „Huisvesting is een groot probleem, de files blijven bestaan, winkeldiefstal gebeurt hier aan de lopende band in de supermarkten. Ik zeg niet dat het makkelijke problemen zijn om op te lossen, maar er gebeurt te weinig.”

Nog een voorbeeld: Khan breidde de milieuzones voor auto’s uit. Nu geldt in heel de stad een dagtarief van 12,50 pond (ongeveer 14,50 euro) om met een vervuilende auto de weg op te gaan. Dat zit haar dwars: „Wij konden het gelukkig betalen om een hybride auto te kopen die is uitgezonderd van de regels, maar mijn dochter straks niet. En intussen wordt het gebied waarin we de auto mogen parkeren steeds kleiner en staan de straten alsnog vol verkeer.”

De uitbreiding van die ultralage emissiezone (in de stad bekend als ULEZ) is een van de redenen dat Sadiq Khan onder druk is komen te staan de afgelopen jaren. De maatregel verdeelde Londenaren: volgens peilingen was net een iets groter deel (39 procent) ervóór dan ertegen (38 procent). Net zoals andere onderwerpen de multiculturele hoofdstad verdelen. Het conflict in Gaza heeft zijn weerslag in Londen, door de relatief grote aantallen Joodse en islamitische inwoners. Als gevolg van dit soort spanningen krijgt Khan bedreigingen uit alle hoeken van de samenleving. Hij krijgt continu beveiliging.

Burgemeester Khan op promotietoer voor elektrische bussen in het kader van zijn groene milieubeleid.
Foto Neil Hall / EPA

Khan is geboren en getogen in Tooting, een diverse wijk ten zuiden van de Theems. Zijn ouders verhuisden in de jaren zestig vanuit Pakistan naar Londen. Met zes broers en één zus groeide hij op in een flat van de sociale woningbouw met drie slaapkamers. Khan is een van de middelste zoons, maar hij is de kleinste van allemaal. Zijn vaste grap is dat hij daarom zo snel praat; om er toch nog tussen te kunnen komen thuis. De route van de bus die zijn vader bestuurde voerde praktisch langs hun huis. Zijn moeder was naaister.

Khan is nogal „tribal”, gericht op zijn eigen kring van familie en vrienden, zei hij vorig jaar in een interview met de Britse tv-persoonlijkheid Spencer Matthews. „Mijn instinct is om op een conflict af te rennen. Maar als burgemeester moet ik boven onderlinge vijandigheden staan.” Tijdens zijn jeugd in Tooting was het in buurtruzies vrij gewoon om op de vuist te gaan – als uitlaatklep gingen de Khans naar een boksschool in de buurt, waar twee van de broers nu nog steeds werken.

Als enige uit hun gezin ging Khan studeren, rechten. Voordat hij een jaar of twaalf, dertien was, had hij nog nooit iemand in een pak gezien, vertelde hij aan Matthews. „Mijn vader droeg als buschauffeur een uniform en ik zag anderen in onze flat in uniform, verpleegkundigen bijvoorbeeld. Maar nooit iemand die in een pak naar kantoor ging.” Tijdens zijn studie en toen Khan net als advocaat ging werken – hij specialiseerde zich in mensenrechten – veranderde hij zijn accent om beter in deze nieuwe, deftige wereld te passen. „Tot een cliënt tegen me zei: ‘ik koos jou vanwege je achtergrond. Waarom probeer je iemand te zijn die je niet bent?’ Toen realiseerde ik me dat authentiek zijn belangrijker is.”

Als tiener worden Khan en zijn broers en zus geregeld uitgescholden en ziet hij racisme en sociaal onrecht van dichtbij. Al snel besluit Khan om politiek actief te worden; het wordt Labour. In 2005 komt Khan voor Tooting in het Lagerhuis. Als parlementariër spreekt hij zich ferm uit tegen aanslagen door moslimextremisten en stemt hij voor het homohuwelijk, wat hem door strengere islamitische kringen niet in dank wordt afgenomen. Binnen Labour wordt hij juist gewaardeerd. Khan klimt op en is in 2008 de eerste moslim in een Brits kabinet, als minister van Transport. Hij hoort bij de progressieve linkerflank van de partij, maar is ook pragmatisch; als hij dat nodig vindt, wisselt hij van standpunt.

Zijn dochters kunnen geen kamer in Londen betalen

Sadiq Khan voert nu campagne als verstokt Londenaar, net als zovelen in de stad een kind van immigranten, en gebruikt zijn persoonlijke ervaringen in interviews en publieke optredens. Hij geeft tips over zijn favoriete restaurants in Tooting. Over zijn twee dochters, twintigers, vertelt hij dat ze nog steeds thuis wonen, omdat ze evenmin als andere jongeren in Londen een eigen kamer of woning kunnen betalen. En hij vertelt dat hij tijdens het hardlopen astma opliep door de slechte luchtkwaliteit in Londen en dat hij mede daarom het beperken van de uitstoot van schadelijke stoffen zo belangrijk vindt.

