‘Kijk, dit bedoel ik met dat droeftoeterige groen.” Els de Vos wijst naar een plantsoen bij haar in de buurt, Amsterdam-Oost, Watergraafsmeer. „Als ik uit een lange coma zou ontwaken en ik keek naar buiten, wist ik met dit uitzicht niet in welk seizoen ik wakker was geworden, alles groen, alles hetzelfde.”
De Vos pleit al jaren voor diversiteit in de openbare ruimte, zo hebben niet alleen de insecten jaarrond te eten, maar weet je ook in welke maand van het jaar je je bevindt mocht je na een lange periode van afwezigheid de straat weer op gaan. Daarom heeft ze regelmatig gesprekken met de plantsoenendienst van de gemeente Amsterdam en beheert ze samen met een groep vrijwilligers enkele groene zones in haar buurt: ‘Natuur, je beste buur’. Dankzij een project van Landschap Noord-Holland en met steun van de toenmalige beheerder Sportparken Amsterdam Oost kon ze dit idee samen met haar buurvrouw uitwerken.
Die groene zones bevinden zich tussen de sportvelden vlak bij haar huis in de Watergraafsmeer. Je kunt er schaatsen, tennissen, atletieken, jeu-de-boulen, voetballen, hockeyen en honkballen. Er viel op die eentonige vlaktes van ijs, kunstgras, gravel en kortgemaaid voetbalgras weinig te halen voor liefhebbers van de natuur. Maar wat zich ertussen bevond, daar zag De Vos haar kans schoon.
Ze ging met haar buurvrouw folderen in de buurt en dat leverde aardig wat vrijwilligers op. Mensen die er zin in hadden om op zaterdagen de handen uit de mouwen te steken, om bijvoorbeeld stroken Canadese guldenroede te wieden. Die plant is weliswaar mooi, maar hij woekert en er komt niets anders meer tussen. Voor je het weet heb je een monocultuur en hebben de insecten maar één enkele periode van het jaar te eten, om daarna te verhongeren.
Els de Vos (op de foto rechtsonder, linksonder op de bank) en vrijwilligers aan het werk in het bermenparadijs in de Amsterdamse Watergraafsmeer. „Ik ben geen bioloog, geen ecoloog, maar vergeleken met de meeste mensen weet ik aardig wat.”
Foto’s: Simon Lenskens
Plasdrasveldjes en paddenpoelen
„Het begon met die phacelia”, zegt De Vos, „een Amerikaanse plant met paarse bloemetjes. Goed voor de bijen en de hommels, hoor, begrijp me niet verkeerd, maar ik heb er een tyfushekel aan.” Ze verontschuldigt zich voor haar taalgebruik en wijt het aan haar Amsterdamse roots. „Ik heb het recht een hekel te hebben aan bepaalde planten en die phacelia is er een van. Hij stond overal en je zag natuurlijk wel vlinders en bijen, maar toen er een paar keer verkeerd werd beheerd door de gemeente – doen ze nooit, hoor, verkeerd beheren, echt nooit – veranderde het stuk grond in een grasveld vol brandnetels en drek. Zo begon ik in 2005 ‘Natuur, je beste buur’.”
Door haar inspanningen veranderden de randen langs de sportvelden langzaamaan in een walhalla voor insecten, amfibieën, zoogdieren en vogels. Er werden vlakkere walkanten aangelegd zodat pulletjes het water uit konden klauteren, er kwamen plasdrasveldjes, paddenpoelen, ijsvogelwanden, uittreedplaatsen voor kikkers, padden en salamanders, vleermuiskasten en honderdvijftig vogelnestkastjes. En als klap op de vuurpijl werd daar in 2012 de Vlinderidylle aan toegevoegd, een strook van 200 meter berm langs een voetbalveld waar hommels, bijen en vlinders het hele jaar verzekerd zijn van voedsel. Alles wat niet inheems was moest van De Vos wijken voor oorspronkelijke planten. Dus weg phacelia en Canadese guldenroede, welkom ossentong, winterakonietjes, dovenetel, hondsdraf en speenkruid.
„Ik zag dit jaar in februari al de eerste vlinder en dan is het wel handig als er iets te eten is. Krokussen bijvoorbeeld, en dan niet die giftige uit de tuincentra, maar de biologische, anders vallen ze er na hun eerste maaltijd al direct dood bij neer. Dan denkt zo’n metselbij aan het einde van de winter: ‘Hé, het zonnetje schijnt, lekker, ik vlieg maar eens naar buiten’, en dan is het meteen einde verhaal. In de Vlinderidylle staat dus altijd wel iets in bloei en hoeven insecten geen kilometers te vliegen voor hun ontbijt.”
Even obsen
De vlinderidylle was ooit een initiatief van de Vlinderstichting. Er zijn veel meer van die idylles in Nederland, maar De Vos wilde er per se een beheren voor Amsterdam. Ze voegde die idylle toe aan haar eigen project en al die inspanningen leverden haar uiteindelijk een primeur op: ze zag daar, in haar bermenparadijs, het eerste scheefbloemwitje van de Watergraafsmeer, een vlindertje dat oprukt uit het zuiden maar dat nog altijd een zeldzaamheid is. De vlinderstand is in haar buurt op enkele plaatsen vervijfhonderdvoudigd, zoals in de plantsoenen rond haar huis waar ze een nulmeting deed vlak voordat de uitheemse groene struiken werden ingewisseld voor inheemse planten.
Tussen 1 april en 1 oktober tellen vrijwilligers wekelijks het aantal soorten op dagen dat het kwik boven de 15 graden Celsius uitstijgt, het niet regent en het niet harder waait dan windkracht vier. Die tellingen lieten eerst een spectaculaire stijging zien, maar inmiddels is sprake van achteruitgang en lopen de aantallen net als op andere plaatsen in Nederland terug.
De Vos zet haar fiets bij het begin van de Vlinderidylle neer. De grasvelden van de voetbalclub liggen monotoon tegen de ontkiemende bermen aan. Over drie dagen begint ze hier met vrijwilligers aan een nieuw natuurseizoen. Her en der vist ze een stukje plastic uit de border. „Ik vond ook een keer een briefje van vijftig tussen de planten. Dat heb ik maar als een eenmalige donatie beschouwd.”
Foto’s: Simon Lenskens
Ze pakt een paar doorzichtige potjes uit haar fietstas en draait de dopjes er alvast vanaf. Ze vangt er insecten mee die ze niet goed kan thuisbrengen. Eenmaal in het potje maakt ze er een foto van en stuurt die naar de ObsIdentify-app op haar telefoon, waarna de soortnaam onmiddellijk op het scherm verschijnt. Ze heeft er zelfs al een werkwoord voor bedacht: even obsen. „Ik ben geen bioloog, geen ecoloog, ik weet weinig, maar vergeleken met de meeste mensen weet ik aardig wat.”
Ze tilt het blad van een dovenetel op om op zoek te gaan naar haar lieveling: de dovenetelgraafwants. Die laat zich wel zien, maar niet vangen. Dus verder maar, langs ereprijs en smeerwortel, met boven in de takken de vink, de tjiftjaf en de pimpelmees. Er komt een metselbij langs gevlogen en op een rietstengel zit een grote schietmot. De Vos ziet en hoort alles.
„Kijk nou, er zit hier een beestje waarvan ik werkelijk niet weet wat het is.” Ze bukt en wijst en passant naar wat kruipende soldaatjes. Ze houdt het doorzichtige buisje onder een blad en laat het onbekende insect erin vallen. Het betreft een vliegje met korte antennes. „Ik denk een rouwvlieg, nu ik hem goed bekijk, maar ik wil het zeker weten, even obsen, dus.” Ze stuurt een foto naar de app: 99 procent zekerheid dat dit een vroege rouwvlieg is. De Vos zet hem terug op het blad van een koekoeksbloem en wijst naar een hooiwagen en naar een brandnetelblad dat is omgekruld. Daar zit iets in verborgen, en als je zorgvuldiger kijkt zie je overal blaadjes van brandnetels die zijn dichtgevouwen omdat ze eitjes of iets anders herbergen.
