Wat vindt NRC | Is vijf euro toegang voor een mooie stad als Venetië wel genoeg?

Afgelopen zaterdag bezocht de paus per helikopter het prestigieuze kunstevenement de Biënnale van Venetië om het Vaticaanse paviljoen te bekijken. Hij prees de Biënnale – die elke twee jaar een miljoen bezoekers extra naar Venetië brengt – en sprak kunstenaars over de hele wereld toe. Hij vroeg ze niet-bestaande steden te creëren, plaatsen waar niemand zich een vreemdeling zou voelen en waar iedereen een broeder is. Zijn bezoek riep echter vooral een andere vraag op: hij en zijn entourage vertrokken dezelfde dag en waren dus dagjesmensen. Zouden ze vijf euro toegang hebben betaald om de stad in te mogen?

Dat is namelijk wat bezoekers sinds vorige week moeten doen: vijf euro betalen om op de drukste dagen de stad in te kunnen. Venetië heeft hiermee een wereldprimeur: de eerste stad waarvoor je toegang betaalt. Volgens de burgemeester is de maatregel bedoeld om de toeristenstroom te spreiden. De stad waar gemiddeld 30 miljoen toeristen per jaar op afkomen om door een centrum van 7,6 vierkante kilometer te lopen, verdrinkt jaarlijks in haar schoonheid.

Natuurlijk zijn er bezwaren tegenin te brengen. Tegen het plan toegangspoortjes te plaatsen bij de Wallen en entreegeld te vragen, ontstond eveneens verzet omdat je dan reservaten in je stad creëert. Die stemmen gaan in Venetië ook op. In NRC vroeg een bewoner zich ook af of het vragen van vijf euro geen inperking van de EU-regels rond vrij verkeer was. Anderen stelden de vraag of de kosten van de invoering überhaupt opwegen tegen de vijf euro toegang. Die laatste vraag is misschien nog wel het belangrijkst: is vijf euro niet te weinig?

Zo betaalt een toerist in Bhutan, het kleine land in de Himalaya met nog geen 800.000 inwoners, honderd Amerikaanse dollar per dag. Het idee erachter is dat toerisme milieuvervuiling met zich meebrengt, en omdat de vervuiler betaalt, draait de toerist op voor een ‘Sustainable Development Fee’.

Opvallend is vooral dat duidelijk wordt aangegeven waar het bedrag voor dient, anders dan bij toerismebelasting in Nederlandse gemeenten, of de vijf euro in Venetië. In Bhutan gaat het geld naar duurzaamheidsprojecten en aanplanten van bos. Het land slaat er twee vliegen in één klap mee: toerismevervuiling wordt gecompenseerd, en ongebreideld toerisme wordt ontmoedigd.

Waar de vijf euro in Venetië naartoe gaat is onduidelijk – voorlopig in deze proefperiode om de kosten te dekken voor de kaartjes – en dat is een gemiste kans. Het lijkt in ieder geval niet bedoeld om overtoerisme in te perken, want daarvoor is het bedrag te laag. Een kaartje voor de vaporetto – de varende bus – is al bijna tien euro en dat houdt toeristen niet tegen.

Venetië zou naar Bhutan kunnen kijken. Het kwetsbare centrum is als het ware een kanarie in de kolenmijn van het overtoerisme: voor elke bewoner zijn er gemiddeld 21 toeristen in de stad aanwezig. Elke stad die kampt met overmatig dagjestoerisme, met binnensteden waaruit de sociale cohesie verdwijnt omdat wonen onbetaalbaar wordt en waar louter toeristische bedrijven kunnen floreren, zou hierover kunnen nadenken.

Als je niet wil dat je stad een openluchtmuseum wordt vol met kaas- en stroopwafelwinkels die een succes zijn op TikTok, moet je voorkomen dat de bezienswaardigheden in een monocultuur van landclichés komen te staan. Als een cultuur niet leeft, krijg je een dode stad en krijgen de woorden van de paus over verbeelde steden opeens een veel bredere geldigheid.


Opinie | Leraren, ga bij elkaar in de klas kijken en geef feedback

Recent presenteerde de onderwijsinspectie het rapport De Staat van het Onderwijs 2024. Het was weer zoeken naar lichtpuntjes. De neergaande trend in de onderwijsresultaten zet door, terwijl de personeelstekorten oplopen. Twintig procent van de scholen scoort volgens de inspectie onvoldoende.

Hoewel die cijfers enige nuance behoeven – wat verstaan we immers onder ‘onvoldoende’ – dringt de conclusie zich op dat het Nederlandse onderwijs voor uitdagingen staat die een fundamentele aanpak vereisen. Een deel van die aanpak hebben we al jaren scherp: minder werkdruk voor onderwijsgevenden, door meer tijd voor onderwijs in te ruimen en de lestaak te verminderen. Kleinere klassen. Maar het zal niet genoeg zijn. Om deze kolossale uitdagingen het hoofd te bieden is er een verschuiving nodig in de professionele cultuur.

Internationaal onderzoek van de OESO wijst uit dat de leraar er in veel gevallen alleen voor staat. Dat wil zeggen: er wordt, vergeleken met andere landen, weinig onderling samengewerkt. In dit land is de individuele leraar nog altijd soeverein in de klas. Misschien is het beter om afstand te nemen van dit beeld. Lesgeven is geen solistische aangelegenheid. Het is teamwork. Om het tij te keren is er een verschuiving nodig van een individueel naar een collectief verantwoordelijkheidsgevoel. Laten we het voortaan samen doen.

Professionele voldoening

Gelukkig gebeurt dit al op steeds meer plekken. De ervaring leert dat het de lessen niet alleen beter maakt voor de leerling, maar ook meer professionele voldoening biedt voor de leraar.

Op de scholen waar vanuit collectieve verantwoordelijkheid wordt geopereerd, is te zien hoe lerarenteams onderling afspraken maken en in gezamenlijkheid onderwijs evalueren. Op deze scholen komen lerarenteams structureel bij elkaar om interventies te bedenken die de onderwijskwaliteit verbeteren. Men gaat bij elkaar in de les kijken, men geeft daarbij feedback aan elkaar. Een eerste stap is soms letterlijk om de deur van het lokaal open te zetten.

