Vredesoverleg in Genève over Soedanese burgeroorlog levert weinig op

Een handjevol vrachtwagens met noodhulp ging eind vorige week bij het Tsjadische stadje Adré de grens over naar Soedan, de eerste interventie in een van de grootste humanitaire crises ter wereld. Dit kleine succesje volgde op vredesbesprekingen in Zwitserland, overleg dat verder geen doorbraak teweegbracht in de anderhalf jaar oude burgeroorlog.

Bij het in Genève door de Verenigde Staten georganiseerde overleg werd een akkoord bereikt om drie routes in door hongersnood geplaagde gebieden open te stellen. Die bij Adré aan de grens met Tsjaad moet over verscheidene frontlinies voedsel afleveren bij het kamp Zamzam, met meer dan een half miljoen honger lijdende inwoners. Het is een zeer kleine bijdrage voor een enorme ramp. „Wat in Genève gebeurt, heeft geen enkel effect op ons lot”, zegt een advocaat uit Adré, waar honderdduizenden Soedanese vluchtelingen bivakkeren in al even nijpende omstandigheden als in Soedan zelf.

Voedselhulp is een politiek en militair instrument voor de strijdende partijen geworden. De paramilitaire militie Rapid Support Forces (RSF) heeft de macht over alle grensovergangen in westelijk Soedan. Toch gehoorzaamden de VN maandenlang aan het gebod van president Abdel Fattah Burhan om de grenspost niet voor een humanitaire operatie te gebruiken. De achterliggende gedachte is dat voedselhulp aan gebieden waar de RSF de macht over heeft, de militie legitimiteit verschaft. Bij eerdere oorlogen met rebellen in de afgelopen halve eeuw in Soedan was de tactiek van het regeringsleger ook al om de bevolking van rebelse gebieden uit te hongeren.

Veilige route

In het westen van Soedan is het regeringsleger nog nauwelijks aanwezig, de meeste strijd tegen de RSF wordt gevoerd door voormalige rebellengroepen die in 2020 vrede sloten met de overheid. „Rond Adré heeft de RSF het voor het zeggen, dezelfde RSF die ons met etnische zuiveringen tegen Afrikaanse bevolkingsgroepen uit Soedan verdreef. Ook in de vluchtelingenkampen terroriseren ze ons”, zegt de advocaat, die anoniem wil blijven [zijn naam is bekend bij de redactie].

Elders in Soedan is de nood het grootst in en rond de hoofdstad Khartoem. Daarvoor, zo is in Genève afgesproken, zal een veilige route voor voedselhulp worden gecreëerd vanuit Egypte. Verder oostwaarts moet een corridor komen vanuit Port Sudan, de havenstad waarnaar president Burhan en zijn regering zijn uitgeweken.

Het overleg in Genève werd gecompliceerd doordat de strijdende partijen in Soedan versplinterd zijn geraakt

De strijdende partijen in Soedan zijn versplinterd geraakt en dat maakt een grote voedseloperatie uiterst onzeker. Groepen die vechten onder de banier van de RSF of het regeringsleger opereren autonoom, plunderen, terroriseren en verkrachten. Centrale controle is vaak afwezig. Aan regeringszijde winnen de moslimfundamentalisten, eerder aan de macht onder de in 2019 afgezette president Bashir, aan invloed. Zij weerhielden president Burhan ervan naar Genève af te reizen.

Lees ook

Rebellen Soedan nemen regionale hoofdstad in, hebben nu grootste deel van het land in handen

Soedanezen op de vlucht vanuit Sennar na een aanval van de Rapid Support Forces (RSF) op het nabijgelegen Jebel Moyain, komen vrijdag aan in het oostelijke Gedaref.

Die onderlinge verdeeldheid maakte het overleg in Genève daarom vanaf het begin gecompliceerd. Een RSF-delegatie kwam opdagen, maar bleef in een ander hotel dan waar het overleg plaatsvond. Met het regeringsleger was telefonisch contact en er reisde zelfs tevergeefs een Amerikaanse delegatie af naar Caïro voor overleg met aanhangers van Burhan.

Duistere redenen

„Iedere keer dat Burhan stappen richting vrede zet, krijgt hij onmiddellijk te maken met tegenreacties van politieke krachten in zijn coalitie die duistere redenen hebben om deze oorlog te verlengen”, zei Tom Perriello, onderhandelaar namens de VS. „Ze hebben deze oorlog nodig, met al het onvoorstelbare lijden, zodat ze de macht kunnen terugwinnen die het Soedanese volk hen nooit vrijwillig zou geven.”

