Wat als de zeespiegel vijf meter stijgt? Of hittegolven weken aanhouden? Floor Boon en Maarten Dallinga onderzoeken wat Nederland te wachten staat nu extreem weer door klimaatverandering steeds vaker voorkomt. Ze duiken in het verhaal van de Watersnoodramp van 1953 – op 1 februari zeventig jaar geleden. Deze geschiedenis geeft ons een blik op hoe de toekomst eruit kan zien.
Iedere woensdag verschijnt een nieuwe aflevering. Meer informatie: nrc.nl/bovenwater.
Heeft u vragen, suggesties of ideeën over onze journalistiek? Mail dan naar onze ombudsman via [email protected].
We gebruikten ook een audiofragment van Klankbeeld, via https://freesound.org (CC BY 4.0).
Presentatie:
Floor Boon en Maarten Dallinga
Redactie en regie:
Mandula van den Berg, Floor Boon en Maarten Dallinga
De laatste geel-zwarte wielershirts van Jumbo-Visma gaan nu de deur uit. Met 50 tot 70 procent korting. Nog even en dan is fabrikant AGU, de Alkmaarse producent en groothandel in fietskleding en -accessoires, verlost van de voorraad Jumbotruitjes.
Niet dat AGU een hekel heeft aan de inmiddels gestopte sponsor Jumbo; het bedrijf is sinds eind jaren zeventig betrokken bij het profwielrennen (en blijft dat). Op AGU.nl toont het trots een oude foto van de wielerploeg van Peter Post, met toppers Steven Rooks en Gert-Jan Theunisse. Post zit achter het stuur van de ploegleidersauto, ‘AGU Wielerkleding’ op de zijkant.
De ruime voorraad is wel een van de zaken die het iconische bedrijf – leverancier van regenpakken, fietskleding en accessoires sinds 1966 – in problemen hebben gebracht. Producent en groothandel AGU verkeert nog steeds in zwaar weer, werd onlangs bekend, maar een faillissement lijkt nu afgewend. „Volgende maand verwachten we de schuldsanering af te ronden en in mei of juni denken we weer zonder verlies te draaien”, zegt Susanne Damen van AGU. Zij is directeur marketing en e-commerce.
Zo lijkt AGU gered en dat is te danken aan de relatief nieuwe Wet homologatie onderhands akkoord (Whoa). AGU heeft in december een beroep gedaan op de regeling die sinds 1 januari 2021 deel is van de Faillissementswet.
Lees ook Nieuwe wet biedt bedrijven extra kans om onder faillissement uit te komen
Met de Whoa kan een bedrijf in financiële moeilijkheden zijn schulden herstructureren. Het kan dit doen door schuldeisers een akkoord aan te bieden. Dit kan inhouden dat schuldeisers hun vorderingen deels kwijtschelden. De Whoa heeft kenmerken van de Amerikaanse Chapter 11-regeling voor faillissementsbescherming, maar is, anders dan de Amerikaanse variant, uitdrukkelijk ook bedoeld voor kleinere ondernemingen.
Als genoeg schuldeisers het aanbod accepteren (onderhands aanbod) dan kan het bedrijf de rechter vragen om dat aanbod goed te keuren (homologeren). De rechter moet beoordelen of een bedrijf op zichzelf levensvatbaar is, maar voornamelijk door uitzonderlijke omstandigheden (denk aan de pandemie) in moeilijkheden is geraakt. Gaat de rechter akkoord, dan worden ook de schuldeisers die niet hebben ingestemd met het akkoord, gebonden aan dit akkoord.
Covid als aanjager
AGU (tachtig medewerkers) lijdt al enige tijd verlies. In 2022, het laatste jaar waarover resultaten zijn gemeld, had het bedrijf een verlies van 1,79 miljoen euro. De omzet was 54,5 miljoen. AGU had in 2022 een schuld van 28,7 miljoen, waarvan 12,5 miljoen aan belastingen en sociale premies.
Het bedrijf is niet het enige bedrijf in de fietsbranche dat het moeilijk heeft. „Tijdens de Covid 19-crisis hadden bedrijven in deze sector te maken met een onvoorziene, historisch hoge vraag”, stelt Lennart Verhoef, die bij accountants- en adviesbedrijf EY ondernemingen helpt te herstructureren. Hij was onder meer betrokken bij de afwikkeling van het faillissement van fietsenfabrikant VanMoof.
„Als gevolg van de lockdowns was de toelevering van de fietsbranche zwaar verstoord”, zegt Verhoef. „De toeleveringsketens zijn hier vaak lang en ingewikkeld. Verder waren de voorraden laag. Door deze combinatie konden fietsproducenten simpelweg niet produceren en leveren.”