Foto’s: Simon Lenskens
Een beetje doorlopen
Els de Vos stopt om de haverklap met lopen, om zich te verwonderen, te verlekkeren, en de tijd te vergeten. En dan te bedenken dat er met regelmaat een bal in wordt getrapt, maar dat vindt ze niet erg. Die toeschouwers staan daar voor het voetbal, maar als ze zich omdraaien zien ze vlinders en bijen en als ze geluk hebben een duikende ijsvogel. Haar man zegt regelmatig tegen haar: „Els, je kunt ook gewoon een beetje doorlopen.” Maar dat kan ze nu juist niet. Ze staat overal stil. Haar man kort fietstochten op voorhand in om te voorkomen dat ze aan het einde van de dag in het donker verdwalen.
„Blijf zitten, vriend”. Ze is alweer gestopt met lopen. Ze praat tegen een blinde bij, die schichtig heen en weer vliegt. Ze vertelt dat de blinde bij geen bij is maar een vlieg. Ze weet meer dan ze doet voorkomen. Ze wijst naar een viltvlekzandbij, naar een zwartgerande tuinslak en daarna naar een kikker zo groot dat het wel een uitheemse soort lijkt. Voor de zekerheid wordt hij ge-obst, het blijkt toch een gewone groene kikker te zijn, maar dan wel de grootste soort: de meerkikker.
Het rafelrandje natuur biedt houvast aan ongeziene dieren. Zoveel soorten als er verscholen zitten op een plek die doorgaans wordt bezocht door mensen die enkel oog hebben voor een bal. Tegen het einde van de tocht begint het zachtjes te regenen. De insecten trekken zich onder de bladeren terug. „Holy shit, blijf zitten jij.” Ze richt haar camera opnieuw op de dovenetelgraafwants, maar weer is ze te laat. Het zevenstippelig lieveheersbeestje laat zich wel fotograferen en ook de spin die is gevangen door een spin. Tweehonderd meter is kort als het gaat om een sprintje over het voetbalveld, maar duurt aangenaam lang aan de hand van Els de Vos.
De belangrijkste aanmeldlocatie voor Oekraïense vluchtelingen in de Utrechtse Jaarbeurs laat al maanden amper mannen toe. Ook stellen zonder minderjarige kinderen zijn er niet welkom. Dit terwijl alle Oekraïense vluchtelingen volgens Europese afspraken recht hebben op opvang.
Vanwege een tekort aan opvangplekken, sloot de aanmeldlocatie in februari in eerste instantie tijdelijk haar deuren, onduidelijk was voor hoelang. Vervolgens is de opvanglocatie nooit meer helemaal opengegaan. Vrouwen, gezinnen met minderjarige kinderen en kwetsbaren mogen er nog wel naar binnen. Of iemand kwetsbaar is, wordt aan de aanmeldbalie besloten.
Wanneer en of de aanmeldlocatie voor alle Oekraïense vluchtelingen opengaat, is onduidelijk. Volgens het ministerie is die beslissing aan de Veiligheidsregio. De Veiligheidsregio Utrecht veranderde afgelopen maanden meerdere keren de voorwaarden om weer open te gaan.
De aanscherping lijkt impact te hebben op het aantal aanmeldingen van Oekraïense vluchtelingen. Begin april was het aantal aanmeldingen volgens interne cijfers van het ministerie meer dan gehalveerd, naar 180 per week. Momenteel staan in totaal bijna 110.000 Oekraïners geregistreerd bij Nederlandse gemeenten.
In Jaarbeurshal 5 kruipt een jongetje van een jaar of vier bij een medewerker op schoot. Het is tien uur in de ochtend. Zijn moeder ligt nog in bed, net als de meeste andere vluchtelingen die in de hal worden opgevangen. Op zijn computer zoekt de medewerker naar rode sportauto’s. Bewonderend wijst het jongetje naar het scherm.
„De kinderen hier hunkeren naar warmte en aandacht van ons”, zegt Paul van Koppen. De vijftiger op blauwe hardloopschoenen is namens de Veiligheidsregio Utrecht locatiemanager van de opvang. „Dit mannetje spreekt goed Engels. What the fuck, zei hij laatst tegen me.”
Het jongetje merkt dat het over hem gaat. Plagerig steekt hij zijn tong naar Van Koppen uit. „Hé”, zegt die op een gespeeld strenge toon. „Who’s the boss?!”
Even later zit het jongetje op zijn knietjes op tafel. Hij grijpt de gezelschapsspellen en puzzels, en schudt de dozen een voor een leeg.
Het is het voorjaar van 2024, de opvangcrisis speelt zich in Nederland op verschillende plekken af. Jaarbeurshal 5 in Utrecht is de belangrijkste centrale aanmeldlocatie voor Oekraïense vluchtelingen. Maar terwijl de oorlog voortduurt en Oekraïners naar Nederland blijven komen, laat de Jaarbeurs steeds minder vluchtelingen binnen.
NRC keek er gedurende drie maanden verschillende keren mee, en zag hoe Jaarbeurshal 5 eigenhandig de toelatingscriteria voor Oekraïense vluchtelingen veranderde. Mannen in hun eentje krijgen er al maanden geen bed meer. Ook stellen zonder jonge kinderen worden weggestuurd. Het ministerie werd van die nieuwe criteria op de hoogte gebracht en protesteerde niet tegen dat besluit, zegt Van Koppen: „Ik heb er niets over gehoord.”
Paul van Koppen is ruimhartig met zijn tijd en openhartig over beslissingen. „We moeten in Nederland maar eens nadenken hoe we verder willen”, zei hij in februari, toen de deuren van Jaarbeurshal 5 tijdelijk gesloten waren omdat er niemand meer bij paste. Waar de mensen die bij de Jaarbeurs worden afgewezen dan naartoe gaan, is niet bekend. „Dat is ook niet ons probleem”, zei Van Koppen.
Wie zijn er nog welkom?
Februari
Een koude februari-ochtend. Oekraïens-Nederlandse tolk Nadjia Timmermans-Kadenko staat bij de ontvangstbalie van Jaarbeurshal 5. Ze werkte als hondentrainer in Nederland toen in februari 2022 de oorlog uitbrak. Bij de Jaarbeurs ging ze aan de slag als vrijwilliger, al snel werd ze door de Veiligheidsregio Utrecht in dienst genomen om er te tolken. Het kabinet gaf de Veiligheidsregio’s, gespecialiseerd in regionale crisisbeheersing, de opdracht opvang voor Oekraïense vluchtelingen te organiseren. Dat geeft meer vrijheid om eigen regels te maken. Timmermans-Kadenko had amper ervaring met vluchtelingen, maar het werk ging vanzelf. „Ik hielp getraumatiseerde mensen die net uit de oorlog kwamen, gaf emotionele hulp. Het was niet alleen registreren en plaatsen. Je was er voor hen, als mens.”
Hoewel de Jaarbeurshal al twee jaar voor de eerste opvang van Oekraïners wordt gebruikt, ademt de ruimte tijdelijkheid. De eenvoudige houten bedden met geel beddengoed staan in een grote hal met een grijze betonnen vloer. Er is een systeemplafond, het licht komt van tl-balken. De slaapruimte wordt van de ‘recreatieruimte’ gescheiden met afzetschermen. De ‘visitors area’ beslaat enkele vierkante meters, gemarkeerd met afzetlint. Daarbinnen staan wat eenvoudige tafels, stoelen en een waterkoeler. Bezoekers komen er amper.
