Veel mensen zijn een Garfield in het diepst van hun gedachten: cynisch, lui en egoïstisch – dus zijn strips zijn heerlijk herkenbaar

Iemand voor de lol van een klif duwen – de Nederlandse stripkat Tom Poes zou dat nooit doen. De Amerikaanse stripkat Garfield wel. Die duwt met sarcastisch genoegen zijn medehuisdier, de hond Odie, de afgrond in, met de gedachte: „Ik heb je nooit beloofd dat het leven een rozentuin zou zijn.” Het is een typerende Garfield-grap uit de bundel dagbladstrips Garfield rolls on uit 2012.

Het verschil tussen beide stripkatten is verhelderend.

Tom Poes is een kleine, baasloze witte kater met open oogopslag, die op beide achterpoten rechtop rondloopt als een mens. Hij zegt „Hm” als hij weer een list moet verzinnen om zijn vrienden uit de nood te redden. Hij is de verpersoonlijking van de redelijkheid, het koele verstand, als de Griekse god Apollo, zeg maar.

Garfield daarentegen is een dikke oranje streepjeskat, die slaperig uit zijn ogen kijkt. Hij is vadsig, en in de eerste strip waarin hij optrad, in 1978, lijkt zijn kop met dikke wangzakken haast een opgezwollen scrotum met oortjes. Hij loopt veel op vier poten. Hij is een huisdier dat niet kan praten, maar ‘praat’ in denkwolkjes. Garfield jaagt in elke strip zijn eigen genot na – eten, slapen, tv-kijken – en terroriseert zijn omgeving. Zijn baasje Jon en andere huisgenoten kwelt hij op slapstickachtige wijze. Garfield volgt zijn gevoel, zijn passies en veroorzaakt graag chaos. Hij is een Dionysus.

Tom Poes, geboren in 1941 uit de tekenpen van Marten Toonder, lijkt over zijn striphoogtepunt heen. Dat beleefde hij toen er een avondvullende tekenfilm (Als je begrijpt wat ik bedoel) over hem en zijn maat Ollie B. Bommel, een beer, werd gemaakt in 1983. Al opent volgend jaar in Groenlo wel een groot pretpark dat aan hem en de beer gewijd is: Bommelwereld.

Het internationale succes van Garfield, geboren in 1978 uit de tekenpen van Jim Davis (1945), blijft daarentegen maar groeien. Er is nu een derde animatiefilm in de bioscoop, The Garfield Movie.

Twee jaar na zijn debuut verscheen de Garfield-strip al in 41 Amerikaanse kranten. De luie kat die maandagen haat, groeide zelfs uit tot ’s werelds meest geliefde krantenstrip-kat: in 2004 werd de strip Garfield dagelijks in zo’n 2.600 kranten gepubliceerd (van 1980 tot 2021 ook in De Telegraaf en De Standaard.) Aan Garfield-merchandise verdient Davis jaarlijks honderden miljoenen dollars.

Hoe kan een egoïstische, aan lasagne verslaafde stripkat wereldwijd zo populair worden?

We kunnen Garfield zelf zijn nare karakter niet kwalijk nemen. Om de klassieke zin van tekenfilmster Jessica Rabbit „I am not bad, I am just drawn that way” te lenen (uit Who Framed Roger Rabbit): Garfield is niet slecht, hij is nou eenmaal zo ontworpen door zijn schepper. Davis’ eerste strip, over een mug – Gnorm Gnat – die hij in 1973 als 28-jarige begon in een lokale krant, mislukte. Hij kreeg de strip niet aan andere kranten doorverkocht. Je grappen zijn leuk, maar insecten, niemand kan zich identificeren met insecten, vertelde de man van het stripverkoopbureau hem. Daarop analyseerde Davis, voormalig reclametekenaar, de stripmarkt met commerciële blik, vertelde hij aan The Washington Post: „Ik zag dat hondenstrips het goed deden, dus ik wist dat een dierenstrip het goed zou doen.”

De populairste striphond in de VS was Snoopy, uit de Peanuts-strip van Charles M. Schulz. Maar een kattenstrip was er nog niet, realiseerde Davis zich: de kat was het gat in de stripmarkt. Hij herinnerde zich de zwerfkatten rond de boerderij in Indiana waar hij opgroeide. Zo kwam hij tot een formulestrip over een kat. Het moest geen lief knuffeldier worden. Dat paste niet bij Davis’ voorkeur voor wrange slapstickhumor: „Ik had het gevoel dat een egoïstisch, cynisch, lui type stripfiguur met een zachte onderbuik het lang kon uithouden.”

Zo werd Garfield geboren in 1978: een chagrijnige stripkat bedoeld om succes te hebben, vernoemd naar Davis’ knorrige opa.

Foto Nickelodeon

Geen sociaal commentaar

Wat bijdraagt aan Garfields wereldsucces is dat Davis bewust sociaal en maatschappelijk commentaar vermijdt in de strip. Naarmate het succes groeide, veranderde Garfield ook van uiterlijk: zijn scrotumkop werd ronder, zijn ogen ook, hij werd dunner. Bovendien ging Garfield vaker rechtop lopen, als Snoopy. Dat gebeurde na een tip van Snoopy’s schepper, Charles M. Schulz, in een animatiestudio waar Davis met de komische beweeglijkheid van Garfield worstelde. „Hij tekende die twee grote poten aan Garfield, en hij kon staan. Magisch”, vertelde Davis in The Guardian.

Schulz was overigens geen fan van Garfield: „Ik haat die kat” zou hij volgens de site van de Smithsonian musea gezegd hebben. Er zijn meer Garfield-haters, zoals de schepper van de Nederlandse stripkat Heinz, René Windig. „Slecht getekend. Gemakzuchtig gedaan”, zei hij over Garfield toen hij in NRC de loftrompet stak over ’s werelds eerste tekenfilmkat Felix the Cat (geboren in 1919).

Maar W.F. Hermans, de Nederlandse schrijver en kattenliefhebber, oordeelde milder over de oranje stripkat. Hij schreef dat „van alle gruwels die je dagelijks in je ochtendblad ziet, Garfield toch nog de minst vreeswekkende is” in een kladversie van zijn essay De liefde tussen mens en kat in 1984.

Davis kwam zelf in The Guardian met de beste verklaring voor Garfields succes: „We leven in een tijd waarin we ons schuldig moeten voelen omdat we te veel eten, te veel slapen en niet bewegen. Garfield doet dat allemaal, en dat niet alleen: hij vindt het prima zo. Ik denk dat hij ons schuldgevoel daarover wegneemt.” Veel mensen zijn een Garfield in het diepst van hun gedachten.

Garfield. Regie: Mark Dindal. Lengte: 101 min. Donderdag in de bioscoop.

https://www.youtube.com/watch?v=yC6DEP985zw