Bossche vrouw vast om moord Spaanse politicus

Een Nederlandse vrouw is vrijdag aangehouden wegens betrokkenheid bij de moordaanslag op de extreemrechtse Spaanse politicus Alejo Vidal-Quadras, vorig jaar november in Madrid.

Dat bevestigde een woordvoerder van het Openbaar Ministerie woensdag. Het OM zegt dat het gaat om een 27-jarige vrouw uit Den Bosch. De Nederlandse vrouw werd aangehouden op basis van een Europees arrestatiebevel, een verzoek van de Spaanse autoriteiten.

Het Openbaar Ministerie wil geen details kwijt over de inhoud van de zaak en ook niet waarvan de vrouw verdacht wordt. Volgens Spaanse media is de aanklacht het financieren en voorbereiden van de moordaanslag in Madrid. De vrouw wordt binnenkort voorgeleid, waarna het Spaanse overleveringsverzoek zal worden voorgelegd aan de overleveringskamer van de rechtbank. Die komt binnen drie maanden met een besluit, aldus de OM-woordvoerder.

Vidal-Quadras is mede-oprichter van Vox, een conservatief-nationalistische afsplitsing van de Partido Popular. Voor die partij zat hij vijftien jaar in het Europees Parlement. In 2014 was hij de eerste Europese lijsttrekker van Vox, maar hij veroverde toen geen zetel.

Hij werd op 9 november in de hoofdstad Madrid door het hoofd geschoten door een man op een motor. De Spaanse politicus overleefde de moordaanslag.

Spanje en Colombia

Naast de Nederlandse vrouw uit Den Bosch werden vier verdachten gearresteerd in Spanje en Colombia. De schutter, vermoedelijk een huurmoordenaar, is nog voortvluchtig.

Het is niet bekend waarom Vidal-Quadras het doelwit van een aanslag was. De Spaanse autoriteiten communiceerden vooralsnog niet over het motief van de aanslagpleger.

Vidal-Quadras is ervan overtuigd dat het regime in Teheran achter de aanslag zit vanwege zijn banden met de Iraanse oppositie.


Column | Herdenken is ook een les voor het hier en nu

Het waren wekelijkse afleveringen, die je met een metalen draad kon inbinden in genummerde verzamelmappen. Bericht van de Tweede Wereldoorlog, aan huis bezorgd door de post, met – een heel nieuw tijdperk – Viva en de Pep. Het was in de jaren zestig een soort wekelijkse herinnering aan wat zich nog geen kwart eeuw eerder had afgespeeld, van Blitzkrieg in Polen tot twee atoombommen op Japan. Mijn vader verzamelde ze allemaal, net als veel van zijn generatiegenoten die zich al dan niet hadden onderscheiden in vijf jaar bezetting.

De verwerking was toen vooral nationaal-historisch. Als ik het me goed herinner, werd aan de Holocaust een aflevering gewijd, (nummer 90), KZ. Het was de tijd dat ook in de jaarlijkse 4 mei-herdenking militairen en verzetsstrijders centraal stonden. De mythe van een dapper, klein en vooral onschuldig landje was nog springlevend, al liet Presser met Ondergang de eerste barsten in de spiegel springen.

Ruim een halve eeuw later is de invulling en lading van die herdenking opnieuw onderhevig aan politiek-maatschappelijk magnetisme. Erkenning van de genocide op Europese Joden tijdens de oorlog heeft eindelijk breed postgevat – maar nu is er Gaza. Welke massamoord verdient voorrang in het ‘nooit meer’? Gaat het om het verleden of is herdenken een appel aan het heden – en aan wiens heden dan?

Het is het dilemma van de herdenkers, in Het Parool pijnlijk pregnant verwoord door Andrée van Es, voorzitter van het Amsterdams 4 en 5 mei comité. Deze herdenking wordt „de moeilijkste in jaren”, zegt zij. Want de stad herbergt nu mensen van overal, met „hun eigen ervaringen van oorlog en onderdrukking”. Herdenken van ‘de’ oorlog is ook „een beperkte blik geweest”, waarbij „veel mensen buiten de boot vielen”. Wie dat miskent, loopt het risico dat herdenken „ongeloofwaardig” wordt.

Maar is omkijken naar één historische afgrond, die van 1940-1945, dan een vorm van privilege? De herdenking willen verbreden is misschien prijzenswaardig, maar het verleden is meer dan een algemene humanitaire les, het heeft ook zijn eigen zwaartekracht – én geschiedenis.

Die doet ertoe, zeker nu extreemrechts zich, inclusief een kransleggende Kamervoorzitter, ook hier aan die historische zwaartekracht probeert te onttrekken. Met een éénmanspartij die al jaren ophitsende uitsluitingstaal verspreidt en nu voor de bühne, godbetert, haar onbeschroomd ongrondwettelijke standpunten even heeft willen parkeren. Alhoewel, premier-in-eigen-gedachten Wilders hield over de grens pas nog een toespraak die hier braaf werd ontvangen, maar bol stond van huiveringwekkende jarendertigretoriek.

Dat is dan toch een les – en wel de beste voor nu.

Sjoerd de Jong schrijft elke donderdag op deze plek een -column.


LET OP, zegt de computer van Buitenlandse Zaken bij tienduizenden visumaanvragen. Is dat discriminatie?

In februari van dit jaar verschijnt er een berichtje op netwerksite LinkedIn, opgemaakt als een tegeltje, met blauwe letters en een rood-blauw logo. Het is van SigmaRed Technologies, een klein Canadees software-analysebedrijf. In het bericht feliciteert het bedrijf zichzelf met de lof van een opdrachtgever. „We zijn dolblij om te vertellen dat we een mooi compliment hebben gekregen van een leading EU government”, schrijft SigmaRed. Wie een offerte wil, kan mailen naar het contactadres.

Het government is dat van Nederland, specifieker het ministerie van Buitenlandse Zaken. Dat heeft een paar maanden eerder een rapport besteld bij het in Europa vrijwel onbekende bedrijf, dat vanuit Toronto ict’ers in India aanstuurt. De opdracht aan SigmaRed: onderzoek of het algoritme dat wordt gebruikt bij het beoordelen van visumaanvragen ongewild bepaalde aanvragers discrimineert – een risico waar NRC een jaar geleden over schreef.

Lees ook
Pas op met deze visumaanvraag’, waarschuwt het algoritme dat discriminatie in de hand werkt. Het ministerie negeert kritiek

Illustratie

Na een paar maanden is de conclusie van SigmaRed helder: er is niets aan de hand, Buitenlandse Zaken doet zijn werk naar behoren, niemand wordt gediscrimineerd. Een conclusie die, zo blijkt uit de LinkedIn-post, in Den Haag in dankbaarheid wordt aanvaard.

Het rapport van SigmaRed, dat maandag openbaar werd gemaakt, biedt het ministerie een uitweg uit een netelige situatie. Op het departement ligt namelijk al ruim een jaar een ander rapport in een la, van het Rijks ICT Gilde. Deze gezaghebbende IT-dienst van de overheid komt daarin tot een volstrekt tegenovergestelde conclusie. Namelijk dat het visum-algoritme van Buitenlandse Zaken reizigers uit landen in Afrika en het Midden-Oosten discrimineert. Goedwillende reizigers uit die regio worden door de computer opvallend vaak als „risicovolle aanvragers” bestempeld, aldus dat rapport. Dat is onwenselijk.

Pas toen het tweede onderzoek klaar was, werd het eerste openbaar

NRC kreeg vorig jaar lucht van het kritische onderzoek door het Rijks ICT Gilde. Datzelfde gold voor diverse Tweede Kamerleden. NRC vroeg het rapport op via een beroep op de Wet openbare overheid (Woo), de parlementariërs rechtstreeks bij de minister. Maar in plaats van het onderzoek vrij te geven, rekte de minister tijd en liet ondertussen een second opinion schrijven door het Canadese SigmaRed. Toen dat rapport – met de conclusie dat er „geen disproportionele discriminatie op basis van leeftijd, burgerlijke staat of leeftijd” plaatsvindt – klaar was, maakte het ministerie beide onderzoeken openbaar.

„Het ministerie heeft het eindrapport van het Rijks ICT Gilde om een aantal redenen helaas niet kunnen accepteren”, schrijft minister van Buitenlands Zaken Hanke Bruins Slot (CDA) maandag, op de eerste dag van het meireces, aan de Tweede Kamer. „Vanwege het tekortschietende rapport heeft het ministerie een andere externe partij verzocht een onderzoek te doen”. En die concludeert, aldus de minister, „geen bias” bij het beoordelen van de aanvragen.

