Zonder olie kan Zuid-Soedan niets en ligt geweld op de loer

Zuid-Soedan dreigt het volgende slachtoffer te worden van de oorlog in Soedan. Voor de export bestemde olie, de levenslijn waarop vrijwel alles in het straatarme land draait, vloeit al maanden nauwelijks door de pijplijn. Die loopt noordwaarts door Soedan naar havenstad Port Sudan, door gebied onder controle van de paramilitairen van de Rapid Support Forces, die een machtsstrijd uitvechten met het Soedanese leger.

De pijplijn, waar zo’n 70 procent van Zuid-Soedans olie doorheen vloeit, raakte in februari beschadigd. Soedans ministerie van Energie, geleid door het regeringsleger, verklaarde daarop force majeure (overmacht): de benodigde reparaties en onderhoud konden niet worden uitgevoerd, schreef het in een persbericht.

Karige salarissen

„Maar die inkomsten zijn cruciaal voor onze economie”, e-mailt Ahmed Morgan, die economie doceert aan de Universiteit van Juba. Op olie na produceert Zuid-Soedan vrijwel niets. Reis vanuit hoofdstad Juba noordwaarts en je ziet gortdroge vlaktes afgewisseld door rivieren en moerasgebieden en vooral dorpen van leem. Geen grote plantages, geen fabrieken. Bijna alles moet worden geïmporteerd – en daar zijn de oliedollars voor nodig. „Als dit doorgaat”, waarschuwt Morgan, „dreigt onze economie totaal in te storten.”

Het land kampt al met hyperinflatie en een munt die in een jaar tijd de helft van haar waarde verloor ten opzichte van de dollar. Ambtenaren, onder wie leraren en soldaten, zitten al maanden zonder salaris. Onlangs kondigde Zuid-Soedans gloednieuwe minister van Financiën Awow Daniel Chuang aan dat zij in ieder geval één maandsalaris, dat van oktober, betaald zouden krijgen. Aan de rest werd nog „hard gewerkt”.

Het zal „weinig veranderen”, erkende Chuang, een ingenieur die eerder minister voor Olie was, tegenover lokale journalisten. „Maar het is iets.”

Chuangs voorganger, die in april, amper een half jaar na zijn benoeming, alweer werd ontslagen, weet daar alles van. Bij zijn aantreden afgelopen zomer beloofde hij de karige salarissen voor ambtenaren en soldaten – tóén omgerekend zo’n 3 tot 30 dollar per maand – met 400 procent te verhogen. Kort daarop stopten de betalingen, zonder uitleg. Maanden later pas erkende hij dat de beloofde verhoging „niet houdbaar” was.

Loyaliteit

„Begrotingen zijn projecties”, reageerde de toenmalige minister op de lokale staatszender. „Maar als er een oorlog uitbreekt in Soedan en de olie wordt afgesneden, dan hebben we geen middelen meer. Is dat de schuld van de minister van Financiën?”

De situatie legt in elk geval bloot dat het staatsapparaat sinds Zuid-Soedan in 2011 onafhankelijk werd van Soedan nergens anders in investeerde dan in olie. Op papier was het dankzij die grondstof destijds een van de rijkste landen in Oost-Afrika. Maar van de inkomsten uit de naar schatting 170.000 vaten die per dag werden geproduceerd, en op de markt zo’n 1 miljard dollar per jaar opleverden, zag de staatskas weinig terug.

Zo gaat een groot deel daarvan naar de oliebedrijven die de grondstof oppompen, en een ander deel naar Soedan: over zijn grondgebied lopen Zuid-Soedans enige twee pijpleidingen. De rest gaat volgens een rapport van de International Crisis Group grotendeels op aan het afbetalen van leningen of verdwijnt in de zakken van een politieke elite onder leiding van president Salva Kiir. Die moet veel belangengroepen tevreden houden en dat patronagesysteem kost geld.

„Met het oliegeld kocht Kiir onder meer de loyaliteit van een aantal belangrijke gewapende leiders”, zegt Ferenc David Marko, onderzoeker bij de denktank, over de telefoon. „Dat staat nu allemaal stil.”

Daarmee dreigt naast een economische instorting ook een nieuwe cyclus van geweld in een land waarvan de geschiedenis al door geweld getekend is. Kort na de onafhankelijkheid zakte Zuid-Soedan al weg in een bloedige burgeroorlog, deels vanwege ruzie over olie. Zeker 400.000 mensen kwamen daarbij om het leven. Een vredesdeal bracht vanaf 2018 enige rust, maar echt stoppen deden de veelal etnische conflicten nooit.

Rechter

Nu groeit het chagrijn, ook onder de soldaten, van wie de meesten al nauwelijks betaald kregen. Voor hen en veel andere Zuid-Soedanezen is voedsel, brandstof en zelfs water inmiddels onbetaalbaar. Onder meer de prijzen van maïsmeel en bonen stegen volgens het Wereldvoedselprogramma het afgelopen jaar respectievelijk met 55 en zelfs 84 procent. Terwijl vóór de oorlog in Soedan al zo’n 80 procent van de bevolking in armoede leefde.

Afgelopen november was hij voor het laatst in Zuid-Soedan, vertelt onderzoeker Marko. Zoals wel vaker werd hij in Juba staande gehouden door politieagenten. Normaal is het verzoek simpel, zegt de onderzoeker: ze willen gewoon wat geld. Maar deze agenten vroegen hem eten voor hen te kopen. „Eten!”, herhaalt hij. „Want ze hadden zo’n honger.”

Lees ook
uid-Soedanezen waanden zich veilig in Soedan. Nu is het ook daar oorlog en vluchten ze terug naar hun eigen, kapotte land

Vluchtelingen passeren bij Joda de grens tussen Soedan en Zuid-Soedan

Boven op dit alles stapelt zich een enorme vluchtelingencrisis, eveneens veroorzaakt door de oorlog bij de buren, die zwaar op het land drukt. Ruim 600.000 mensen vluchtten de afgelopen maanden de grens over, velen van hen zijn Zuid-Soedanezen die juist eerder naar Soedan waren gevlucht voor het geweld in hún land.

Zijn regering heeft leningen nodig, zegt econoom Ahmed Morgan. Maar landen als China en Qatar, die ze in het verleden nog wel verstrekten, zijn daar nu niet meer zo happig op. Zuid-Soedans regering beloofde hun miljoenen- en zelfs miljardenleningen met toekomstige olie-inkomsten terug te betalen, maar daarvan kwam mede door dalende olieprijzen weinig terecht. Qatar eist nu via de rechter de geleende honderden miljoenen terug.

Risicovol

Toch lijkt een gegadigde zich te hebben aangediend. Een onbekend bedrijf waarvan de oprichter verre familie is van de koninklijke familie in de Verenigde Arabische Emiraten, zou bereid zijn Zuid-Soedan het enorme bedrag van 12 miljard dollar – tweemaal Zuid-Soedans bruto nationaal product – te lenen in ruil voor twintig jaar aan olieleveranties met korting.

Het akkoord hierover, waar persbureau Bloomberg als eerste over schreef en waar NRC een kopie van in handen heeft, zou eind december zijn getekend. De echtheid ervan kon niet door NRC worden vastgesteld: Zuid-Soedans ministerie van Informatie noch de directeur van het desbetreffende bedrijf Hamad Bin Khalifa Department of Projects reageerde op vragen.

„Als het klopt, en daar lijkt het op, laat dit zien hoe wanhopig de regering is”, zegt Marko van de International Crisis Group. „Ze weten dat de toekomst van het land op het spel staat.” Geld-voor-olieleningen zijn risicovol en daarmee omstreden. Nog maar een paar jaar geleden beloofde de Zuid-Soedanese regering het Internationaal Monetair Fonds van dit soort leningen af te zien, destijds in ruil voor een steunpakket van enkele tientallen miljoenen.

Dat deze deals inderdaad risicovol zijn, zeker voor een land als Zuid-Soedan, is nu gebleken. Nog geen twee maanden na het tekenen ervan raakte de pijplijn beschadigd. De vraag is daarmee of de (volgens het document afgesproken) eerste aanbetaling van 5 miljard dollar al is overgemaakt. Soedans vicepresident en generaal in het regeringsleger beloofde onlangs dat Zuid-Soedans olie „binnen twee maanden” weer zou vloeien.

Hoe hij die belofte denkt te kunnen nakomen, is niet duidelijk.


Jordanië balanceert op wankel koord tussen Israël en Iran

Sinds de Gaza-oorlog balanceert Jordanië op een wankel koord. Het koningshuis en de regering uiten stevige kritiek op de Israëlische aanvallen op Gaza. Tegelijk willen zij de relaties met Israël niet te veel beschadigen en ook hun bondgenootschap met de Amerikanen bewaken.

De helft van de bevolking in Jordanië is van Palestijnse afkomst en de solidariteit met de Palestijnse zaak in het land is groot. Tegelijk heeft Jordanië strategische en economische banden met Israël. Ook is het, net als Israël, een belangrijke regionale bondgenoot van de Amerikanen, van wie het jaarlijks 1,45 miljard dollar (1,3 miljard euro) aan hulp ontvangt.

Op de banden met Israël is veel kritiek. Dat Jordanië enkele weken geleden meehielp met het onderscheppen van Iraanse drones in het Jordaanse luchtruim richting Israël heeft de spanning alleen maar verder doen oplopen, ook al ging het volgens politici primair om bescherming van de Jordaanse soevereiniteit.

„Jordanië nam een moeilijke positie in door de raketten uit de lucht te halen, wetende dat dit geen populaire zet is onder de bevolking”, zegt de Jordaanse journalist en politiek commentator Osama al-Sharif, in zijn huis in de hoofdstad Amman.

De afgelopen maanden is er in Jordanië veelvuldig gedemonstreerd tegen de Gaza-oorlog, de opstelling van de eigen regering en de banden met Israël en de VS. De protesten worden bijgewoond door een breed scala van de bevolking. De straten rondom de Israëlische ambassade in Amman zijn inmiddels afgezet. In de hele wijk staan politieagenten en busjes van de veiligheidstroepen.

Wat bijdraagt aan de binnenlandse spanningen zijn de aanstaande verkiezingen in september. Volgens Al-Sharif overwegen sommige Jordaniërs een proteststem op de islamisten. „Niet noodzakelijk vanwege hun geloof in de Moslimbroederschap, maar uit sympathie voor het Palestijnse verzet”, zegt Al-Sharif.

Verrader

Half april voerde Iran met raketten en drones een grootschalige aanval uit op Israël, uit vergelding voor de Israëlische luchtaanval op het Iraanse consulaat in Damascus in Syrië, begin april. Jordanië haalde drones neer en zou zijn luchtruim ook hebben opgesteld voor Amerikaanse, Franse en Israëlische straaljagers.

In Israël werd die bijdrage bejubeld. Israëlische en Amerikaanse leiders presenteerden de indirecte ‘hulp’ van Arabische landen als een hoopvol teken van regionale samenwerking. Maar critici van de Jordaanse betrekkingen met Israël noemden koning Abdullah een verrader. Op sociale media verschenen gefingeerde afbeeldingen van de koning gehuld in een Israëlisch militair uniform.

Lees ook
Bang om zwak te lijken, slaan Iran en Israël liefst hard terug

Een anti-Israëlisch billboard in Teheran, twee dagen na de Iraanse aanval met drones en raketten op het land.

Tijdens de betogingen in Jordanië wordt opgeroepen tot het verbreken van het vredesverdrag met Israël uit 1994. Jordanië is het tweede Arabische land dat een vredesverdrag met Israël sloot, na Egypte (in 1979). Jordanië importeert Israëlisch gas en ontvangt – als onderdeel van het vredesverdrag – water uit het meer van Galilea. Naast de economische betrekkingen werken ook de Israëlische en Jordaanse inlichtingendiensten nauw samen.