Het burgemeesterschap ís persoonlijk voor Khan, zegt Nesil Caliskan. Ze is namens Labour voorzitter van stadsdeelraad Enfield in het noorden van Londen, en werkt sinds 2018 met hem samen. „Veel hangt af van je onderlinge werkrelatie en dat weet Sadiq. Ik kan hem direct berichtjes sturen of met hem bellen.” Officieel hebben de 32 stadsdelen van Londen veel eigen zeggenschap en ze hoeven geen verantwoording aan de burgemeester af te leggen. Zij gaan over lokale zaken als huisvesting, onderwijs en afval, terwijl Khan er is voor overkoepelende onderwerpen als criminaliteit, luchtkwaliteit, transport en biodiversiteit.

Dus toen Nesil Caliskan en haar raad hadden bedacht dat ze na vierhonderd jaar de bever terug in de Londense natuur wilden brengen, regelde ze met Khan dat ze daar geld voor kregen via een overkoepelend fonds voor verwildering. „Het was veel moeilijker dan we dachten, de eerste bevers konden totaal niet met elkaar overweg.”

Uiteindelijk konden twee bevers het goed genoeg met elkaar vinden om te paren en Caliskan appte Khan foto’s van de jonkies die ze kregen. Later zette Khan ook in een ander stadsdeel bevers uit. Hij noemt biodiversiteit en toegang tot de natuur „een vorm van sociale rechtvaardigheid” voor Londenaren.

Bij zwaardere, gevoeliger onderwerpen is Khan net zo betrokken, zegt Caliskan. „Vallen er gewonden bij steekpartijen, dan laat hij altijd iets horen. Bij heftige geweldsincidenten met jongeren komt hij de volgende dag langs, soms is hij zelfs eerder ter plekke dan wij.” Het zijn vaak lastige gesprekken met jongeren die verveeld zijn, zich onveilig of gediscrimineerd voelen. „Ze zeggen dat er meer politie op straat nodig is, of ze vragen om meer activiteiten voor jongeren. Sadiq blijft zitten en praten tot hij het idee heeft dat alles is besproken.”

Een selfie met Suikerfeest-vierende voorbijgangers op Trafalgar Square.
Poserend met voorbijgangers tijdens de viering van het Suikerfeest op Trafalgar Square.

Foto’s: Hollie Adams/Reuters

Criminaliteit en drugsgebruik in de stad vormen een probleem waar Khans tegenstander Susan Hall wel raad mee weet. De Conservatieve Partij zette een duister campagnefilmpje online over hoe Khan de leefomstandigheden heeft verslechterd in Londen. De stad zou „de criminaliteitshoofdstad van de wereld zijn”, waar „de burgemeester drugs wil legaliseren, terwijl het aantal drugsdoden op recordhoogte ligt”.

Feitelijk klopte daar weinig van. Drugsbeleid ligt in Engeland niet in handen van burgemeesters en het aantal drugsdoden in Londen is weliswaar gestegen, maar het ligt in de hoofdstad relatief flink lager dan in andere delen van het land. Het aantal steekpartijen of incidenten met messen in Londen ligt wel hoger dan het landelijk gemiddelde, maar het daalde tijdens de coronapandemie en ligt nu op ongeveer hetzelfde niveau als toen Khan aantrad als burgemeester. Beelden in het reclamefilmpje van Hall, van passagiers die in paniek uit een metrostation vluchten, bleken uit New York te komen. De Tories verwijderden het filmpje van hun kanalen, maar de toon was gezet.

De spanningen rond het geweld in de Gazastrook strekken zich bijna elk weekend uit tot Londen, als de straten in het centrum volstromen met pro-Palestijnse demonstranten. Zowel moslims als Joden in de stad krijgen sinds de aanval op Israël van 7 oktober veel vaker met dreigementen en haat te maken, volgens gegevens van de politie.

Burgemeester Khan vlak voor een toespraak op Trafalgar Square ter gelegenheid van het Suikerfeest.
Foto Yui Mok/AP

Khan benadrukt steeds dat hij boven de partijen staat en verdedigt het recht op demonstratie als manier om spanningen „op vreedzame wijze te ventileren”. Maar zijn relatief snelle oproep tot een staakt-het-vuren, drie weken na de aanslag en tegen de lijn van zijn partij Labour in, deed de Joodse gemeenschap daaraan twijfelen. Er was een optreden bij de Joodse Labour Gemeenschap voor nodig – „ik weet dat niet iedereen het eens is met wat ik heb gezegd, maar onze vriendschap zal blijven bestaan omdat meer ons verenigt” – om het vertrouwen weer een beetje te herstellen.