‘Net een beetje anders’

Het Rijks ICT Gilde, onderdeel van het ministerie van Binnenlandse Zaken, omschrijft zichzelf op haar website als „een ambitieuze tech-organisatie, die alles nét een beetje anders doet.” Bij het Gilde werken meer dan zeventig programmeurs, data-wetenschappers en andere specialisten aan de „digitale deskundigheid” van het Rijk. Daarbij gaat het, zeker sinds de Toeslagenaffaire, steeds vaker over de manier waarop de overheid omgaat met vraagstukken rondom verantwoorde AI, eerlijke algoritmes, ethiek en privacy.

Leif de Kloet, voormalig handelaar in derivaten en de voorman van het Gilde, zei in 2022 dat hij „enthousiast werd van complexe ict- en datavraagstukken bij het Rijk”. Hij hoopte dat zoveel mogelijk interne opdrachtgevers hem zouden weten te vinden „als gelijkwaardige partner.”

Eén van de eerste grote algoritme-onderzoeken van het Rijks ICT Gilde is bij Buitenlandse Zaken. Het departement heeft De Kloet gevraagd om het visumalgoritme door te lichten. De aanleiding: er is interne kritiek en ook reizigers klagen. De digitale dienstverlening hapert en aanvragers mopperen dat ze niet te horen krijgen waarom hun visumaanvraag wordt afgewezen.

Het algoritme moest juist de dienstverlening verbeteren. ‘Beslisambtenaren’ bij de visumafdeling gebruiken het systeem bij het beoordelen van de honderdduizenden visumaanvragen per jaar voor kort verblijf in Nederland. Het werkt met risicoscores voor visumaanvragen. Door een aanvrager te vergelijken met andere reizigers op basis van onder meer nationaliteit, leeftijd, geslacht en plek van aanvraag, berekent het algoritme een score. Een lage score betekent: deze aanvraag mag naar de ‘fast track’, hier hoeft de ambtenaar maar kort naar te kijken. Een hoog getal betekent een groter risico op problemen. Die aanvraag komt in de ‘intensive track’ bij de beslisambtenaar. Die kan er voor kiezen de aanvrager te interviewen of om extra documenten te vragen.

Dankzij de risicoscore kunnen de ambtenaren sneller door de enorme stapel aanvragen heen. En daarmee is het óók een bezuiniging. Zonder het algoritme, zei het ministerie vorig jaar tegen NRC, zouden er „enkele tientallen” extra beslisambtenaren nodig zijn.

Lees ook
‘Alsof je tegen een robot praat’, zeggen Surinamers die een visum voor Nederland aanvragen

De Nederlandse ambassade in Paramaribo.

‘Geen menselijke maat’

In 2022 maakte de interne privacy-toezichthouder van Buitenlandse Zaken bezwaar tegen het algoritme bij de visumdienst. De scores die daaruit voortkomen hebben een „mogelijk discriminerend karakter”, schreef hij in een intern stuk. Hoe kun je op basis van iemands nationaliteit of geslacht de kans berekenen dat iemand een malafide aanvraag doet? En was één van de lessen van de Toeslagenaffaire niet dat dit soort systemen onbedoeld discriminatie in de hand werken?

De gevolgen kunnen enorm zijn. Bij een afwijzing kunnen mensen niet naar familie of geliefde reizen. Ze missen zakelijke kansen, geboortes, huwelijken, begrafenissen. Dat een afwijzing met grote pijn gepaard gaat, bleek uit tientallen brieven die NRC na publicatie van het artikel over deze problematiek kreeg. „Dit is precies wat er gebeurt als alles overgenomen wordt door computers en algoritmes. Er is geen menselijke maat meer”, schreef één lezer. „Dit is een enorm onderbelicht probleem dat vele duizenden mensen raakt, inclusief mijzelf”, schreef een ander.

Het ministerie wees de kritiek resoluut af. De risicoscores zijn niets meer dan een steuntje in de rug voor de beslisambtenaren, aldus het departement. Zíj nemen de beslissing. En de beslissers laten zich niet leiden door het stempel ‘risicovol’, ook niet onbewust. „De profielen leiden niet tot het mechanisme van ‘zoekt en gij zult vinden’”, schreef het ministerie aan NRC.

Met het onderzoek van het Rijks ICT Gilde hoopte het ministerie alle twijfel uit de wereld te helpen. In overleg met het Gilde werd een onderzoeksopzet uitgedacht, maar het enthousiasme bij Buitenlandse Zaken verdampte zodra de conclusies van de it-dienst duidelijk werden. Het Gilde bevestigde begin 2023 juist alle eerdere bezwaren van de privacy-toezichthouder. In het algoritme zit een heel sterke bias, zag de it-dienst. Aanvragers uit specifieke landen worden door de computer opvallend vaak ten onrechte ingedeeld in de categorie „streng controleren”. Mensen met de ene nationaliteit hebben tot zeventig keer meer kans om extra gecontroleerd te worden dan aanvragers met een andere nationaliteit, aldus de dienst.

Aanvragen uit onder meer Marokko en Egypte worden extra streng gecontroleerd

In de rapporten die het ministerie van Buitenlandse Zaken maandag naar de Tweede Kamer heeft gestuurd, zijn de namen van die landen weggelakt. Uit onderzoek van NRC blijkt dat aanvragen uit onder meer Marokko, Tunesië, Egypte, Ghana, Ethiopië, Iran en Irak vaak ten onrechte extra streng worden gecontroleerd. Het gaat om tienduizenden aanvragen per jaar.

Het kritische rapport van het ICT Gilde is toevallig klaar in dezelfde maand dat NRC, in samenwerking met journalistiek collectief Lighthouse Reports, over het algoritme publiceert, in het voorjaar van 2023. In reactie op de artikelen vragen diverse Kamerleden om een onderzoek, zonder dat ze weten dat dit al gedaan is. Het ministerie houdt ze in die waan. Als Denk in juni 2023 expliciet om de bias-toets vraagt, verzwijgt de bewindspersoon dat dit rapport al bestaat, en verwijst naar eerder beantwoorde Kamervragen en een oude „voortgangsrapportage”.

Openbaarmaking afdwingen

NRC doet in dezelfde periode een Woo-verzoek, maar krijgt te horen dat er „personele problemen”, zijn en dat „de situatie in de wereld” voor vertraging zorgt. Er liggen „veel dossiers” en er wordt gewacht op nieuwe „onderzoeksresultaten”. Herhaaldelijk belooft het ministerie „het verzoek spoedig af te ronden”. Uiteindelijk stapt NRC in februari dit jaar naar de rechter om openbaarmaking af te dwingen.

In de tussentijd laat het ministerie een tweede rapport opstellen, door SigmaRed. De onderbouwing daarvoor is dat het Rijks ICT Gilde „is afgeweken van de door Buitenlandse Zaken gestelde onderzoeksvraag” en „aannames heeft gedaan die niet stroken met de feitelijke werkwijze” van het computersysteem. Het onderzoek zou ook over het hoofd zien dat de beslismedewerkers van Buitenlandse Zaken de uiteindelijke beslissing over het visum nemen. Eventuele fouten die de computer maakt met risicoscores worden zo recht gezet, redeneert de minister.

Eind april mailt het departement NRC dat de Woo-stukken nu echt komen. Maar voordat die naar NRC worden gestuurd, zijn ze al gepubliceerd op de website van de Tweede Kamer.

Lees ook
WRR-voorzitter Corien Prins: ‘Politiek heeft nog niet voldoende oog voor gevolgen van AI en de gevaren van digitale ontwrichting’

Corien Prins, hoogleraar en voorzitter van de WRR: „De politiek is nog onvoldoende sensitief voor de fundamentele veranderingen die te maken hebben met AI en de gevaren van digitale ontwrichting.”