Verschillende Jordaanse politici claimen nu dat Hamas en de Jordaanse Moslimbroederschap achter de binnenlandse protesten zitten. Op papier is Hamas niet aanwezig in het land; hun leiders werden in 1999 Jordanië uitgezet. De voormalige minister van Informatie Samih al-Maaytah beschuldigt Hamas ervan om via de Moslimbroederschap te pogen opnieuw voet aan de grond te krijgen en chaos te creëren in Jordanië. 

Destabiliseren

Ook wijzen (voormalige) Jordaanse politieke vertegenwoordigers en analisten naar Iran, dat van de protesten zou profiteren. „Iran probeert al sinds lange tijd Jordanië te destabiliseren”, zegt ook Amer al-Sabaileh, professor aan de Universiteit van Jordanië in Amman en geopolitiek analist.

„We zijn allemaal tegen de oorlog in Gaza. Maar de realiteit is dat Jordanië gemakkelijk in chaos kan vervallen. Je hebt geen idee hoeveel pogingen er zijn om Jordanië te infiltreren vanuit omringende landen”, zegt Al-Sabaileh, doelend op pro-Iraanse militante groeperingen in Syrië en Irak.

Het Nationale Forum voor de Steun aan het Verzet en de Bescherming van het Vaderland, een alliantie van Jordaanse activisten en politici, roept al maanden op tot demonstraties bij de Israëlische ambassade. Ook de Jordaanse tak van de BDS-beweging (boycot, desinvesteren, sancties) is een van de organisatoren van de protesten. Zij willen dat er een einde gemaakt wordt aan de betrekkingen met Israël, waaronder de export van groente.

geopolitiek analist aan Universiteit van JordaniëAmer al-Sabaileh We zijn allemaal tegen de oorlog in Gaza. Maar de realiteit is dat Jordanië gemakkelijk in chaos kan vervallen

Al-Sabaileh meent dat de demonstranten onrealistische eisen hebben: „Niemand verwacht van Jordanië om Che Guevara te zijn. Jordanië is een westerse bondgenoot met een heel stabiel beleid, een duidelijke diplomatieke benadering. De alliantie met de VS is heilig.”

Volgens Al-Sharif zijn de politieke betrekkingen tussen Jordanië en Israël echter nog nooit zo ‘koud’ geweest sinds het vredesverdrag dertig jaar geleden werd gesloten. Begin november riep Jordanië zijn ambassadeur in Tel Aviv terug vanwege de humanitaire catastrofe die Israël in Gaza aanricht. Ook verzocht het land de Israëlische ambassadeur in Amman, die toen in Israël was, om niet terug te keren naar Jordanië.

Onderdrukking activisten

Ondertussen worden de aanhoudende protesten tegen de Gaza-oorlog streng gereguleerd en activisten onderdrukt. Volgens demonstranten zijn Palestijnse vlaggen en spandoeken met bepaalde leuzen verboden. Niet alleen in Jordanië, maar ook elders in de Arabische wereld wordt gedemonstreerd tegen Israëls oorlog in Gaza. Voor veel activisten is de Palestijnse strijd verbonden met de binnenlandse politiek en strijd voor meer vrijheden, en daarvan zijn Arabische regeringen zich terdege bewust.

Sinds 7 oktober zijn er in Jordanië ruim vijftienhonderd mensen opgepakt tijdens protesten tegen de oorlog in Gaza, meldde Amnesty International . Eind maart, toen er tijdens de ramadan opnieuw grote protesten waren, werden demonstranten uiteen gedreven door de veiligheidstroepen met traangas en wapenstokken, schrijft de organisatie.

„De meerderheid is inmiddels vrijgelaten, maar tientallen mensen worden nog gevangen gehouden”, vertelt Reina Wehbi, regionale campagnevoerder van Amnesty voor Jordanië en Libanon, telefonisch vanuit Beiroet.

Afgelopen augustus werd in Jordanië een cybercrime-wet ingevoerd, een bewust brede en vaag geformuleerde wet die onder meer het verspreiden van nepnieuws en ‘immoraliteit’ moet tegengaan. Het is deze wet die nu veel wordt gebruikt om demonstranten op te pakken en te berechten, zegt Wehbi.

Sommigen worden in administratieve detentie – zonder aanklacht of proces – vastgehouden,  en mogen geen bezoek ontvangen van hun advocaat. „In Jordanië kan administratieve detentie oneindig zijn, en er zijn heel weinig middelen om in beroep te gaan of bezwaar te maken.”


Berlusconi’s palazzo in Rome is nu hoofdkwartier van wereldpers

Dat Silvio Berlusconi tijdens zijn politieke carrière, viermaal als premier van Italië en tussendoor als oppositieleider, bepaald niet tuk was op internationale media, is nog zacht uitgedrukt. Kritische vragen vond hij irritant en werden volgens hem sowieso gesteld door ‘communisten’ – zijn ultieme scheldwoord.

Het lot kan ironisch zijn. De buitenlandse persvereniging in Rome, die meer dan twintig jaar kantoor hield in een gebouw nabij de Trevi-fontein maar op zoek moest naar een andere plek omdat een buitenlands investeringsfonds er een luxehotel van wil maken, is eind maart uitgerekend verhuisd naar Palazzo Grazioli. Heel Rome kent dat pand als het zestiende-eeuwse stulpje dat 25 jaar lang de residentie was van de vorig jaar overleden Berlusconi.

„Toen ik hardop vroeg of Palazzo Grazioli een optie voor ons zou zijn, maakte ik eigenlijk een grap”, vertelt Gustav Hofer, correspondent voor tv-zender Arte en lid van de uittredende raad van bestuur van de persvereniging. „We hadden al veertien gebouwen in Rome bezocht, en altijd mankeerde er wel wat aan. De ruimte was te klein, ofwel net te groot, of het was niet mogelijk om er een bar en restaurant in onder te brengen, toch essentieel bij een co-workingplek van journalisten.”

Palazzo Grazioli bleek uitermate geschikt: centraal gelegen bij de politieke instellingen, in het hart van Rome, 1.600 vierkante meter groot, met twee conferentiezalen, en ruimte voor een koffiehoek, bar en restaurant. Toen Hofer voor het eerst het gebouw bezocht, hing de geest van Berlusconi volgens hem nog in het gebouw.

„Berlusconi had, net zoals wij nu, de hele piano nobile, de eerste verdieping, afgehuurd. Maar het gebouw had een opfrisbeurt nodig.” In de kamers lag een oubollige roze vloerbedekking, en in de gang stonden rode fluwelen stoeltjes in nep-Versailles-stijl. „Je kreeg kortom niet het gevoel dat hier een van de rijkste en meest succesvolle mannen van Italië had gewoond. Het was meer ingericht op basis van status dan van smaak”, blikt Hofer terug.

Lees ook
deze necrologie van Berlusconi (1936-2023)

In februari 2021 arriveerde Silvio Berlusconi als leider van Forza Italia bij het Italiaanse parlement voor overleg over de kabinetsformatie van beoogd premier Mario Draghi.

Mussolini

De internationale persvereniging is een ontmoetingsplaats en werkplek voor buitenlandse correspondenten in Rome, waar ook frequent persconferenties worden gehouden. De vereniging werd opgericht in 1912 en telt inmiddels meer dan driehonderd betalende leden. Het begon met samen werken in een koffiehuis, maar in de jaren dertig stelde de fascistische dictator Benito Mussolini de buitenlandse pers een gebouw ter beschikking, een manier om de media te kunnen controleren.

De Italiaanse overheid betaalt nog steeds de huur. Verwacht de regering dan iets in ruil? Helemaal niet, zegt Hofer. Maar een plek hebben van waaruit een wereldwijd publiek wordt geïnformeerd over het politieke, economische en culturele reilen en zeilen in Italië, is voor iedereen nuttig. „Giorgia Meloni staat hierbuiten, en heeft nog nooit een persconferentie bij ons willen houden”, zegt Hofer. De moeilijkste jaren, toen de overheidsfondsen zelfs ter discussie werden gesteld, waren overigens tijdens het bewind van de centrumlinkse premier Matteo Renzi.

buitenlandse persvereniging in RomeGustav Hofer Het was meer ingericht op basis van status dan van smaak

Architect Serena Mignatti gaf het gebouw een grondige opknapbeurt. De gedeelde werkkamers van de journalisten hebben nu een nieuwe houten vloer en zijn ingericht met strak, wit kantoormeubilair. De buitenlandse correspondenten werken onder een indrukwekkende hemel van levendige fresco’s.

Na enige tijd vergeten ze vast dat hun nieuwe werkplek ooit Berlusconi’s werkkamer of slaapkamer was – met een versterkte deur en met ramen van kogelwerend glas – of dat ze het toilet gebruiken in de badkamer die werd vereeuwigd in de spiegelselfies van deelneemsters aan Berlusconi’s bunga-bunga-feestjes. Maar wat vooralsnog wél nog zorgt voor fascinatie en enige hilariteit, is Palazzo Grazioli’s geheime deur – handig verstopt achter een op maat gemaakte boekenkast.


Schrijver Stanislav Aseyev vecht in Oost-Oekraïne: ‘Ik ben beter in schrijven dan in schieten, maar het zal wel moeten’

Zijn grootste angst aan het Oekraïense front is niet de dood, want daar kan hij zich bij gebrek aan ervaring niks bij voorstellen. Zijn grootste angst is dat de Russen hem opnieuw gevangen nemen. Deze keer zal hij dat niet overleven, verwacht schrijver en journalist Stanislav Aseyev (34). Hij zit in een ondergrondse kelder op vijf kilometer van het front. Sinds vier maanden vecht hij als soldaat in Oost-Oekraïne.

Hij weet hoe het is om in Russische krijgsgevangenschap te verblijven. Aseyev belandde in 2017 in gevangenis Isolatie aan de Paradijsstraat in Donetsk toen hij als journalist verslag deed uit die door Rusland bezette Oost-Oekraïense stad. De Russen hadden hem in een gefabriceerde aanklacht veroordeeld tot vijftien jaar cel voor zijn journalistieke werk en spionage.

In de gevangenis ervoer hij de Russische wreedheid en het sadisme, zoals de stroomstoten op zijn lichaam (andere gevangenen kregen die op hun geslachtsdelen), seksueel misbruik bij vrouwelijke gevangenen, de zak over zijn hoofd en kookafval als eten.

Na zijn vrijlating in december 2019 schreef hij er een boek over, Het concentratiekamp in de Paradijsstraat, en sprak over zijn gevangenschap in het buitenland. Nu is hij een schrijver in oorlog, gekleed in groene legerkleding, een scherfvest aan en drie magazijnen voor zijn kalasjnikov. Opnieuw verkeert hij in extreme omstandigheden.

Vanwege zijn bekendheid, publicaties, publieke optredens en zijn werk voor zijn eigen ngo Justice Initiative Fund, die Russische oorlogsmisdadigers in Oekraïne opspoort, zullen de Russen hem geen tweede kans geven om levend uit krijgsgevangenschap te komen, verwacht hij.

Zijn dood, zo stelt hij zich voor, staat voor 100 procent vast en zal langzaam zijn. Geruisloos, om niet te veel ruchtbaarheid te geven aan het overlijden van een bekend persoon. De Russen, denkt hij, zullen hem maandenlang in een kelder laten creperen tot hij sterft.

Daarom bestudeert Aseyev de oorlogskaarten nauwlettend, terwijl hij de Russen ziet oprukken in Oost-Oekraïne. „Ik hou het bij om te zien of ze ons kunnen omsingelen, dat kan leiden tot opnieuw mijn krijgsgevangenschap.”