Zo stegen de afzetprijzen van fietsen sterk. Bedrijven wilden hiervan profiteren en reageerden door onder meer grote bestellingen te plaatsen, maar ook hun capaciteit uit te breiden. Doordat de vraag toenam, waren de prijzen waartegen nieuwe voorraden gekocht werden hoog. „Na de pandemie stortte de vraag naar fietsen en fietsaccessoires in”, aldus Verhoef. Consumenten konden ook weer diensten afnemen in plaats van alleen producten. Bovendien stegen de kosten voor levensonderhoud. „Vervolgens kwamen de bestelde, dure voorraden binnen. Daardoor kwamen veel producenten met zowel overcapaciteit als een hoge voorraad te zitten.” Dit is volgens hem de reden dat de fietsbranche het nu moeilijk heeft.
Brancheorganisaties RAI Vereniging en Bovag meldden in februari dat de omzet van de fietsbranche in 2023 verder is gestabiliseerd. Vorig jaar zette de sector 1,4 miljard euro om (3,7 procent minder dan in 2022). Dat was 16,5 procent meer dan vóór de pandemie, in 2019. In 2023 werden 804.000 fietsen verkocht (2022: 855.000).
Nu binnenkort duidelijk wordt hoe AGU wil reorganiseren, vrezen sommige (kleinere) schuldeisers dat de Whoa-procedure voor hen nadelig zal uitpakken. In de vakpers zeggen toeleveranciers bang te zijn dat de herstructurering vooral in het voordeel uitpakt van de Belastingdienst.
De Whoa beschermt echter kleinere schuldeisers (gemeten in omvang van de onderneming); zij moeten minimaal 20 procent van hun vordering krijgen. Schuldeisers mogen niet slechter af zijn dan bij een liquidatie van de getroffen onderneming.
Damen (AGU) bezweert dat fabrikanten die AGU voorzien van fietsproducten voor de verkoop geen last hebben van de Whoa. „En dealers sowieso niet”, zegt ze. „Zij krijgen de service die ze gewend zijn.” Ook consumenten kunnen online gewoon bestellen, verzekert ze. Graag ook de laatste geel-witte Jumboshirts.
Het zou zo op zijn grafsteen kunnen: ‘1-2-FUCK-YOU!’ De wijze waarop Steve Albini altijd aftelde voordat zijn punkband Big Black losbarstte in een razende tornado van bruut en bijtend gitaargeweld, was de perfecte samenvatting van zijn recalcitrante levenshouding. Aan dat leven kwam dinsdag na 61 jaar een eind: in zijn woonplaats Chicago stierf de zanger-gitarist, punkpurist en beroepsprovocateur die zou uitgroeien tot legendarische producer in zijn woonplaats Chicago aan een hartaanval.
Zijn dood komt als een schok, en de timing is wrang. Volgende week verschijnt – na tien jaar – de zesde plaat van zijn noise-trio Shellac, waarvan hij afgelopen oktober nog meerdere nummers vertolkte in de Amsterdamse Paradiso.
Albini (1962) deed altijd alles anders dan anderen. Als ultiem statement dat punk nog altijd kaler en simpeler kon, trad hij met Big Black op zonder drummer, maar met de goedkoopst mogelijke drumcomputer. Om extra venijn uit zijn gitaar te toveren, schraapte hij met een metalen (in plaats van plastic) plectrum over de snaren. Hoe harder het kraste, hoe beter. En als dat woede of walging opwekte, was dat alleen maar beter. Daarom vernoemde hij zijn volgende band naar een Japanse superheld die voor de verandering nou eens niet de wereld redde, maar vrouwen verkrachtte: Rapeman.
„Mijn hele leven heb ik alles bekeken door de lens van punkrock”, duidde hij zijn tegendraadsheid. Toen hij ook andere (underground)bands begon op te nemen, ontdekte hij zijn ware roeping. Hij wilde de muziek van zijn geestverwanten zo eerlijk mogelijk vastleggen: kaal, direct, zonder opsmuk. Het mocht piepen, kraken en knarsen, net als het echte leven.
Lees ook De vijf persoonlijkheden van Steve Albini
Nirvana
Omgekeerd vonden bands in Albini het luisterend oor waar ze al zolang naar verlangden. Eindelijk was er iemand die hen begreep, en niet hamerde op hits of een radiovriendelijk geluid. Talloze muzikanten (The Jesus Lizard, Pixies, PJ Harvey, The Breeders en Low) namen met (of dankzij) hem cruciale platen op.