‘Onwenselijke bias’

NRC heeft de twee rapporten voorgelegd aan Cynthia Liem, universitair hoofddocent intelligente systemen aan de TU Delft. Liem duidt vaker vraagstukken rond problematische algoritmen, onder meer in de Toeslagenaffaire en in Rotterdam, waar met computermodellen op bijstandsfraudeurs werd gejaagd. „SigmaRed beargumenteert haar onderzoeksmethode niet goed, en ik begrijp sommige dingen niet die ze opschrijven”, zegt ze. „Het Rijks ICT Gilde doet dat beter. Dat heeft onderzocht hoe vaak mensen uit bepaalde landen in de intensieve track zijn beland, om daarna tóch een visum te krijgen. Die zijn dus ten onrechte blootgesteld aan extra controles. Dat blijkt bij bepaalde nationaliteiten veel vaker te gebeuren dan bij andere. Dat kun je als onwenselijke bias zien.” Daar moet je niet licht over oordelen, zegt Liem. „Het lijkt op wat in Rotterdam gebeurde: daar werden veel onschuldige alleenstaande bijstandsmoeders onderworpen aan extra controles”.

De verdediging van het ministerie dat beslismedewerkers zich niet laten beïnvloeden door de risicoscore, overtuigt haar niet. „Mensen zijn gevoelig voor dit soort scores, weten we.”

In het rapport van het Rijks ICT Gilde staat dat de ambtenaren bij de fast track te lezen krijgen: „Aanvraag valt in groep met weinig tot geen risico op misbruik visumprocedure”. Bij de intensive track staat de melding: „LET OP: Aanvraag valt in groep met verhoogd risico op misbruik visumprocedure”. Liem: „Het lijkt me logisch dat een medewerker reageert op ‘LET OP’. Het is zelfs problematisch als die dat niet doet. Als dit soort mededelingen geen effect hebben, waarom wordt dit systeem dan überhaupt gebruikt?”

Leif de Kloet van het Rijks ICT Gilde zegt in een reactie dat uit het onderzoek van zijn organisatie blijkt „dat er aanwijzingen zijn dat het algoritme mogelijk discrimineert”. Hij pleit voor aanvullend onderzoek, „zowel kwalitatief als kwantitatief.” De Kloet zegt dat hij heeft aangeboden het Gilde-onderzoek te laten valideren door een derde partij. Buitenlandse Zaken heeft er echter voor gekozen „om een andere, voor ons onbekende partij, te benaderen om opnieuw een bias toets uit te voeren.”

SigmaRed antwoordt niet op vragen. Het ministerie laat weten dat „Buitenlandse Zaken een duidelijke onderzoeksvraag” had. „Die vraag is door het rapport van SigmaRed beantwoord.”

Reageren? [email protected]


Waarom is dit neongele zakje poeder zo populair onder studenten? ‘Het is net magie’

Het is een neongeel zakje met op de voorkant de tekst ‘EXTRA JOSS’ in blokletters. In het zakje zit vier gram wit poeder dat een lichte chemische geur heeft. Het is niet te koop in de supermarkt. Toch is het onder leden van studentenverenigingen razend populair.

Emma van Wieren is een 19-jarige student commerciële economie in Groningen en komt met het poeder in aanraking via een vriendin die het weer kent via haar studentenvereniging. Op stap doen ze de inhoud van het zakje regelmatig door een shotje wodka. Op het moment dat het in haar glas valt, gaat de wodka schuimen en kleurt het bijna net zo neongeel als het Extra Joss-zakje. „Net magie, ik verzeker je dat je er energie van gaat krijgen.”

50 milligram cafeïne

De 22-jarige Bram Lohmeijer studeert Technology & Operations Management in Groningen en kent het poeder via zijn studentenvereniging: „Ik ken het via andere leden en gebruik het regelmatig. Tijdens het stappen ben ik om 2.00 uur kapot, maar met Extra Joss kan ik door tot 4.00 uur.”

Waar komt dit opvallende zakje vandaan? En waarom is het zo populair onder leden van studentenverenigingen? En: wat zit er in waardoor gebruikers zoveel energie krijgen?

De ingrediëntenlijst van de Extra Joss staat op de achterkant van de zakjes vermeld. Naast een rij aan vitamines zit er 50 milligram cafeïne in het poeder. Volgens het Voedingscentrum zit er geen gevaar in de hoeveelheid cafeïne. „Ter vergelijking: in een kopje koffie zit ongeveer 60 mg cafeïne en in een kopje zwarte thee zit ongeveer 30 mg.”

De ingrediëntenlijst van de Extra Joss staat op de achterkant van de zakjes vermeld. Naast een rij aan vitamines zit er 50 milligram cafeïne in het poeder.

‘Zakjes stop ik simpel in m’n tasje’

De studenten verkiezen Extra Joss boven andere cafeïnehoudende producten. „Ik drink zelf ook koffie”, vertelt Van Wieren. „Maar dat bestel ik niet makkelijk in de kroeg en probeer maar eens blikjes energydrink mee te nemen als je op stap bent. De zakjes Extra Joss stop ik makkelijk in mijn tasje.”

Lohmeijer voegt daaraan toe dat de prijs van de zakjes ook meespeelt. „Via de officiële website bestel je voor 24,95 euro zestig zakjes. Als ik met mijn vrienden in de [Amsterdamse nachtclub] Sieraad sta, betaal ik voor een Red Bull 6 euro, die sta ik als student huilend af te rekenen.”

Naast de website van Extra Joss zijn er in Nederland nog enkele andere aanbieders te vinden op bol.com, waarschijnlijk zijn dat tussenhandelaren. In heel Europa is er namelijk maar één persoon de licentierechten heeft om Extra Joss te verkopen. Een Nederlander genaamd Thomas Pieter Groot.

„Ik begon in 2017 met Extra Joss”, vertelt de 34-jarige Groot enthousiast. „Mijn vrienden waren op reis geweest naar Indonesië en hebben het meegenomen naar Nederland. Toen ik het poeder in mijn mond nam en een paar slokken drinken er achteraan goot, gierde de energie door mijn lijf. Toen wist ik: dit moet ik naar Nederland halen.”

De fabrikant van Extra Joss is Kalbe International, een farmaceutisch bedrijf uit Indonesië. Groot stuurde het bestuur op LinkedIn een bericht. „Ze waren verrast dat iemand in Europa interesse toonde in het product en twee weken later had ik een afspraak.”

Veel cafeïnepoeders focussen op een gezonde levensstijl en kun je gebruiken voor of tijdens het sporten. Extra Joss is een andere weg is ingeslagen. Op de website staat, met een knipoog, dat je met het poeder duizend dagen kan feesten zonder kater en dat Extra Joss gemengd met wodka het populairste drankje is onder studenten.

Gat in de markt

Cafeïnepoeder in het uitgaansleven blijkt een gat in de markt te zijn. Groot: „Mijn omzet groeit per jaar met ongeveer 20 procent. In 2023 werden er voor het eerst ruim 500.000 zakjes in één jaar verkocht.” Toch begrijpt hij waarom andere cafeïnepoeders zich niet focussen op studenten. „Een gezonde levensstijl is in de supermarkt makkelijker te verkopen. Kijk maar naar alle proteïneshakes en energiepoeders die in het schap liggen. Bovendien spreekt niet iedereen de taal van de studenten.”

De grootste afnemers van Extra Joss zijn inderdaad leden van studentenverenigingen. Groot: „Ik kan aan de verkoopcijfers zien wanneer de feestweken van studentenverenigingen zijn. Een tijdje terug was Hoogtij [een meerdaagse feestweek van studentenvereniging L.A.N.X.]. Dan wordt er opeens heel veel ingeslagen in Amsterdam.”

Hoe weet Groot zo zeker dat de kopers dan leden van de verenigingen zijn? „De besturen van die verenigingen bestellen het gewoon met de verenigingsmail, dus dat zie ik terug in de mailadressen van de bestellingen”, verklaart Groot.

Lohmeijer heeft wel een idee waarom Extra Joss juist onder leden van studentenverenigingen zo populair is. „Het is goedkoop en bovendien is er eigenlijk geen marketing rondom Extra Joss. Je kan het dus alleen kennen via andere gebruikers. Een studentenvereniging is heel hecht, als daar Extra Joss wordt uitgedeeld kent direct iedereen binnen de vereniging het.”

Groot is het daarmee eens, maar plaatst nog wel een belangrijke kanttekening. „Een goedkoop product dat je makkelijk kan meenemen en uitdelen, maar ook een bepaalde geheimzinnigheid heeft. Het is bekend onder een bepaalde incrowd die het via een tussenpersonen kent. Als Extra Joss in de supermarkt zou liggen, valt dat aspect weg.”