Door deze activiteiten ontstaat een cultuur van kwaliteitszorg. Het zal misschien even wennen zijn. Op veel plekken zal er weerstand overwonnen moeten worden, maar de potentiële beloning is groot. Hetzelfde internationale onderzoek laat zien dat collectieve verantwoordelijk niet alleen een rijkere leeromgeving biedt voor de leerling, maar ook voor de leraren zelf.

Het organiseren van intervisie speelt een cruciale rol binnen deze transitie. Onder veel beroepsgroepen zijn intervisiebijeenkomsten gangbaar, in het onderwijs is het een uitzondering. Een gemiste kans. Door gestructureerde intervisiebijeenkomsten kunnen leraren reflecteren op hun onderwijspraktijken en leren van elkaars ervaringen. Dit proces wordt versterkt door onderling lesbezoek, waarbij leraren constructieve kritieken ontvangen van hun collega’s. Zo ontstaat er een professionele dialoog, die een voortdurende professionele ontwikkeling bevordert en helpt met het identificeren van effectieve onderwijspraktijken.

Lees ook
Stop met experimenteel onderwijs, het werkt niet

Stop met experimenteel onderwijs, het werkt niet

Collectieve verantwoordelijkheid betekent ook: het integreren van de stem van de leerling in het ontwerp en de evaluatie van het onderwijs. Iedere leraar weet dat leerlingen de meest waardevolle inzichten kunnen bieden over de kwaliteit van de lessen. Inzichten die de onderwijskwaliteit verrijken en beter doen afstemmen op de (individuele) leerbehoeften. Dit verhoogt niet alleen de betrokkenheid van de leerling, maar stimuleert ook hun motivatie en leerprestaties.

Het is al met al geen rocket science. Als het zo duidelijk is wat er nodig is om een verschuiving tot stand te brengen in de professionele cultuur, waarom gebeurt dit dan niet? Waar de schoen wringt, is dat leraren het al druk zat hebben. De werkdruk is hoog, er is geen sector met zoveel burnouts als het onderwijs. Bij elkaar in de les gaan kijken, samen onderwijs ontwerpen? Prima, maar in welke tijd? Het zal niet liggen aan wilskracht. Iedere onderwijsprofessional streeft naar het best mogelijke onderwijs, voor alle leerlingen.

Op veel plekken zal er weerstand overwonnen moeten worden

Wat leraren nodig hebben is facilitering, meer in het bijzonder in de vorm van tijd. Op dit moment draait er een pilot om de lestijd te verminderen, met de gedachte dat lerarenteams de vrijgekomen tijd in kunnen zetten om de onderwijskwaliteit te verbeteren. Het idee is dat er minder, maar effectiever georganiseerde lessen worden gegeven, waardoor er meer ruimte is voor de ontwikkeling en implementatie van kwalitatief hoogwaardig onderwijs.

Hand in hand

Ook is dit schooljaar het programma Ontwikkelkracht gestart, dat vanuit de sector zelf geïnitieerd is en door het Nationaal Groeifonds gefinancierd werd. Het programma biedt onder meer deelnemende scholen ‘ruimte, kennis en kunde’ om een professionele cultuur te realiseren die de interactie tussen leraren versterkt en kennis over kansrijke interventies toegankelijk maakt voor lerarenteams.

Dit illustreert hoe substantiële investeringen in de professionele ontwikkeling van leraren en het verminderen van onderwijstijd hand in hand kunnen gaan. Het benadrukt het belang van een professionele cultuur op school, versterkt door de samenwerking tussen leerkrachten en de integratie van feedback van leerlingen.

Laat dit een begin zijn tot een nieuwe benadering van het leraarschap, gebaseerd op het dragen van collectieve verantwoordelijkheid voor de onderwijskwaliteit. De toekomst van het Nederlandse onderwijs kan aanzienlijk worden verbeterd door leraren meer ruimte te geven om het samen te doen.


Wat vindt NRC | Procederen als dekmantel is onethisch gedrag

Hoe dient de overheid zich te verhouden tot succesvolle juridische tegenstand? De reconstructie van de onterechte vervolging van twee advocaten, op instigatie van de IND, onlangs in NRC, bevat een paar aansprekende lessen. En laat tegelijk ook zien waar een overheid mee te dealen heeft in een sterk ontwikkelde rechtsstaat, waar toegang tot de rechter behalve een grondrecht ook een verdienmodel is. En dus een effectief instrument kan zijn om overheidsbeleid te blokkeren door procedures zó vaak te herhalen dat het bestuur erop vastloopt.

De belevenissen van de advocaten Dogan en Aydin die in 2021 met een kantoorzoeking aanvingen en in 2022 eindigden met een sepot, laten goed zien hoe het exploiteren van een maas in de wet of een verdrag fout kan gaan. Hier ging het om het herhaaldelijk indienen van eenzelfde type aanvraag, vanwege het uitstel dat ermee kon worden verkregen. Dit bracht de IND echter zodanig op achterstand dat het Openbaar Ministerie werd ingeschakeld. Dat wilde het aanvragen van werkvergunningen voor Turkse zelfstandigen wel kwalificeren als strafbare hulp aan illegalen en dus ‘mensensmokkel’.

Daar maakte de strafrechter vervolgens korte metten mee. Deze advocaten hadden er inderdaad voor kunnen kiezen „om niet bij herhaling en overlappend nieuwe aanvragen voor [..] cliënten in te dienen”. Maar dat wil nog niet zeggen „dat er vermoeden van misbruik van het recht en/of mensenhandel is”. De advocaten mochten en konden ook menen in dit geval „de mogelijkheden van de wet in het voordeel van zijn cliënten te gebruiken”. Ofwel, de wet is de wet. En daar mag de burger en dus de advocaat gebruik van maken. De wetgever had het immers óók anders kunnen regelen, maar liet dit gaatje open.

Een leermomentje voor de IND en het OM, dat toegeeft dit niet nog eens op deze manier te doen. De advocaten kregen, na aandringen, sepotcode 01: ‘Ten onrechte als verdachte aangemerkt’. Wat bezien vanuit het machtige OM als een ernstige beoordelingsfout geldt, een blamage dus.