Bereiding van voedsel in de keuken van een opvangcentrum voor ontheemden in de oostelijke Soedanese stad Gedaref, op 20 augustus.
Foto Ebrahim Hamid / AFP

Het regeringsleger, gesteund door Egypte, Iran en Turkije, wil eerst militair de overhand krijgen voordat het een vredesdialoog aangaat met de RSF, dat wordt gesteund door onder meer de Verenigde Arabische Emiraten. „We gaan niet naar Genève, we zullen honderd jaar lang vechten”, zei Burhan zaterdag. Op 31 juli werd een mislukte moordaanslag op de president gepleegd, mogelijk door fundamentalistische hardliners in zijn coalitie.

De regering van Burhan ontkent dat er honger is in Soedan. Meer dan de helft van de 45 miljoen inwoners van het land heeft dringend noodhulp nodig. Meer dan tien miljoen mensen zijn ontheemd, volgens cijfers van International Organization of Migration, bijna twee miljoen van de ontheemden vluchtte naar buurlanden Tsjaad, Egypte en Zuid-Soedan. Voedselzekerheidsexperts schatten dat tegen het einde van het jaar 2,5 miljoen mensen van de honger kunnen sterven. Zware regenval belemmert momenteel het vervoeren van voedsel.

Lees ook

Meer dan 130 doden bij damdoorbraak in Soedan

Trucks in de modder na de damdoorbraak in Soedan.


Christen-democraten in Saksen proberen opmars van radicaal-rechts te stoppen met populisme

In de smalle straatjes rondom een middeleeuwse burcht viert het Saksische stadje Leisnig zijn ‘Burcht- en stadsfeest’. Er hangen dieren aan het spit boven een vuurtje, een vrouw zit achter een spinnewiel, een man produceert iets onbestemds van leem. Bovenal lijkt het feest voor veel van de achtduizend inwoners de ideale gelegenheid voor een paar dagen larpen: mensen zijn verkleed als ridder, monnik, non of middeleeuwse jonkvrouw.

De eregast op het feest is de Saksische minister-president Michael Kretschmer (CDU). In Saksen zijn op 1 september deelstaatverkiezingen, net als in het naburige Thüringen, en voor Kretschmer is het geen makkelijke race. Kretschmers CDU staat in de peilingen iets achter de radicaal-rechtse Alternative für Deutschland (AfD), die met 32 procent de grootste lijkt te worden. Om het tij te keren reist Kretschmer al maanden kriskras door de deelstaat om met burgers te praten. In Saksen wordt gegrapt dat hij iedere leghen in de regio al eens heeft geaaid. Maar zo lieflijk gaat het er meestal niet aan toe.

Zodra Kretschmer op het kerkplein in Leisnig verschijnt, stapt een veertiger met rode haren op hem af en schreeuwt de minister-president in het gezicht: „Waarom sluit u de grenzen niet nu meteen! Rot op!” Dat is het startsignaal voor een groep van zo’n dertig mensen om Kretschmer te omsingelen en te beschimpen. „Volksverrader, volksverrader”, scandeert de groep. „U maakt alles kapot!”, brult een forse man met de tekst ‘Kämpfen für Europa’ op zijn T-shirt.

‘Buitenlanders eruit’

Kretschmer (1975) wordt vaak belaagd en bedreigd. Begin 2021 stonden boze burgers vanwege de coronamaatregelen in zijn voortuin, waar Kretschmer net stond te sneeuwschuiven. Ondanks de agressieve toon van de demonstranten probeerde hij het gesprek aan te gaan. Op Telegram circuleren doodsbedreigingen aan zijn adres. Een journalist van Die Zeit noteerde hoe het zoontje van Kretschmer angstig aan zijn vader vroeg: „Hoe was je dag? Ben je weer uitgejouwd?”

Als Kretschmer het podium heeft bereikt, hebben de demonstranten fluitjes in hun mond waarmee ze de woorden van de minister-president overstemmen. Een jonge vrouw zingt: „Deutschland den Deutschen, Ausländer raus”. [Duitsland voor de Duitsers, buitenlanders eruit]. Anderen brullen: „Wat is er met Solingen! Dit is óók een stadsfeest!” Kretschmers bezoek aan Leisnig valt twee dagen na de aanslag in Solingen, waarbij op een stadsfeest drie mensen werden gedood door een man die ervan wordt verdacht banden met IS te hebben.

Lees ook

Aanslag bij stadsfeest in Solingen versterkt vrees voor acties van geradicaliseerde islamitische jongeren

Duitse agenten brengen de verdachte van een mesaanval in Solingen zondag van een helikopter naar een rechtbank in Karsruhe.