Met een strak programma en een coach voor iedere leerling wil deze school de boosheid verdrijven

Wat de jongeren het meest kenmerkt? „Wat we veel zien, is boosheid”, zegt gedragswetenschapper Nicole Verbraak. Ze werkt op een school in Hoogvliet, in Rotterdam, voor leerlingen die zijn uitgevallen op hun eigen school omdat ze daar moeilijk te handhaven waren. School2Care heet het concept, een „interventie” in de jeugdzorg, bedoeld om jongeren tijdig bij te spijkeren en te voorkomen dat ze in de gesloten jeugdzorg terecht komen. Verbraak: „Boosheid uit zich op verschillende manieren en kan overal vandaan komen. Er zit veel verdriet achter. Het kan te maken hebben met heftige gebeurtenissen, met allerlei vormen van afwijzing. Ze kunnen thuis zijn afgewezen, in hun vrije tijd. Maar ook op alle scholen die ze al hebben gehad. Dat zijn er vaak heel veel.”

De eerste School2Care-school werd dertien jaar geleden geopend, in Amsterdam. Er zijn er nu vier in Nederland. In de scholen zijn onderwijs en zorg „volledig geïntegreerd”, aldus een woordvoerder van zorgaanbieder iHUB. „Het unieke is dat op alle leefgebieden actie wordt ondernomen: school, vrije tijd en thuis.” De leerlingen in Hoogvliet zijn twaalf tot achttien jaar, wonen doorgaans thuis in de regio en zijn doorverwezen door de gemeente Rotterdam, door de jeugdbescherming of, na een veroordeling, door de reclassering.

„Wat mij opvalt, is dat ze elkaar allemaal kennen”, vertelt directeur Denise Plasmeijer. De scholieren hebben het thuis niet altijd gemakkelijk. „Soms hebben hun ouders zulke grote problemen dat er geen ruimte is om de problemen van hun kinderen op te pakken. Dan kun je denken aan geldproblemen, middelengebruik of onverwerkte trauma’s uit hun eigen jeugd: mishandeling, seksueel misbruik.” School2Care wordt gefinancierd vanuit de jeugdzorg én vanuit de gebruikelijke financiering voor gespecialiseerd onderwijs.

Koken voor oma

Er zijn drie klassen van elf leerlingen. Elk kind heeft een eigen coach. Denise Plasmeijer wandelt over de gang. Naast elke klas is een stilteruimte waar leerlingen tot rust kunnen komen „in een prikkelvrije omgeving”. Ze opent de deur naar een ruimte van de mediator. „De mediator haalt leerlingen uit de klas als het even niet lukt. Ze kunnen hier even piano spelen. Of een rondje lopen om weer focus te vinden.”

Verderop bereidt een groepje leerlingen de lunch. „Dat is onze vaste gezamenlijke maaltijd. Dan gaan de jassen uit en zijn de telefoons weg.”

De scholieren kunnen drie maaltijden per dag krijgen. Ze zijn twaalf uur op school, van acht tot acht, tenzij ze kunnen aantonen dat ze na vier uur ’s middags een zinvolle activiteit hebben. „Een echte vrijetijdsbesteding. Zodat ze niet op straat gaan hangen en dingen doen die niet door de beugel kunnen. Het avondprogramma vervalt op het moment dat je stage loopt, op voetbal zit of iets anders positiefs doet in de avond. We hadden laatst een jongen die elke vrijdagavond voor z’n oma kookte.”

Gedragswetenschapper Nicole Verbraak in de keuken van School2Care.
Foto Hedayatullah Amid

Het intensieve schoolprogramma moet voorkomen dat de jongeren in de gesloten jeugdzorg terechtkomen, de leerlingen zitten hier niet voor de lol. En zo ervaren ze dat ook. Eén van de leerlingen van deze School2Care-vestiging in Hoogvliet is de 15-jarige Damian. Hij omschrijft zichzelf als iemand die „altijd rare dingen” doet. „Op de lagere school al. Brandalarm indrukken. Wc-papier in de gootsteen stoppen zodat die overloopt. Uit de klas lopen.”

Damian bevestigt wat de coaches zeggen: dat hij vaak boos is. „Mijn moeder zegt dat mijn gedrag is verbeterd. Maar als ik boos ben, ben ik agressiever dan eerst. Als ik vroeger boos was, gooide ik met controllers en boeken. Nu gooi ik met televisies of telefoons of tablets. Hier op school heb ik trouwens nog niet veel gesloopt.” Hij zegt vrij goed te weten wanneer hij erg boos wordt. „In het signaleringsplan dat van mij is gemaakt, heb ik geschreven dat ik vooral erg boos word als mensen achter me aan gaan zitten.”

De school en zijn ouders hebben Damian toestemming gegeven om met een journalist te praten. Hij zit in een apart lokaal, samen met een even oud meisje dat eveneens toestemming heeft gekregen, maar toch liever niet met haar naam in de krant wil.

Damians rechterarm is bedekt met rode en blauwe strepen en scheldwoorden. „Dat heeft een ander meisje er vanmorgen opgeschreven. Ik was erg moe en lag in de klas met m’n ogen dicht op tafel, ik was even weg. Ik werd wakker met een kleurrijke arm.” Boos is hij er niet om geworden. Boos, zegt hij, wordt hij vooral door het gebrek aan vrijheid. Zijn klasgenoot: „We hebben hier nul komma nul nul nul vrijheid. Dit is een heel heftige school.” Damian: „De regels zijn een beetje overdreven. Als ik hier op de gang loop, moet ik vragen of ik naar het toilet mag. De deur gaat open en als ik klaar ben, gaat de deur weer op slot.”

Groene, gele of rode kaart

Wat Damian dwarszit, is het systeem van gele, groene en rode kaarten. De school probeert de leerlingen zo veel mogelijk positief te benaderen. Bijvoorbeeld door groene kaarten te geven als ze „iets goeds” hebben gedaan, dat wil zeggen iets waarmee ze voorheen moeite hadden: opletten in de klas, iemand helpen, op tijd komen. Met die groene kaarten kunnen de scholieren sparen voor leuke dingen, zoals naar de bioscoop, winkelbezoek of een schoolreisje, of een avond vrij, bij hun ouders. Bij „grensoverschrijdend gedrag” worden gele of rode kaarten uitgedeeld. Damian: „Ik krijg niet zo vaak een groene kaart.” Wel heeft hij „voor het minste of geringste” een gele kaart gekregen, dat wil zeggen een soort waarschuwing, met kleine opdrachten. „Als mensen in de klas te veel praten, wil ik rust en loop ik de gang op. Dan krijg ik een gele kaart. Of als ik ga vapen in de klas. Of als ik een docent uitscheld.”

Als ze leren dat ze niet altijd maar hoeven te schreeuwen om begrepen te worden, kun je als coach al heel blij zijnNicole Verbraak gedragswetenschapper De Vliet

Als hij voor de tweede keer geel krijgt en de opdrachten op de eerste gele kaart nog niet zijn vervuld, krijgt hij een rode kaart. „Ik kreeg er ooit een paar in een week. Daar staan grote opdrachten op. Ik moest laatst een presentatie houden over voetbal. Ik moest een keer de gang dweilen en stofzuigen. Klaslokalen opruimen.” Hij kreeg onlangs ook een schadeclaim aan z’n broek. „Ik liep met een spuitbus en mijn coach liep langs mij heen. Daardoor liep hij tegen het knopje van de spuitbus aan. En zat zijn trui onder.”

Zijn klasgenoot wil ook haar hart weleens luchten over De Vliet, zoals de school in het centrum van Hoogvliet heet. „Toen ik hier voor het eerst kwam, schrok ik. Ik vond het net een dierentuin. Je wordt steeds in de gaten gehouden. Ik zat op de mavo, maar ik werd daar geschorst. Ik ging vaak niet naar die school. Ik had moeite met gedrag. Ik was brutaal. Had vaak ruzie met docenten. Omdat ze mij altijd van alles de schuld gaven. Het liep uit de hand. Thuis ging het niet zo goed, er gebeurde heel veel.”

Na een paar maanden werd ze naar deze school gestuurd, vertelt ze. „Dat is heftig. Want ik moet om vijf uur ’s ochtends opstaan om hier om acht uur te zijn en dan moet ik ’s avonds vaak tot acht uur blijven. Er zijn hier wel goede dingen. Je kunt hier een time-out nemen. Ook is de school veilig. En je hebt een eigen coach, tegen wie je alles kunt zeggen. Maar eigenlijk vind ik het verschrikkelijk, sorry. Ik krijg veel vakken niet meer. Het is eerder een soort dagbesteding. Je hebt geen tussenuren. Ik vind het een soort gevangenis.”