Ter demonstratie sloegen ze met een groot bot hakmes tegen mijn neusbrug. Een van de stroomdraden zat al aan mijn linkeroor en ik moest vragen beantwoorden terwijl mijn gezichtsspieren verkrampten. Hierdoor sprak ik minder duidelijk, zodat een van hen de spanning verhoogde.

(Fragment uit: Het concentratiekamp in de Paradijsstraat, vertaald door Nina Targan Mouravi, uitgegeven door Jurgen Maas)

Een dag voor het bezoek van NRC aan Aseyev belandde een kilometer verderop een Russische raket op een woning waar Oekraïense soldaten verbleven. Ze raakten gewond. Van de woning is de helft nog over. De brandlucht dwaalt de auto in op weg naar Aseyevs verblijfplaats.

Hier komen hij en de andere militairen van de 109de Territoriale Defensiebrigade bij van de gevechten. In de keuken staat een pan met garnalen op het vuur. Oekraïense militairen maken met toestemming gebruik van huizen die zijn achtergelaten door gevluchte bewoners. Aseyevs bed is een grijze bank met vlekken. In de tuin is een ondergrondse kelder met bedden. In een hoek staan machinegeweren netjes op een rij.

Jongensachtig

De bleke Aseyev – donkerblond haar, opgeschoren aan de zijkant – ziet er vermoeid uit, al heeft hij tegelijkertijd wat jongensachtigs. Hij heeft de afgelopen nacht een aantal uren kunnen slapen aan het front, waar de Russen met granaten, bommen en drones de Oekraïners voortdurend onder vuur nemen.

Zijn taak als schutter is het verdedigen van de Oekraïense positie bij een Russische doorbraak. Voor nu is het zaak stand te houden tot er Westerse hulp komt. Aseyev kreeg vooraf een training van twee maanden.

Hij vecht niet om wraak te nemen, niet om zoveel mogelijk Russen te doden. En ook niet om hen gevangen te nemen en te martelen. Zijn keuze om te dienen staat los van zijn ervaringen in Isolatie, zegt Aseyev.

Hij meldde zich vrijwillig aan. Zijn geweten vertelde hem dat hij in dienst moest gaan op een voor Oekraïne kritiek moment in de oorlog. De troepen zitten in de verdrukking aan het front, merkt hij ook zelf. „We verliezen dorp na dorp.”

Van het reguliere leger is na twee jaar Russische invasie niet veel meer over. Niet alleen de oorlogskaarten vertellen hoe Oekraïne ervoor staat. „Het is een teken dat nu mensen naar het front gaan die nooit iets met oorlog te maken hebben gehad, die niet tot het professionele leger behoren. Die vormen nu de ruggengraat van het leger. Ik ben in een goede fysieke conditie en vrij jong. Dus zou het verkeerd zijn om nu in Kyiv te zitten.”

Misschien had Palytsj toch gelijk toen hij raaskalde dat hij God was? Trok hij zich daarom niets aan van al dat geschreeuw en gesmeek, ging hij daarom onverstoorbaar door, door, door met martelen? Zou dat gedrocht, want aan het beeld van een mens voldeed hij niet, gelijk hebben en moeten we hiermee leven? Wat doen we ertegen? Wij twijfelen, zij slaan toe. Wij praten, zij zijn met stroomdraden in de weer…

Palytsj was de wrede baas van Isolatie, het absolute kwaad, schrijft Aseyev, die zich lichamelijk en geestelijk uitleefde op de gevangenen. De passage, geschreven toen de Russen al oorlog voerden in Oost-Oekraïne, leest als een metafoor voor de huidige situatie waarin Rusland aanvalt en Oekraïense steden bombardeert, terwijl de westerse militaire steun voor Oekraïne hapert.

Het bericht dat Aseyev deze week op X plaatste.

Een jaar geleden zag Aseyevs leven er heel anders uit. In maart 2023 was hij te gast op een literatuurfestival in Den Haag. Negen maanden reisde de schrijver door Europa en de Verenigde Staten om steun te vragen voor Oekraïne. Ook voor de grootschalige Russische invasie bezocht hij het buitenland om zijn verhaal te doen.

Het Westen, merkt hij op, begrijpt nog steeds niet wat Rusland is en probeert voortdurend toch tot een akkoord te komen. „Anders zou de hulp die we hebben gekregen niet over twee jaar worden gespreid, maar over een periode van twee maanden, zoals het geval zou zijn geweest als Duitsland of Polen was aangevallen. Als het Westen zou zien dat het huidige Rusland een fascistisch regime is, met een dictatuur op het niveau van Mussolini en Hitler, dan zou het Westen snappen dat er geen afspraak te maken valt met Poetin.”

Had hij dan niet beter kunnen blijven rondtrekken langs Westerse politici om hen te overtuigen van steun aan Oekraïne? Aseyev schudt zijn hoofd. „Uiteindelijk stond mijn geweten mij het niet langer toe om in het Westen te zijn, om me als het ware te verstoppen.”

Kom er levend uit en breng je verhaal naar buiten, dan neem je ze pas goed te grazen!

In de gevangenis maakte hij aantekeningen op een kartonnen map, aan het front schrijft Aseyev op zijn telefoon, overal waar het kan en, als hij er tijd voor heeft, ook op X. „Tussen het slapen en het werk door probeer ik mezelf in intellectuele vorm te houden door te schrijven.”

In de loopgraven of op het basiskamp werkt hij aan zijn nieuwe boek Pellegrino. De oorlog komt er nauwelijks in voor. Aseyev, zelf fervent hardloper, hangt het boek op aan een hardlooptocht van Kyiv naar Lissabon.

Is hij een betere schutter dan schrijver? „Een betere schrijver. Zeker weten. Ik heb weinig ervaring met schieten. Maar ik zal wel moeten. Als je niet terugschiet, verliezen we deze oorlog. Maar ik heb geen psychische problemen. Ik onderga de Russische beschietingen kalm.”

Ze kunnen je uitkleden, je de muur laten vasthouden en van achteren tegen je ballen en je penis meppen, tot die net zo opgezwollen zijn als die van een stier.

Na de terreuraanslag in Moskou in maart zag hij beelden van de mishandelde verdachten, hun opgezwollen gezichten, één zonder oor, een ander werd in een rolstoel de rechtszaal binnengereden. Hij zag een foto van een telefoon, waarvan een draad op een van de verdachten was bevestigd om hem stroomstoten toe te dienen. Aseyev herkende direct de methode. Het was allemaal geen verrassing voor hem. „De Russen doen overal en altijd hetzelfde.”

Russisch overheidsbeleid

„Marteling en brute moorden zijn Russisch overheidsbeleid. Ze verhullen het niet eens door zo’n foto te publiceren op sociale media. Je zag het bij de Wagner-troepen. Ook daar sloegen ze met een hamer op iemands hoofd, sneden bij een ander het hoofd eraf en verbrandden het lichaam.” De Wagner Groep wordt aangeduid als een privé-onderneming van huurlingen, maar heeft banden met de Russische staat.

Geliefden en dierbaren blijven hier voor iedereen de wegwijzer die het bestaan ondanks de tranen en de pijn waardevol maakt en kracht geeft om door te gaan.

Met dezelfde gedachte vecht Aseyev tegen de Russen. Hij sprak er met zijn moeder en vriendin al langer over om naar het front te gaan, om te voorkomen dat het als een complete schok voor hen zou komen. Desondanks maken ze zich voor de tweede keer zorgen om hem. Opnieuw vrezen ze voor zijn leven.

Lees ook
Oekraïne heeft heel hard verse aanwas van soldaten nodig

Net aangekomen burgers krijgen een training bij de Derde Aanvalsbrigade van Oekraïne

Zijn moeder verblijft in Kyiv. Ze ontvluchtte de Oekraïense hoofdstad op de dag van de grootschalige Russische invasie op 24 februari 2022 en vertrok naar de EU. Uiteindelijk keerde ze terug. „Mijn aanwezigheid aan het front is een kleine bijdrage aan een voor haar rustig leven in Kyiv. Nou ja, relatief rustig. De raketten komen ook daar terecht, maar er zitten in ieder geval geen Russen.”

In april, na dit interview, belandde Aseyev in het ziekenhuis als gevolg van gevechten, schreef hij deze week in een WhatsApp-bericht. Een dag later meldde hij op X: „Ik leef, hoewel ik volgens alle wetten van de natuurkunde waarschijnlijk had moeten sterven. Helaas zijn de posities verloren gegaan. Nu lig ik met een hersenschudding in het ziekenhuis.”


Toen de boot niet ging, viel de levenslijn weg

Het is druk op het bovendek. Als de Aline Sitoé Diatta langzaam in beweging komt persen jonge mannen en vrouwen zich tegen de reling, hun telefoons uitgestoken richting het opstuwende water en de kuiers die beneden op de kade hun lege karren wegrijden. Anderen blijven rustig zitten op de witte plastic banken die uitzicht geven over de Casamance-rivier. De middagzon straalt, een wind steekt op.

Terwijl de dieselmotoren brommen en Ziguinchor uit beeld schuift, komt de veerboot die deze hoofdstad van Senegals zuidelijke regio verbindt met de noordelijke metropool Dakar tot leven. Uit rugtassen worden bananen en in kranten gewikkelde stokbroden gevist. Een groepje jongens vlijt zich op de grond en haalt een Scrabble-bord tevoorschijn. Uit de speakers bij de bar klinkt vrolijke afropop.

Precies zoals het altijd al gaat. Behalve afgelopen zomer, toen dit 76 meter lange schip, met vijf verdiepingen en plek voor 490 passagiers plus 200 ton vracht, zich ineens maandenlang níét in deze haven liet zien. Evenals de twee wat kleinere veerboten op deze route die samen met de ‘Aline’, en alle schepen die hen voorgingen, al decennia een levenslijn vormen voor de Casmançais.

Dat laatste heeft te maken met een geografische onhandigheid: de Casamance is grotendeels van de rest van Senegal afgesneden door buurland Gambia, dat erin ligt genesteld. Er zijn vluchten naar Dakar, maar die zijn duur en gaan onregelmatig. De wegen noordwaarts zijn belabberd, door een gebrek aan onderhoud en regens die er door het tropische klimaat onverbiddelijk neerkletteren.

Dus kiezen veel Casmançais de veerboot. Om in Dakar te studeren of werk te zoeken. Of om daar hun rijkdommen, van mango’s en cashewnoten tot tropisch hardhout, te verkopen. Vier keer per week, een tocht van zo’n zestien tot negentien uur.

In juni hield dat plots op. De schepen bleven in Dakar. Cosama, het bedrijf dat de veerdiensten runt en waarin de staat een aandeel heeft, hield zijn mond. Een uitleg kwam er niet. Ook wist niemand hoelang dit zou duren. De reden liet zich raden. Daags voor de dienst werd stopgezet braken in Dakar en Ziguinchor – en in enkele andere steden – hevige rellen uit. Het geweld, waarbij volgens Amnesty International in enkele dagen 23 doden vielen, volgde op de veroordeling van de populaire oppositiepoliticus Ousmane Sonko in een omstreden verkrachtingszaak. Hij werd vrijgesproken van verkrachting, maar veroordeeld tot twee jaar celstraf voor het „corrumperen van de jeugd”.

Lees ook
Senegalese oppositiepoliticus maakt zich op voor zijn ‘combat final’

Oppositieleider Ousmane Sonko spreekt van een complot van president Macky Sall om hem uit de race voor het presidentschap in 2024 te houden.