De bedreigingen aan het adres van Khan bereikten een piek nadat toenmalig Lagerhuislid voor de Conservatieven Lee Anderson in februari op televisie zei dat Khan „de hoofdstad heeft weggegeven aan zijn vrienden” en dat „islamisten er de dienst uit maken”. Als gevolg daarvan krijgt Khan het van twee kanten te verduren. Aan de ene kant van extreemrechtse Engelsen, die de alarmlijn bellen en dreigen dat Khan binnenkort een kogel door zijn hoofd krijgt. Aan de andere kant van fanatieke islamisten, die ervan overtuigd zijn dat je „geen moslim en westerling tegelijk kunt zijn”, zoals Khan zichzelf wel ziet.

Dit alles terwijl Khan vorig jaar publiekelijk vertelde dat hij lijdt aan posttraumatische stress, volgens hem een optelsom van de bedreigingen waar hij mee leeft en de heftige gebeurtenissen in Londen de afgelopen jaren. Gedurende Khans termijn waren er meerdere terroristische aanslagen en was er een grote brand in Grenfell, een sociale-woningbouwflat waarbij tientallen onnodige doden vielen. Hij is bewust open over zijn problemen omdat hij de stigma’s rond psychische problemen wil helpen bestrijden. Tegen dagblad The Guardian zei hij: „Als dat betekent dat ik een sneeuwvlokje ben, dan is dat maar zo. Mentale gezondheid is breekbaar als je er niet naar omkijkt.”


Salomonseilanden zijn China’s sleutel tot de Pacific: ‘We zijn een slaaf van de grootmachten’

Mannen in gele hesjes en met witte veiligheidshelmen op hun hoofd barricaderen de Chinese ambassade in Honiara, de hoofdstad van de Salomonseilanden, met stalen blauwe hekken. „Ze zijn bang voor rellen”, zegt Leonard Au, een 55-jarige elektricien met een grijs petje op die er jonger uitziet dan zijn jaren. De Chinese ambassade ligt aan de stoffige hoofdweg van de stad, waar auto’s langzaam rijden om de vele gaten in het wegdek te vermijden. Mensen die opeengepakt in de open laadbak van een vrachtwagen zitten, houden een sjaal voor hun mond en neus tegen het opwaaiende stof.

De angst voor ongeregeldheden komt niet uit de lucht vallen. De afgelopen jaren waren er meerdere keren rellen naar aanleiding van de sterk gegroeide Chinese aanwezigheid op de eilanden, en tegen de regering van premier Manasseh Sogavare, die ruim baan voor China zou hebben gemaakt. Bij de net gehouden verkiezingen was de Chinese invloed opnieuw een thema. Dat verkiezingen in een klein, arm land in een uithoek van de Stille Oceaan ook internationale aandacht krijgen, heeft te maken met de strategische ligging van de eilandengroep. Het ligt vlakbij belangrijke handelsroutes, slechts drieduizend kilometer van de Amerikaanse marinebasis op Guam en minder dan tweeduizend kilometer van de Australische kust. De Salomonseilanden zijn mede daardoor het toneel geworden van een strijd tussen China en het Westen.

„De Chinezen zijn communistisch, ze hebben een ander systeem dan wij. Daar houd ik niet van”, zegt Au. Hij werkt als elektricien voor een Chinees bouwbedrijf dat bezig is een van de panden in de Chinese wijk van Honiara te knappen. „Ik heb geen keuze, ik heb werk nodig.”

Zijn vriend Kevin Buga (45) draagt een lange grijze sik en heeft rode tanden van het kauwen van de betelnoot, een soort pruimtabak. Hij heeft geen problemen met de Chinezen. „Ze zorgen voor werk en een betere economie. We moeten juist blij zijn met de Chinese investeringen”, zegt hij.

Fonkelnieuw stadion

De opvattingen van de twee vrienden zijn exemplarisch voor de verdeeldheid in het land over de Chinese aanwezigheid. Maar dát China veel invloed heeft op de Salomonseilanden, is onmiskenbaar.

Om daar voorbeelden van te zien is een ritje over de hoofdweg van Honiara voldoende. Mendana Avenue is een van de weinige wegen in het land met een straatnaam. Langs die weg staat een fonkelnieuw stadion met een capaciteit van tienduizend bezoekers, een cadeau van China voor de Pacifische Spelen van afgelopen november. ‘Voor een gedeelde toekomst’ staat met rode letters in de stenen gebeiteld, zowel in het Engels als in het Chinees. De Salomonseilanden organiseerden de „Olympische Spelen van de Pacific”, een prestigeproject waarvoor zelfs de verkiezingen werden uitgesteld.