Daarbij gold wel een belangrijke voorwaarde: Albini weigerde ‘producer’ te worden genoemd, maar uitsluitend ‘engineer’. Hij wilde zich uit principe niet mengen in het creatieve proces door samen met muzikanten aan hun nummers te sleutelen, maar moest de muziek alleen zo goed mogelijk zien te documenteren. Om die onderdanige rol te benadrukken droeg hij in de studio altijd een blauwe overall. Zodra alle microfoons goed stonden opgesteld en de taperecorder liep, zat zijn werk erop. Vandaar dat hij achter de knoppen ging scrabbelen, online pokerde of veganistische kookblogs schreef.
Zijn groeiende reputatie als audiofiele nerd en boekstaver van belangrijke bands leidde tot zijn grootste wapenfeit. Na het monstersucces van het (platgeproduceerde) hitalbum Nevermind vroeg Nirvana, destijds de grootste band ter wereld, of Albini de opvolger In Utero (1993) wilde opnemen. Hij gaf het trio het rauwe en gortdroge geluid waar ze zo naar snakten. Van de plaat werden uiteindelijk vijftien miljoen exemplaren verkocht (al liet de verbijsterde platenmaatschappij eerst nog wel de scherpste randjes eraf mixen).
Punkprincipes
Na zo’n gigantisch commercieel mainstreamsucces zou voor veel collega’s een zorgeloos rentenierend bestaan lonken, maar niet voor een oproerkraaier met punkprincipes. Doorgaans delen producers mee in de royalty’s van de band, maar Albini achtte het „ethisch onverdedigbaar” om levenslang mee te liften op andermans creativiteit. In plaats wilde hij eenmalig „betaald worden als een loodgieter”, schreef hij vooraf in een strenge brief aan Nirvana. „There’s no fucking way I would ever take that much money. I wouldn’t be able to sleep.”
Hij bleef zich keren tegen grote graaiers uit de muziekindustrie en waarschuwde voor platenmaatschappijen die artiesten gouden bergen beloofden, maar ze uiteindelijk toch altijd weer leegzogen. „Here is the math that will explain just how fucked they are”, schreef hij in het essay ‘The Problem With Music’. Het werd een toonaangevend manifest voor aanstormend indietalent, waarin hij genadeloos doorrekende hoeveel geld er bij alle buitenstaanders (platenbonzen, producers, promotors, managers, etc) aan de strijkstok bleef hangen… en bandleden nagenoeg niets overhielden.
In zijn studio – Electrical Audio, in Chicago – bleef hij naast grote namen ook obscure (en dus minder kapitaalkrachtige) bands opnemen. Om de boekhouding kloppend te houden, boorde hij een andere lucratieve bron aan: zijn pokertalent. Hij won verschillende grote toernooien. Het leidde tot iconische foto’s, waarop de producer van Nirvana achter een groene tafel vol fiches zat te grijnzen in een T-shirt van de Belgische punkband Cocaine Piss die hij net had opgenomen. „Pokeren is het enige wat ik voor het geld doe”, zei hij erover. „Een studio hebben is een grotere gok dan een potje kaarten.”
En hij mocht dan het imago hebben opgebouwd van een „cynische lul” (aldus Nirvana-drummer Dave Grohl), de laatste jaren begon hij zich steeds vaker – onder meer op X – te verontschuldigen voor zijn sick jokes, aanstootgevend gedrag én de bandnaam Rapeman. Al het bluf- en liegtalent dat hem zo goed van pas kwam aan de pokertafel, wilde hij niet in de rest van zijn leven gebruiken, zwoor hij. „Ik ben geen psychopaat.”
In juni 1944 werd in de administratiebarak van Kamp Westerbork, waarvandaan wekelijks treinen met gevangenen naar de vernietigingskampen in het oosten vertrokken, een opera opgevoerd, geschreven en gespeeld door Joodse gevangenen. Ze kregen daar toestemming voor van kampcommandant Gemmeker – in ruil voor uitstel van transport naar het oosten.
Gemmeker zat op de eerste rij. Hij heeft gelachen, volgens historicus Ad van Liempt, die in de podcast aan het woord komt, maar niet geklapt, Duitsers klapten niet voor Joden.
Ludmilla was een parodistische opera, er zaten dubbele bodems en verwijzingen naar de naziterreur in. Vlak na de opvoering werden de makers op transport gesteld. Moesten ze hun daad van verzet met de dood bekopen en waarom kozen ze voor een opera en niet voor cabaret? Ze hadden al vaker cabaretvoorstellingen in de administratiebarak opgevoerd.
In 2012 werd de handgeschreven partituur van de opera teruggevonden, in de nalatenschap van de Joodse pianist-schrijver Ida Simons. Zij zat ook in Westerbork en overleefde de oorlog. In deze zeer indrukwekkende podcast komt de opera tot leven en horen we hoe hij geklonken heeft. Kromer laat hem opvoeren op de plaats van toen, Kamp Westerbork.