Daarmee kan juridisch de zaak dan gesloten zijn, er blijven toch een paar graten in de keel steken. Procederen om het procederen is veelal een dekmantel. Bedoeld om tijd te rekken, betaling uit te stellen, dwangsommen te incasseren of het bestuur te frustreren. Het neemt soms het karakter aan van een guerrilla met juridische middelen, tegen een ex in een scheiding, maar ook tegen de staat. Wie zijn WOZ-aanslag, verkeersboete of bpm-heffing aan een ‘no cure, no pay’-bureau overdraagt, moet zich realiseren waar hij aan bijdraagt. Namelijk aan het smoren van de rechtsstaat. Meerdere rechtbanken namen inmiddels de draconische maatregel om deze zaken voorlopig helemaal niet meer te behandelen, vanwege de ongewenste neveneffecten. Dan keert de wal dus het schip en kan niemand meer z’n recht halen.

Het maakt ook duidelijk waarom voor advocaten gedragsregel nummer 5 geldt. Die zegt dat „een regeling in der minne veelal de voorkeur verdient”: schikken dus. Advocaten dienen dat „voor ogen te houden”. Procederen als strategie, louter om de ander uit te putten, op kosten te jagen of vast te laten lopen is dus onethisch gedrag. Wat inderdaad iets anders is dan strafbaar gedrag, maar niet minder laakbaar of ongewenst hoeft te zijn. De klacht van de IND was dus terecht, maar gedeponeerd bij het verkeerde loket. Hier had de wetgever moeten optreden – door de wet aan te passen, eventueel termijnen te verkorten of beroepsmogelijkheden aan voorwaarden te binden.


Column | Macron pompt nieuwe urgentie in Europees debat

Het Binnenhof zag vorige week in de Europese politiek vooral de ‘rode loper’ die Viktor Orbán in Boedapest uitrolde voor Geert Wilders op een conferentie van rechtsradicalen en Trumpistische conservatieven. („Ze gaan samen lunchen!”)

Een podium dat zeker zoveel aandacht verdiende, was dat van Emmanuel Macron de dag tevoren in Parijs. Aan de Sorbonne hield de Franse president een frappant lange toespraak vol oude en nieuwe plannen – rakend aan alles van Europese defensie en interrail, tot industrie en internetregulering. Veel van dit beleidsprogramma zal komende tijd, al dan niet via de Brusselse band, zijn weg naar Nederlandse debatten en besluiten vinden.

Graag benut Macron het genre van de grote rede om zijn visie in de verf te zetten. Idealiter versterkt de enscenering de boodschap. Zo herdefinieerde de president in mei 2023 in de Slowaakse hoofdstad Bratislava de Franse doctrine ten aanzien van Rusland en de EU- en NAVO-uitbreiding met Oekraïne. Die toespraak, voor een Oost-Europees gehoor dat in hem eerder een naïeve Poetin-beller dan bondgenoot zag, werkte overtuigend dankzij empathie met lokale zorgen en een ruiterlijke erkenning van Frankrijks voorbije fouten en dédain.

Lees ook
Macron: Europa kan uitsterven, het hangt af van onze keuzes

Macron hield zijn toespraak in de Parijse universiteit Sorbonne ten overstaande van studenten, Franse politici en Europese diplomaten.

Vorige week in Parijs was de locatie een zelfverwijzing: aan dezelfde Sorbonne hield Macron in september 2017 zijn eerste grote EU-toespraak als president. Zeven jaar later stond de redenaar dus voor de keuze: continuïteit of breuk met wat ik toen zei?

Toen hij zich eind 2016 als piepjonge politicus in de Franse presidentsrace stortte, liep Macrons analyse voor op die van vrijwel al zijn collega’s. Het was het jaar van de dubbele schok van Brexit en Trump, die de EU tot aan de afgrond bracht. Paniek heerste. Uit die kwetsbaarheid putte Macron een nieuwe kracht, verwoord in de notie van ‘Europese soevereiniteit’. Wij leven niet langer in een door Amerika beschutte wereld, we moeten ons praktisch en moreel wapenen om onze unieke manier van samenleven te beschermen.

Nadien volgden nog de Covid-pandemie en de Russische oorlog in Oekraïne. Door deze schokken zijn inmiddels vrijwel alle Europese regeringen – ook de Nederlandse, die het in 2017 nog koeltjes aanhoorde – mee met de kern van dit verhaal. Frankrijk staat niet meer alleen. Tegelijk moet veel van het praktische werk om de EU strategischer en robuuster te maken nog gebeuren. Een goed moment dus, zou je zeggen, om de rol van visionair te verruilen voor die van aanvoerder. Zorg dat iedereen echt meedoet voor je weer ‘nieuwe paradigma’s’ lanceert.

Die retorische verleiding weerstond Macron niet. Hij wil vooruit, een nieuwe horizon. Hij redeneert: de wereld is nog sneller in Europa’s nadeel veranderd dan ik in 2017 al vreesde. De mondiale spelregels zijn op drie vlakken fundamenteel gewijzigd. Militair, met Rusland en Iran die steeds openlijker de kaart van nucleaire dreiging trekken. Economisch, met een wereldhandelsorde die definitief kapot is, die ook de VS niet meer kunnen redden (en waarin alleen de EU nog gelooft). En cultureel, met een op hol slaande digitale sfeer die de geestelijke gezondheid van onze kinderen en de democratie bedreigt. Zo pompt Macron in elk geval nieuwe urgentie in het debat, ter versnelling en uitbouw van wat al in gang is gezet.

Sprak de president tot een Europees of Frans publiek? Ook dat was zeven jaar geleden helderder: de ‘Sorbonne-1’ vond plaats de week na de Duitse Bondsdagverkiezingen van september 2017. Het was zijn appèl op de herkozen Angela Merkel in Berlijn en hun beider Europese collega’s om mee te doen met de nieuwe agenda van weerbaarheid.