Meer dan twintigduizend Oekraïense vluchtelingen meldden zich afgelopen twee jaar hier aan de balie in Utrecht. In de Jaarbeurs krijgen ze een tijdelijk bed, terwijl er vanuit daar naar een meer permanente opvangplek wordt gezocht. Volgens Europese afspraken mogen Oekraïense vluchtelingen zeker tot 4 maart 2025 blijven. „Ik ben altijd voor opvang in de regio”, zei inmiddels demissionair staatssecretaris Eric van der Burg (Asiel en migratie, VVD). „En dit keer zijn wij de regio.”
Locatiemanager Paul van Koppen ziet de hele Oekraïense samenleving voorbij komen. Professoren, arbeiders, criminelen, huisvrouwen, militairen, prostituees. Hij zag mensen die er alles aan deden om in Nederland te verblijven: „Jongens uit Afrikaanse landen van een jaar of twintig met Oekraïense vrouwen van zestig. Zaten ze ver van elkaar, ieder aan een andere kant van de ruimte.” Hij zag meisjes vertrekken naar parkeerplaats P2 of P3, waar hij de autoramen zag beslaan. „Een half uur later kwamen ze weer terug naar de opvang.” Er meldde zich ook een veroordeelde moordenaar. „Die was heel open over dat hij vastgezeten had.”
Hij zag ook veel mensen die bijna alles verloren hadden, met hun laatste bezittingen in een plastic tas. Een vrouw in haar eentje, wier man en zoon in de oorlog waren omgekomen. Een paar maanden terug zette een Poolse ambulance een vrouw met open wonden op een brancard voor de deur, zegt Van Koppen. „We hebben haar meteen naar het ziekenhuis doorgestuurd.”
Oekraïense vrouwen in de opvang Mijn man is aan het vechten, jij bent hier. What the fuck kom jij hier doen?
Eigen regels
In de opvang heeft Paul van Koppen zijn eigen regels gemaakt. Om 22 uur doet hij het licht uit. „Dan gaan ze ook echt naar bed.” Om te zorgen dat de vluchtelingen „ook iets gezonds eten”, heeft hij een saladebar bij het buffet laten zetten. En om van mensen bij de balie te controleren of ze wel echt uit Oekraïne komen, vragen medewerkers daar naar hun paspoort. Bij twijfel vroegen ze eerst ook naar foto’s uit Oekraïne, „maar locatiegegevens zijn makkelijk te vervalsen”. De medewerkers van de Jaarbeurs controleren daarom soms ook bankgegevens. „Je kunt zien of ze in een supermarkt in Oekraïne hebben gepind”, zegt Nadjia Timmermans. Pas als Oekraïense vluchtelingen zich inschrijven bij gemeenten – dat is soms na weken verblijf in Nederland – worden ze door de immigratiedienst IND gecheckt.
Geleidelijk, „vanaf eind vorig jaar”, zagen de medewerkers een ander soort vluchteling aan de balie verschijnen. „Meer mannen”, zegt Nadjia Timmermans. „Met keurig ingepakte koffers.” Van Koppen zegt dat de Veiligheidsregio wilde onderzoeken wie ze waren. Daarop werd een vragenlijst opgesteld, die ze iedereen bij registratie voorleggen. „Uit welk land komt de persoon? Reden van komst naar Nederland?” Het antwoord was volgens de Utrechtse veiligheidsregio steeds vaker uit Polen of Tsjechië, en: voor werk. Een uitkomst die de Veiligheidsregio sinds afgelopen najaar regelmatig in de media communiceerde.
Moeten wij nu een opvang voor arbeidsmigranten worden, vroeg ook Van Koppen zich op televisie en in de kranten af. Hij vertelde wat er gebeurde toen de eerste man in zijn eentje zich in de opvang meldde. „Dat zal ik nooit vergeten. Die had enorme ruzie met de vrouwen die hier zaten. Ze zeiden: mijn man is aan het vechten, jij bent hier. What the fuck kom jij hier doen?”
Terwijl Oekraïense vluchtelingen gestaag naar Nederland blijven komen, maken gemeenten steeds minder plekken voor ze vrij. Eind februari zijn er naast de honderdveertig bedden nog vijftig stretchers in Jaarbeurshal 5 gezet. In de Jaarbeurs merken ze dat de doorstroom stokt. De Veiligheidsregio Utrecht besluit de deuren tijdelijk te sluiten. Vlak voor het aangekondigde moment staan er nog twintig Oekraïners voor de deur. Ze hadden in Telegramgroepen gehoord dat ze nog maar een paar uur hadden. Nadjia Timmermans: „Van die twintig waren er twee met een verhaal. De anderen kwamen om te werken, hadden in Tsjechië gezeten. Hier gewoond, daar gewoond. Dan denk je: voor die twee vluchtelingen doe ik dit werk.” In Nederland verblijven in totaal meer dan 110.000 Oekraïners.
Oud-medewerker Jaarbeurshal 5 Ik zie hier jonge jongens die niet naar het front willen. Wie ben ik om daarover te oordelen?
Maart
In Jaarbeurshal 5 rinkelt de telefoon op deze ochtend in maart haast onafgebroken. Zijn ze open? Is er nog een bed vrij? „Wij zijn de populairste telefoonlijn van Nederland”, zegt Paul van Koppen. Telefoon, weer. Hij wenkt Timmermans. Ze luistert geduldig naar het verhaal aan de andere kant van de lijn, maar weet haar antwoord al. Nee. Geen plek. De deuren zijn grotendeels dicht. Van Koppen: „We zijn open voor vrouwen, gezinnen met jonge kinderen en kwetsbaren. Wie kwetsbaar zijn? Dat bepalen we hier aan de balie.”
Niet langer hangt een grote Oekraïense vlag bij de ingang van de opvang. Wel waarschuwingsborden, dat er gefouilleerd wordt en tassen worden doorzocht. Officieel mogen de ingehuurde beveiligers van de Jaarbeurs niemand fouilleren, dat weet Van Koppen ook wel. „Weigeren staat vrij”, zegt hij. „Dan moet je alleen wel vertrekken.”
Bij de aanmeldbalie van Jaarbeurshal 5 staat een Oekraïense man in een verwassen spijkerjas. Drie man beveiliging houdt hem nauwlettend in de gaten. Van Koppen herkent de man meteen. „Hij heeft vorige week een woonplaats toegewezen gekregen”, zegt Van Koppen. „En nu klaagt hij over de plek.” Bij het aanmeldcentrum is de man op het verkeerde adres. „Je krijgt één kans”, zegt Paul van Koppen. Oekraïense vluchtelingen komen in Nederland terecht in oude kazernes, vakantieparken, kantoorgebouwen of op oude cruiseschepen. In appgroepen waarschuwen locatiemanagers elkaar voor rondreizende Oekraïners, die op zoek zijn naar betere opvanglocaties.
Van Koppen stuurde zelf Oekraïners terug naar het huis dat ze toebedeeld hebben gekregen. „Dat je een huisje op een vakantiepark weigert, vind ik echt ongelooflijk.” Hij vindt het lastig aan sommige medewerkers uit te leggen. „Medewerkers hier, ook alleenstaande moeders met kinderen, kunnen geen huis krijgen op plekken waar Oekraïners gewoon gratis mogen wonen.”
Iemand van de catering is gestopt, zegt Timmermans. „Ze vond vluchtelingen steeds ondankbaarder worden.” Ze begrijpt het wel. Van Koppen: „If you can’t stand the heat, get out of the kitchen.”