Op de bierbanken voor het podium zitten voornamelijk oudere geïnteresseerden. Veel van hen schudden ontzet het hoofd over het fluitconcert. Een paar mensen manen de demonstranten tot stilte. „We kunnen toch nog wel samen naar onze Landesvater luisteren!”, roept een vrouw, met een typisch koosnaam voor minister-presidenten. Maar nee. Er wordt geduwd en getrokken, een vrouw in een middeleeuwse jurk en een man in ridderkostuum proberen zich staande te houden tussen de demonstranten. De politie komt tussenbeide.

De aanvoerders van het protest zijn lokale politici van de partij de Freie Sachsen, vertellen omstanders. De Freie Sachsen is een extreem-rechtse partij die onder meer een ‘Säxit’ wil: Saksen als autonome staat, terug naar een soort constitutionele monarchie, de grenzen dicht, „handboeien” voor de verantwoordelijken van de coronapolitiek en een verbod voor de CDU. De Freie Sachsen werden groot door de organisatie van coronaprotesten overal in de deelstaat.

Ideologische verhuizing

De twee mannen van de Freie Sachsen hebben hun kinderen bij zich, en zien er uit als doorsnee vaders. Maar dat ze met hun gezin in Leisnig landden is geen toeval. Christian Fischer, de man met het rode haar, komt oorspronkelijk uit Nedersaksen, en was daar actief in de neonazistische partij de NPD (Nationaldemokratische Partei Deutschlands). Hij is een van de grondleggers van de ‘Initiative Zusammenrücken’, die mensen met extreem-rechts gedachtengoed ertoe oproept om zich zoveel mogelijk in één regio te vestigen om slagvaardiger te kunnen zijn in de lokale politiek en in het overtuigen van andere geïnteresseerden.

Fischer zelf kwam met zijn gezin naar Leisnig, vertelt hij in een filmpje op Telegram, omdat scholen in Oost-Duitsland „witter” zijn en hij niet wilde dat zijn kinderen op een school met „40 procent buitenlanders” zitten. Bovendien, meent Fischer in het filmpje, lijken mensen in Oost-Duitsland „ontvankelijker” voor extreem-rechtse ideeën. In de video wordt Oost-Duitsland consequent ‘Midden-Duitsland’ genoemd: bij extreem-rechts is het échte Oost-Duitsland het gebied in Polen en Tsjechië dat voor de Tweede Wereldoorlog nog bij Duitsland hoorde.

Ook de andere aanvoerder in het protest tegen Kretschmer, Lutz Giessen, is om ideologische redenen naar Leisnig vertrokken. „Hij woont hier pas een paar jaar”, zegt een man met een groene das hoofdschuddend. Giessen komt oorspronkelijk uit Berlijn en is zeker vijftien keer veroordeeld voor mishandeling en voor het gebruik van nazi-symboliek. In juni werd hij voor zijn partij in het regioparlement van Mittelsachsen gekozen. De hoogste bestuurder van de regio Mittelsachsen kondigde onlangs zijn vertrek aan omdat hem het werken onmogelijk werd gemaakt, met name door de Freie Sachsen.

Getergde indruk

Dat de sfeer zo gespannen is in Saksen verklaart Michael Kretschmer na afloop van zijn optreden in Leisnig zo: „Mensen hebben al tijden het gevoel dat er iets moet veranderen, vooral wat migratie betreft maar ook qua energiepolitiek. En er gebeurt te weinig.”

Mensen hebben al tijden het gevoel dat er iets moet veranderen, vooral wat migratie betreft maar ook qua energiepolitiek. En er gebeurt te weinig

Michael Kretschmer
minister-president Saksen

De belangrijkste thema’s deze verkiezingen zijn voor Kretschmer thema’s waar hij niet over gaat maar die in Berlijn worden beslist. Kretschmer maakt dan ook een getergde indruk in zijn poging om eigenhandig de AfD uit de regering te houden.

Michael Kretschmer (met wit overhemd), minister-president van de deelstaat Saksen, en voormalig kunstschaatser Katarina Witt bij een rally met oude auto’s in Zwickau, 15 augustus.
Foto Jens Schlueter/AFP

Hij kiest een koers waarmee hij zich van de Berlijnse regering van SPD, Groenen en FDP onderscheidt, ook al regeert hij zelf in Dresden ook met SPD en Groenen. Zo wil Kretschmer Duitse wapenleveranties aan Oekraïne stopzetten, spoedige vredesonderhandelingen tussen Oekraïne en Rusland en het liefst weer Russisch gas importeren. Het aantal migranten dat naar Duitsland komt wil hij decimeren, onder meer door grenscontroles en snellere uitzetprocedures. Ook is hij een fel tegenstander van een verbod op verbrandingsmotoren en andere klimaatmaatregelen.