Inmiddels ligt het stadion, dat „een symbool van de vriendschap” zou zijn tussen de beide landen, er verlaten bij. De witte overkappingen blinken in de felle zon. Nu betaalt China nog voor de beveiliging, maar niet lang meer. Wie daarna voor het onderhoud opdraait, is onduidelijk.

Even verderop wordt een nieuwe vleugel gebouwd bij het lokale ziekenhuis. Op de borden bij de bouwput staat groot ‘China Aid’. Ook rolt China een ambitieus ‘Belt and Road’-project uit in de Salomonseilanden. De Chinese regering verstrekt een lening van zo’n 60 miljoen euro aan het land voor de bouw van 161 telecommunicatietorens verspreid over de eilanden, uitgevoerd door de Chinese telecomgigant Huawei. Daarnaast belooft China wegen zoals de hoofdstraat te asfalteren en zijn er de afgelopen jaren veel Chinese ondernemers neergestreken in het land.

Chinese politieagenten

De Chinese aanwezigheid is relatief nieuw. Voordat de huidige premier Manasseh Sogavare in 2019 aan de macht kwam, was Taiwan een van de belangrijkste partners van de Salomonseilanden. Maar al gauw na zijn aantreden koos Sogavare voor hechtere banden met China, en zegde in ruil daarvoor de diplomatieke banden met Taiwan op.

Lees ook
Chinees pact in ‘achtertuin’ van Australië wekt onrust

Een Chinese officier (midden) traint leden van de politie van de Solomoneilanden in onder meer ongewapende gevechtstechnieken.

Die beslissing schokte de westerse wereld. Vooral buurland Australië en de Verenigde Staten maken zich zorgen, zeker sinds Sogavare in 2022 een omstreden veiligheidsverdrag sloot met China. Hoewel de details van het verdrag nog steeds niet openbaar zijn gemaakt, blijkt uit een uitgelekte tekst dat China politieagenten en militairen mag sturen om zijn staatsburgers en belangen op de eilanden te beschermen. Vooral in Australië leidde dat tot grote onrust. Men is bang dat China een militaire aanwezigheid opbouwt op de Salomonseilanden, op slechts een kleine tweeduizend kilometer van de Australische kust.

De Chinese wijk in Honiara, waar een aantal jaren geleden rellen uitbraken tegen de Chinese aanwezigheid. Foto’s Zahyid Namo

Ook onder de bevolking is er onvrede over wat in de volksmond de ‘switch’ is gaan heten. Drie jaar geleden sloeg de vlam in de pan toen een grote demonstratie tegen premier Sogavare, vanwege diens toenadering tot China ten koste van de banden met Taiwan, uitmondde in rellen en plunderingen. Demonstranten legden onder meer de Chinese wijk in Honiara in puin. Na de rellen werden drie verkoolde lichamen gevonden in uitgebrande gebouwen. Nu nog steeds is de schade niet hersteld. De zwartgeblakerde gebouwen zonder ramen staan leeg, op de muren zijn teksten te lezen zoals ‘Soga treed af’.

Opstapelende schulden

Ofani Eremae is al ruim vijfentwintig jaar journalist op de Salomonseilanden. Hij snapt wel waarom een deel van de bevolking niets van China moet hebben. „Vroeger waren de Chinese winkels alleen in de Chinese wijk. Maar tegenwoordig is het overal Chinatown”, zegt hij.

Volgens journalist Ofani Eremae zijn veel florerende bedrijven ten onder gegaan door Chinese concurrentie.
Foto Meike Wijers

Een jaar geleden richtte hij het platform In-depth Solomons op, een van de weinige media die onderzoeksjournalistiek bedrijven op de Salomonseilanden. Hij heeft een bescheiden kantoor in een complex aan de stoffige hoofdstraat van Honiara. Zijn bureau wordt verlicht door felle tl-buizen, de airconditioning staat op standje ijzig. „Salomonseilanders die voorheen florerende bedrijven hadden, hebben hun deuren moeten sluiten omdat ze niet konden concurreren met de Chinezen die hier kwamen. We zijn toeschouwers geworden in ons eigen land”, zegt hij.

Oppositiepartijen wijzen op de schulden die zich opstapelen. Politicus Gordon Darcy Lilo is de leider van de boerenpartij Sipra. „Ik maak me grote zorgen om de grote leningen die de regering is aangegaan met China”, zegt hij. Hij zit in de tuin van het Heritage Park Hotel onder een wuivende palmboom. Het duurste hotel van Honiara is een verzamelplaats voor politici, zakenmensen, juristen en diplomaten. „Wat gebeurt er als we die leningen niet terug kunnen betalen”, vraagt Lilo zich af.