Juist over dat soort opvattingen is onrust ontstaan onder medewerkers van de Jaarbeurs. Sommigen medewerkers vinden dat er te veel geoordeeld wordt over de mensen die zich melden. Zij zagen hoe mannen uit Oekraïne slechts nog schoorvoetend een plekje kregen. Ze vinden dat belangrijke beslissingen over Oekraïense vluchtelingen worden gebaseerd op ‘onderbuikgevoelens’ van een groep medewerkers van de Jaarbeurs. Mannen kunnen toch ook op de vlucht zijn? „Ik zag jonge jongens die niet naar het front wilden”, zegt een oud-medewerker. Wie ben ik om daarover te oordelen?”
De Jaarbeurs is nu meer dan een maand dicht. Er zitten nog zo’n tachtig Oekraïners. Gemeenten moeten duizend ‘duurzame’ opvangplekken creëren voor de hal weer volledig open kan, zegt Van Koppen. Waarop dat aantal is gebaseerd? Hij haalt zijn schouders op. „Dat zou betekenen dat we in elk geval een maand lang probleemloos mensen kunnen uitplaatsen.” Timmermans’ contract wordt niet verlengd, omdat er met minder instroom minder werk is. Ze kijkt uit naar een andere baan.
De vragenlijsten die Oekraïners bij aankomst in de Jaarbeurs moesten invullen, zijn inmiddels onderwerp van publiek debat. De staatssecretaris schrijft in een brief van 5 maart aan de Kamer dat de vragen „geen wetenschappelijk onderzoek” zijn. Ze vormen slechts een „indicatie van de beweegredenen” om naar Nederland te komen. Hij schrijft ook dat iedere Oekraïner die zich meldt, recht heeft op bescherming, „ongeacht de beweegreden die zij aandragen”. De vragenlijst wordt nu onderzocht door een „extern onderzoeksbureau”, zegt Van Koppen. „Ik heb er nog niks over gehoord.”
April
Het aanmeldcentrum voor asielzoekers in Ter Apel is dagelijks in het nieuws, omdat er elke dag honderden mensen te veel verblijven. Asielzoekers slapen er op de grond. De locatiemanager van het COA stapte op. In een interview met Dagblad van het Noorden noemde hij de situatie in Ter Apel „bizar”. „Het is mijn verantwoordelijkheid om te zeggen: de bedjes zijn op, het kan gewoon niet.” De manager had zich al eerder afgevraagd waar „de stopknop” was.
In de linkerhoek van de Jaarbeurs slapen ondertussen nog enkele Oekraïners. Waar vlak voor de sluiting bijna tweehonderd Oekraïners in de Jaarbeurs verbleven, varieert het aantal nu tussen 5 en 25. Het aanmeldcentrum is nog steeds slechts gedeeltelijk open. Omdat er nu toch plek over is, wordt de Jaarbeurs gevraagd Ter Apel te hulp te schieten. Van Koppen krijgt een telefoontje van de Veilgheidsregio, een paar uur later zijn er bussen met 125 vrouwen en kinderen onderweg. „Ze dreigden er buiten te moeten slapen”, zegt Van Koppen. De asielzoekers komen van over de hele wereld: Syrië, Afghanistan, Eritrea. Met terugwerkende kracht bleken Oekraïners behoorlijk gedisciplineerd. De asielkinderen uit Ter Apel zorgen voor chaos in de hal „We hadden er op enig moment achtenenvijftig”, zegt Van Koppen. „Een geschreeuw en gegil. Ik kon hier zo een crèche beginnen. De beveiliging werd helemaal gek.”
Van Koppen zegt dat ze de nieuwe groep „echt een beetje hebben moeten opvoeden”. Een nieuwe regel: wie naar buiten gaat, moet zijn kinderen meenemen. Nadjia Timmermans: „Liepen hier twee peuters, bleek de moeder op pad.” Nadjia Timmermans is gebleven en omgeschoold tot juf, ze leert de kinderen Nederlandse woordjes. „Ze leren ontzettend snel.”
De mannen van de asielzoekers uit Ter Apel zijn niet welkom in de Jaarbeurs. Zij verblijven op andere locaties in Nederland. De Jaarbeurs wilde alleen vrouwen en kinderen opvangen. „Zo’n selectie heeft niet onze voorkeur, maar het sluit beter aan bij de Oekraïners die hier al verblijven”, zegt Josje Wiggers, manager opvanglocaties van de Veiligheidsregio Utrecht, terwijl ze door de hal loopt. Ze ziet „in de hele provincie” dat mannelijke vluchtelingen steeds minder welkom zijn. „Het heeft te maken met sentiment. Mensen denken dat mannen problemen geven. Is misschien geen gekke gedachte. Maar als ik naar onze asiellocaties kijk, is dat nooit waarheid geworden.”
Hoe kwetsbaar sommigen zijn, wordt duidelijk bij een van de mannen die nog wel in de Jaarbeurshal zit. Achter een kamerscherm ligt een Oekraïense generaal. Hij kan geen prikkels verdragen. Als hij uit bed komt, zit hij aan een van de formicatafels: zonnebril op, oortjes in, capuchon over zijn hoofd. Bij elk hard geluid springt hij op. Hij wil geen contact. De arts heeft antidepressiva voorgeschreven. Van Koppen: „Het is afwachten of die een beetje aanslaan.”
Hoe moet het verder met de opvang in de Jaarbeurs?
Waar Van Koppen eerder zei dat er duizend plekken door heel Nederland nodig zijn om volledig open te gaan, laat een woordvoerder van de Veiligheidsregio weten dat die inmiddels tweeduizend plekken wil.
In een reactie zegt een woordvoerder van het ministerie van Justitie en Veiligheid dat het aan de „Veiligheidsregio zelf is” of en wanneer het aanmeldcentrum weer voor iedereen opengaat. Oekraïense vluchtelingen, zo laat het ministerie weten, kunnen zich nog wel zelfstandig bij gemeenten melden voor een opvangplek -– ook mannen.
Op een besloten bijeenkomst voor locatiemanagers van Oekraïne-opvanglocaties in april vertelt het ministerie dat „heropening voor alle groepen” op korte termijn niet wordt verwacht. Ook wordt een sheet getoond waarop staat dat de sluiting van het aanmeldcentrum „impact lijkt te hebben op het aantal aanmeldingen”. Begin april was het aantal nieuwe Oekraïense vluchtelingen meer dan gehalveerd, naar 180 per week. Paul van Koppen draait de redenering om. „Er komen minder Oekraïners naar Nederland”, zegt Paul van Koppen. „Als ze er niet zijn, waarom zou je dan opengaan?” Volgens hem werpt de beslissing van de Veiligheidsregio een vraag op: „Zou je zoiets niet ook kunnen doen op het gebied van asielzoekers? Je ziet dat als wij zeggen: we zitten vol, dat dat verschil maakt.”
Lees ook Oekraïense vluchtelingen weten dat terugkeer er voorlopig niet in zit
Manja Kerstholt, de directeur van het Utrechtse Bevrijdingsfestival, loopt door de blubber van het Utrechtse Park Transwijk. Op het gras waar zondag bezoekers komen springen op de klanken van artiesten als Claude, De Bankzitters en Rolf Sanchez staat nu een dikke laag water. Waar foodtrucks overheen moeten rijden, is het zand veranderd in een modderpoel. De directeur kijkt elk uur op Buienradar en op al die andere buienapps, ook al weet ze dat het geen zin heeft. Omdat een onweersbui toch weer net lángs het park kan trekken. En omdat constant checken van toekomstige buien niet helpt bij het voorkomen ervan. „Maar toch doe ik het”, zegt ze. „Want het weer is nu eigenlijk allesbepalend voor de toekomst van Bevrijdingsfestivals.”
