Column | Het is best gek om je kind af te geven aan een wildvreemde

‘Fijne dag”, zei ze met een warme glimlach en ze sloot de deur. Zojuist heb ik mijn kinderen overgelaten aan de zorg van een wildvreemde. Fluitend fiets ik naar het station, zeul mijn vouwfiets de trein in en parkeer deze bij een kudde toeristen die met hun koffers de deur blokkeren. Terwijl ik neerplof, raakt mijn bil die van mijn buurman. Al snel sta ik weer op en vraag of hij op mijn spullen wil letten zodat ik kan plassen. Op het station stap ik samen met geen-idee-wie de lift in. Het is bijna 9.00 en alles gaat nog steeds goed.

In ons hectische leven zijn ontmoetingen met vreemden aan de orde van de dag. Dat is best gek. Als we kijken naar onze naaste verwanten, bonobo’s en chimpansees, dan hebben deze weinig met onbekenden van doen en komen ze er in hun hele leven evenveel tegen als wij op één dag. Collega Karline Janmaat bestudeert jagers en verzamelaars en in vergelijking met chimpansees die in hetzelfde stuk Congolees regenwoud leven, leggen deze mensen grotere afstanden af en handelen met andere groepen. Het aantal interacties met vreemden staat echter in geen verhouding met dat van ons, Weird’os (‘Westernized Educated Industrialized Rich and Democratic’), zoals ik u en mijzelf in mijn vorige column ook al noemde.

Van nature organiseren mensen zichzelf in groepen en subgroepen. Het gevolg is een gelaagde samenleving die door globalisering en digitalisering steeds complexer wordt. De afspraken die we maken en de ongeschreven regels die we hanteren faciliteren interacties met vreemden. Een leidster op de crèche moet een opleiding tot pedagogisch medewerker hebben afgerond en een verklaring omtrent het gedrag afgeven voordat ze zich mag ontfermen over andermans kinderen. Goedgekeurde opvangorganisaties worden ingeschreven in het Landelijk Register Kinderopvang en alleen ouders die hun kind daar onderbrengen krijgen kinderopvangtoeslag. Een crèche wordt alleen opgenomen in het register als die voldoet aan de eisen van de Wet kinderopvang, een document waarin het woord ‘artikel’ 609 keer voorkomt, de keren dat dat woord in de artikelen zelf voorkomt, niet meegerekend. De GGD controleert jaarlijks.

Het digitale schriftje

Ook al ben ik tientallen kilometers verwijderd van mijn kinderen, door de foto’s en berichten die de nieuwe juf in het digitale schriftje plaatst ben ik nauw betrokken. Met de andere ouders deel ik ervaringen in onze WhatsAppgroep. Naast officiële controlerende organen zorgen informele initiatieven ervoor dat instanties hun reputatie hoog proberen te houden.

Maar waarom ploffen we in de trein makkelijker naast persoon A neer dan naast persoon B? Een belangrijke factor is wat we zien in het gezicht. Welke gezichtskenmerken geven ons vertrouwen? Om hier achter te komen gebruikten onderzoekers de techniek van ‘reverse correlation’. Je laat mensen op de computer duizend keer hetzelfde gezicht in grijstinten zien met daaroverheen een wisselend filter van ruis, bestaande uit een willekeurig patroon van pixels. Proefpersonen krijgen twee gezichten tegelijkertijd te zien en moeten aangeven welke er betrouwbaarder uitziet, het linker of het rechter. Door het pixelpatroon veranderen de gezichten elke keer een beetje. Als je alle pixelpatronen waarvan proefpersonen aangaven dat die er betrouwbaarder uitzagen over elkaar legt, dan krijg je een babyface met een ronde kaaklijn, puppy-ogen met grote pupillen onder lichte wenkbrauwen, een hoog voorhoofd en mondhoeken die iets omhoog krullen. Als je de pixelpatronen van de niet-gekozen foto’s over elkaar heen legt, krijg je een chagrijnig blokhoofd, het stereotype ‘onbetrouwbaar persoon’.

Persoon met een babyface

Psychologen hebben vervolgens onderzocht of proefpersonen een persoon met een babyface makkelijker vertrouwen. Dat blijkt inderdaad het geval. Ze hoeven een gezicht maar 33 milliseconden te zien om het in de categorie ‘betrouwbaar’ of ‘onbetrouwbaar’ te plaatsen.

Maar het verhaal is nog niet af. Waar we ons kind waarschijnlijk eerder afgeven aan een vrouw met een kinderlijk gezicht en vriendelijke uitdrukking, hebben we meer vertrouwen in politici met gezichtskenmerken die dominantie en competentie uitstralen: een vierkante kop, niet al te grote afstand tussen de ogen en hoge jukbeenderen. En liefst een beetje aantrekkelijk. Onderzoek heeft laten zien dat deze gezichtskenmerken een grote rol spelen in verkiezingsuitslagen. Kijkend naar de foto’s van de veertien lijsttrekkers voor de Europese verkiezingen die NRC vorige week onder elkaar zette, gok ik op Tom Berendsen van het CDA. Maar het zal erom hangen, want de concurrentie bestaat uit elf andere blanke mannen in pak.

De vorige week gepubliceerde discriminatiecijfers laten zien dat ons primatenbrein het moeilijk heeft in onze moderne maatschappij. De associaties, biases en stereotiepe beelden die we allemaal bewust of onbewust hebben, zorgen ervoor dat we een vrouwelijke politicus of mannelijke crècheleider minder snel vertrouwen. Deze ongewenste overblijfselen van onze evolutie worden gevoed door wat we dagelijks om ons heen zien en waar we dus mee vertrouwd zijn. Juist daarom zijn contrasterende rolmodellen zo belangrijk om ons wakker te houden.

Mariska Kret is hoogleraar cognitieve psychologie aan de Universiteit Leiden.