Het was slechts één in een reeks van rechtszaken waarin de 49-jarige Sonko, op dat moment ook burgemeester van Ziguinchor, verwikkeld raakte in aanloop naar presidentsverkiezingen die vorige maand werden gehouden. En die Sonko’s rechterhand, uiteindelijk, won. Zelf werd de politicus uitgesloten door alle juridische affaires, die hij steevast omschreef als „puur politiek”.

De rivaliteit tussen Sonko en inmiddels oud-president Macky Sall leidde de afgelopen jaren meermaals tot rellen, maar het dagenlange geweld in juni was een dieptepunt. Ook in Ziguinchor, waar vijf mensen omkwamen; het jongste slachtoffer, Ousmane Badio, was zeventien. Ziguinchor is een doorgaans wat slaperige stad met restanten van het koloniale tijdperk – de Portugezen en daarna de Fransen vestigden zich hier – en al jaren het bastion van Sonko en zijn partij Paste – Les Patriotes.

Goedkoop

„Het is vanwege die connard, klootzak, Macky Sall dat de pont al die tijd niet ging.” Hangend over de reling kijkt de 31-jarige Toussint Diatta, die zojuist nog vrolijk lachte, ineens boos. „Hij wilde ons straffen, omdat wij achter Ousmane Sonko staan.” Diatta komt, net als de meeste van de 340 passagiers die deze ochtend zijn opgestapt, uit Casamance, maar hij woont inmiddels al zo’n tien jaar in Dakar. Eerst om te studeren, daarna vond hij er in de buurt werk als tuinder.

In Casamance zijn amper fabrieken en in de landbouw is geen modernisering, zucht Diatta, klein van stuk, leren slippers onder zijn jeans. „Mensen ploegen hier nog steeds met de kadiandou” – een soort houten stok waaraan een langgerekte, ijzeren schep hangt. Dus ja, in Dakar zijn meer kansen. Maar zeker twee keer per jaar keert hij terug naar huis. Voor de belangrijkste islamitische feesten, het Suikerfeest en Offerfeest, en soms voor andere culturele evenementen.

<figure aria-labelledby="figcaption-2" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="

De Aline bij vertrek uit Dakar (boven) en aankomst in Ziguinchor (onder).

” data-figure-id=”2″ data-variant=”grid”><img alt data-description="

De Aline bij vertrek uit Dakar (boven) en aankomst in Ziguinchor (onder).

” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/05/toen-de-boot-niet-ging-viel-de-levenslijn-weg-4.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/05/01143758/data114970709-a480e5.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/05/toen-de-boot-niet-ging-viel-de-levenslijn-weg-26.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/05/toen-de-boot-niet-ging-viel-de-levenslijn-weg-24.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/05/toen-de-boot-niet-ging-viel-de-levenslijn-weg-25.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/05/toen-de-boot-niet-ging-viel-de-levenslijn-weg-26.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/05/toen-de-boot-niet-ging-viel-de-levenslijn-weg-27.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/e7DcfuFqUzP7UPuAp0g35i6Dpr4=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/05/01143758/data114970709-a480e5.jpg 1920w”>

Foto’s: John Wessels/AFP

Het laatste offerfeest heeft hij overgeslagen. Het was te duur, zegt hij. Normaal neemt hij altijd de pont, en dan de goedkoopste plek; een gestoffeerde stoel zoals in een bus, die dankzij (een onder Macky Sall ingevoerde) staatssubsidie omgerekend zo’n 7,50 euro kost. Verder zijn er cabines met stapelbedden, voorzien van oranje gordijntjes en een dikke fleecedeken voor acht, vier en twee personen. Die laatste is met zo’n 40 euro de duurste optie. Vliegen kost het dubbele.

Maar de pont ging niet. Net als de bussen van openbaar vervoerder Dem Dikk, dat zo’n 13 euro rekent voor een rit van Dakar naar Ziguinchor. Ook die ritten werden maandenlang geschrapt nadat bij de rellen meerdere bussen in brand waren gevlogen. Bleven over de informele busjes en ‘sept places’, gammele bakken met plek voor zeven passagiers die van ellende nog net niet – of wel – uit elkaar vallen op de 450 kilometer lange tocht. Hun prijzen schoten omhoog.

Van de drie schepen vaart vooralsnog alleen de Aline

Daarmee werd de scheiding van de rest van Senegal die bewoners van de Casamance toch al voelen, ineens concreet. Oude frustraties kwamen boven. De mensen hier vinden sowieso al dat sinds de koloniale tijd vooral veel is gehaald in deze regio, en weinig is gebracht. Het leidde begin jaren tachtig zelfs tot een separatistische rebellie die, ondanks dat zij met de jaren fors is afgezwakt, in sommige dichtbeboste grensgebieden nog altijd standhoudt.

Ook dát maakte mensen afhankelijk van de veerboot, zegt Mamadou Moustapha Niang, een imposante man die nog groter lijkt in zijn zwartleren bureaustoel. Reizen via de weg was onveilig. De commandant en baas van de haven in Ziguinchor ontvangt in zijn kantoor, vlak bij de terminal. Aan de gordijnrails hangt in doorzichtig plastic zijn witte uniform, op zijn bureau staan flesjes parfum en luchtverfrisser.

Het eerste schip dat op deze route passagiers en vracht verscheepte vertrok rond 1930, toen de Franse kolonisten het nog voor het zeggen hadden. „De haven is altijd het hart van de economische activiteiten hier geweest”, zegt Niang. Nog steeds is vervoer via de zee vaak goedkoper en veiliger dan via de weg, vooral voor de kleine handelaren en marktvrouwen op de mangrove-eilanden verder stroomafwaarts, die zo garnalen en oesters en mango’s naar Dakar verschepen.

Wachten

Om hen te bereiken werd Carabane, een eiland bij de riviermond met zo’n achthonderd zielen, een stoppunt. Een enorme betonnen ponton leidt er nu naar een paradijs in stilstand. Witte stranden omgeven door palmbomen en afbrokkelende gebouwen, waaronder de overwoekerde resten van een ‘heropvoedingsschool’ van de Fransen, ooit bedoeld voor ‘opstandige’ mensen als Aline Sittoé Diatta, een onafhankelijkheidsstrijder naar wie een van de veerboten is vernoemd.

Op wat schilders en een handvol soldaten na lijkt het eiland uitgestorven. In een overdekte markthal zit Aminta Diop op een plastic stoel te wachten. En te wachten. Haar collega snurkt verderop languit op een tafel.

„Carabane is dood”, zegt ze gelaten. Normaal verkopen ze met palmolie gevulde waterflessen en zakken vol gedroogde schelpdieren aan tussenhandelaren op de boot. Aan toeristen die afstappen. Aan wie moet ze nu verkopen, vraagt de vijftigjarige Diop. Zelfs de eilandbewoners zijn naar het vaste land gegaan sinds de veerboot stopte. „Er is hier niets.”

Lees ook
Senegal stemt voor politieke verandering: nieuwkomer Faye stevent af op presidentschap

Oppositiekandidaat Bassirou Diomaye Faye won zondag de Senegalese presidentsverkiezingen.

Het eilandje zal nog even moeten wachten. Twee weken geleden, op de avond voor het Offerfeest, vertrok vanuit Dakar eindelijk de Aline weer richting Ziguinchor, voor het eerst in tien maanden. Een gebeurtenis die samenviel met de komst van het nieuwe regime – al was het Macky Sall die hiertoe vlak voor zijn vertrek opdracht had gegeven. Maar van de drie schepen vaart vooralsnog alleen de Aline. En op Carabane wordt in ieder geval de komende weken nog niet gestopt.

Vanwege een opknapbeurt van de haven daar, legt commandant Niang uit. Sowieso moet nog het nodige gebeuren, waaronder baggerwerk, want na maanden stilstand heeft verschuivend zand de vaarroute op sommige plekken een stuk smaller gemaakt. Het is spijtig dat het zo lang heeft geduurd, zegt hij. Maar uit Dakar klonk dat het moest. Om veiligheidsredenen. Zo kreeg hij destijds de opdracht een schip te ontruimen omdat „een molotovcocktailexpert” aan boord zou zijn.

Of hij dat terecht vond, laat de marinier diplomatiek in het midden. Maar, zegt hij, het was een „ouf de soulagement” de Aline weer te zien aanmeren. Een zucht van verlichting. „Voor iedereen.”

Ramp

Het valt hem alles mee. Ousmane Sama (24), zwarte sneakers, zwarte jeans en een zwart T-shirt met daarop het logo van Gucci, kijkt bijna stralend naar het voorbijglijdende landschap, een trui op zijn hoofd tegen de zon die op het witte dek weerkaatst. Het is zijn eerste keer op deze veerboot, zegt Sama, die zijn broer in Dakar gaat opzoeken. Eerder durfde hij niet. Hij wilde het lot niet tarten. „Vanwege de Joola.” Een zin die voor niemand in de Casamance uitleg behoeft. De Joola was een van de voorgangers van de huidige veerboten. Op 26 september 2002 werd het schip overvallen door een tropische storm en kapseisde voor de Gambiaanse kust. Officieel kwamen daarbij 1.863 mensen om het leven (nabestaanden spreken van zeker 1.950 doden), meer dan bij het zinken van de Titanic. Onder de slachtoffers waren ook twee Nederlanders, een broer en zus uit Groningen.

De storm speelde slechts een bijrol bij de ramp. Nalatigheid van het leger, dat destijds de leiding had over de veerdienst vanwege de opstand in Casamance, bleek de hoofdoorzaak. Procedures werden niet nageleefd, inspecties niet uitgevoerd. Op die noodlottige dag had het tachtig meter lange schip meer dan 1.900 passagiers aan boord, waar officieel plek was voor 580 mensen. Vracht was niet vastgemaakt. Op beelden is te zien hoe het schip al bij vertrek uit de haven een kant op helde.

Khadiatou Diop houdt een foto in haar hand van haar moeder. Zij was aan boord van de Joola, de veerboot die in 2002 voor de kust van Gambia kapseisde. Links een foto van de Joola uit 1995. Khadiatou Diop komt niet voor in het verhaal.

Foto’s: Sylvain Cherkaoui/Panos Pictures/ANP

Slechts 64 passagiers overleefden die hel. Een jaar later seponeerde de Senegalese staat het strafrechtelijk onderzoek. Alleen de kapitein van het schip, die zeer waarschijnlijk mee zonk naar de bodem, werd als schuldige aangewezen. Naast de haven in Ziguinchor wordt nu de laatste hand gelegd aan een museum en herdenkingsplek, gelijkend op het voorsteven van de Joola.

Zelf was hij pas twee toen het gebeurde, zegt Sama. Maar overal om hem heen hadden mensen dierbaren verloren. Honderden studenten die naar Dakar gingen voor hun examens. Een heel jeugdelftal en hun coach. Sama’s buren. Die schaduw bleef hangen. En blijft hangen, ook al zijn de veiligheidsmaatregelen op de huidige vloot veerboten veel strikter.

Als uren later in het nog nachtelijke donker de lichtjes van Dakar in zicht komen, vegen enkele mannen en vrouwen die gewikkeld in dikke dekens de nacht op het koele dek doorbrachten de slaap uit hun ogen. De 55-jarige Chistoph Ndecky, zelf met een muts op en een jas met bontkraag aan, vertelt dat zijn zus hem een fou noemde, een gek, toen ze hoorde dat hij zo naar Dakar zou reizen. Ze was ervan overtuigd dat er wat met het schip zou gebeuren, lacht hij. Volgens Ndecky gingen er verhalen rond dat ze de haven niet zouden halen. „Omdat de veerboot zo lang had stilgelegen.”

Zelf maakte de voormalig manager bij een cashewexporteur zich geen zorgen. Heb je gezien hoe mensen op de weg rijden? Dan voelt hij zich hier een stuk veiliger. „Plus, je krijgt het landschap erbij.”