Het is een onrustige periode voor de eilandengroep die een roerige geschiedenis kent. De archipel telt zo’n zevenhonderdduizend inwoners die verspreid zijn over meer dan negenhonderd eilanden. Lange tijd was het een Brits protectoraat, het viel onder bescherming van het Britse rijk. In 1978 werd het land onafhankelijk. Sindsdien kwakkelt de economie. Na een staatsgreep in 2000 en jarenlange gevechten tussen verschillende etnische groeperingen werd het land in 2001 failliet verklaard.

Astronautenvoedsel

Nog steeds is het een van de armste landen in de Pacific. Dat is te zien in de Pikinini kliniek voor kinderen, vlakbij de Chinese wijk. In een grote ruimte zijn drie verpleegkundigen aan het werk die de kinderen een voor een onderzoeken. Op de gang staat een rij vrouwen en kinderen op hun beurt te wachten. Anne Leo (53) runt sinds ruim tien jaar de kliniek. Ze ziet regelmatig kinderen die ondervoed zijn. „De zwakste kinderen geven we deze zakjes mee”, zegt ze terwijl ze een pakje uit een doos haalt dat doet denken aan astronautenvoedsel. „Het is een soort pindakaas met alle proteïne en vitamine die ze nodig hebben.”

Victoria (23) en haar zieke zoontje Josiah Ralph (2). In de Pikinini-kliniek wordt alle hulp, ook Chinese, zeer op prijs gesteld.
Foto Meike Wijers

De 23-jarige Victoria is bij de kliniek met haar zoon Josiah Ralph van bijna twee. Het jongetje met grote bruine ogen is lusteloos, ze weet niet wat hem mankeert. „Het probleem waar ik tegenaan loop is een gebrek aan geld”, zegt ze. Ze werkt in een winkel terwijl haar ouders op haar kind passen. „Ik weet niet precies wat ze hem te eten geven. Ik ben gestopt met studeren toen ik hem kreeg, omdat ik moet werken om genoeg te verdienen.”

Dat hoort verpleegster Leo de hele dag. „Het leven is duur, mensen kunnen zich weinig veroorloven”, zegt ze. Ook voor het programma voor ondervoede kinderen is te weinig geld. „We hebben meer steun nodig. Nu kunnen we niet altijd alle kinderen helpen.” Als het aan haar ligt, is elke hulp welkom. Ook uit China.

Onverklaarbare rijkdom

Op het eiland Malaita, het dichtstbevolkte eiland van de Salomonseilanden, is van oudsher de meeste onvrede over de invloed van China. Demonstranten die de Chinese wijk in de hoofdstad in brand staken, kwamen voornamelijk hier vandaan.

Malaita is een vulkanisch eiland, ruim twee uur met een veerboot van de hoofdstad Honiara. Aan de rand van het water staan traditionele houten huizen op palen. Kinderen slingeren aan de takken van een dode boom die in het water ligt. Ook hier worden veel winkels gerund door Chinezen. Ken Yan (55) woont sinds elf jaar op Malaita. Hij bemoeit zich liever niet met de discussie over Chinese invloed. „Maar het is niet eerlijk dat ze ons de schuld geven als ze problemen hebben met de regering”, zegt hij.

Het eiland is tevens de thuisbasis van Matthew Wale, een prominent oppositieleider. Zijn coalitiepartij CARE kan de krachten bundelen met de eveneens China-kritische United Party. Samen hebben die iets meer zetels gehaald dan OUR, en daarmee maakt Wale kans om premier te worden. Wale draait al jaren mee in de nationale politiek en is een bekende criticus van Sogavare. „Zijn prioriteiten zijn niet op orde. Zijn regering heeft miljoenen uitgegeven aan de Pacific Games, terwijl we in bijna alle ziekenhuizen niet genoeg medicijnen hebben”, zegt hij.

In Auki, de hoofdstad van het eiland Malaita, verblijft hij in een eenvoudig motel. De kleine kamers met eenpersoonsbedden hebben geen ramen, worden verlicht door tl-buizen en hebben slechts een langzaam zwiepende plafondventilator tegen de hitte en de muggen. Wale is hier thuis, hij groeide op in het kleine dorp aan de waterkant. Politici verdienen niet veel geld in de Salomonseilanden. Tot voor kort verdiende de premier van het land een bescheiden 34.000 euro per jaar. Onlangs voerde Sogavare’s regering een loonsverhoging in, waardoor hij nu zo’n 47.000 euro per jaar verdient.

Volgens Wale heeft Sogavare de band met China aangehaald uit financieel eigenbelang. „Hij heeft veel onverklaarbare rijkdom. De informele economie, de zwarte markt, bedraagt meer dan 200 miljoen euro. Dat zit niet in het banksysteem, het is in handen van Chinese groothandelaren en de houtindustrie. Sogavare profiteert hiervan”, stelt hij.