Dit is de rekensom. Een strakblauwe hemel boven Utrecht leidt naar verwachting tot zo’n 40.000 bezoekers. Die drinken gemiddeld een drankje of drie en eten nog wat. Door de zon blijven ze langer en consumeren ze meer. Maar toen het vorig jaar in Utrecht aan het begin van het festival hard regende en waaide stonden er slechts 3000 mensen op het terrein. En het was al een editie die maar nipt door kon gaan vanwege de financiële zorgen. Uiteindelijk ging de zon alsnog schijnen, waardoor in totaal 27.000 bezoekers kwamen opdagen. Maar het festival leed wel verlies, dat uiteindelijk werd gedekt door een van de sponsoren. Wél in de vorm van een lening, dus nu is er sprake van een schuld.
Gratis bevrijdingsfestivals hebben het financieel zwaar. De kosten voor festivals zijn gestegen sinds corona: de prijzen gingen omhoog, beveiligers zijn duurder, vergunningen regelen vanwege stikstof-uitstoot kost geld. En wie geen kaartverkoop heeft om die stijgende kosten mee te verrekenen, loopt daardoor meer risico. Vooral omdat het aantal verkochte biertjes voornamelijk afhankelijk blijft van de zon.
Daarom kwam er begin dit jaar vanuit het Rijk een eenmalige bijdrage van in totaal 1 miljoen euro, na een aangenomen motie van VVD-Kamerlid Pim van Strien. De veertien Bevrijdingsfestivals in Nederland – vrijwel allemaal stichtingen zonder winstoogmerk – worden daarnaast al jarenlang met subsidies gesteund vanuit gemeenten en provincies.
Toch is de eenmalige, extra bijdrage vanuit Den Haag volgens de festivals niet genoeg. Zonder structurele, landelijke steun kunnen de gratis festivals op lange termijn niet blijven bestaan. Dat zeggen de festivals van Zwolle en Utrecht en de Roermondse burgemeester Yolanda Hoogtanders (VVD), de stad waar dit jaar het landelijke startsein wordt gegeven. Ze vinden het alle drie belangrijk dat de festivals gratis blijven, zodat ze toegankelijk zijn voor iedereen.
Maar ook dit jaar zorgt regenval al vóór 5 mei voor problemen. In gaststad Roermond barstte deze week een ongekend noodweer los: hoosbuien, hagel en onweer. Dat leidde volgens burgemeester Hoogtanders meteen weer tot extra kosten. Een deel van het podium moest opnieuw worden opgebouwd en het overtollige water werd weggepompt.
De gemeente Roermond en de provincie ondersteunen het festival dit jaar ieder voor ruim een ton. Hoogtanders: „Vrijheid is niet vanzelfsprekend en wordt soms zelfs bevochten. Daarom zijn Bevrijdingsfestivals heel belangrijk. En het risico van slecht weer wordt nu neergelegd bij diezelfde festivals.” Ze vindt het onzin om te stellen dat Bevrijdingsfestivals die zonder flinke subsidie niet quitte kunnen draaien, blijkbaar te weinig draagvlak hebben. „We zien juist dat er tienduizenden mensen op af komen, behalve als het heel slecht weer is. Het is té belangrijk, daarom moet het Rijk de festivals helpen.”
Peanuts
Hans Laroes, bestuurslid van het Bevrijdingsfestival in Zwolle, zegt dat er dit jaar al „vier tot zes” festivals zouden zijn omgevallen als Den Haag het miljoen niet beschikbaar had gesteld. Volgens hem laat het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) in de gesprekken doorschemeren de festivals structureel te zullen gaan steunen. „Maar een miljoen per jaar voor veertien festivals is niet genoeg. We hebben echt meer nodig.” Laroes zegt dat het gevraagde bedrag voor de rijksoverheid „peanuts”. „Zeker als je beseft waar dit om draait. Namelijk: aandacht voor vrijheid, die door de conflicten in Gaza en Oekraïne misschien wel meer onder druk staat dan ooit.”
Volgens de organisatoren is het een mythe dat het geld vooral naar artiesten gaat, zij zouden een gereduceerd tarief vragen. Ook de beroemde helikopter, waarmee zangers van het ene festival naar het andere worden gevlogen, gaat niet van de begroting af: daar draait Defensie voor op.
Het ministerie van VWS laat weten dat het departement vindt dat festivals in eerste instantie vanuit de maatschappij en gemeenschappen gefinancierd moeten worden. Omdat festivals anders zouden omvallen, is er een eenmalige bijdrage gekomen om acute financiële problemen op te vangen. Het ministerie zegt nog geen uitspraak te kunnen doen over structurele financiering, en zegt dat daar ook nog geen toezeggingen over zijn gedaan.
In het Utrechtse park Transwijk staan vrijdagmiddag twee mannen in korte broek en stevige werkschoenen hekken in het gras te drukken, vlak voor het hoofdpodium. Deze twee „mannen van de site”, zoals ze door iedereen worden genoemd, bouwen het hele festival op en af. Een van hen, Robert Goedegebuure, zegt „misschien nog wel tot middernacht” bezig te zijn. Ook hij hoopt op steun vanuit Den Haag. „We zeggen allemaal hoe belangrijk we dit soort dingen vinden, maar ik krijg toch vaak het gevoel dat als het over geld gaat we onderaan de pikorde staan.”
Het gevolg is, ziet directeur Manja Kerstholt, dat iedereen de hele tijd vooral met geld bezig is. „Waar kan ik nog geld binnenhalen? Wanneer komt het? Kan ik uitstel van betaling vragen? We komen bijna niet meer toe aan waar het volgens mij om gaat: een mooi inhoudelijk programma neerzetten.” Dat gevoel zal ze zondag los proberen te laten. „En daar helpt een stralend zonnetje natuurlijk ook een beetje bij.”
Dit is een markt waar je voor 75 cent een volle bak druiven krijgt, of een kilo tomaten. Na vieren worden de prijzen nog scherper. Maar nuttig je aankopen wel dezelfde dag, adviseert de stadsdeelvoorzitter van Amsterdam Nieuw-West, die vanuit zijn werkkamer uitkijkt over het marktplein. Anders heb je jam.
Dit is het enige plein waar hij na zijn optreden op het klokkenspel altijd wel praatjes maakt met zijn publiek, zegt de beiaardier die regelmatig met zijn eigen keukentrap het carillon beklimt. Hij heeft hier een vaste fanclub, van vooral oudere vrouwen. Hier klinkt nog onvervalst plat Amsterdams en gaat op de tramhalte een zak kroepoek rond.
Hier kun je niet pinnen, maar mag je van de marktkoopman de volgende keer betalen. Geen probleem broer. Komt goed zus. Hier komen ook veel bezoekers die het Nederlands niet machtig zijn, maar zich op de markt prima redden in het Turks of met Arabisch. Het publiek komt helemaal vanuit Amsterdam-Oost of Noord en zelfs uit Almere, omdat je hier zo veel kunt vinden, voor zo weinig.
Bij de kramen tref je naast loempia’s en roti ook djellaba’s en lingerie. In het aanpalende winkelcentrum zitten de bekende ketens: Zeeman, Wibra, Xenos, Dirk. Het is ook een plein om rond te neuzen – en te worden gezien. In de cafetaria langs de randen van het plein roken kersverse stelletjes shisha en wordt er gesjanst.
Als er geen markt is, oogt het plein immens en onbestemd. Perfect voor demonstraties. Hier stonden kort na het uitbreken van de oorlog in Gaza, op 7 oktober vorig jaar, honderden mensen – mannen en vrouwen gescheiden – te protesteren met teksten als ‘Palestina is een kwestie voor alle moslims’ en ‘De ene holocaust rechtvaardigt niet de andere’. Kinderen hielden bebloede babypoppen omhoog.
En ook hier herdenken mensen op 4 mei de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Ook hier hangt tijdens Dodenherdenking de vlag halfstok, worden kransen gelegd en klinkt het Wilhelmus.