Geen opvoeder maar coach

De verhalen van de jongeren staan in schril contrast met de moeite die hun coaches zich getroosten hun leerlingen bij te staan. Nicole Verbraak: „Geen dag is hier hetzelfde. We geven intensieve begeleiding. Je moet stevig in je schoenen staan om hier coach te worden, je krijgt het soms wel voor je kiezen.”

De medewerkers noemen zich coach omdat ze geen groepsleider willen zijn, en al helemaal geen opvoeder. Denise Plasmeijer: „Een opvoeder hebben ze thuis al. En wij coachen de kinderen, maar ook hun ouders, hun opvoeders.”

De coaches hebben „vrijwel elke dag” contact met iemand uit het persoonlijke netwerk van de scholieren, ze gaan „minimaal een keer per maand” op huisbezoek. De scholieren verblijven hier gemiddeld zes tot negen maanden. Plasmeijer: „We proberen hen terug naar een opleiding te krijgen. We kijken bij iedere leerling wat die nodig heeft om weer vervolgonderwijs te krijgen. Dat kan van alles zijn. Een startkwalificatie voor het beroepsonderwijs, of voldoende competenties voor vervolgonderwijs. Wat we doen is onderwijs, maar veel van wat we leren heeft ook te maken met gedrag.”

Af en toe geluksmomenten

De school zou de leerlingen liefst „onvoorwaardelijk” tegemoet treden, ook bij ongewenst gedrag. Maar dat lukt niet altijd, zegt gedragswetenschapper Nicole Verbraak. „Je kunt een kind wel steeds kansen blijven geven, maar als door het gedrag andere leerlingen of de coaches niet meer veilig zijn, moet je andere keuzes maken.”

Zulke kinderen krijgen elders een „eén-op-één begeleiding” en dat pakt soms goed uit. Verbraak: „Voor sommige kinderen is wat wij doen, niet genoeg. Wij kunnen patronen niet altijd doorbreken. Die moeten behandeld worden. Zonder een behandeling wordt de kans dat ze hier slagen, een stuk kleiner. We hadden laatst een jongen die alleen maar aan het vechten was. Na die begeleiding kwam hij hier terug. Ik klop het af. Maar het gaat echt fantastisch.”

Coach Niels van Dijk tafeltennist met een leerling in de recreatieruimte van School2Care.
Foto Hedayatullah Amid

De gedragswetenschapper en haar directeur zijn verheugd over de successen, hoe klein ook. Verbraak: „Als ze leren dat ze niet altijd maar hoeven te schreeuwen om begrepen te worden, kun je als coach al heel blij zijn.” Plasmeijer: „We hebben de afgelopen twee jaar niemand hoeven doorverwijzen naar de gesloten jeugdzorg.” Verbraak: „Ik heb af en toe geluksmomenten. Anderhalve maand geleden kwam hier iemand in werkkleding binnenlopen. Ik dacht dat hij werkzaamheden moest uitvoeren. Ik herkende hem aanvankelijk niet. Hij was vijf jaar geleden hier weggegaan en kwam even vertellen dat hij zonder ons niet had gestaan waar hij nu staat. Ik dacht: voor hem hebben we het verschil kunnen maken.”

Naar de horecavakschool

Scholier Damian heeft een advies aan hulpverleners en docenten die met leerlingen werken zoals hijzelf. „Hun gang laten gaan. Minder strenge regels.” Zijn klasgenoot: „Meer vrijheid geven. Tot acht uur ’s avonds blijven helpt niet. Mij niet tenminste.” Ze willen geen docenten die tijdens de pauzes vanaf een vaste plaats de leerlingen in de gaten houden.

Damian wil na de zomer naar de horecavakschool. „Dan ga ik iedereen heel hard uitzwaaien”, lacht hij. Zijn klasgenoot weet het nog niet precies. „Ik hoop dat ik hier na de zomer weg mag. Naar een normale school.”


Naseem heeft eindelijk vrienden gemaakt in Leiden, maar straks gaat de opvang dicht

Hij was bijna begonnen met zijn spullen inpakken. De afgelopen weken dacht locatiemanager Peter Zwaan dat de 3 Octoberhal, een Leidse sporthal die sinds acht maanden dienstdoet als noodopvang voor asielzoekers, per 28 april zijn deuren zou moeten sluiten. Om de teleurstelling over de sluiting te dempen vierden bewoners en personeel vorige week maandag zelfs al een afscheidsfeestje.

Maar of een afscheid ook écht een afscheid is, is in de asielopvang zelden zeker, weet Zwaan. Afgelopen woensdag, vier dagen voor de officiële einddatum, hoorde hij van de gemeente dat de locatie toch nog twee maanden open mag blijven.

De zomer komt eraan en dus moeten de komende maanden veel noodopvanglocaties voor asielzoekers sluiten. Recreatieparken en hotels, die nu vaak als noodopvang worden gebruikt, willen in de zomermaanden toeristen ontvangen.


Ook voor een aantal andere noodopvanglocaties, zoals de Leidse sporthal, loopt het tijdelijke contract met het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) nog dit voorjaar af. Tot en met 1 juni 2024 moeten 31 van in totaal 385 locaties sluiten, blijkt uit COA-cijfers die NRC opvroeg. In totaal vangen die locaties nu ruim vierduizend asielzoekers op. Ook later dit jaar lopen heel wat contracten af.

Demissionair staatssecretaris Eric van der Burg (Asiel, VVD) schreef twee weken geleden al aan de Tweede Kamer dat vóór 1 juli dit jaar 12.000 extra opvangplekken voor asielzoekers beschikbaar moeten komen. In de Kamerbrief spreekt hij van een „acute situatie in de asielopvang”. Dit komt niet alleen doordat veel locaties moeten sluiten en te weinig nieuwe worden geopend. Ook de instroom van asielzoekers groeit. In de eerste maanden van 2024 was die aanzienlijk hoger dan in dezelfde periode vorig jaar. En de uitstroom van statushouders – die al een verblijfsvergunning hebben – gaat te traag.

Het COA is „constant in gesprek” met gemeentes en ‘locaties’, zoals hotels, om opvangplekken te regelen. Of om de locaties wat langer open te houden, zoals in Leiden lukte. „Je schuift het probleem dan eigenlijk op. Je kunt even ademhalen, maar bent zo twee maanden verder”, zegt een woordvoerder van het COA. Daarna moet je mensen toch weer „van hot naar her” gaan slepen. „Je probeert hun alles zo goed mogelijk uit te leggen, maar het is niet fijn.”

Vierpersoonskamers

In de opvanglocatie in Leiden zitten naast asielzoekers ook statushouders. De omstandigheden zijn „sober”, vertelt Zwaan, terwijl hij een rondje loopt over het terrein. Er zijn enkel vierpersoonskamers, dus veel privacy is er niet. Voor een bezoek aan een dokter moeten de bewoners naar de andere opvang in Leiden. En zelf koken, dat gaat moeilijk in een sporthal zonder keuken.

Toch zijn de bewoners positief over het verblijf. Ja, niet kunnen koken is vervelend, zegt Abdulrahman (24) die om de hoek van de opvang zit te roken. „That’s it”. Net als andere asielzoekers die NRC sprak wil hij niet met zijn volledige naam in de krant. De werknemers zijn aardig, de bewoners zijn hecht, op het veld naast de hal kunnen ze voetballen. Het is er in ieder geval „veel beter” dan in zijn geboorteland Syrië. „Hier heb ik tenminste een beetje stabiliteit.”

Naseem verblijft sinds augustus in Nederland. Via Jordanië, Turkije, enkele Balkanlanden en Ter Apel kwam hij uiteindelijk in Leiden terecht.

Foto’s Mona van den Berg

Buiten aan een picknicktafel draait de Palestijn Naseem een sjekkie. Hij verblijft sinds augustus in Nederland. Via Jordanië, Turkije, enkele Balkanlanden en Ter Apel kwam hij uiteindelijk in Leiden terecht. „Ik heb al mijn familie achtergelaten, ik was helemaal alleen.” Hij is blij dat hij in Leiden wat vrienden heeft gemaakt. Daardoor voelt hij zich minder eenzaam. „Ik heb hier eindelijk stabiliteit”, zegt ook hij – tot straks de opvanglocatie sluit.