Ook onderzoeksjournalist Eremae verdenkt de regeringsleider van corruptie. Onlangs deed hij onderzoek naar de bezittingen van Sogavare. De afgelopen jaren hebben de premier en zijn vrouw acht nieuwe huizen laten bouwen. Daarvoor sloten ze verschillende hypotheken af ter waarde van zo’n 800.000 euro. „Financiële experts die we naar die cijfers hebben laten kijken zeggen dat hij zo’n hoge lening niet had kunnen krijgen met zijn salaris als premier”, zegt Eremae.

Hij had Sogavare daar graag over aan de tand gevoeld, maar die wees zijn interviewverzoeken af. Wel heeft zijn vrouw in een verklaring gesteld dat ze „niets te verbergen hebben”. Eremae stelt dat de democratie onder druk staat. „Onze leiders weigeren te praten met de media.We zien steeds meer signalen van het communisme in ons land”, zegt hij.

Spagaat

Door de toegenomen aanwezigheid van China staan Australië en de Verenigde Staten ook te dringen om aandacht. Lange tijd heeft Australië de relatie met landen in de Stille Oceaan verwaarloosd, maar sinds zijn aantreden probeert de regering van premier Anthony Albanese de banden weer aan te halen. Traditioneel is Australië de belangrijkste bondgenoot van de eilandengroep, en ook de grootste geldschieter. Australië geeft miljoenen uit aan ontwikkelingshulp. Maar dat gaat vaak naar projecten die minder zichtbaar zijn dan de grote infrastructurele projecten die China financiert.

Lees ook
Voorlopig zijn alleen bij rampen buitenlandse diplomaten welkom op de Salomoneilanden

Functionarissen van de Salomoneilanden en China overleggen aan boord van een Chinees ziekenhuisschip in de haven van Honiara, de hoofdstad van de eilandenstaat.

De Verenigde Staten opende vorig jaar weer een ambassade in het land, na dertig jaar afwezigheid. Het kleine, onopvallende gebouw in de haven van Honiara kan niet tippen aan de ambassade van China; dat neemt een heel blok aan de hoofdweg in beslag.

Eremae ziet zijn land steeds verder in een spagaat terechtkomen tussen China en het Westen. „Als het land zwak is en onze leiders corrupt zijn, geven we onze soevereiniteit gemakkelijk weg aan buitenlandse machten.” Volgens hem staat de onafhankelijkheid van zijn land op het spel. „We worden slaven van de grootmachten. Dat gebeurt nu al.”


Mexico-Stad zet zich schrap voor ‘el dia cero’: de dag dat het water op is

Elke ochtend draait Hilaria Damián López de kraan van haar keukentje open. Aan het geluid van de kraan hoort ze gelijk wat haar te wachten staat. „Als je het ijzer hoort piepen, weet je dat de kraan leeg blijft. Als je gegorgel vanuit de leiding hoort, is de kans groot dat er een beetje water is”, verzucht de Mexicaanse. Naast de verweerde kraan staan plastic bakken. Om mee te douchen. Om het douchewater vervolgens mee op te vangen. En om met dat water dan weer de afwas te doen. „We zijn hier wel creatief geworden”, lacht ze.

Al maandenlang heeft Damían vaker niet dan wel water en moet ze het doen met wat vrachtwagens van de gemeente en waterverkopers langsbrengen. Miljoenen andere bewoners van Mexico-Stad, met zo’n 22 miljoen inwoners de op één na grootste stad op het westelijk halfrond, delen haar lot. Sinds begin dit jaar kampen ze met ernstige watertekorten.

Droogte, met name door weerfenomeen El Niño, een gebrekkig bestuur, verouderde infrastructuur en een almaar uitdijend inwonertal van de stad maken deze tekorten steeds ernstiger. Omdat het waterpeil in stuwmeren en de vele reservoirs steeds lager staat, waarschuwen experts al voor el dia cero: de dag dat miljoenen mensen in Mexico-Stad helemaal geen water meer hebben. Met de zomer in aantocht komt die dag steeds dichterbij. Mogelijk is het binnen twee maanden al zo ver.

Jerrycans

Inwoners, met name in de periferie, zijn nu al afhankelijk van wateraanvoer van elders. Organisaties als de Grupo Popular Social (GPS), onder leiding van Ana María Maya Anaya, bezorgen in de aan Mexico-Stad vastgegroeide gemeente Naucalpán, waarin Hilaria Damiáns wijk El Molinito ligt, water aan getroffen mensen. „De afgelopen jaren kwam het hier steeds vaker voor dat het water werd afgesloten omdat de waterstanden te laag waren. In sommige wijken is er nu nog maar eens in de twee, drie weken water. In sommige wijken al helemaal niet meer”, zegt Maya, die ook in de wijk woont

Demonstranten betogen begin april in Mexico-Stad, met de tekst ‘water voor iedereen’.
Foto Alfredo Estrella/AFP

Als de wind door El Molinito waait, voelt de wijk aan als een heteluchtoven. Stofwolken en dorre bladeren doen een waterverkoper zijn ogen bedekken, terwijl hij op zijn roestige fiets langs de gesloten rolluiken van winkels fietst. De grote blauwe en oranje plastic jerrycans van twintig liter, in een bak die aan zijn zadel is vastgemaakt, zijn leeg. Morgen komt hij weer langs, als het goed is met volle vaten.