Juist hier, kun je ook zeggen. Want dit is Plein ’40-’45, midden in de Verzetsheldenbuurt in Nieuw-West. Volgens het Amsterdams 4 en 5 mei comité is dit ‘het tweede herdenkingsplein’ van de stad. Het ‘Vrijheidscarillon’ dat hier staat, stond eerst op de Dam.
Maar dit jaar is de sfeer rond Dodenherdenking zo gespannen dat de kinderen van de naburige basisschool, die hier elk jaar op 4 mei staan, de herdenking een keertje overslaan. Ze hebben er wel spandoeken voor geschilderd. Stop de oorlog, staat erop. Mede door sociale media en de tv voelt Gaza in dit stadsdeel, waar de meerderheid een niet-westerse migratieachtergrond heeft, dichtbij.
De burgemeester en de Dam
Burgemeester Femke Halsema benoemde de spanning in de stad weken geleden al tijdens een zorgvuldig geregisseerde persconferentie, waar ze extra maatregelen aankondigde op de Dam. Zo worden er dit jaar hooguit tienduizend mensen bij die herdenking toegelaten, de helft minder dan vorig jaar. Het publiek moet zich vooraf registreren en wordt gefouilleerd op vlaggen en megafoons.
Die maatregelen komen volgens Halsema voort uit „ernstige vrees voor ernstige wanordelijkheden”, als gevolg van protest tegen de oorlog in Gaza. Daarover zijn „signalen” binnengekomen. „Tegelijkertijd is het de les van de afgelopen maanden, als we kijken naar de vele demonstraties hier. En de woede die in deze stad merkbaar is.”
Er wordt vanwege Gaza, waar sinds oktober meer dan 35.000 doden vielen, al een half jaar lang bijna dagelijks gedemonstreerd in de stad. In maart was er tijdens de opening van het Nationaal Holocaustmuseum groot en rumoerig protest vanwege de aanwezigheid van de Israëlische president. Maar pro-Palestijnse actiegroepen zeggen geen protestplannen te hebben tijdens Dodenherdenking.
De zorg van de burgemeester zit ’m „veel meer in diegenen die plotseling hun mond opendoen”. Dat zou de waardigheid van de herdenking kunnen verstoren, en tot paniek of zelfs een stormloop kunnen leiden. Ook bij andere herdenkingen worden daarom extra maatregelen getroffen, zo ook bij Plein ’40-’45. De burgemeester is desondanks, zei ze deze week op tv, „een beetje gespannen”.
Lees ook Wat ze op 4 mei ook doet, kritiek krijgt Halsema toch wel
De rituele discussie
De spanning is ook voelbaar in de rituele discussie over wie moeten worden herdacht op 4 mei. Was de herdenking tot de jaren zestig exclusief voor omgekomen militairen en verzetsstrijders, sindsdien groeide de herdachte groep. Eerst kwamen de meer dan honderdduizend vermoorde Nederlandse Joden erbij, en de militairen in voormalig Nederlands-Indië. En later Nederlandse slachtoffers van vredesmissies en sinds kort de Indonesische slachtoffers van de koloniale oorlog.
Het officiële memorandum luidt sinds 2022 als volgt: „Tijdens de Nationale Herdenking herdenken wij allen – burgers en militairen – die in het Koninkrijk der Nederlanden of waar ook ter wereld zijn omgekomen of vermoord; zowel tijdens de Tweede Wereldoorlog en de koloniale oorlog in Indonesië, als in oorlogssituaties en bij vredesoperaties daarna.”
Maar in persverklaringen voegt het Nationaal Comité 4 en 5 mei daar nu nadrukkelijk de woorden „waarbij Nederland betrokken was” aan toe. Het gaat, met andere woorden, niet om Israël en Gaza.
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Nederland, 2 Mei 2024Spandoeken die scholieren heben gemaakt voor de dodenherdenking op plein 4045
Foto: Merlijn DOomernik Alle rechten voorbehouden / All rights reserved
” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Nederland, 2 Mei 2024Spandoeken die scholieren heben gemaakt voor de dodenherdenking op plein 4045
Foto: Merlijn DOomernik Alle rechten voorbehouden / All rights reserved
<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Nederland, 2 Mei 2024Spandoeken die scholieren heben gemaakt voor de dodenherdenking op plein 4045
Foto: Merlijn DOomernik Alle rechten voorbehouden / All rights reserved
” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Nederland, 2 Mei 2024Spandoeken die scholieren heben gemaakt voor de dodenherdenking op plein 4045
Foto: Merlijn DOomernik Alle rechten voorbehouden / All rights reserved
Schoolkinderen hebben doeken beschilderd voor de herdenking op Plein ’40-’45.
Foto’s: Merlijn Doomernik
De Amsterdamse burgemeester, die dit jaar tijdens de ceremonie zal spreken, overweegt ook niet op de Dam de gevoelens over de oorlog in Gaza te adresseren, zoals wel gebeurde in toespraken bij de opening van het Holocaustmuseum. „Dit is onze nationale dodenherdenking”, verklaart Halsema desgevraagd. „Dat betekent dat wij de Tweede Wereldoorlog herdenken en de doden die daar zijn gevallen. Daar gaat mijn toespraak over. Niet over internationaal politiek conflict.”
Bij de vorige twee Dodenherdenkingen werd het alom geaccepteerd dat in toespraken werd gerefereerd aan de oorlog in Oekraïne. Dat deed Halsema zelf ook in 2022. Maar ieder die het dit jaar waagt Dodenherdenking breder te trekken, krijgt felle kritiek uit Joodse of rechtse hoek.
De voorzitter van het Amsterdams 4 en 5 mei comité, Andrée van Es, had bijvoorbeeld tegen Het Parool gezegd dat het comité is opgericht onder het motto ‘dit nooit meer’, en dat die leuze aandacht vraagt voor ander oorlogsgeweld. Daarop besloot het Centraal Joods Overleg tot een boycot van alle herdenkingen en bijeenkomsten waar het Amsterdamse comité bij betrokken is.
Emre Ünver, de stadsdeelvoorzitter van Nieuw-West, had in de gemeentekrant gezegd: „We herdenken alle oorlogsslachtoffers in het verleden en heden”. Oud-Kamerlid Harm Beertema (PVV) zag daarin al de doodsteek voor Dodenherdenking. Ook het CIDI liet, via De Telegraaf, van zich horen. „Echt schandalig”, zei Raouf Leeraar. „Er andere zaken bij te halen is kwetsend, in ieder geval voor mij.”
De harten van de mensen
Of zaterdag in Nieuw-West in toespraken letterlijk aan Gaza zal worden gerefereerd, weet Ünver niet, dat mogen sprekers zelf bepalen. Maar de stadsdeelvoorzitter met uitzicht over Plein ’40-’45 doet niets anders dan als bestuurder het actieplan van het Amsterdamse herdenkingscomité uitvoeren, zegt hij op zijn werkkamer. Daarin staat onder meer dat uit onderzoek is gebleken dat voor jongeren met een migratieachtergrond „een koppeling met het heden van essentieel belang” is.
Toen hij in 2018 net was aangetreden (namens GroenLinks) vroeg hij mensen op het plein of ze wisten waar ’40-’45 voor stond. Bleek bij oudere migranten vaak niet het geval. Sindsdien heeft hij veel energie gestoken in „bewustwording”, zegt hij, „anders eindig je met vier stoeltjes”. Hij heeft het carillon laten verven, tekst en uitleg toe laten voegen bij de naamborden in de straten van verzetshelden. Als hij ziet dat een marktkoopman te dicht op het carillon parkeert, legt hij uit dat het een oorlogsmonument is.
Bij jongeren is zijn aanpak „om te zeggen: jongens, we herdenken het leed van de Tweede Wereldoorlog. Maar er is ruimte in ons hoofd en hart om jouw leed daarin mee te nemen.” Conform het actieplan, aldus de stadsdeelvoorzitter. En zijn methode werkt, zegt hij. „Het is hier drukker dan op andere pleinen in de stad.” Hij verwacht zaterdagavond honderd tot tweehonderd mensen op Plein ’40-’45. „En er wordt elk jaar waardig herdacht. Toch klinkt het: Hoe durf je, Emre, schandalig!”