Syriër Iyad (47) zou een mogelijke sluiting van de locatie in Leiden ook erg vinden. „Ik heb hier na maanden eindelijk een baan geregeld”, zegt hij op de tribune in de sporthal. Hij wacht alleen nog op zijn BSN-nummer, dan kan hij aan de slag als tuinman. Dat was ook zijn beroep in zijn geboorteland. „Gelukkig zijn we nog even welkom hier.”

Lees ook
Krijgt elke gemeente nu een eigen azc?

In de  crisisopvang voor asielzoekers in een Gronings studentencomplex wordt de laatste hand gelegd aan de inrichting. De opvang moet tijdelijk onderdak bieden aan tachtig tot honderd asielzoekers.

Meer opvangplekken

Sinds 1 februari dit jaar is de spreidingswet van kracht. Die moet zorgen voor meer opvangplekken en een eerlijker verdeling ervan over het land. Maar tot november overleggen gemeenten nog over de verdeling van de 96.000 (reguliere) plekken waar demissionair staatssecretaris Eric van der Burg bij de invoering van de wet om gevraagd heeft. Zij staan niet te springen om vaste opvanglocaties te realiseren. Ze zorgen wel voor tijdelijke locaties, maar dat zijn er niet genoeg. Bovendien zijn die ongeveer twee keer zo duur als reguliere opvangplekken.

Open, dicht, toch open. Locatiemanager Peter Zwaan in Leiden is de „hectiek” wel gewend. Hij werkt sinds 2012 voor het COA en heeft al meerdere keren meegemaakt dat een locatie op het laatste moment tóch open mocht blijven. Daarom had hij deze keer de beveiliging alvast ingeroosterd voor ná de beoogde sluitingsdatum. Aan personeelsleden die eigenlijk op een andere locatie zouden gaan werken, maakte hij subtiel duidelijk dat ze misschien toch hier moesten blijven. „Het zou kunnen dat…”, klonk het veel de afgelopen weken, zegt-ie. Met een glimlach: „Na zoveel jaar leer je om in meerdere scenario’s te denken.”

De noodopvang in de Leidse 3 Octoberhal zou 28 april sluiten, maar blijft nog twee maanden open.
Foto Mona van den Berg


Column | De dief, de armband en de troffel

Naast me in de bijrijdersstoel van haar Saab zit m’n bovenbuurvrouw (91). Ze is goedgemutst als altijd. De navigatie op mijn telefoon vertrouwt ze voor geen cent.

Rij jij zó?

Ja, dat zegt-ie.

Hij is gek.

We zijn op weg naar een pandjeshuis op Rotterdam-Zuid. Niet dat we iets willen verpanden. Iets kopen willen we ook niet. We zijn op onderzoek uit.

Want uit haar woning zijn kostbaarheden verdwenen. Een witgouden, opengewerkte armband met de zin I love you in kleine diamantjes. En een lange, gouden schakelketting. Beide lagen op haar nachtkastje. Ik ken de sieraden goed, want mijn buurvrouw droeg ze vrijwel altijd. Ze waren een cadeau van haar man, die zestien jaar geleden overleed.

De armband kochten ze in Zürich. Ze zag hem in de etalage van een juwelier. Die is mooi, zei ze tegen haar man.

Die koop ik voor jou.

Door wie de sieraden zijn weggenomen is ongewis. Aan deur of raam zijn geen braaksporen. Sowieso lopen bij haar de hele dag mensen in en uit. Voor de steunkousen, de schoonmaak, om een pakje achter te laten voor de buren…

Zij heeft haar verdenkingen. Het moet iemand zijn geweest die een tijdje in haar slaapkamer kon rondneuzen zonder dat het opviel. De rok die ze op haar bed had liggen, zat half onder het matras. Er was dus ook ónder haar bed gekeken, constateerde ze. In de kledingkasten was gerommeld. Dat zag ze meteen. Ze stapelt haar sjaaltjes altijd precies op dezelfde manier. Haar hoedendoos was geopend.

In het zijkamertje was kracht gebruikt. De bureaulade die op slot zat was opengebroken met een troffel. Dat stuk gereedschap had de dief laten liggen. Óp het bureau.

Pas ’s avonds kwam ze erachter dat haar ketting en armband weg waren. Ze ploos voor de zekerheid haar hele huis uit, tot in de keukenlades aan toe. Al wist ze zeker dat ze de sieraden naast haar bed had neergelegd. Naast het glas water.

Ik heb de hele nacht wakker gelegen.

De volgende dag belde ze de politie. Twee agenten kwamen dezelfde middag. Ze namen de tijd, bekeken het opengebroken bureau, schreven een proces verbaal. Hoorden haar verdenkingen. Maar zonder bewijs kunnen ze niets.

Gestolen sieraden ga je niet dragen, redeneerde mijn buurvrouw. Die ga je verpanden. Dus wij op pad.

De man achter de balie is vriendelijk. De kans dat er gestolen spullen bij hem worden verpand, acht hij klein. Alles wordt geregistreerd. Is er aangifte gedaan, dan komt er een melding. De dief komt zichzelf wel tegen, zegt hij troostend.

We kunnen de dief niet pakken, maar wel diep minachten, besluiten we in de auto.

We rijden naar huis zonder navigatie.

Sheila Kamerman vervangt Gemma Venhuizen


Ondanks verzet van de gemeenteraad mocht de islamitische school in Westland open

Twee jongens, een jaar of zes, duwen de deur open van een kantoortje naast de ingang van de school. „Een jongen buiten bloedt!”, zegt de linker. De kraag van zijn capuchon hangt half los. „Hij húílt”, vult de ander aan.

„Wil je een pleister?”, vraagt Fouad El Haji (55), directeur van de islamitische basisschool Yunus Emre in Naaldwijk, gemeente Westland. De jongens knikken. El Haji trekt geroutineerd een lade open. „Als je een grotere pleister nodig hebt, kom je terug!” Ze mompelen instemmend, stuiven weg.

De school die in augustus 2022 openging, groeit in de luwte, zegt El Haji, eerder Rotterdams PvdA-raadslid. Volgend schooljaar verwacht hij voor het eerst meer dan honderd leerlingen.

Hoe anders waren de jaren in aanloop naar de oprichting van de school. Drie lokale partijen in Westland (GemeenteBelang Westland, LPF Westland en Westland Verstandig), die samen een meerderheid in de gemeenteraad hadden, wilden niet dat El Haji de deuren van de school zou openen. Zij verzetten zich jarenlang, ondanks toestemming van het ministerie van Onderwijs voor de stichting van de school.

Tot aan de Raad van State procedeerden ze tegen het besluit van de minister. Daarnaast traineerden ze de komst van de school door huisvestingsplannen voor scholen, waarvoor de gemeente verantwoordelijk is, zo lang mogelijk tegen te houden. Of ze probeerden die plannen zo aan te passen dat er voor Yunus Emre geen plek was. Inmiddels is de school bijna twee jaar geopend. Wat zijn de gevolgen geweest van het jarenlange vertragen door en verzetten van de gemeenteraad?

Yunus EmreFouad El Haji Op het moment dat je de sleutel hebt, is de strijd gestreden

Bosjes bloemen

„Het was niet fijn”, zegt directeur El Haji, terwijl hij een rondleiding geeft door de school. Ouders moesten jaren wachten voor ze hun kinderen konden overplaatsen. „Het is een manier van denken. Zo’n gemeente doet alsof ze een status aparte heeft, terwijl ze deel uitmaakt van dit land. Landelijke regels gelden ook voor haar.”

Hij heeft zich nooit geïntimideerd gevoeld. „In dezelfde periode heb ik veel bossen bloemen gekregen. Óók van mensen uit de buurt.” Haji weet hoe het werkt in Nederland, zegt hij. „Op het moment dat je de sleutel hebt, is de strijd gestreden.” Nu is het belangrijkste: genoeg vertrouwen van ouders door goed onderwijs, zodat kinderen zich hier inschrijven, zegt hij.

Volgens Dave van Koppen van de lokale partij LPF Westland had een meerderheid van de Westlanders de school liever niet gehad. „We zijn als ontzuilde samenleving een grote groep mensen door elkaar. Nu creëer je met die school een apart zuiltje.”