Vorige week liepen Franse en Europese boodschappen in elkaar over. Er waren opnieuw openingen naar Berlijn (nu met Scholz) en andere partners, inclusief Londen. Tegelijk had het beleidsprogramma veel weg van een Franse wensenlijst, waarin – zoals ook een commentator in Le Monde opviel – de nationale belangen en zwaktes amper werden erkend. Zes weken voor de Europese Parlementsverkiezingen, waarbij Marine Le Pen in Frankrijk dik zal winnen en Macrons partij nog hard moet werken om tweede te worden, was dit zeker ook een binnenlandse campagnetoespraak.

Niettemin leert het Europese partners waarop Frankrijk ook na die verkiezingen van 6-9 juni zal hameren, bij de komende topbenoemingen en het programma voor de volgende Commissie. Denk aan gezamenlijke wapenproductie alsmede staatssteun en nieuwe fondsen voor strategische industrie en technologie.

Wie daar in Den Haag niet in meewil, zal een tegenverhaal moeten hebben dat sterker is dan ‘nee’.

Luuk van Middelaar is politiek filosoof en historicus.


Opinie | Israëls obsessie met Palestijnse lichamen is morbide

‘Een foto in legeruniform is als een foto met een Ferrari. Het is een statussymbool. Veel jongens konden dankzij die foto’s met meisjes naar bed. Ze besprongen ons gewoon.”

Ik heb dit citaat niet uit een recente Netflix-film – het waren de woorden van een 25-jarige Israëlische soldaat uit Ramat Gan die zich liet interviewen door de krant Haaretz en nu in Gaza dient.

U vraagt zich waarschijnlijk af in welke context zijn woorden werden gezegd. En wat het seksleven van Israëlische soldaten te maken heeft met het bloedbad dat Israël op dit moment in Gaza aanricht. Welnu, wat het Palestijnse lichaam aangaat, zijn de Israëlische soldaten behoorlijk creatief.

Maar dit keer, en sinds 7 oktober, hebben de soldaten die in de Gazastrook dienden niet alleen foto’s en filmpjes op sociale media gezet waarin ze Palestijnen sloegen, vernederden, vermoordden en ontkleedden. Ze gingen nog verder. Ze zetten filmpjes met zulke gewelddadige inhoud op dating-apps om Israëlische meisjes op te winden en ze eindeloos te versieren.

‘72 Maagden-Ongecensureerd’

Maar eens te meer, bij het Israëlische leger is elke actie van soldaten een uiting van geïnstitutionaliseerd beleid. In dit geval had het directoraat Psychologische oorlogvoering van het Israëlische leger een Telegram-kanaal genaamd ‘72 Maagden-Ongecensureerd’. Volgens het onderzoek van Haaretz plaatste dit kanaal zo’n zevenhonderd berichten waarin Palestijnen door Israëlische soldaten werden vermoord, vernederd en ontkleed en mishandeld.

Lees ook
Hoe Israëlische soldaten met hun selfies de tegenstander niet meer als mens zien

Hoe Israëlische soldaten met hun selfies de tegenstander niet meer als mens zien

Bovendien vroegen de beheerders van het kanaal alle volgers om de berichten te delen zodat de Israëliërs konden zien „hoe Hamas in Gaza op z’n kloten kreeg”.

Zoals gewoonlijk ontkende het leger aanvankelijk elke relatie met het kanaal. Maar iemand van het Israëlische leger die met Haaretz sprak bevestigde dat het leger inderdaad achter dit initiatief zat.

U bent zeker wel benieuwd hoe het leger op dit debacle reageerde? Zoals gewoonlijk werd beweerd dat het kanaal „zonder toestemming opereerde”. Alsof er in het Israëlische leger zoiets bestaat als „opereren zonder toestemming” – níéts gebeurt daar zonder goedkeuring.

De macho

Vanuit hun gezichtspunt overschreden de soldaten dus geen enkele rode lijn, omdat ze handelden onder auspiciën en met goedkeuring van het leger – ze etaleerden de gruweldaden die ze in Gaza hadden begaan alleen maar om „seks te krijgen”. Bovendien romantiseerden ze de oorlogsmisdaden en presenteerden die in een mooie verpakking aan het bredere Israëlische publiek, en dan vooral aan Israëlische vrouwen. De boodschap is glashelder: de ideale Israëlische man, ‘de macho’, is pas op zijn best als hij Palestijnen vermoordt, vernedert, onderdrukt en uitkleedt.

De controle en het toezicht op het Palestijnse lichaam vinden plaats in een bredere context en omvatten ook allerlei praktijken die dit doel moeten helpen verwezenlijken. Een van de meest gebruikelijke praktijken die de staat Israël via zijn verschillende instellingen toepast, is de weigering om de lijken terug te geven van de Palestijnen die door Israëlische soldaten zijn gedood. Israël, met al zijn waardigheid en gezag, voert al sinds de jaren zestig een beleid om de lijken van Palestijnen vast te houden die in Israël aanslagen zouden hebben uitgevoerd.

Volgens de Israëlische ngo B’Tselem had Israël in 2019 ongeveer vijftig lijken van Palestijnen in bezit en gebruikte het tussen 1991 en 2008 meer dan vierhonderd van dergelijke lijken als ruilmiddel voor de teruggave van de lijken van soldaten.

Tot overmaat van ramp duurt de vrijgave van deze lijken na het besluit ertoe soms nog maanden of zelfs jaren. In dat geval geeft Israël ze onder zeer beperkende voorwaarden vrij, bepaalt het wanneer de begrafenis zal zijn, stelt het een grens aan het aantal deelnemers aan de begrafenis en verhindert het zelfs het gebruik van mobiele telefoons om vastlegging en publicatie op sociale media te voorkomen. De gevolgen van dit beleid voor de families van de overledenen zijn rampzalig, niet alleen omdat het de rouw verlengt, maar vooral omdat het hun leven verstikt.

Israël beheerst ook de lijken die onbegraven in de koelkast worden bewaard

In die zin beheerst Israël niet alleen het levende en dode Palestijnse lichaam, maar ook dat wat gevangen zit tussen leven en dood, oftewel het lijk dat onbegraven in de koelkast wordt bewaard en daardoor een collectief politiek lichaam en een veld voor machtsspelletjes wordt. Daarmee wordt het Palestijnse persoonlijke en collectieve verdriet een lang en oneindig proces, waarin het trauma van generatie op generatie wordt doorgegeven.