De inwoners van deze wijken voelen zich minder menselijk, zegt Ana María, omdat ze zich door het gebrek aan water minder vaak kunnen wassen en zich dus minder schoon voelen. Psychologische pijn, noemt ze het. „Het is belangrijk dat we allemaal, als onderdeel van de maatschappij, bewust zijn van de huidige situatie. De droogte raakt iedereen. Toch blijven mensen hun auto wassen met vele emmers water en hun gazon sproeien. In de betere wijken hebben mensen zwembaden. En hier staan ze in de rij voor een jerrycan”, zegt ze.

medewerker Grupo Popular SocialAna María Maya Anaya De afgelopen jaren kwam het hier steeds vaker voor dat het water werd afgesloten omdat de waterstanden te laag waren

De dia cero waar experts voor waarschuwen, speelt vooral rond het Cutzamala-systeem, een uitgestrekt stelsel van aquaducten en reservoirs waarmee water uit andere staten wordt gepompt. Ruim een derde van het water dat Mexico-Stad verbruikt komt uit dit systeem. Zeker vijf miljoen mensen zijn er afhankelijk van.

Eén van de belangrijkste stuwmeren van Cutzamala ligt in de Valle de Bravo. Afgezien van de geluiden van drie vogels is het er doodstil, deze middag. Een groen-blauwe stroom loopt door het midden van het meer richting een dam. De oevers zijn uitgedroogd, de aarde van de drooggevallen bedding is gebarsten. Volgens regionale autoriteiten functioneert het systeem momenteel op 40 procent van zijn capaciteit. Dat lijkt een positieve inschatting: op sommige plekken kun je naar de overkant van het meer lopen zonder natte voeten te krijgen.

Het Cutzamala-systeem is inmiddels vijftig jaar oud. Door de verouderde infrastructuur en de verdamping door de brandende hitte gaat bijna de helft van het opgepompte water verloren voordat het Mexico-Stad bereikt. Volgens wateringenieur Mario López Pérez is de situatie rond het systeem al decennia bekend bij autoriteiten, maar is er nooit actie ondernomen om iets aan de nijpende problemen te doen.

Noodtoestand

„Geen enkele nationale, regionale of lokale autoriteit heeft echt interesse getoond om de situatie te veranderen”, zegt López Pérez. „De enige oplossing die ze hadden was in de gebieden rond Mexico-Stad nieuwe putten aan te boren. En daardoor is het gebied nu kurkdroog. Als je geld van een bankrekening blijft halen zonder die aan te vullen, kom je ook in het rood te staan.”

Er zijn volgens de wateringenieur oplossingen, met name op korte termijn. Hij somt op: „Er moet meer water worden opgevangen. Er moet minder drinkwater naar de landbouw gaan. Je moet ontbossing tegengaan. Mensen die illegaal water aftappen moet je hard aanpakken. En je moet de noodtoestand uitroepen, zodat er meer geld voor deze ramp is.”

Een werknemer repareert een lek in de wijk Coyoacán van Mexico-Stad in maart.
Foto Eduardo Verdugo / AP

Met de verkiezingen in aantocht, in juni, ziet López Pérez dat met name de federale regering niet wil erkennen hoe erg de situatie is. „Ze proberen tijd te winnen, het probleem door te schuiven. En ondertussen krijg je, naast het watertekort, dat de kwaliteit van het water dat overblijft in snel tempo afneemt.”

Daarnaast is er volgens López Pérez simpelweg geen geld om de problemen aan te pakken. Bij het uitroepen van de noodtoestand zouden er fondsen moeten vrijkomen voor gemeenten. Maar in de eerste jaren dat de huidige regering aan de macht was, werd het noodfonds Fonden, met daarin ruim 850 miljoen euro, opgeheven.

Volgens president Andrés Manuel López Obrador was er sprake van corruptie bij het fonds. Uit onderzoek van het Mexicaanse Instituut voor Competitiviteit (IMCO) blijkt daarnaast dat de nationale watercommissie Conagua het sinds begin dit jaar met 13 procent minder geld moet doen. Met name in programma’s die zich richten op infrastructuur voor drinkwater en riolering is flink gesneden.