Jongens, weten jullie nog, het ging erom dat we elkaar beschermenAndrée van Esvoorzitter van het Amsterdams 4 en 5 mei comité
Hij neemt deze kritiek niet persoonlijk. „Het is vooral de rotheid in de harten van de mensen zelf die ze op anderen projecteren”. Maar hij vreest wel dat alle kritiek op het benoemen van Gaza de frustratie in zijn stadsdeel vergroot. Inwoners ervaren al spanning door de situatie in Gaza, en het gevoel zelf tweederangsburgers in Nederland te zijn, aldus Ünver.
Hij zegt overigens „geen enkel signaal” te hebben dat mensen uit deze buurt Dodenherdenking zouden aangrijpen om te protesteren tegen de oorlog in Gaza. Hier zijn sinds 7 oktober welgeteld drie demonstraties geweest. Twee van de fundamentalistische islamitische beweging Hizb ut-Tahrir, waarbij mannen en vrouwen gescheiden waren. Die trokken volgens Ünver geen bewoners van Nieuw-West. „De demonstranten kwamen met bussen van buiten de stad.” En in maart was hier een toeterprotest.
„Maar de kranten schrijven nu massaal over mogelijk protest op 4 mei. Daarom ben ik waakzaam en schalen we op.” Zo zijn er voor alle zes herdenkingen in Nieuw-West voorbereidende bijeenkomsten geweest met wijkagenten, handhavers en ambtenaren, en worden straatcoaches en jongerenwerkers nog intensiever betrokken dan voorgaande jaren. Bij de Sloterplas en Plein ’40-’45 wordt het verkeer een uur lang omgeleid.
Tegelijk moet hij terughoudend zijn. „Ik kan jongeren niet vooraf oproepen zich gedeisd te houden. Dan zeggen ze: dat zeg je zeker omdat ik Marokkaan ben?” Het is in Nieuw-West volstrekt normaal dat een jongere dertig sollicitatiebrieven schrijft voor hij eens wordt uitgenodigd voor een gesprek, aldus de stadsdeelvoorzitter. En dan pas na gebruik van een andere naam en postcode. „Dat doet iets met de harten van die jongens. Het gevoel anders te worden benaderd, creëert leed en wrok.”
Door al dat praten over wat er mogelijk mis kan gaan, neemt de frustratie – en daarmee het risico op een verstoring – eerder toe dan af, zegt Ünver. „Je moet je dus afvragen of je dit wilt voeden of niet.”
Empathie en nuance
Abdeslam Belfqih, die op de markt luxe hoofddoeken verkoopt, denkt dat de burgemeester door haar gespannen houding angst creëert. Hij denkt ook dat dit averechts werkt. „Omarm ons medeleven met Gaza gewoon, dan neutraliseer je het.”
Zelf heeft hij het medeleven met Gaza lucratief omarmd – hij is sinds 7 oktober begonnen met de verkoop van T-shirts met ‘Palestine’ erop, en keffiyehs. „Het leeft, en ik ben wel een ondernemer.” Terwijl hij praat, prijst hij een hoofddoek aan. „Voel deze stof, zus. Hier vallen je wangen niet uit.”
De marktondernemers van het plein zullen op 4 mei ook een krans ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog leggen. Dat vindt Belfqih een goede zaak. Hij vindt het ook „mooi” dat het Plein ’40-’45 heet, en haast zich om te zeggen dat de mensen hier „genuanceerd” denken, en echt wel onderscheid maken tussen Joden en Israël. Hij vindt het onbegrijpelijk dat sympathie met Gaza vaak wordt uitgelegd als antisemitisme. „Ik ben zelf een semiet!”
Hij mist dezelfde empathie en nuance in de rest van Nederland. Volgens hem leven er in Nieuw-West gevoelens van „onbegrip en onmacht omdat de buitenwereld het onrecht in Gaza niet oppikt”. Vooral, zegt hij, omdat Oekraïne nu het referentiekader is. „Als je de warmte en steun voor Oekraïne ziet, kun je niet ontkennen dat met twee maten wordt gemeten.” Maar ja, Israël ligt gevoelig, zegt Belfqih gelaten, „Amsterdam wordt niet voor niets Mokum genoemd”.
Vanwege de gevoeligheid van het onderwerp, en het gevoel dat ze worden gestigmatiseerd, is het moeilijk om bezoekers van het plein aan de praat te krijgen. Twee vriendinnen die shoppen met hun moeder en kleine kinderen willen alleen anoniem wat zeggen. Ze wonen in de buurt en komen hier voor de koopjes – trots tonen ze hun zakken chips – en voor de gezelligheid. „Even een rondje doen.”
Op 4 mei zullen ze echter niet op dit plein te vinden zijn. „Wij hebben andere doden om te herdenken”, zeggen ze beslist. En 4 mei hoort niet bij hun religie. „Wij herdenken door te bidden.” En natuurlijk denken ze dan aan de doden in Gaza, zeggen de vrouwen. „We kunnen niets voor Gaza doen, maar met onze gedachten zijn we ermee bezig.”
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Marktkoopman Abdeslam Belfqih: „De buitenwereld pikt het onrecht in Gaza niet op.”” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Marktkoopman Abdeslam Belfqih: „De buitenwereld pikt het onrecht in Gaza niet op.”” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/05/het-hele-land-kijkt-naar-de-dam-maar-op-plein-40-45-komt-alles-samen-3.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/05/03133901/data115097609-3aff95.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/05/het-hele-land-kijkt-naar-de-dam-maar-op-plein-40-45-komt-alles-samen-19.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/05/het-hele-land-kijkt-naar-de-dam-maar-op-plein-40-45-komt-alles-samen-17.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/05/het-hele-land-kijkt-naar-de-dam-maar-op-plein-40-45-komt-alles-samen-18.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/05/het-hele-land-kijkt-naar-de-dam-maar-op-plein-40-45-komt-alles-samen-19.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/05/het-hele-land-kijkt-naar-de-dam-maar-op-plein-40-45-komt-alles-samen-20.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/XFLu0juMchqRhseXSTA3KnlUKIk=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/05/03133901/data115097609-3aff95.jpg 1920w”>Marktkoopman Abdeslam Belfqih: „De buitenwereld pikt het onrecht in Gaza niet op.”
<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Andrée van Es, voorzitter Amsterdams 4 en 5 mei-comité. „Hoe strijden we tegen ontmenselijking?” ” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Andrée van Es, voorzitter Amsterdams 4 en 5 mei-comité. „Hoe strijden we tegen ontmenselijking?” ” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/05/het-hele-land-kijkt-naar-de-dam-maar-op-plein-40-45-komt-alles-samen-4.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/05/03133908/data115097663-710c27.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/05/het-hele-land-kijkt-naar-de-dam-maar-op-plein-40-45-komt-alles-samen-23.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/05/het-hele-land-kijkt-naar-de-dam-maar-op-plein-40-45-komt-alles-samen-21.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/05/het-hele-land-kijkt-naar-de-dam-maar-op-plein-40-45-komt-alles-samen-22.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/05/het-hele-land-kijkt-naar-de-dam-maar-op-plein-40-45-komt-alles-samen-23.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/05/het-hele-land-kijkt-naar-de-dam-maar-op-plein-40-45-komt-alles-samen-24.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/ybTlJOzxv3gOYZHg8CDP3Txll-Q=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/05/03133908/data115097663-710c27.jpg 1920w”>Andrée van Es, voorzitter Amsterdams 4 en 5 mei-comité. „Hoe strijden we tegen ontmenselijking?”