Onafgebroken bombardementen

Bovendien verandert hiermee de vorm en inrichting van het landschap van persoonlijke en collectieve Palestijnse rouw en de ruimte waarin deze zich voltrekt. Als Israël de Palestijnse martelaars per se in het geheim wil begraven, wist het elke herinnering uit aan een van de centrale symbolen van het Palestijnse verzet, namelijk de martelaars. Bovendien verbergt en wist het dan de Palestijnse persoonlijke en collectieve verliezen en kenmerkt deze als marginaal en waardeloos.

Wat dat betreft maakt Israël het Palestijnse lichaam, dat nu als het enige verzetsmiddel wordt beschouwd, tot een strafwerktuig met enorme traumatische intergenerationele gevolgen, want zo berooft het de Palestijnen van het enige legitieme werktuig waarover ze beschikken, te weten hun lichaam. Israël bereikte ditzelfde doel niet alleen op de Westelijke Jordaanoever, maar ook in de huidige oorlog tegen Gaza. Het bleef Gaza immers onafgebroken bombarderen en ontzegde daarmee veel Palestijnen die hun dierbaren hadden verloren elke mogelijkheid om hun dierbaren op een waardige manier te begraven. De verwoesting in Gaza was daarom niet alleen fysiek of materieel, maar ook emotioneel. Met de verhindering van een begrafenis wordt immers elk spoor van persoonlijk en collectief verlies uitgewist, onzichtbaar en waardeloos gemaakt.

Helaas moet worden gezegd dat Israël in beide gevallen, bij de loochening van het leven én bij de loochening van de dood, geen verantwoordelijkheid neemt.


Opinie | Geef de boeren een goede uitweg uit de mestcrisis

Omdat we in Nederland al jaren niet voldoen aan de waterkwaliteitsnormen, schrapt de Europese Commissie de uitzonderingspositie die melkveehouders jarenlang hadden om meer mest uit mogen te rijden op grasland dan wettelijk toegestaan. Gevolgen: een nog groter mestoverschot en hoge kosten voor melkveehouders om hun mest af te voeren.

Gelukkig lijkt de oplossing nabij. Het mestoverschot kan binnenkort worden omgezet naar kunstmestvervangers, zogenaamde ‘renure’: recovered nitrogen from manure ofwel teruggewonnen stikstof uit dierlijke mest. Zo kan via een technologische omweg alsnog meer dierlijke mest worden geplaatst, die wel door melkveehouders mag worden gebruikt bovenop de vastgestelde limiet. Dit mocht aanvankelijk niet van de EU. Renure werd namelijk door Brussel gewoon gezien als dierlijke mest. Maar na een jarenlange lobby door de sector in Brussel en door steun vanuit de overheid lijkt dit toch te worden toegestaan.

Zoals eerder beschreven in NRC, vervangt renure de kunstmest die melkveehouders anders zouden gebruiken om hun grasland te bemesten. Voorstanders wijzen op de voordelen die dit zou hebben op het milieu. Besparing van kunstmest leidt immers tot minder CO2-uitstoot, zo is de redenatie, want het maken van kunstmest kost veel energie. Hergebruik van grondstoffen zou bovendien ook nog bijdragen aan de omslag naar kringlooplandbouw die centraal staat in het Landbouwakkoord, volgens minister Piet Adema. Een echte win-win situatie dus, voor boer én milieu.

Lees ook
Een uitweg uit de mesthoop: vier vragen over het complexe samenspel van poep, plas en gewas

Een boer verspreidt kunstmest op zijn land.

Wie echter verder kijkt dan het erf van de melkveehouder ziet dat dit niet het geval is. Zonder derogatie zal de mest van melkveehouders namelijk naar een andere plek worden geëxporteerd, zoals naar akkerbouwers in Duitsland of Frankrijk. Als melkveehouders renure gebruiken, leidt dit tot een verminderde aanvoer van dierlijke mest en meer gebruik van kunstmest elders. Op systeemniveau wordt er met renure dus geen kunstmest bespaard maar slechts verplaatst, van melkveehouders naar akkerbouwers. De vraag is vervolgens wat meer kosten oplevert voor de boer en het milieu: mest verwerken tot renure of mest verplaatsen. Omdat het verwerken van de mest tot renure veel energie kost en hiervoor ook mest verplaatst moet worden is het sterk de vraag of dit leidt tot een netto CO2-besparing.

Kringlooplandbouw

Belangrijker nog: als we echt het milieu willen sparen, zullen we het probleem bij de bron moeten aanpakken. Voor de productie van het voer van koeien – naast gras ook snijmais en soja – wordt namelijk veel kunstmest en land gebruikt. Een deel van deze uit kunstmest afkomstige nutriënten wordt omgezet in voedsel voor mensen, maar een groot deel gaat via de mest verloren naar het milieu – met gevolgen voor de waterkwaliteit en de natuur. Omdat het produceren van eiwitten via dieren relatief inefficiënt is, zouden we pas echt kunstmest, landgebruik en emissies besparen als we onze consumptie verschuiven van dierlijke naar plantaardige eiwitten. Renure houdt juist dit inefficiënte systeem in stand.

Renure draagt ook niet bij aan kringlooplandbouw. In een echte kringlooplandbouw worden dieren namelijk alleen gevoed met producten die voor mensen zelf niet geschikt zijn, zoals gras en reststromen. Dit heeft een reductie van de veestapel tot gevolg waardoor er sowieso geen mestoverschot meer zal zijn. Voor veehouders zullen er dan geen kosten meer zijn voor de afvoer van mest maar kan mest juist weer geld opleveren. Het bewerken van mest tot renure is voor kringlooplandbouw dus overbodig.

Het bouwen van de mestverwerkingsfabrieken zal bovendien een hoop inspanning en geld kosten. Geld dat boeren zelf niet hebben en dus waarschijnlijk uit publieke middelen moet komen. Om die fabrieken rendabel te houden zal een gegarandeerde aanvoer van mest nodig zijn. We zetten onszelf met renure dus nog verder vast in een onhoudbaar systeem. Voor het halen van de Nederlandse doelen voor klimaat, natuur en een dierwaardige veehouderij is inkrimping van de veestapel namelijk onvermijdelijk. Dan kunnen we die duur betaalde mestverwerkingsfabrieken weer afschrijven.