‘Mensen zijn niet dom’

Dat er ondanks de huidige situatie nog geen massale demonstraties plaatsvinden, komt volgens ingenieur López Pérez door de miljarden die de regering in sociale programma’s pompt. „Ze proberen de mensen zoet te houden, zeker nu, vlak voor de verkiezingen. Maar mensen zijn niet dom. Onder de huidige favoriet Claudia Sheinbaum zal niet veel veranderen. Ze heeft het amper over de waterproblemen in Mexico-Stad”, zegt hij.

Ook de huidige president, de nog zeer populaire López Obrador, heeft het er liever niet over. Nadat hij vorige week door een journalist bij zijn dagelijkse persconferentie werd geconfronteerd met overheidsgegevens over de droogte in Mexico, reageerde hij op een manier die typisch is voor de president. „De media, in het algemeen, zijn niet objectief en onprofessioneel”, zei hij. „Ik heb andere gegevens. Zo slecht gaat het niet.”

De uitgedroogde bodem van het stuwmeer Miguel Aleman, half maart in de Valle de Bravo.
Foto Marco Ugarte/AP


Massagraven gevonden bij ziekenhuis in Gaza

Bij het Nasser-ziekenhuis in Khan Younis, in de zuidelijke Gazastrook, zijn er de afgelopen dagen verschillende massagraven gevonden. Volgens medewerkers van de Palestijnse Civiele Bescherming (PCD) in Gaza gaat het om ruim driehonderd lichamen, waaronder van vrouwen en ouderen.

Medewerkers van de organisatie vertelden aan nieuwszender CNN dat bij sommige lichamen de handen en voeten zijn gebonden en er aanwijzingen zijn van executies. „We weten niet of ze levend zijn begraven of geëxecuteerd. De meeste lichamen zijn ontbonden,” zei Yamen Abu Suleiman, de directeur van de Civiele Bescherming in Khan Younis, tegen CNN.

Belegering

Eind januari belegerde het Israëlische leger wekenlang het Nasser-ziekenhuis. Ook voerde het in de omgeving van het ziekenhuis luchtaanvallen uit. Volgens het Israëlische leger zouden er zich in het ziekenhuis Hamas-strijders hebben opgehouden. Hiervoor heeft het geen bewijs geleverd.

Het Israëlische leger trok zich op 7 april grotendeels terug uit het zuiden van Gaza. Sindsdien zijn inwoners teruggekeerd naar het Nasser-ziekenhuis om op zoek te gaan naar gedode familieleden en hen elders permanent te begraven.

Enkelen van hen vertelden aan CNN dat zij hun familieleden aanvankelijk zelf tijdelijk hadden begraven op het terrein. Later zouden de lichamen zijn opgegraven door het Israëlische leger, dat DNA-testen uitvoerden om te kijken of er lichamen van Israëlische gijzelaars tussen zaten.

Het Israëlische leger ontkende in een verklaring op dinsdag dat zijn troepen Palestijnen hebben geëxecuteerd of begraven in massagraven bij ziekenhuizen in Gaza.

Het is nog niet duidelijk of er zich onder de doden medewerkers van het ziekenhuis of patiënten bevinden. Volgens het Palestijnse persbureau Wafa gaat het om burgers die zijn gedood tijdens de Israëlische belegering en collectief zijn begraven door het leger. Het meldde eveneens dat er onder de doden kinderen zijn.

Volker Türk, de VN-Hoge Commissaris voor de Mensenrechten, zei dinsdag in een reactie „geschokt” te zijn over de ontdekking van de massagraven bij de ziekenhuizen.

Met scheppen uitgegraven

Het Nasser-ziekenhuis is niet de eerste medische faciliteit in Gaza waar massagraven zijn gevonden. Eerder deze maand werden bij het al-Shifa-ziekenhuis in het noordelijker gelegen Gaza-Stad, dat in maart werd belegerd, tientallen lichamen uit een massagraf opgegraven. Onder hen waren ook vrouwen en kinderen. Door een gebrek aan forensische experts en middelen werden lichamen met scheppen en met de handen uitgegraven. Begin februari werd er in het noorden van Gaza eveneens een massagraf ontdekt van dertig Palestijnse gevangenen, die waren geblinddoekt en met de handen gebonden.

Het dodental in Gaza is sinds het begin van het Israëlische offensief opgelopen tot ruim 34.000. Duizenden mensen liggen nog onder het puin of worden vermist. In verschillende delen van de Gazastrook, waaronder in het noorden, zijn Israëlische luchtaanvallen de afgelopen dagen geïntensifieerd.

Volgens inwoners van Khan Younis is het leger afgelopen maandag opnieuw een oostelijk deel van de stad binnengevallen, waardoor mensen die waren teruggekeerd naar hun huizen opnieuw moesten vluchten.