Hij maakt zich zorgen om wat hij de „islamisering” van Nederland noemt. Maar dat dit een islamitische school is, maakt in dit verhaal niet uit, zegt hij. Hij vindt bijzonder onderwijs verleden tijd. „Ik zou me ook tegen de komst van een katholieke school verzetten.”

In het centrum van Naaldwijk en in de buurt van de school zeggen meerdere bewoners dat het idee van een school op grondslag van een religie „niet van nu” is. Een buurvrouw van de school, ze wil niet met naam in de krant, zegt dat ze niet tegen deze specifieke school was en blij is met hen als buren. Maar ze is wel voorstander van „gemixte scholen”.

Op een bepaalde manier is Yunus Emre dat nu ook, vindt ze. De school deelt het gebouw met een katholieke school. Dat vindt ze een goede keuze van de gemeente. „Die kinderen komen elkaar tegen op het schoolplein.” Hopelijk leren de verschillende culturen op die manier van elkaar, zegt ze.

Bijzonder onderwijs is vastgelegd in artikel 23 van de Grondwet. Waarom dan dat verzet op gemeentelijk niveau? „Zolang de Tweede Kamer dit niet aanpast”, zegt raadslid Van Koppen, „zitten wij met de uitwerking ervan. Ik heb een verantwoordelijkheid jegens de kiezers híér. De gemeenschap wil het niet, dus dat moeten we voor elkaar proberen te krijgen.” Hij wilde vooral tijd winnen. Wie weet zou de samenstelling van de Tweede Kamer op termijn veranderen, zegt hij.

Nu de school er uiteindelijk is, legt Van Koppen zich daarbij neer. „Daar hebben we mee te leven.” Hij merkt wel gevolgen van de jarenlange vertraging. „In de raad zijn voor- en tegenstanders van de school verder uit elkaar komen te staan nu het debat zo lang heeft geduurd. De verhoudingen zijn verhard. Dat is jammer.”

D66-raadslidBenjamin Hofland Ze zijn allemaal populistisch-rechts. Hiermee konden ze aandacht trekken van een groot publiek

Voor directeur El Haji blijft de gemeentelijke taak om huisvesting van zijn school te faciliteren een zorg. De school deelt tijdelijk een gebouw met de katholieke school, tot de gemeente een permanente plek voor ze heeft gevonden. Dat duurt nog minstens een jaar, maar El Haji heeft volgend jaar al een extra klaslokaal nodig. In een zoektocht naar extra ruimte is hij al een paar maanden in gesprek met de gemeente Westland. Het is hem beloofd, zegt hij, maar telkens verandert de gemeente de manier waarop ze in die ruimte willen voorzien. El Haji is er niet gerust op. „Ik vind ze ontzettend onbetrouwbaar.” Wethouder Anko Goudswaard (Onderwijs) werkt aan een zorgvuldig plan voor huisvesting, zegt hij telefonisch.

Populistisch-rechts

D66-raadslid Benjamin Hofland heeft de discussie ook meegemaakt en is directeur van de katholieke school waar Yunus Emre het gebouw mee deelt. Hij was en is voorstander van de komst van de islamitische school. Hij denkt dat het ook een rol speelt dat drie lokale politieke partijen elkaar aan het beconcurreren zijn. „Ze zijn allemaal populistisch-rechts. Hiermee konden ze aandacht trekken van een groot publiek.” Het was een van de weinige onderwerpen in Westland die landelijke aandacht kregen.

Hofland vindt dat zo’n opstelling het aanzien van Westland schaadt. Hij ziet eenzelfde dynamiek ontstaan in het debat in de Westlandse raad over de spreidingswet. Dat is de wet die de verdeling van asielzoekers over Nederland regelt. Uit die wet volgt óók een opdracht voor Westland. Een meerderheid van de raad heeft al aangegeven geen mogelijkheden te zien om de landelijk vastgestelde wet uit te voeren. „Bepaalde partijen in Westland willen vooral de lusten van migratie, maar geen lasten delen die we hebben als samenleving.”


AIVD handelde ‘niet onbehoorlijk’ jegens onderzoeksjournalist Stella Braam

De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) heeft „niet onbehoorlijk” en rechtmatig gehandeld tegenover journalist Stella Braam. Deze had in 2022 geklaagd bij de dienst dat er meer dan dertig jaar lang onrechtmatig gegevens over haar waren verzameld en opgeslagen bij de AIVD. Volgens Braam, die in de jaren tachtig van de vorige eeuw onthullend onderzoek naar de extreem-rechtse Turkse organisatie de Grijze Wolven in Nederland deed, laat de kwestie zien hoe de AIVD de strenge regels omzeilt die gelden voor de omgang van de geheime dienst met journalisten.

Tijdens een gesprek, dinsdagmiddag, van Braam met AIVD-chef Erik Akerboom, kregen de journalist en haar advocaat te horen dat de onderzoeksjournalist destijds slechts „bijvangst” was in een onderzoek door de toenmalige BVD naar de Turkse Grijze Wolven. „Het lag vanwege het onderzoek van de AIVD/BVD voor de hand dat de AIVD/BVD interesse had in de kennis van uw cliënt over deze organisatie”, schrijft de AIVD in haar beoordeling van de klacht aan de advocaat van Braam.

Ook andere stukken over Braam in het omvangrijke dossier waren het resultaat van ‘bijvangst’ , aldus de journalist. Daarbij ging het volgens Braam om onderzoeken van de BVD naar anti-apartheidsactivisten, antifascisme-activisten en naar mensensmokkel.

Omdat voor de verwerking en opslag van gegevens over dergelijke „bijvangst” ruimere regels gelden dan wanneer een journalist zelf object van onderzoek is, mocht de BVD, en later de AIVD, deze gegevens lange tijd bewaren, aldus de dienst.

Lees ook
AIVD hield onderzoeksjournalist 35 jaar in de gaten – en liet huisgenoot haar bespioneren

AIVD hield onderzoeksjournalist 35 jaar in de gaten - en liet huisgenoot haar bespioneren

Teleurgesteld

Braam en haar advocaat reageren teleurgesteld en kritisch, omdat volgens hen de gegevens onrechtmatig waren verwerkt en opgeslagen. Volgens Braam realiseren journalisten zich te weinig dat er veel ruimere regels gelden voor hun beroepsgroep wanneer ze als bijvangst opduiken in lopend AIVD-onderzoek.

„Door journalisten als ‘bijvangst’ te framen, ontloopt de AIVD strenge regelgeving”, staat boven een persbericht dat Braam en haar advocaat dinsdag over de kwestie naar buiten brachten. Ze constateert dat „journalisten die als bijvangst in dossiers van de AIVD worden opgenomen (…) geen zekerheid hebben als het gaat om hun bronbescherming en persvrijheid. Dat blijft problematisch.”

Volgens Braam heeft AIVD-chef Akerboom in het gesprek van dinsdagmiddag wel toegegeven dat zijn dienst veel eerder aan haar duidelijk had kunnen maken dat ze zelf geen object van onderzoek was. Dat was van groot belang voor Braam (1962) die nog steeds werkt als onderzoeksjournalist en in die rol regelmatig te maken heeft met vertrouwelijke bronnen. Toen in 2022 eenmaal bekend was dat er een dik dossier over haar lag bij de dienst, werd het werken als journalist haar onmogelijk gemaakt, aldus Braam.

Onleesbaar

De zaak kwam twee jaar geleden aan het rollen nadat de onderzoeksjournalist haar dossier had opgevraagd bij de dienst. Het bleek te gaan om meer dan driehonderd pagina’s, grotendeels onleesbaar gemaakt. Uit de bladzijden die wel leesbaar waren, bleek dat de dienst vrijwel Braams gehele loopbaan (meer dan drie decennia) geïnteresseerd in haar was geweest. Het eerste stuk over haar in het BVD- archief dateert van 1986, het laatste is van 2017 en betrof een artikel in Elsevier waarin haar naam werd genoemd. Het ging vaak om artikelen van haar hand, of over haar. Ook waren er documenten bij over contact dat Braam eerder had met de BVD.

Ook werden personen in haar omgeving door de dienst benaderd om informatie over haar te verstrekken. Daarbij ging het ook om een huisgenoot van Braam, iets dat voor haar „unheimisch” aanvoelde, zo vertelde ze NRC in 2022.