Foto’s: Merlijn Doomernik
De gevoeligheid
Andrée van Es is zich als geen ander bewust van de gevoeligheid. Maar zij moet zich wel uitspreken. Dit is haar eerste keer als voorzitter van het Amsterdamse comité en dit jaar „voelt als bijzonder gecompliceerd door wat er in de wereld aan de hand is”. Wat we in 1945 dachten te hebben afgesloten, zegt Van Es aan de telefoon, voelt dichterbij dan ooit. „De emoties zijn groter dan ooit.”
Over de boycot van het Centraal Joods Overleg door haar uitlatingen in Het Parool wil van Es niet veel kwijt. Ze was „heel verrast over die uithaal” en vindt de boycot „heel treurig”, maar vindt het lastig er inhoudelijk op te reageren. „Alles wat ik hierover zeg, is volgens mij fout.” Wat ze wel kan zeggen: „Ik heb mijn woorden zacht bedoeld, helemaal niet in de zin van: we gaan de hele wereld herdenken.”
Van Es vindt dat het herdenken van de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog de basis van de herdenking moet zijn. „Dat mensen vervolgens vanuit de gedachte ‘dit nooit meer’ de blik richten op wat er nu aan de hand is, en hoe we daar weerbaar tegen moeten zijn, dat vind ik eigenlijk goed.”
Aan een verklaring voor de woedende reacties op haar uitlatingen durft ze zich „niet te wagen”, maar ze vermoedt dat onder die emotie „terechte angst zit voor antisemitisme”. Ze hoort van veel kanten dat mensen er niet meer voor uit durven komen dat ze Joods zijn, hun keppeltje niet meer op doen. „O, verschrikkelijk.” Het is de kanarie in de kolenmijn, aldus van Es. Een belangrijk signaal dat we een appèl moeten doen op elkaar: „Jongens, weten jullie nog, het ging erom dat we elkaar beschermen.”
Lees ook Liefdesbrieven in Bergen-Belsen: ‘Zal ik eens spugen op zo’n briefje en jij likken?’
Daar denkt zij zelf vaak aan tijdens de stilte op 4 mei. „Wat doen mensen elkaar aan? En hoe strijden we tegen de ontmenselijking?” En ze denkt ook altijd aan haar grootouders, die omkwamen bij het bombardement op het Bezuidenhout in Den Haag. En, „ik durf het bijna niet meer te zeggen”, dit jaar gaan haar gedachten vermoedelijk ook naar de Israëlische gijzelaars in Gaza, en hun verwanten. „Ik wil helemaal geen statement maken of kant kiezen, maar ik weet gewoon dat die beelden het eerste bij me op zullen komen als het gaat om ontmenselijking en pogromachtige daden.”
Later stuurt ze een berichtje. Dat ze over haar laatste antwoord heeft getobd. Dat ze spijt heeft van haar uitspraak over de gijzelaars. „Te gevoelig misschien.”
De troubadour
Beiaardier Mathieu Polak mag dit jaar voor de tweede maal tijdens Dodenherdenking het carillon bespelen. En ook hij is zenuwachtig. Vorig jaar raakte hij de tel kwijt toen hij moest aangeven dat het acht uur was. Vermoedelijk sloeg hij de klok toen negen keer aan. Nu weet hij een trucje. „Eerst tot drie tellen. Dan nog eens. En dan tot twee.” Dan kan het niet misgaan.
Angst voor een verstoring van de herdenking op Plein ’40-’45 heeft hij helemaal niet. „Daar geloof ik niks van. Dat lijkt me absurd.” Hij kent het plein en de bezoekers goed, want hij zit hier als vaste beiaardier elke paar weken in het glazen hokje vlak boven de kramen. En dit is dankbaar publiek, vindt hij. De sfeer is altijd goed. „Het zijn heel lieve mensen hier, ik kan niet anders zeggen.”
Hij bespeelt ook andere carillons in het land, maar „dit is de enige plek waar mensen altijd zwaaien en applaudisseren en een praatje met me maken”. Hij probeert zijn publiek goed te bedienen. „Ik speel niet te hard. En geen gecompliceerde muziek.” Geen Bach, zegt Polak, liever Disney. En als hij denkt dat hij Oekraïense vluchtelingen ziet lopen, gooit hij er een Oekraïens deuntje in. „Dan voelen ze zich thuis.” Na de aardbevingen in Syrië en Turkije speelde hij muziek van daar.
Over de situatie in Israël en Gaza wil hij echter niets zeggen. Vanwege zijn Joodse achtergrond. Dat is zeker geen geheim. Maar hij wil „niks forceren”, zegt Polak. „Bovendien gaat het niet om mij.” Hij kan wel verklappen dat hij De troubadour, een oude hit van zangeres Lenny Kuhr, op het carillon heeft gespeeld, nadat haar optreden door activisten was verstoord vanwege haar uitspraken over Israël.
„Zo ondeugend ben ik dan wel”, aldus Polak. Maar het was meer een grapje dan een politiek statement. „Omdat ik denk dat er toch geen hond is die die melodie kent. Als ik het gevoel had gehad dat iemand zich er boos om zou maken, had ik het niet gedaan.” Zijn opdracht is, vindt hij zelf, verbinding te zoeken. En dat gaat volgens hem op dit plein juist heel goed.
Deze ervaring deelt hij met de ambtenaar die de herdenking hier dit jaar organiseert. De meeste lokale herdenkingen – tientallen in Amsterdam – worden door vrijwilligers uit de buurt georganiseerd. Zo ging het ook altijd op Plein ’40-’45, tot de laatste vrijwilliger er onlangs de brui aan gaf. Zijn beoogde opvolgers gingen verhuizen, en hij had na twintig jaar geen puf meer. Daarom is de herdenking hier dit jaar in handen van het stadsdeel, van ambtenaar Peter Both om precies te zijn.
Both ziet alle commotie als een kans om buurtgenoten bij de herdenking te betrekken. „Dat vind ik het interessante aan deze dynamiek”, zegt Both vanuit zijn kantoor aan het plein. „Omdat het zo groot wordt uitgemeten in de media, in de politiek en op straat, zijn we veel actiever met iedereen in gesprek. Over waar de herdenking nou eigenlijk over gaat. En hoe mensen zich ertoe verhouden.” Hij hoort mensen zeggen dat het hún herdenking moet zijn. Dat ze graag meedenken over de invulling.
Het programma op Plein ’40-’45 is dit jaar niet anders dan anders. Met voordrachten, muziek, kransen, stilte en het volkslied. Maar binnen dat programma heeft Both zoveel mogelijk gezocht naar jonge sprekers en muzikanten uit de buurt. Het ging zo soepel dat hij denkt dat de herdenking volgend jaar in handen zal zijn van een nieuw lokaal herdenkingscomité, met meerdere vrijwilligers.
Je moeder
Abdelhafid el Onsri – grote buik, witte baard – legt zaterdag een krans op het plein en is ook gevraagd als ‘buurtvader’ aanwezig te zijn. Om zo nodig de gemoederen te bedaren. Hij verwacht geen problemen, maar vindt de tieners in de buurt deze week wel wat onrustiger. Kan ook het warmere weer zijn.
Natuurlijk merkt hij dat Gaza hier leeft. Jongeren beginnen er vaak over op straat. Ze zijn gefrustreerd, spreken van genocide en racisme, zeggen dat de wereld wegkijkt. Maar dan zegt El Onsri tegen hen: wij kunnen er toch niks aan doen. Gaza is ver weg. Je woont in Amsterdam.
Mochten de jongeren zaterdag vervelend worden, dan kan hij snel en laagdrempelig ingrijpen, denkt El Onsri. Meestal is er niet meer nodig dan zijn fronsende blik, of één zinnetje: denk eraan dat je je moeder niet boos maakt.