Laatste wanhoopspoging

Renure is op korte termijn misschien aantrekkelijk voor de individuele melkveehouder, maar de uitweg uit de mestcrisis wordt niet bereikt door mestverwerking. Het overschot aan mest en de disbalans op de mestmarkt worden simpelweg veroorzaakt door een te grote veestapel en de import van veevoer.

Renure lijkt een laatste wanhoopspoging om de levensduur van een niet-duurzame landbouw te verlengen. De minister kan echter beter zijn geld, energie en invloed in Brussel gebruiken voor een echte transitie naar kringlooplandbouw. Dit kan door de veestapel in te krimpen, te werken aan een reductie van de import van veevoer en echt duurzame kringlooplandbouwinnovaties te stimuleren.

Bied boeren een eerlijk toekomstperspectief en laat renure vooral niet de zoveelste afleiding zijn van echte oplossingen voor het mestprobleem.


Column | Als je over de oorlog begon, huilde Johanna

In de hal van de Tweede Kamer, naast de roltrap, staat een tafel van lavasteen. De binnenkant is bekleed met 24-karaats bladgoud en er ligt een groot, dik boek in, bedekt door een glasplaat. Elke nacht, net na twaalf uur, tilt een beveiliger het glas op en slaat een bladzijde om. Het is de ‘Erelijst der Gevallenen’, met zo’n 1.750 namen van militairen en verzetsstrijders die omkwamen in de Tweede Wereldoorlog. Aldo van Eyck ontwierp de tafel in 1960, twee nonnen hadden toen al tien jaar gewerkt aan de namen in het boek: die zijn gekalligrafeerd. Bij de Erelijst houdt de Tweede Kamer elk jaar de 4 mei-herdenking.

Jan Braakman, politiek verslaggever van het blad Boerderij, loopt er in de Tweede Kamer altijd even langs. Zijn grootvader staat in het boek: Hendrik Jan Koeslag, boer in het Gelderse dorp Laren en medeoprichter van een verzetsgroep. Een andere boer had hem verraden, in 1944 werd hij vermoord in Neuengamme. Net voor de bevrijding, in de allerlaatste gevechten, verloren de zeven kinderen van Hendrik Jan Koeslag ook nog hun moeder. Ze kon niet op tijd wegkomen uit een boerderij die werd geraakt. Een van die kinderen was Johanna, de moeder van Jan Braakman. Zij kon er later nauwelijks over praten. „Als je ernaar vroeg, moest ze huilen.” Jan Braakman denkt dat haar verdriet en haar zwijgen ook hem hebben gevormd. Hij is, zegt hij, geen prater.

Op dinsdagochtend neemt de afdeling Voorlichting van de Tweede Kamer een filmpje op over de Erelijst en omdat de glasplaat dan toch omhoog moet, mag Jan Braakman de bladzijde zien met de naam van zijn opa. Hij had uitgerekend dat die anders pas over twee jaar aan de beurt was. Hij kijkt ernaar met tranen in zijn ogen, hij vindt het mooi. „Maar de grootste groep slachtoffers staat er niet in, de Joden. Wrang, hè?”

Kamerlid Laura Bromet van GroenLinks-PvdA heeft veel Joodse familieleden die in de Tweede Wereldoorlog werden vermoord. Ik app haar over de Erelijst en ze antwoordt dat ze er vorig jaar over hoorde van haar fractiegenoot Suzanne Kröger, Krögers opa staat in het boek. Laura Bromet weet ook al dat er geen Joodse slachtoffers in staan. „Anders was ik wel gaan kijken.”

Ze wil wel afspreken bij de Erelijst en op donderdagochtend zegt ze dat ze er geen wedstrijdje van wil maken. Maar dat je het boek In Memoriam ernaast zou kunnen leggen. Daarin staan de namen van vermoorde Nederlandse Joden. „Dat kan morgen geregeld zijn.”

In 2021 was ze meteen na de de opening naar het Holocaust Namenmonument gegaan, in Amsterdam. „Het doet me veel om al die Brometten te zien.” Net als Jan Braakman denkt ze dat het verdriet van haar familie ook haar heeft gevormd. „Ik denk altijd dat iets slecht afloopt.” En ze dacht heel lang dat iederéén in rampscenario’s dacht.

Tot ze ontdekte: „Nee, de meeste mensen leven gewoon hun leven.”


Opinie | Wegen die paar minuten echt op tegen meer verkeersslachtoffers?

Het beroemde getal doet weer de ronde in politiek Den Haag. 130 op de snelweg! Het AD meldde recent dat de formerende partijen „serieus onderzoeken” of de maximumsnelheid weer omhoog kan. Klinkt aanlokkelijk, maar het is een wassen neus. Topgear Nederland publiceerde op 17 april een artikel waarin een onderzoek van hetzelfde AD wordt aangehaald, dat concludeert dat op de meest gangbare trajecten het slechts enkele minuten tijdwinst oplevert. Waarom overtuigen we elkaar niet om gewoon rustiger te rijden?

De maximumsnelheid is in 2019 teruggebracht naar 100 om de stikstofuitstoot te reduceren, zodat we woningen kunnen blijven bouwen. Bij een reductie van de snelheid van 130 naar 100 daalt de stikstofuitstoot grofweg met een kwart. De CO2 uitstoot vermindert met 15-25 procent, rekende Milieucentraal uit, op een totale uitstoot van 17 procent van het wegverkeer (CBS). Dat is de moeite. Maar toegegeven: volgens de actualiteitenrubriek 1Vandaagis de reductie op de totale Nederlandse stikstof uitstoot slechts 0,2-0,3 procent.

Klimaatbewust

Dit is voor iedereen een excuus om het effect van ons eigen rijgedrag te relativeren. Een probleem dat we veel zien bij gewenst klimaatbewust gedrag: omdat de relatieve en persoonlijke impact zo laag is, is het moeilijk voor te stellen hoeveel effect dit heeft voor het maatschappelijke doel. Dat alle beetjes helpen is een waarheid als een koe, maar bedenk dat maar als je op de snelweg rijdt en steeds wordt ingehaald als je 100 rijdt.