Dit was eveneens een toevalskwestie, aldus de AIVD. Braam hielp de huisgenoot, tevens medewerker van het Willem Pompe-instituut voor Strafrechtswetenschappen in Utrecht, met onderzoek naar mensensmokkel. De BVD was (mede)-opdrachtgever van het onderzoek.


Gemeenten doen oproep aan kabinet. Ze willen echte slachtoffers van Toeslagenaffaire graag helpen, maar zien ook veel claims van niet-gedupeerden

De afhandeling van schadeclaims in de Toeslagenaffaire loopt helemaal uit de hand. Doordat de landelijke afhandeling is vastgelopen, krijgen steeds meer gemeenten het niet meer voor elkaar om gedupeerden goed te helpen hun leven weer op orde te krijgen. Daarom heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) vorige week besloten het kabinet voorstellen te doen om misbruik te voorkomen en de toestroom van gedupeerden te reguleren. Wethouder Peter Heijkoop (CDA) uit Dordrecht is als VNG-bestuurder verantwoordelijk voor de afhandeling door gemeenten. Hij licht de problemen en voorgestelde verbeteringen toe.

Het systeem is in drie jaar tijd vastgelopen door een enorme toeloop van mensen die zich hebben gemeld als slachtoffers van de Toeslagenaffaire. In 2021 schatte staatssecretaris Alexandra van Huffelen (Financiën, D66) dat er 3.000 gedupeerden waren, van wie zich maximaal 2.000 tot de gemeenten zouden wenden voor hulp in de zogenoemde brede ondersteuning. Het totale bedrag dat ermee gemoeid was, werd geschat op een half miljard. Sindsdien hebben zich geen 2.000 of 8.000 maar ruim 68.000 mensen als gedupeerde gemeld. Ongeveer de helft van hen doet bij gemeenten aanvragen voor hulp. Dat kost veel meer geld dan werd ingeschat. Het bedrag gaat nu richting de 8 of 9 miljard euro.

Maar het gaat de gemeenten niet zozeer om de financiën, zegt Heijkoop van de VNG. „Het is allemaal geld dat het Rijk beschikbaar stelt. De gemeenten lopen geen financiële risico’s.” Heijkoop en zijn collega’s maken zich zorgen over de uitvoering en over de zwaarst gedupeerde slachtoffers, die in de toeloop vermalen dreigen te worden. „Onze ambtenaren komen tijd te kort om al die aanvragen te behandelen.” Door de trage hersteloperatie bij het Rijk kunnen ze onvoldoende bezig zijn met de toekomst van gedupeerden. „Dat is demotiverend.”

De aanvragen zelf zijn in drie jaar omvangrijker geworden. „In 2021 maakten alle Nederlandse gemeenten in totaal 3.000 plannen van aanpak, met een gezamenlijke waarde van 17 miljoen. In 2023 stelden wij weer zo’n 3.000 plannen op. Totale waarde nu: 60 miljoen. De kosten zijn ruim verdrievoudigd.”

Van hulpvragen naar spullen

Opvallend: de inhoud van de aanvragen verschuift van hulpvragen (werk, zorg, nieuw of verbouwd huis) naar spullen. „Sommigen sturen lijsten van zestien pagina’s vol spullen, met het gewenste merk erbij en soms de winkel waar ze te koop zijn.”

Het ontbreekt de gemeenten aan kaders om ‘nee’ te zeggen, „dus zeggen we vaak ‘ja’. En na een paar jaar melden diezelfde mensen zich met nieuwe verzoeken voor nieuwe spullen. Want er is ook geen maximale duur voor de ondersteuning.”

Van de verzoeken is dat de eerste waarvan de VNG vorige week besloot dit aan het kabinet te vragen: schep kaders voor de aanvragen en beperk de tijd waarin die aanvragen kunnen worden ingediend. Heijkoop: „Onze prioriteit moet zijn dat we gedupeerde helpen hun leven weer op de rails te krijgen, nadat ze door onterechte beschuldigingen van fraude zijn ontspoord. We willen mensen een nieuwe start geven.” Volgens Heijkoop is de verschuiving van vragen om ondersteuning naar bestellijsten voor spullen een gevolg van frustratie. „De hersteloperatie loopt vast bij de Belastingdienst. Uit ergernis schrijven mensen dan maar dat ze iets willen hébben. Het ellendige is dat ze op die manier weer de zwaarst gedupeerden het meest in de knel komen. Als onze ambtenaren worden overvraagd om spullen, hebben ze geen tijd mensen écht te helpen.” In het kader van die echte hulp stelt de VNG het kabinet voor een landelijk expertisecentrum voor trauma en zorg in te richten. „Wij lopen bij de reguliere ggz-instellingen aan tegen wachtlijsten, terwijl dit juist iets is waarmee gedupeerden structureel kunnen worden geholpen.”

Het vastlopen van de hersteloperatie bij de Belastingdienst heeft nóg een pijnlijk gevolg voor gemeenten. Mensen die slechts licht of niet zijn getroffen, zijn verantwoordelijk voor een substantieel deel van de aanvragen. Van de 68.000 aanvragers zijn op landelijk niveau inmiddels 66.000 onderzocht in een ‘eerste toets’. Daarbij is vastgesteld dat 34.800 mensen inderdaad gedupeerd zijn door de Toeslagenaffaire.

Meer dan 30.000 mensen zijn niet door de eerste toets gekomen, volgens gegevens van het Rijk. Maar daar kunnen Heijkoop en zijn collega-wethouders niets mee. Zolang deze aanvragers niet zijn doorgelicht in een ‘integrale toets’, behouden zij recht op ondersteuning door de gemeente.

„Je kunt het die mensen individueel niet eens kwalijk nemen”, zegt Heijkoop. Als hij de aanvragers in Dordrecht bekijkt, ziet hij mensen die misschien niet door de Toeslagenaffaire, wel op een andere wijze door het leven zijn geraakt. „Ze hebben tegenslagen gehad, zijn in de schulden terechtgekomen.” En de gemeente heeft ook regelingen om deze mensen te helpen. „Maar niet de regeling die bedoeld is voor de Toeslagenaffaire.”

Ruimhartig uit schuldgevoel

Uit schuldgevoel over het door haarzelf aangericht leed, wil de overheid ruimhartig zijn. Zo betekent opname in de brede ondersteuning ook dat de schulden van de aanvrager ‘op pauze’ worden gezet. „Dat is heel aantrekkelijk. Ik hoor van medewerkers dat sommige aanvragers niet willen doorstromen naar de integrale toets, zij blijven liever in het proces van de ondersteuning.” Misschien dat een nieuw kabinet „zich vrijer voelt hier iets verstandiger naar te kijken”.

Heijkoop en de VNG hebben zich terdege afgevraagd of ze het kabinet moeten vragen om beperkingen bij de schadeafhandeling, en of ze dat publiekelijk moeten doen. „Het kabinet vreest voor boze reacties.” Het is zelfs zo huiverig dat het twee jaar treuzelde voordat het aan de gemeenten de gegevens verstrekte van hen die niet door de integrale toets kwamen. „Pas de afgelopen weken hebben we de gegevens gekregen van de eerste 5.000 mensen die zich hadden gemeld, maar die niet door de Toeslagenaffaire gedupeerd blijken te zijn. En wij weten nu al dat het er zo’n 20.000 zullen blijken te zijn.”

Lees ook
Hun kindertijd werd bepaald door de Toeslagenaffaire

Stephanie (35) maakte later  zelf ook schulden.

Wat voor Heijkoop en VNG de doorslag gaf om kabinet en openbaarheid op te zoeken: de noden van de zwaarst gedupeerden. Die hebben in de eerste plaats baat bij snellere doorstroom. Heijkoop zegt dat hij na een „agenderend interview” in de Volkskrant over misbruik van de regeling al kritiek kreeg. „Maar vooral steun van de zwaarst gedupeerden.”

De nieuwe kaders die de VNG vraagt voor het soort hulp waarop gedupeerden aanspraak kunnen maken, ontwikkelen de gemeenten in samenspraak met de gedupeerde ouders, zegt Heijkoop. En daarbij de maximale duur van aanvragen. „Ergens moet een streep worden gezet.”

Heijkoop kijkt al met zorg naar het moment dat regelingen voor ex-partners en kinderen van slachtoffers opengaan. „Alleen die kinderen, dat zijn er al 120.000. Die willen we ook goed helpen.”