Rotterdam als internationale operahotspot: in ‘Die Walküre’ laat dirigent Yannick Nézet-Séguin Wagner-sopranen gloriëren zoals je het maar zelden hoort

Een vriendschap die rijpt als wijn: door er niet van te drinken, wordt-ie rijker. Zo omschrijft dirigent Yannick Nézet-Séguin zijn relatie met het Rotterdams Philharmonisch Orkest, waarvan hij tussen 2008 en 2018 de geliefde chef was. Sindsdien komt hij – inmiddels Musical Director van de Metropolitan Opera in New York – jaarlijks terug. De voortgezette samenwerking leidde twee jaar geleden tot een prachtuitvoering van Wagners Das Rheingold en werd vrijdag vervolgd met Die Walküre, het tweede deel uit Wagners epische operavierluik Der Ring des Nibelungen.

Voor Wagnerianen gaat 2024 zo dus met vliegende vaart uit de startblokken. Na een reeks Walküre-opvoeringen aan de Brusselse Muntopera (januari) en de energieke authentieke uitvoering onder Kent Nagano vorige maand in de ZaterdagMatinee is de Rotterdamse Walküre al de derde in één kwartaal.

Die Walküre biedt een gecomprimeerde Wagner-beleving met alle hoge toppen en diepe dalen van liefdesextase, strijd en familieverraad. Maar Nézet-Séguin – teamplayer pur sang – is geen dirigent die uitersten vet aanzet. Zijn benadering is genuanceerd, gelaagd en helder – de oren gericht op de instrumentgroep of zanger die centraal staat. In de eerste akte viel direct op hoe gretig en welwillend de musici op zijn wenken reageerden, hoe één rollende rugspier de hele groep altviolen meteen steviger in de snaar deed grijpen.

Grootse vrouwenrollen

Hoe pint deze Walküre zich vast in het geheugen? Primair als een avond van subtiel orkestspel en grandioze vrouwenstemmen. Hitsig opruiend klinkt vaak de scène waar Siegmund zijn heldenzwaard Nothung uit de essenstam trekt, maar hier was ook ruimte voor bedachtzaamheid. Het orkest speelde pas voluit waar Siegmund sneuvelt, dáár geselden de dissonanten als flitsend staal je oor. Nog een plek van memorabele eigenheid: de Walkürenritt die bijna dansant begon en allengs won aan krijgslust. Zo gaf Nézet-Séguin het drama steeds op eigen wijze vorm – intelligent en helder.

Over krijgslust gesproken: zelden beleef je zo’n parade aan gloriërende vrouwenstemmen. Met haar zorgvuldige dictie, passende theatrale ernst en stralend ruime stem maakte de Zuid-Afrikaanse sopraan Elza van den Heever een ideaal roldebuut als Sieglinde. Van olympische buitencategorie was Tamara Wilson als Brünnhilde. Moeiteloos vulde ze De Doelen, haar fameuze „hojotoho’s” met zoveel klaroenkracht de zaal in mitraillerend dat honderden monden er simultaan van open zakten, terwijl ze óók prachtig en helder zacht zong. Haar acht Walküre-zussen bezaten allen puike, ruime stemmen. Opgesteld over de breedte van het podium overspoelden ze gemakkelijk het hier toch óók uitpakkende orkest.

In heldenkracht en vocale veelzijdigheid overtuigden de mannelijke solisten net minder. Solomon Howard miste als Hunding de subtiliteit om werkelijk eng te zijn. Tenor Stanislas de Barbeyrac bezit een elegante, lyrische tenor, maar zijn Siegmund kan nog rijpen in dictie en heldenkracht. De Wotan van Brian Mulligan was mooi menselijk, maar – opboksend tegen het orkest – verlangde je soms naar meer goddelijk gemak en gewicht. Anderzijds: ‘Wotans Abschied’ was juist door de geboden intimiteit ontroerend. In het orkest glinsterde alweer de belofte van nieuwe verwikkelingen op. Nog twee jaar wachten: dan is Nézet-Séguin (april 2026) terug met het vervolg Siegfried.

Op 2 mei (R’dam) en 6 mei (A’dam) leidt Yannick Nézet-Séguin opnieuw het Rot. Phil. Orkest, dan met werken van oa Price en Brahms.