Maar 100 in plaats van 130 rijden levert nog meer op. Betere doorstroming, minder files en een positief effect op de veiligheid door minder ongelukken, volgens onderzoek van de TU Delft. Wie wil dat nou niet? Wegen die paar minuten echt op tegen meer verkeersslachtoffers? Willen we hier pas over nadenken als we zelf getuige of slachtoffer van een ongeluk zijn? En waarom zien we niet dat de tijdwinst meteen verdampt als er file ontstaat?

Lees ook
Dit zijn de voor- en nadelen van een snelheidsverlaging op de snelweg

Gebak voor nieuw 130 kilometerbord op de A4 bij de grensovergang Zandvliet in 2012.

We hebben als mens in ons brein de natuurlijke neiging afstand te nemen van lange termijneffecten en toekomstige risico’s. We wegen die af tegen ons korte termijn handelen en accepteren de ‘beloning’ om 130 te kunnen tijden. Dan doen we zelfs bij de pomp als we klagen over de benzineprijs. We weten dat rustig rijden gunstig is voor het verbruik en toch trappen we graag het gaspedaal weer in als we wegrijden.

Gevoel is de crux

Ik ben een notoire 100-rijder, maar zal niet ontkennen dat ook ik lekker doorrijden kan waarderen. Als ik ’s avonds terugrijd uit het noorden van het land staat mijn teller op 130. Heerlijk.

Dat gevoel is volgens mij de crux. Niet de feiten die in dit artikel nog eens opgesomd zijn. En dus is de vraag hoe we bij 100 ook een goed gevoel krijgen.

In dit drukke land waar we jakkeren van afspraak naar afspraak. Waar medeweggebruikers nog even snel willen inhalen voordat ze afslaan. Waar we elkaar de ruimte soms niet gunnen. Het maakt voor mij autorijden steeds minder plezierig. Waarom moet ik me in deze gehaaste omgeving aanpassen aan die norm? Ik laat de cijfers wel werken: die paar minuten neem ik op de koop toe. U vindt mij dus met 100 op de rechterrijstrook, muziekje aan, op m’n gemak naar huis. Probeer het eens. Geniet ervan.


Column | Niets zegt doorsnee Nederlandse familie als dranghekken en een colonne beveiligers

Het officiële gedeelte van Koningsdag was aan me voorbijgegaan, het jaarlijkse uitje van de mensen met de grootste afstand tot de Nederlandse arbeidsmarkt. Dit jaar in Emmen, wat vooral fijn was voor Emmen, dat als onaantrekkelijkste gemeente van Nederland wel wat koninklijke steun kon gebruiken. Ik voelde me even een met de Oranjes, ook ik kom alleen naar Emmen als ik niet anders kan.

Ik zocht mijn heil in de reportage van het AD, toch de mond van het volk. Het bezoek aan Emmen had alles in zich van een „typisch familieweekeinde” van een doorsnee Nederlandse familie”, las ik. Niets zegt inderdaad typisch en doorsnee als dranghekken en een colonne beveiligers.

Och, maar Alexia deed haar jas uit toen de zon begon te schijnen, koning Willem-Alexander gaf een vrouw een handkus, koningin Máxima speelde al dan niet vals tijdens een quiz door haar telefoon te gebruiken en Amalia, arme Amalia, kreeg een volle lading oranje confetti over zich heen – als dat nou een halve liter bier was geweest, kwam het meer in de buurt van een Koningsdag zoals wij, gewone mensen, die beleven.

Het blijft zo fascinerend, de behoefte om ongewone mensen gewoon te maken. Dat elke zin uit je mond die menselijk klinkt, benoemenswaardig is. Het is één grote oranje koelkast vol met kleutertekeningen. Alles is relatief natuurlijk; als je het Nederlandse koningshuis vergelijkt met buitenlandse koningshuizen, zijn de Oranjes ongetwijfeld verfrissend gewoontjes. Maar een typisch familieweekeinde van een doorsnee Nederlandse familie? Dat is een bowlingruzie in een Center Parcs, dat is verkoold barbecuevlees op de camping.

Ik heb ook ergens best met ze te doen hoor, geen van hen heeft gekozen voor een poppenkast. Als ik Alexia was, maakte ik er een tussendecénnium van. Als ik Amalia was, zou ik mijn toekomstige koninginschap als digital nomad invullen, lekker in Spanje via Zoom. En als ik Ariane was, nou ja, dan zou ik al blij zijn dat we het vooral over haar zussen hebben.

Ik vierde de dag zelf in Eindhoven en stond op een gegeven moment achter een stel mannen in te strakke oranje polo’s, hun ogen op kwart voor drie, die elkaar ‘homo’ noemden als ze een golfputt van tien meter misten. Dat vind ík dan weer een doorsnee Koningsdag.

Frank Huiskamp vervangt de komende weken Marcel van Roosmalen.


Opinie | Dutch protocol in transgenderzorg is onhoudbaar

De bom was al enige tijd onderweg, maar half april detoneerde hij dan. De Britse kinderarts Hilary Cass publiceerde haar onderzoek naar de huidige praktijk in de transgenderzorg. Met een team van tientallen onderzoekers werkte Cass, voormalig voorzitter van de Britse beroepsvereniging van kinderartsen, vier jaar lang aan een uitputtende review van al het beschikbare onderzoek op dit gebied.

Met name het ‘Dutch Protocol’ had haar aandacht: van jongeren die van gender willen veranderen wordt de puberteit geblokkeerd en daarna krijgen zij ‘cross-sex’-hormonen om mannelijker dan wel vrouwelijker te worden. Het effect van deze behandeling is onomkeerbaar, die hormonen zal de patiënt de rest van zijn leven moeten blijven innemen.

Dat in Nederland ontwikkelde protocol gold jarenlang als internationale standaard. Maar volgens Cass is de wetenschappelijke basis uiterst zwak. Er is veel te weinig bewijs dat het echt werkt, terwijl de gezondheidsrisico’s aanzienlijk kunnen zijn. Bovendien is niet vast te stellen of een transidentiteit blijvend is. Kortom: dit is een experimentele behandeling van een onvoldoende begrepen aandoening.