Foto John Wessels


Oorlog. Migratie. China. Klimaat: donkere wolken pakken zich samen boven Europese verkiezingen

De Europese verkiezingen? Die zijn „niet zo relevant”, aldus premier Mark Rutte (VVD) in januari 2019 op de Nederlandse televisie. Onlangs, inmiddels iets meer dan vijf jaar later, sloeg Rutte op bezoek in Brussel een volstrekt andere toon aan. „Je hoopt dat het meer gaat leven”, zei de demissionair premier, want het gaat om „belangrijke verkiezingen”.

Het toont een persoonlijke Werdegang van Rutte, die de afgelopen jaren steeds Europeser ging denken. Maar het illustreert ook iets wat onder Europese politici – ook zij die internationaal al eerder ontwaakten – breder wordt gevoeld: het belang van de EU-verkiezingen is evident – en nog meer dan voorheen.

Lees ook
Alles wat je wil weten over de Europese verkiezingen

Russen, rechtsstaat, radicaal-rechts. Alles over de Europese verkiezingen

De oorlog in Oekraïne en de groeiende Russische dreiging hangen immers als een donkere wolk boven Europa. Ondertussen blijven de spanningen in het Midden-Oosten groot, rukken in veel landen rechts-radicale partijen op én zou in de Verenigde Staten later dit jaar Donald Trump, niet zelden openlijk Europa-vijandig, herkozen kunnen worden.

Onder die schaduw gaan Europese kiezers van 6 tot en met 9 juni naar de stembus. Nog meer dan voorheen zullen politici in aanloop daarnaar benadrukken: er staat deze verkiezingen voor Europa echt wat op het spel.

Of die boodschap ook gaat aankomen bij de Nederlandse kiezer, is onzeker. Een nieuw onderzoek van Ipsos I&O toont juist dat die vooral de binnenlandse politiek in gedachten heeft als het gaat om de EU-verkiezingen.

Met een eerste debat tussen de Europese aanvoerders van politieke partijen, in Maastricht, ging maandag de campagne voor de verkiezingen echt van start. De komende weken verplaatst die campagne zich vooral naar de verschillende lidstaten. Europese kiezers stemmen immers op nationale politici, dus voor kandidaten is vooral dáár wat te halen.

Het betekent traditioneel ook dat de strijd overal in Europa vooral beheerst zal worden door nationale thema’s. Niet alleen in de EU-landen waar begin juni óók nationale verkiezingen plaatsvinden, zoals in België, Bulgarije en Cyprus. Ook in overige landen veranderen de EU-verkiezingen vanouds in een peiling over de zittende coalitie of een referendum over actuele thema’s. In Nederland zal de lopende formatie volgens het onderzoek van Ipsos I&O bij veel kiezers meewegen.

Oorlog op het continent

Tegelijk proberen kandidaten overal in Europa te benadrukken dat deze verkiezingen over méér gaan, vooral omdat er een verwoestende oorlog op het Europese continent woedt. Terwijl de campagne op gang komt, wordt de situatie aan het front in Oekraïne steeds nijpender. In veel (oostelijke) EU-landen wordt de Russische dreiging bovendien heel direct gevoeld en groeit de vrees dat zij Poetins volgende prooi worden.

De oorlog, klinkt het bij veel politici, heeft de inzet verhoogd: houdt Europa de rijen gesloten, blijft de meerderheid die Oekraïne volmondig steunt in stand, of winnen partijen die de EU willen ‘ondermijnen’ of Poetin zelfs steunen?

De oorlog beïnvloedt daarnaast ook de thema’s waar het om gaat. Het versterken van de Europese defensie is nu misschien wel het belangrijkste verkiezingsonderwerp, terwijl de hogere energieprijzen als gevolg van de oorlog ervoor zorgen dat ook economie aan belang heeft gewonnen.

Bocht naar rechts

Daarbij komt de verwachte groei van radicaal-rechts. Dat de Europese Unie naar rechts afslaat, is op basis van de peilingen waarschijnlijk. Maar hoe radicaal gaat die bocht eruit zien? Dat peilingen kunnen leiden tot een grote overwinning, toont het voorbeeld waarnaar in veel EU-lidstaten nu wordt gekeken: de PVV-winst in Nederland.

Centrumpartijen vrezen voor de gevolgen van zo’n rechts-radicale ‘golf’. Bijvoorbeeld omdat de steun voor Oekraïne bij veel van deze partijen niet vanzelfsprekend is. Maar ook omdat ze klimaatbeleid zeggen te willen blokkeren of vormen van Europese samenwerking willen stopzetten of hinderen – bijvoorbeeld die op het gebied van defensie.

Ook niet onbelangrijk: deze partijen maken in het Europees Parlement geen doortastende indruk. Veel Europarlementariërs klagen al jaren dat hun rechts-radicale collega’s nooit komen opdagen en zich onttrekken aan onderhandelingen. Daarmee vrezen sommigen ook een verlamming van het Europarlement als de rechts-radicale flank fors groeit.

Ondertussen spelen ook die andere verkiezingen van dit jaar nu al een belangrijke rol: die in de Verenigde Staten. De dreiging van een mogelijke herverkiezing van Donald Trump wordt in Brussel al gevoeld. In de campagne versterkt het de roep om méér te investeren in defensie, maar ook om als Europa na te denken over het versterken van de eigen autonomie – bijvoorbeeld met betrekking tot cruciale grondstoffen en technologie.

De Green Deal? Migratie? China?

Oorlog, opkomend radicaal-rechts en de dreiging-Trump vormen het achtergronddecor, maar in de campagne zal het de komende weken ook gaan over concreet beleid dat de EU de komende jaren moet voeren. Bijvoorbeeld: hoe verder met de Green Deal? Moet Europa er nog een tandje bijzetten, of betekenen boerenverzet en economisch ontij dat de rem er voorlopig juist op moet?

Ook een belangrijk thema: de toekomst van het Europese migratiebeleid. Onlangs sloot de EU een omvangrijk akkoord over hervorming van de asielregels, maar volgens sommige partijen is dat pas een begin en moet Europa vooral ook meer deals gaan sluiten met niet-Europese landen over het tegenhouden van migranten. Of: deals over het opvangen van migranten buiten de Europese grenzen, vergelijkbaar met de deal die het Verenigd Koninkrijk met Rwanda sloot.

Keuzes moeten er komende jaren ook gemaakt worden over het versterken van de Europese economie en concurrentiekracht ten opzichte van China en de VS. Of over mogelijke uitbreiding richting het oosten, op termijn ook met Oekraïne, en de manier waarop de EU daartoe ook zelf moet hervormen.

Zoom je uit, dan is de conclusie: er valt nogal wat te kiezen. En: er zijn de komende weken veel Europese thema’s te bespreken die kiezers kunnen laten meewegen bij hun stem begin juni. Of het in de campagne ook zal gebeuren, blijft afwachten.


Manoeuvres van Abiy Ahmed destabiliseren heel Oost-Afrika

Een militair treffen in een omstreden grensgebied tussen twee deelstaten in Noord-Ethiopië deed onlangs de alarmbellen rinkelen bij westerse ambassades in de hoofdstad Addis Abeba. Begin april bevochten de legers uit de deelstaten Tigray en Amhara elkaar bij het stadje Alamata. Volgens de Verenigde Naties raakten er vijftigduizend burgers ontheemd. Alweer een oorlog betekent een forse escalatie in de ontrafeling die Ethiopië ondergaat sinds Abiy Ahmed in 2018 premier werd.

Ethiopië is met tachtig etnische groepen altijd een fragiele natie geweest. Nu barst het land aan alle kanten uiteen. Wat een ironie dat juist onder het bewind van Abiy Ahmed, in 2018 gelauwerd met de Nobelprijs voor de Vrede, veel van de oorlogen zijn begonnen.

Ethiopië is een strategisch gelegen land in de Hoorn van Afrika. Wat er gebeurt in de hooglanden van Ethiopië, met 120 miljoen inwoners, heeft effect op de omringende laaglanden in Soedan en Somalië, evenals aan de andere kant van de Rode Zee. De Verenigde Arabische Emiraten (VAE) zijn door hun wapenleveranties en financiële steun aan Abiy Ahmed een belangrijke factor geworden in niet alleen Ethiopië, maar ook Soedan.

Geweld in Tigray en Amhara

De nieuwe spanningen zijn een vervolg op de grote oorlog tussen 2020 en 2022, toen het Ethiopische regeringsleger samen met Eritrea en regionale strijdkrachten uit Amhara vocht tegen het leger van Tigray, dat toen het onderspit delfde.

Dat was de bloedigste oorlog tot nu toe deze eeuw. Er kwamen tussen een half miljoen en 800.000 burgers en militairen om, een miljoen Tigreeërs belandden in ontheemdenkampen. Volgens de Verenigde Naties hongerden de Ethiopische en Eritrese legers in Tigray de bevolking uit door voedselhulp te weigeren. En ze saboteerden de landbouwsector, waarna de oogst halveerde en nu ruim twee miljoen burgers op de rand van hongersnood balanceren. Abiy Ahmed liet soldaten van de militie Fano uit de deelstaat Amhara meedoen aan de strijd in Tigray met de belofte van land en oorlogsbuit. De militieleden namen grote delen van het westen en zuiden van Tigray in en verdreven daar de Tigrese burgers. Verscheidene mensenrechtenorganisaties noemden het etnische zuiveringen. Aan deze desastreuze oorlog kwam met het akkoord van Pretoria, eind 2022, een einde.

De oorlog in Tigray leidde vrijwel onmiddellijk tot alweer een gewelddadig conflict, deze keer in Amhara. Abiy Ahmed betrok Fano en andere ingezette Amhaarse strijdkrachten niet bij het vredesakkoord. Toen zij zijn bevel om te ontwapenen negeerden, trokken ze het platteland op en gingen tegen de centrale regering in Addis Abeba vechten. Behalve deze oorlog in Amhara vechten ook opstandelingen in het woongebied van ’s lands grootste bevolkingsgroep, de Oromo’s, tegen de premier.

Somaliland

Ook buiten Ethiopië laat de wispelturige Abiy Ahmed van zich horen. Een grote ruzie met Somalië ontstond begin dit jaar toen de premier onverwachts een deal sloot met Somaliland, een deel van Somalië dat zich in 1991 eenzijdig onafhankelijk verklaarde. In ruil voor een stuk grond van vijftig vierkante kilometer langs de Rode Zee, ten behoeve van een Ethiopische marinebasis, beloofde Ethiopië als enige Afrikaanse staat Somaliland te erkennen. Abiy Ahmed wil een militaire aanwezigheid naast de Verenigde Staten, China en Frankrijk, die al militaire bases langs de Rode Zee en de Golf van Aden hebben. De premier riep met de deal een golf van diplomatieke verontwaardiging over zich af.

Lees ook
Abiy Ahmed veroorzaakt nieuw etnisch conflict in Ethiopië door spanningen aan te wakkeren

De stad Lalibela in de regio Amhara, Ethiopië.

De Somalische president Hassan Mohammed ontstak in woede. Volgens hem is het niet erkende Somaliland niet bevoegd om een overeenkomst met Ethiopië sluiten. Hij riep zijn ambassadeur uit Addis Abeba terug en verklaarde zich bereid om een oorlog met Ethiopië te beginnen. Zo’n oorlog, hoewel onwaarschijnlijk gezien de zwakte van het Somalische leger, kan de gemeenschappelijke strijd van alle landen in de regio tegen de terreurgroep Al Shabaab in Somalië verzwakken.

