Het mysterie van de eeuwig jonge Manu Chao openbaart zich in de Rotterdamse Maassilo

Als je het podium al opkomt als winnaar, juichend, schreeuwend, uitbundig alsof je net wereldkampioen bent geworden, dan kun je niet meer verliezen. Manu Chao kwam dinsdagavond in Rotterdam zo op: vol zin, levenslust en energie, en dat zou hij ruim twee uur weten vast te houden tijdens een warmbloedige, magische avond.

Het was een zeldzame glimp van zijn magie, want zoveel tourt Manu Chao niet en dit was pas z’n achtste show in Nederland. Hij speelde in 2013 al eens in Rotterdam, maar dat was een enorm volksfeest met 50.000 mensen. Nu had hij met de Argentijnse gitarist Lucky Salvadori en Spaanse percussionist Miguel Rumbao een akoestisch avondje voor 1700 man gepland in de Maassilo. Maar ingetogen tokkelen op een gitaar, dat is niks voor Manu Chao (62!), bij wie het altijd feest wordt.

Met zijn mouwloze sportshirt, driekwart spijkerbroek, legerpetje en gekreukelde glimlach riep hij ‘¡Uno dos tres cuatro!’ en hup, het was feest. De drie speelden op akoestische instrumenten en ze zaten dan wel, maar hun sound en charisma op dit podium waren genoeg om de tijdloze charme van zijn songs in een stampende mix van ska, rock, punk en wereldmuziek te laten werken alsof ze in een grote festivaltent stonden.


Lees ook
De wildste geruchten gaan rond over Manu Chao, maar wie is hij echt?

De Frans-Spaanse zanger Manu Chao vindt het belangrijker wáár hij optreedt, dan wat hij ervoor krijgt.

Temperatuur opdraaien

Al vroeg werd de sekswerkers-ode ‘Me Llaman Calle’ hard meegezongen, net als ‘La Vida Tombola’, het lieve liedje over zijn held Maradona. Met wat nieuwe songs (er komt later dit jaar een nieuw album) en nummers die van hem of van anderen kunnen zijn, bouwden ze toe naar zijn grote hits, de temperatuur steeds wat opdraaiend. Telkens als een nummer afgelopen leek, zweepten ze het publiek op door het nummer opnieuw te starten, opgeladen met applaus en weer iets energieker en vrolijker. Een trucje, maar wat werkt dat waanzinnig goed.

Als er rond ‘Mala Vida’, de hit van zijn vroegere band Mano Negra, ook nog vier blazers op het podium komen, is circus Chao compleet. In die samenstelling speelden ze wat meer songs van zijn twee eerste soloalbums, maar met dubbele intensiteit. ‘Mentira’, ‘Mr Bobby’, het prachtige ‘Clandestino’ en megahit ‘Me Gustas Tu’ vloeiden allemaal een beetje in elkaar over, vaak aan elkaar gelijmd met het Pinokkio-liedje van Fiorenzo Carpi, dat Chao veranderde in een onweerstaanbare meelaller, hoe vaak het ook terugkwam. ‘Lo lo! Lo lo! Lo-lo lo-lo lo-lolooo’. Het werd een doordenderende trein waar je niet meer uit wilde stappen.

Concert van Manu Chao in de Maassilo. Een stampende mix van ska, rock, punk en wereldmuziek.
Foto Andreas Terlaak

‘I want more!’ scandeert Manu Chao na ruim twee uur spelen

Wildste verhalen

Er hangt altijd mysterie rond Manu Chao, over wie de wildste verhalen gaan. Maar misschien is het grootste mysterie zijn eeuwige jeugd, want wat nou wezenlijk het verschil is tussen de dertiger die Lowlands in 2001 helemaal op zijn kop zette en de zestiger die nu in Rotterdam stond? Een paar kraaienpootjes. Misschien is het zijn levenshouding: iedereen in de armen sluiten, altijd uitkijken naar wie genegeerd wordt door de rest, je idealen nooit verloochenen en genoegen nemen met wat er dan nog overblijft om van te leven.

I want more! I want more!’, scandeerde hij na ruim twee uur spelen zelf. En ook als het licht en de muziek in de zaal al aan is gegaan, blijft hij minutenlang springen en meezingen op het podium – precies zoals hij opkwam – nog eventjes de energie vasthoudend. De wind komt, de wind gaat, en wanneer Manu Chao terugkomt weet je nooit, maar zijn magie is voor altijd.