Voor insiders geen verrassing, in Zweden, Finland en diverse Amerikaanse staten werd al besloten het gebruik van puberteitsblokkers aan banden te leggen, onlangs volgde ook Schotland. In Engeland gebeurde dat reeds in 2022, op basis van Cass’ voorlopige rapportage. Cass’ definitieve rapport bevestigt de urgentie: het Dutch Protocol is een medische Titanic, op weg naar een ijsberg.

Onethisch

Het is steeds duidelijker geworden dat de patiënten die zich de laatste jaren in duizenden bij Europese genderklinieken melden – driekwart meisjes – een heel ander type patiënt zijn dan waarvoor het protocol dertig jaar geleden bedacht werd. Zolang niet duidelijk is waar deze geëxplodeerde zorgvraag nu precies vandaan komt, moeten jongeren niet aan onomkeerbare behandelingen worden onderworpen, stelt Cass.

Vanaf de publicatie waren alle ogen gericht op de genderkliniek van het AUMC, de bakermat van deze behandeling. Het onderzoek dat de toets der kritiek niet kan doorstaan, werd hier verricht. De enige reactie die de kliniek publiceerde is verbijsterend. AUMC is het gewoon „niet eens” met de fundamentele wetenschappelijke kritiek en wijst op de „verschillende studies” die gunstige effecten hebben laten zien. Ja, dat zijn nu juist de studies waarvan Cass vaststelt dat zij zwaar onder de maat zijn!

Een van de problemen die Cass signaleert is dat er geen onderzoeken zijn met een niet-behandelde controlegroep. AUMC zegt alleen dat het onethisch zou zijn om patiënten welbewust een behandeling te onthouden, maar dit overtuigt niet. Er zijn andere mogelijkheden. De wachttijd voor een behandeling bedraagt nu zo’n drie jaar, die wachtlijst is een soort controlegroep, maar zij wordt niet onderzocht. Deelname aan onderzoek als voorwaarde voor de behandeling, zoals Cass voorstelt, vindt de kliniek ook niet ethisch, hoewel dat in de experimentele geneeskunde heel normaal is. Het probleem is eerder dat ze bij het AUMC zijn vergeten dat dit een experimentele behandeling is.

Lees ook
Rechtsere, behoudender Kamer ziet niets meer in nieuwe Transgenderwet

Deelnemers lopen de TransPride Walk tijdens de eerste Queer & Pride week die in het  teken staat van het bevorderen van gelijkheid voor de lhbtiq-gemeenschap.

Cass wijst erop dat de Engelse genderkliniek is afgeweken van de criteria voor het Dutch Protocol en een veel bredere groep op puberteitsremmers heeft gezet. Inderdaad, dat oorspronkelijke protocol voldoet niet meer, want de patiëntenpopulatie is totaal veranderd. Cruciaal was vroeger dat er langdurige genderdysforie was die verergerde bij nadering van de puberteit. Tegenwoordig bestaat de grootste groep uit meisjes die zich in de puberteit melden zonder dat zij eerder van gendertwijfels blijk hebben gegeven.

Keur aan psychische stoornissen

Een ander punt waarop het protocol wordt ‘ontdoken’ is psychische stabiliteit: de patiënt mag geen ernstige andere psychische problemen hebben. Maar deze nieuwe groep wordt nu juist gekenmerkt door een keur aan psychische stoornissen, zoals ASS, anorexia, depressie, trauma etc. Om te voorkomen dat tieners te snel worden voorgesorteerd op een onomkeerbare behandeling, moet de zorg veel holistischer worden benaderd, concludeert Cass, door allround klinieken, met aandacht voor álle klachten.

De Amsterdamse Genderpoli verklaart doodleuk dat men daar altijd al „holistisch” te werk gaat. Maar genderklinieken houden zich alleen met genderissues bezig en laten de rest over aan andere therapeuten. Vrijwel iedereen die naar de kliniek wordt doorverwezen, krijgt een medische behandeling, ook een adolescent met een zware vorm van autisme en zelfs een 13-jarige met een verstandelijke beperking, zoals onlangs te zien was in de documentaire Genderpoli. Er is dus alle reden om aan te nemen dat in de Nederlandse transgenderzorg hetzelfde aan de hand is als elders.

Dat het tijd wordt voor een onafhankelijke, frisse blik op deze problematiek is ook omdat de clinici van AUMC Gender een opmerkelijk gebrek aan zelfreflectie en wetenschappelijke nieuwsgierigheid aan de dag leggen. In 2022 hield de kliniek deze boot al af omdat de genderzorg „toch al overbelast” was. Lees: productie gaat voor onderzoek. De explosieve groei van dit probleem zou aanleiding moeten zijn alle onderzoekszeilen bij te zetten, maar de Genderpoli van het AUMC rechtvaardigt zijn aanpak met ondeugdelijke studies die betrekking hebben op de periode van vóór 2018, toen dit nieuwe patiënttype nog maar net was opgestaan.

Langetermijneffecten

Hoog tijd dus voor een ‘audit’, niet naar de wetenschappelijke onderbouwing – die is er nu – maar naar de feitelijke praktijk. Hoe ziet het besluitvormingsproces in de spreekkamers eruit en op grond van welke overwegingen wordt besloten tot behandeling? Daarnaast zou op grond van de dossiers van de inmiddels duizenden patiënten onderzoek moeten worden gedaan naar de langetermijneffecten.

Het in de Tweede Kamer (en onlangs ook door NRC) gedane voorstel om dit onderzoek te laten doen door de Gezondheidsraad, lijkt ons zinnig. Want Nederlandse tieners met ernstig psychisch lijden hebben recht op dezelfde kwaliteit zorg als elders in de wereld.

<dmt-util-bar article="4197339" headline="Dutch protocol in transgenderzorg is onhoudbaar” url=”https://www.nrc.nl/nieuws/2024/04/28/dutch-protocol-in-transgenderzorg-is-onhoudbaar-a4197339″>