Vervolgens zette Puntland, een semiautonome deelstaat van Somalië, zijn deelname stop aan de federale Somalische regering wegens een meningsverschil over een grondwetswijziging. Ethiopië reikte onmiddellijk Puntland de hand. Somalië reageerde door de Ethiopische ambassadeur in de hoofdstad Mogadishu uit te zetten. Zo raken de onderlinge verhoudingen tussen staten en deelstaten in de regio door Abiy Ahmeds wilde gemanoeuvreer overhoop.

Soedanese vluchtelingenkinderen rennen in de richting van de rook die op 29 februari 2024 van een brand komt die een tent in het vluchtelingenkamp Kumer, nabij Maganan, op zeventig kilometer van de Soedanese grens in de Ethiopische Amhara-regio, in vlammen deed opgaan. Nadat ze aan een woedende oorlog thuis waren ontsnapt, worden Soedanese vluchtelingen in Ethiopië geconfronteerd met meer conflicten en onveiligheid nu het grensgebied van Amhara wordt geplaagd door onrust en schermutselingen waarbij de Ethiopische Nationale Defensiemacht strijdt tegen een etnische Amhara-militie die bekend staat als ‘Fano’.
Foto Michele Spatari / AFP

Antipiraterijbrigade

Zijn troefkaart is de steun van de VAE. Dat kleine maar financieel krachtige land investeerde de afgelopen tien jaar volgens het blad Africa Confidential 56 miljard euro in Afrika en beloofde onlangs nog eens 9,3 miljard voor groene energie. De VAE behoren met China, Amerika en de Europese Unie inmiddels tot de grootse donoren van het continent. Rond de Rode Zee beheert het havens, zoals Berbera in Somaliland en Bosaso in Puntland, en het land zette er een antipiraterijbrigade op.

Ook militair worden de VAE steeds belangrijker. Wapenleveranties, in het bijzonder drones, aan Abiy Ahmed gaven twee jaar geleden de doorslag bij de oorlog in Tigray. Dat geldt ook voor Soedan. Over een luchtbrug naar Tsjaad werd zo veel militair wapentuig vervoerd naar de opstandige generaal Hemedti dat zijn paramilitaire Rapid Support Forces de overhand kregen in de Soedanese burgeroorlog. De VAE werken ook samen met militaire facties in Libië en Jemen.

Egypte, Saoedi-Arabië, Eritrea en Somalië zien de groeiende invloed van zowel de VAE als Ethiopië met argusogen aan. Zij steunen Soedans president generaal Burhan in de oorlog tegen Hemedti. Zo is de Hoorn van Afrika onstabieler geworden dan ooit in de afgelopen kwart eeuw.


Premier Sánchez blijft toch aan – en stijgt fors in de peilingen

Vijf dagen lang hield de Spaanse premier Pedro Sánchez het land in een houdgreep. Zou hij opstappen of blijven? Over die vraag moest hij nadenken nadat er vorige week een corruptieonderzoek was geopend naar zijn vrouw, Begoña Gómez Fernández. Het onderzoek werd aangezwengeld door de radicaal-rechtse pseudo-vakbond Manos Limpias (Schone handen), die klachten had ingediend bij de rechtbank op basis van inmiddels gerectificeerde nieuwsartikelen.

„Mijn vrouw en ik weten dat deze lastercampagne niet zal stoppen. We hebben er al tien jaar last van”, sprak Sánchez ogenschijnlijk aangedaan in een toespraak maandagochtend op de trappen van het Palacio de la Moncloa in de hoofdstad Madrid, waar de Spaanse premier woont en werkt. Even leek het erop dat hij zijn vertrek zou aankondigen. Dat gevoel werd versterkt doordat Sánchez eerder die ochtend was langsgegaan bij koning Felipe VI. „Het doet pijn om in deze situatie te leven, en ik wens het niemand toe.”

Sánchez verrast wanneer hij een ommezwaai maakt met zijn betoog. „Maar we [mijn vrouw en ik] kunnen het aan.” De premier zegt met „meer kracht” zijn ambt te willen oppakken en de democratie te willen verdedigen, en kondigt daarom een „schoonmaakoffensief” aan, zonder uit te leggen wat de concrete plannen zijn. Sánchez blijft naar eigen zeggen aan als premier door de steun die hij de afgelopen dagen heeft mogen ontvangen.

Theater

In het presidentiële complex klonk een feestelijke kreet, maar in het land wordt verward gereageerd. Waar hebben we naar zitten kijken, vragen analisten en commentatoren zich af. Een heldendaad, vinden zijn aanhangers. Een daad van narcisme, volgens tegenstanders.

„Als de premier er geen probleem mee heeft om belachelijk over te komen, kan hij ervoor gaan. Maar het feit dat hij de rest van mijn land meesleept, laat zien dat de Spanje geen premier heeft die de burgers waardig is”, zei de rechts-conservatieve oppositieleider Alberto Núñez Feijóo (Partido Popular). „Sánchez houdt 48 miljoen Spanjaarden voor gek en gebruikt zelfs de koning als een van zijn acteurs in dit theaterstuk.”

De leider van radicaal-rechtse partij Vox, Santiago Abascal, noemt Sánchez een „losgeslagen autocraat” en zei dat de premier „doorgaat met zijn staatsgreep”. Abascal roept de grotere Partido Popular op om in verzet te gaan.

Tegelijkertijd kan de premier rekenen op veel steun van linkse partijen, die pleitten voor een einde aan de aanvallen van rechts.

Politieke winst

Het is nog te vroeg om te beoordelen wat de premier op lange termijn van plan is met zijn actie, maar de eerste resultaten zijn al bereikt. De partij van Sánchez, de PSOE, schoot maandagmiddag omhoog in de landelijke peilingen, van 24,2 naar 38,6 procent, en komt daarmee op een voorsprong van bijna tien procentpunt op de Partido Popular. Ook in Catalonië, waar op 12 mei regionale verkiezingen worden gehouden, veroverde de socialistische partij de eerste plaats in de peilingen.

Sánchez lijkt de vijf dagen bedenktijd over zijn premierschap te hebben gebruikt om het electoraat te mobiliseren in het licht van de Catalaanse en Europese verkiezingen. Zelf zei de premier dat zijn besluit niet rustte op politiek gewin.

Dit is „het scenario dat niemand had verwacht”, zegt parlementair verslaggever Carlos Hernández van de onlinekrant elDiario.es. „Geen motie van wantrouwen. Niks. Pedro Sánchez in zijn puurste vorm. De helft van Spanje haalt nu weer gemakkelijk adem, terwijl de andere helft moet wachten op het herwinnen van de macht.” Of er een motie van wantrouwen in het parlement komt, moet de komende dagen duidelijk worden. Maar ook daarop lijkt Sánchez berekend te zijn, want volgens peilingen wint hij die motie makkelijk.

Sánchez heeft vaker laten zien onvoorspelbaar te zijn. Zo kwamen de vervroegde verkiezingen van vorig jaar ook als verrassing. De Partido Popular ging aan kop in de peilingen, maar toch riskeerde Sánchez zijn positie. Gekkenwerk, zo leek het, maar hij slaagde er tegen alle verwachtingen in om aan de macht te blijven.

Sanchez licht besluit toe

Maandagavond schoof de premier aan bij de publieke omroep om uitleg te geven over de afgelopen vijf dagen. Volgens de president was het gerechtelijk onderzoek naar zijn vrouw na tien jaar ‘non-stop’, met verkiezingen, pandemieën en oorlogen, „de druppel die de emmer deed overlopen”. Hij noemde de aanvallen van rechts een moddermachine die maar blijft draaien.

„Wat ik woensdag deed was mijn gevoelens delen met het land. Ik wilde uitleggen hoe ik me na tien jaar voel. Op persoonlijk en professioneel vlak.” Sánchez wilde vijf dagen de tijd nemen om te reflecteren in een „intieme omgeving”. Volgens hem waren die vijf dagen ook nodig zodat het land kon reflecteren. „Ik ben niet de enige die deze aanvallen doormaakt. Andere politici, maar ook journalisten zijn voortdurend het slachtoffer. Journalisten die ergens gaan eten, worden uitgescholden. Dit raakt niet alleen mij, maar ook het volk en de democratie.”

Op de aantijgingen van de oppositie dat Sánchez een politieke agenda heeft, reageerde hij lichtelijk geïrriteerd. „Wat we nu zien met die lastercampagnes die gebaseerd zijn op valse informatie, is dat ze de geloofwaardigheid van de instituties in twijfel trekken. Ze schoppen tegen de democratie. En dit gebeurt niet alleen in Spanje. We zien het in, Rusland, in de Verenigde Staten en ga zo maar door. De Westerse democratieën zijn in gevaar. We hebben te maken met agressie die ons werk in gevaar brengt. En dat is alarmerend.”

Het besluit om aan te blijven komt naar eigen zeggen door de massale steunbetuigingen die hij het afgelopen weekend heeft ontvangen. „Ten gunste van de bescherming van de democratie.”

(Dit artikel is rond 22u aangevuld met de opmerkingen van Sánchez op de Spaanse tv.)


Jihyun Park, verkiezingskandidaat in Engeland: ‘Noord-Korea is de hel. In het VK heb ik voor het eerst geluk ervaren’

„We moesten vaak wel achttien uur per dag onder dwang werken in de landbouw, met weinig slaap en eten. We hadden niet eens schoenen!” vertelt Jihyun Park (56) over haar tijd in een Noord-Koreaans strafkamp. Daar belandde ze in 2004 nadat ze naar haar geboorteland was teruggestuurd vanuit China. „We werden toegeschreeuwd en geslagen. Ons leven was slechter dan dat van een dier.”

Precies twintig jaar later vertelt Park vanuit Bury, een voorstad van Manchester, over haar politieke campagne. Op 2 mei hoopt ze bij de regionale Britse verkiezingen gekozen te worden als ‘councillor’, een soort raadslid, voor de gemeente Bury East. Als dit haar lukt, wordt ze de eerste Noord-Koreaanse vluchteling die buiten Zuid-Korea tot een politiek ambt is verkozen. Ze is kandidaat namens de Conservatieve Partij, waarvan ze in 2017 lid werd na het Brexit-referendum.

„Noord-Korea is echt de hel. Er is daar een culturele genocide gaande: alle échte informatie en taal moeten wijken voor hun propaganda, alle menselijke taal wordt gesmoord ten koste van de politieke taal van het regime”, zegt Park ernstig. „Na zestien jaar in het Verenigd Koninkrijk kan ik wel zeggen dat het hier de hemel is. Hier kan ik voor het eerst vrij spreken. Hier heb ik voor het eerst echt geluk ervaren.”

Het kostte Jihyun Park tien jaar om van Noord-Korea naar het Verenigd Koninkrijk te komen. In 1998 stak ze met een aantal familieleden de grens over naar China. Kort ervoor was haar oom in Parks bijzijn aan de honger gestorven. In de jaren negentig kostte een hongersnood het leven aan honderdduizenden Noord-Koreanen, sommige schattingen gaan zelfs uit van meer dan een miljoen doden.

„Vrijheid speelde toen geen enkele rol in onze vlucht”, zei Park. „We wisten niets over vrijheid, ook niets over China trouwens. Dat was zogenaamd ook een communistisch land, maar het was totaal anders. Mensen aten rijst, eieren en varkensvlees op normale dagen.” In Noord-Korea zouden dat ongekende luxes zijn. „Aan de andere kant van de grens stierven mensen van de honger.”

Mensensmokkelaar

De vreugde was voor korte duur. Park werd door een mensensmokkelaar als bruid verkocht aan een Chinese man, een praktijk die veel voorkomt in China. In veel regio’s is een tekort aan vrouwen, vanwege de eenkindpolitiek die decennialang zorgde voor een voorkeur voor de geboorte van jongetjes. „Mensen die andere mensen verkopen, ik kan nog steeds woest worden van het idee alleen al”, zegt Park met vuur in haar stem.

Voor haar was het niet alleen een idee. Vijf jaar lang was ze het eigendom van een Chinese man, die niet alleen losse handjes had, maar ook weigerde te werken en een gok- en drankprobleem had. De moeder van de man had zelfs het lef om bij Park in te wrijven dat ze „zo veel geld had gekost”, waardoor ze ook nog onbetaald aan het werk werd gezet. De man had seks met Park wanneer hij daar zin in had, zijzelf had daar niets over te zeggen. In 1999 werd haar zoontje Chol geboren.

„Toen mijn zoon geboren werd, kreeg hij geen identiteitsbewijs, hij was staatloos”, vertelt Park. Zoals Chol zijn er veel kinderen in China. „Het is ook een duistere communistische plek. Ze werken samen met Noord-Korea en sturen mensen terug daarheen, naar de hel.”

Dat laatste overkwam Park ook. Ze werd opgepakt in China en zonder haar zoon teruggestuurd naar Noord-Korea. Ze verrichte een paar maanden dwangarbeid, maar werd het strafkamp uitgezet toen ze gangreen in haar been ontwikkelde – mogelijk vanwege de zware arbeid op het land op blote voeten. De kampleiders wilden niet nog een dode ingezetene op hun naam hebben, dus ze werd vrijgelaten. Er werd haar op sardonische wijze te kennen gegeven dat ze buiten de kampmuren alsnog snel zou sterven.

Haar gangreen bleek haar redding. Park herstelde met de hulp van een dorpsarts en vluchtte opnieuw de grens over. Daar wist ze haar zoon te vinden. „Hij was zo smerig, als een zwerfkind”, herinnert ze zich. Ze probeerde de grens met Mongolië over te steken met een groep andere vluchtelingen, maar raakte verdwaald in de Gobi-woestijn en moest terugkeren. Iets moois hield ze wel aan de hachelijke reis over: „Daar heb ik mijn latere echtgenoot Kwanghyun ontmoet.” Ze wonen nu samen in Bury met hun drie kinderen. In 2022 publiceerde ze een boek over haar vlucht: The Hard Road Out. One Woman’s Escape from North Korea.

Bevoorrecht

Terug in China ontmoetten de twee een Koreaans-Amerikaanse dominee, die hen via de Verenigde Naties („had ik nog nooit van gehoord”) de kans bood naar een ander land te vluchten.

De meeste Noord-Koreanen vluchten naar Zuid-Korea, maar Park kiest voor Engeland. „Ik dacht: mochten we teruggestuurd worden naar Noord-Korea, is de kans op zware straffen lager dan als we naar de Verenigde Staten of Zuid-Korea waren gevlucht”, zegt ze, al is ze sindsdien teruggekomen op die inschatting. „Ik denk dat we hoe dan ook zwaar gestraft waren.”

Herhaaldelijk merkt Park op hoe goed ze het heeft in het Verenigd Koninkrijk, maar dat ging niet vanzelf. Toen Park in 2008 in het land arriveerde, sprak ze geen woord Engels. Sterker nog, ze wist niet eens wat het Verenigd Koninkrijk of Groot-Brittannië betekende.

De taal leren was de eerste jaren het grootste obstakel. „Maar we zagen dat onze buren en winkelpersoneel heel vriendelijk en beleefd tegen ons waren, ons altijd begroetten”, zei Park, wat onvergelijkbaar was met Noord-Korea of China. „Daarom bleven we positief en gaven we niet op.”

Inmiddels werkt ze fulltime als mensenrechtenactivist voor Noord-Korea. Ook hielp ze de afgelopen tien jaar andere Noord-Koreanen met de Engelse taal en de integratie in de Britse samenleving. Er leven naar schatting zeshonderd Noord-Koreaanse vluchtelingen in het Verenigd Koninkrijk, hun kinderen meegeteld.

Met haar activisme hoopt Park vooral de levens van de circa 25 miljoen Noord-Koreanen te verbeteren die niet Kim Jong-un heten. „Het leven daar is nooit verbeterd voor de burgers”, zegt ze. „Ik identificeer me nog steeds als Koreaan. Een deel van mij is nog daar, een ander deel hier in het vrije Westen.” Ze hoopt nog mee te maken dat Kim Jong-un en zijn regime zich moeten verantwoorden voor het Internationaal Strafhof in Den Haag.

Ze richt zich echter ook nadrukkelijk op burgers in westerse democratieën. „De vrijheid die we hier hebben is niet vanzelfsprekend, die moet je beschermen”, zegt ze. „Als mensen niet eens gaan stemmen, denk ik wel eens: weet je wel hoe bevoorrecht je bent om überhaupt te mogen stemmen?”

Een vrouwelijke premier

Jihyun Park werd in 2017 lid van de Conservatieve Partij, uit bewondering voor Theresa May. „Een vrouwelijke premier, dat vond ik bijzonder”, vertelt ze. „Ik steun ook de conservatieve normen en waarden en zet me daar graag voor in.” Kritiek heeft ze uiteraard ook gehad. Mensen zeiden zelfs dat ze niet snapten dat ze als vluchteling uit een dictatuur lid werd van een ‘autoritaire’ partij.

„Als ik dat hoor, leg ik even haarfijn uit wat leven onder totalitarisme écht inhoudt”, aldus Park. „De Conservatieve Partij, maar ook andere partijen, zetten zich allemaal in voor de Britse burgers, voor de mensen. Dat bestaat in Noord-Korea helemaal niet: daar denkt de overheid alleen maar aan de familie Kim.”

De coronapandemie, die hard toesloeg in het Verenigd Koninkrijk, wakkerde haar burgerzin aan. „Mensen zaten eenzaam thuis, terwijl hun familieleden stierven”, herinnert ze zich. „Ik weet nog hoe in de jaren negentig veel mensen in Noord-Korea omkwamen tijdens de hongersnood. Dat is misschien niet hetzelfde, maar met dat gevoel wilde ik me alsnog inzetten.” Ze verzamelde mondkapjes voor verpleeghuizen en wijkbewoners. „De mensen hier hebben me zo geholpen, ik wil wat terugdoen”, zegt Park. „Dat is ook waarom ik de politiek in ben gegaan.”

In 2021 deed ze voor het eerst een gooi naar een positie als raadslid, de twee jaren erop probeerde ze het opnieuw. „Ik ben drie keer niet gekozen, maar ik heb geen spijt”, lacht Park. „Voor mij voelde het als een overwinning om steeds weer mee te doen. Iedere keer leerde ik nieuwe vaardigheden.” De gemeente Bury East stemt traditioneel met een flinke meerderheid voor de Labour-partij.

Vuilnis

Een duidelijk programma heeft ze niet. „Ik zie de functie van raadslid als een soort lokale leider in mijn omgeving”, legt Park uit. Daarom luistert ze vooral naar wat de wensen en klachten van haar buurtgenoten zijn, om op basis daarvan aan de slag te gaan. „Er zijn hier veel scholen, dus ik wil kijken naar het onderwijs in de regio”, zegt ze. Op veel plekken schijnt het vuilnis niet altijd te worden opgehaald. „En je weet: Britten zijn er gek op om ieder weekend in parken en de natuur door te brengen.” Daarom verzet ze zich tegen plannen om appartementen te bouwen in een groengebied. „Ik snap dat woningen nodig zijn, maar daarmee ontnemen we mensen hun mooie momenten.”

Bijzonder vindt ze het ook de vierde keer nog steeds. „Ik ben geboren in Noord-Korea en leefde jarenlang in China, daar interesseert het niemand wat ik denk of vind. Hier in het Verenigd Koninkrijk kan ik me verkiesbaar stellen en wensen mensen me geluk op straat.”

Parks oudste zoon Chol is inmiddels 25, haar jongste is elf. Ze steunen haar politieke ambities allebei. „In dit land wordt de politiek geplaagd door veel schandalen”, zegt Park. „Ik heb mijn kinderen gezegd dat ik niet op zoek ben naar geld of rijkdom. Het gaat mij om jullie vrijheid, jullie toekomst en die van jullie kinderen. Die wil ik helpen beter te maken.”


Hoe Pétit Jérusalem relatief gespaard blijft van antisemitisme

Bouwvakker Shay Benzaken (24) is een echte Parijzenaar, maar liever is hij hier, in de vijftien kilometer noordelijker gelegen stad Sarcelles. „Veel familieleden wonen hier. Het is rustiger. De lucht is schoner”, zegt hij voor de deur van buurtcafé Amigos. Maar vooral: in Sarcelles voelt hij zich veilig. „Ik heb een tête de juif, je ziet aan mijn hoofd dat ik Joods ben”, zegt Benzaken, terwijl hij een sigaret aansteekt met die van een vriend. Het is Pesach, dus hij mag geen aansteker gebruiken. „In Parijs krijg ik vuile blikken, gevuld met Jodenhaat. Hier bestaat dat niet.”

‘Hier’ is de Joodse wijk van Sarcelles – ook wel petit Jérusalem genoemd. In deze stad met een kleine zestigduizend inwoners wonen zeker tienduizend Joden. In winkels worden Hebreeuwse boeken en koosjere producten verkocht, op affiches wordt reclame gemaakt voor koosjere bedden. Mannen dragen keppeltjes, hoeden en baarden; onder hun colberts piepen tzitzit (joodse gebedsdraden) uit, veel handen dragen tora’s. Vrouwen dragen pruiken die glimmen in de voorjaarszon.

Op deze zonnige ochtend is het de tweede dag van Pesach, waarbij het einde van de joodse slavernij in Egypte wordt gevierd, en verzamelt zich een dertigtal feestelijk geklede gelovigen voor de Grote Synagoge. Kinderen met keppeltjes rennen tussen volwassen benen door. „Dit zou je in Parijs niet snel zien”, zegt Benzaken – zwart bomberjack, zonnebril met blauwe glazen. „Als je daar naar de synagoge gaat, schiet je zo snel mogelijk naar binnen en ga je na de dienst meteen weer weg. Maar hier kunnen we rustig samen zijn.”

Lees ook
Nederlandse Joden ervaren nu ‘dubbel onbehagen’

Thuis bij Joram Rookmaaker, rabbijn van de Liberaal Joodse Gemeente in Amsterdam, tijdens de sjabbat.

Antisemitisme na 7 oktober

Het vertrouwen is opvallend in een tijd waarin religieuze spanningen hoogtijdagen vieren. Sinds de terreuraanvallen van Hamas op Israël op 7 oktober en de oorlog die Israël daarna in Gaza begon, nam het aantal antisemitische incidenten in Frankrijk fors toe. In 2023 werden bijna 1.700 antisemitische daden geregistreerd, veruit de meeste in de laatste drie maanden – ruim 1.200 meer dan in 2022. Franse Joden zien vooral een toename van antisemitisme uit pro-Palestijnse en dus vaak islamitische hoek.

Ook in Sarcelles, een met flats gevulde voorstad van Parijs waar naast de aanzienlijke Joodse gemeenschap duizenden moslims wonen, bestond de vrees dat ‘7 oktober’ tot onrust zou leiden, zegt de socialistische burgemeester Patrick Haddad (50) in zijn sobere kantoor. „Een paar dagen waren alle Joodse restaurants uitgestorven, één dag bleven de Joodse scholen dicht omdat er een gerucht rondging van een ophanden zijnde aanslag.”

Maar er gebeurde niets. Of nou, bijna niets. „We hebben sinds 7 oktober vijf of zes incidenten gehad en twee aangiftes”, zegt Haddad. Op een gebouw waren antisemitische teksten geklad en twee mezoeza’s (tekstkokertjes die sommige joodse families aan hun deurposten hangen) werden weggerukt. Inwoners vertellen dat een paar keer ‘Free Palestine’ in de Joodse buurt is geschreeuwd. „Maar de rust is relatief bewaard gebleven.”

Beveiliging en samen opgroeien

Hoe dat kan? In eerste plaats omdat de beveiliging is opgeschroefd. „De eerste weken was er veel angst in de Joodse gemeenschap omdat het gevoel was ontstaan dat Joden nergens veilig zijn – zelfs niet in Israël”, zegt Haddad. „Dit gevoel werd versterkt door de opleving van antisemitisme. Om mensen gerust te stellen, plaatsten we wekenlang permanent agenten voor de deuren van Joodse scholen en andere leefplekken voor Joden – en nog steeds is er verhoogde beveiliging.”

Dit is te merken bij de met een hoog hek afgeschermde Grote Synagoge, waar politieagenten de verslaggever en fotograaf binnen vijf minuten om identificatie komen vragen. Vanwege de Pesach-viering staan vier in het zwart geklede mannen te posten rond het gebedshuis. „Dankzij hen voelen we ons veilig”, zegt taxichauffeur Philippe (66) – hij wil net als enkele andere gelovigen niet met zijn achternaam in de krant vanwege de gevoeligheid van het onderwerp. Bouwvakker Julien (40): „Als iemand al wat zou proberen te flikken, weet hij dat hij gepakt wordt.”

Maar vooral is het in Sarcelles rustig omdat de verschillende religieuze gemeenschappen elkaar kennen en samenleven, zegt bijna iedereen. „Je hebt hier moslims, boeddhisten, christenen en joden zoals wij”, zegt Benzaken – in totaal worden er door negentig nationaliteiten in ieder geval zeven verschillende religies beleden in de stad. „We zijn broers, vrienden – we vormen één gemeenschap.” Zijn collega, bouwvakker Shay Levi (25), zegt dat 60 procent van zijn vriendengroep uit Sarcelles joods is, de rest is moslim of iets anders. „We kennen elkaar al jaren en hebben geleerd hoe we naast elkaar kunnen bestaan.”

Benzaken denkt dat begrip voor de standpunten van anderen daarbij cruciaal is. „Wij steunen ons land, dat nu in oorlog is. En we snappen heel goed dat Palestijnen hún land steunen.” Levi: „Over sommige dingen zijn we het binnen mijn vriendengroep oneens, zoals wat de juiste oplossing is voor het Israëlisch-Palestijnse conflict. Dat hebben we jaren geleden al ontdekt, dus daar praten we niet meer over.”

Ook Fransen die van buiten Sarcelles komen, merken het verschil. Zoals de 49-jarige Sarah Aydin, een moslima uit het noordelijker departement L’Oise, die sinds een paar jaar achter de bar werkt bij Amigos, midden in de Joodse wijk. „Toen ik hier kwam, was ik bang, ik dacht dat Sarcelles een gevaarlijke stad was.” Hierbij speelde mee dat in haar moskee in L’Oise over Joden werd gezegd dat ze „de vijand” zijn, fluistert ze over de bar. „Maar niemand heeft me meer geholpen dan de Joden die ik hier heb ontmoet.”

Sarah Aydin werkt in Sarcelles, maar woont ergens anders. Ze rijdt iedere dag een uur om bij haar werk – de bar Amigos – te komen.
Foto Valentina Camu/Divergence

Inmiddels woont Aydin niet meer in Sarcelles, maar haar baan bij Amigos houdt ze aan – ze rijdt er iedere werkdag een uur voor. „Ik ben onderdeel van de gemeenschap geworden”, zegt ze. Tijdens het gesprek komen meermaals klanten binnen die Aydin liefkozend bij haar voornaam noemen. „Ik ben voor hen als een moeder, een zus.”

Lees ook
Bij niet-politieke mars tegen antisemitisme in Parijs gaat het vooral over politiek

Franse politici, onder wie oud-president Nicolas Sarkozy, parlementsvoorzitter Yaël Braun-Pivet, Senaatsvoorzitter Gérard Larcher, premier Élisabeth Borne en oud-president Francois Hollande, bij de mars.

Gedeelde afkomst

Wat meespeelt, is dat Sarcellois van verschillende geloven vaak hun afkomst delen. Veel Joden in deze stad hebben hun wortels, net als de meeste Franse moslims, in oud-koloniën als Tunesië, Algerije of in het voormalige Franse protectoraat Marokko. Vanaf de jaren zestig kwamen Joden uit Noord-Afrika in groten getale naar Frankrijk vanwege de dekolonisatie en toenemende religieuze spanningen in het gebied.

„Mijn vader was een Duitse Jood die naar Marokko was gevlucht, mijn moeder een Marokkaanse Jodin”, vertelt de gepensioneerde communicatiemedewerker Georges Seligmann (68) bijvoorbeeld voor de Grote Synagoge – af en toe komt een kennis voorbij die hem met twee kussen groet. „Ik ben geboren in Marokko en ken de Arabisch-islamitische cultuur als geen ander. Voor een Nederlandse Jood zou het misschien anders zijn.”

Een goede vriend van Seligmann is Nabil Koskossi (48), een islamitische gemeentemedewerker die in het verleden pro-Palestijnse demonstraties organiseerde. „We belijden een ander geloof, maar we hebben dezelfde humor, we eten dezelfde gerechten, we dansen op dezelfde manier, we luisteren naar dezelfde muziek”, vertelt hij in een wat vervallen winkelcentrum in het centrum van Sarcelles. „Dat verbroedert.”

Nabil Koskossi in gesprek met een van de ontwerpers van Sarcelles, op het centrale winkelplein in de Parijse voorstad.
Foto Valentina Camu/Divergence

Verbroedering is ook wat Haddad – zelf de zoon van Tunesische Joden – probeert te bereiken sinds hij in 2018 burgemeester is. „Ik zeg niet: pas op, misschien zitten er wel salafisten [een fundamentalistische stroming binnen de islam] aan de andere kant van de stad. Maar ik onderstreep dat onze kracht erin zit dat we veel verschillende culturen hebben. Ik moedig mensen aan: leer elkaar kennen, vergelijk je met de ander, zoek gemeenschappelijke grond zodat je kunt nadenken over een gezamenlijke toekomst.”

Haddad probeert bovendien alle gemeenschappen op dezelfde manier te behandelen, waarbij hij iedereen langs dezelfde, republikeinse meetlat legt, zo beschrijft hij ook in zijn boek Nos racines fraternelles (Onze broederlijke wortels, 2023). „In een stad met zoveel verschillende gemeenschappen gaan mensen zich met elkaar vergelijken, onderzoeken of ze dezelfde rechten hebben en op dezelfde manier worden benaderd door de autoriteiten. Dus moet je laten zien dat geen gemeenschap wordt achtergesteld of juist in de slachtofferrol wordt geduwd.”

In praktijk betekent dit dat Haddad poogt precies evenveel te investeren in alle wijken, of het nou gaat om het verbeteren van het onderwijs of het opknappen van sociale huurwoningen. Het betekent dat hij zich even hard uitspreekt tegen racisme dat Noord-Afrikaanse moslims treft als tegen antisemitisme. Het betekent dat zijn gemeenteraad na 7 oktober 10.000 euro schonk aan het Rode Kruis in Israël, en toen Israël de oorlog in Gaza begon stuurde de gemeente 10.000 euro naar een Palestijns noodfonds. Haddad liet pro-Palestijnse graffititags verwijderen (ook niet-antisemitische) en weigerde de namen van de Israëlische gijzelaars af te beelden op het gemeentehuis, zoals meerdere Franse gemeenten wel deden.

De burgemeester krijgt „van beide kanten” kritiek, maar merkt dat inwoners overwegend positief reageren – hij werd in 2020 ruim verkozen. „Onze inwoners hebben er zelf ook belang bij”, verklaart Haddad. „Sarcelles is al een arme stad. Als het ook nog een slecht imago krijgt vanwege religieuze spanningen en in jouw paspoort staat dat je hier vandaan komt, kan dat invloed hebben bij sollicitaties.”

Onrust in 2014

Dat weten de inwoners, want het is hier niet altijd vredig geweest. Toen Israël in 2014 de Gazastrook inviel, barstten antisemitische rellen uit in de marge van een door de gemeente verboden pro-Palestijnse demonstratie. Honderden woedende, vooral islamitische jongeren trokken de Joodse wijk binnen, riepen antisemitische leuzen en vielen de synagoge aan.

Het is een pijnlijk onderwerp voor de Sarcellois. „Ik was naar buiten gegaan om de synagoge te beschermen en ben bijna met een bijl geraakt”, vertelt bouwvakker Julien. Shay Levi was op vakantie in Israël, maar hoorde van zijn neefjes hoe eng het was. „Jongens die wij kenden, vrienden, gooiden straatstenen op de synagoge, tegen onze huizen.”

Dat de gemoederen destijds zo hoog opliepen, had te maken met de toenmalige burgemeester, François Pupponi, zegt Nabil Koskossi, die de geannuleerde demonstratie had georganiseerd. „We hadden een conflict met Pupponi omdat hij niet had ingestemd met een wetsvoorstel om de staat Palestina te erkennen. We hadden jaren op hem gestemd, dus we voelden ons verraden en we wilden onze ontevredenheid uiten met een vreedzame demonstratie.” Toen de demonstratie werd verboden – waarna Koskossi de bijeenkomst annuleerde en opriep tot kalmte – sloeg de vlam in de pan.

Bakker Olivier en zijn zoon Elad. De familie woont al heel lang in Sarcelles.
Foto Valentina Camu/Divergence

Inmiddels hebben de joodse en de islamitische gemeenschap zich verzoend. Religieuze leiders gingen om tafel, jongerenwerkers, zogenoemde grands frères (grote broers) zorgden ervoor dat jongeren die op straat hingen geen gekke dingen deden, vrienden gingen opnieuw met elkaar in gesprek.

Koskossi heeft na 7 oktober niet overwogen weer een pro-Palestijnse demonstratie te organiseren. In plaats daarvan organiseert hij bijeenkomsten waarop joodse en islamitische sprekers debatteren. „De rellen waren het tegenovergestelde van wat we wilden bereiken. Ik denk nu dat het beter is om met elkaar in gesprek te gaan.” Haddad: „Van 2014 hebben we geleerd dat we het Israëlisch-Palestijnse conflict niet in onze publieke ruimte moeten uitvechten.”

Lees ook
Waarom het kwaad van het antisemitisme al 2000 jaar zo hardnekkig is

Waarom het kwaad van het antisemitisme al 2000 jaar zo hardnekkig is

Ook elders mogelijk?

Op de vraag of de formule-Sarcelles ook in andere plaatsen zou kunnen werken, denken inwoners verschillend. Seligmann denkt dat de gedeelde Noord-Afrikaanse cultuur een essentieel element is van het succes van de Parijse voorstad. Pascal Kilinc, de (christelijke) baas van Sarah Aydin, merkt op dat mogelijk helpt dat joden en moslims in Sarcelles zich overwegend in dezelfde, relatief arme sociaal-economische groep bevinden. In bijvoorbeeld Parijs wonen joden vaker in de chique wijken en moslims in armere buurten.

Burgemeester Haddad denkt dat zijn aanpak ook op andere plekken zou kunnen werken, maar dan moet de stadsindeling ernaar zijn. „Je hebt in Frankrijk vaak één buurt met veel witte mensen die er al heel lang wonen, tegenover een cité [een met flats gevulde buitenwijk] met mensen met een migratieachtergrond. Die twee zullen naar elkaar kijken met een bepaald wantrouwen. Als je die mensen meer mixt, is het minder waarschijnlijk dat ze elkaar zullen afwijzen.”