In het conservatieve, en enigszins Rusland-minnende Saksen lijkt Kretschmer bereid om ver mee te buigen met de wensen van zijn kiezers. Zijn critici vinden dat hij, in zijn poging om kiezers van de AfD terug te winnen, in populisme vervalt. Zelf vindt hij dat je nu eenmaal niet de „stemming in de bevolking” kunt negeren als je regeert.

Bündnis Sahra Wagenknecht

In de peilingen staat Kretschmers CDU op 30 procent, de AfD op 32 procent. De nieuwe, links-conservatieve partij van Sahra Wagenknecht, BSW, staat in Saksen op 15 procent. De SPD en de Groenen staan op respectievelijk 6 en 5 procent. Zowel Kretschmer als Wagenknecht stelt niet met de AfD samen te zullen werken, wat een AfD-regering onwaarschijnlijk maakt. Maar als SPD en Groenen inderdaad zo slecht scoren bij de verkiezingen, moet de CDU mogelijk met BSW in zee.

BSW staat bovenal voor vrede met Rusland, en eist een wapenstop. Daar gaat de deelstaat niet over, en in zoverre is dat programmapunt van BSW, net als bij de CDU, dus een loze belofte. Maar een coalitie van CDU en BSW kan wel degelijk de Berlijnse politiek destabiliseren. CDU-voorzitter Friedrich Merz kan zich een openlijke ruzie met de afdelingen in Saksen en Thüringen niet veroorloven als hij bij de Bondsdagverkiezingen volgend jaar kanselier wil worden. Dat geeft Kretschmer veel macht, en zeker als hij afhankelijk wordt van coalitiepartner BSW kan hij Merz de duimschroeven aandraaien om Oekraïne-hulp te verminderen. Bovendien zou ruzie binnen de CDU in het komende verkiezingsjaar alleen maar koren op de molen zijn van de landelijke AfD.


Tienduizenden oude bommen maken van Salomonseilanden een echt mijnenveld

De geur van Maeverlyn Pitanoes kokoscake hangt in de smalle steegjes van een buitenwijk van Honiara, de hoofdstad van de Salomonseilanden. Ze staat in haar keuken, een losstaand houten gebouwtje op palen pal aan het water, en legt hout op de oven die van een olievat is gemaakt.

Pitanoe (53) heeft hoge jukbeenderen en een gladde huid. In haar opgestoken haar draagt ze een tropische bloem. In contrast met haar jeugdige voorkomen strompelt ze rond in de kleine, rokerige ruimte. Het mengen van het deeg gaat moeizaam, want van haar linkerhand mist ze drie vingers. Op haar arm heeft ze lange, gekartelde littekens. Op haar rechterbeen heeft ze een diep litteken van haar heup tot haar scheenbeen.

Pitanoe raakte gewond door een bom die jarenlang onopgemerkt in de tuin van vrienden lag, en op een middag ineens explodeerde. „Het is al bijna drie jaar geleden, maar ’s nachts lig ik nog steeds vaak wakker van de pijn.”

Maeverlyn Pitanoe (53) raakte zwaargewond toen een onontdekt oud explosief uit de Tweede Wereldoorlog ontplofte.
Foto Zahyid Namo

Het zijn oorlogswonden van een conflict dat zich op de Salomonseilanden afspeelde toen Pitanoe nog niet was geboren en waar de lokale bevolking niets mee te maken had. Op de eilandengroep ten noordoosten van Australië liggen nog tienduizenden niet-ontplofte explosieven, overgebleven uit de Tweede Wereldoorlog. Regelmatig komen ze onverwacht tot ontploffing.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog vochten de Verenigde Staten en Japan hier de bloedige Slag om Guadalcanal, vernoemd naar het grootste en dichtstbevolkte eiland. Japan had het gebied, dat toen nog een Brits protectoraat was, begin 1942 ingenomen om de zeeroute tussen de Verenigde Staten en Australië te blokkeren. Aanvankelijk waren de geallieerden vooral bezig met het gevecht tegen nazi-Duitsland en kon Japan het gebied zonder weerstand innemen.

Maar vanaf augustus dat jaar arriveerden duizenden Amerikaanse mariniers en begon een maandenlange uitputtingsslag op het hete, tropische eiland. Tegen de tijd dat het de geallieerden begin 1943 lukte om de Japanners te verjagen, waren zo’n dertigduizend militairen omgekomen en meer dan duizend vliegtuigen en schepen vernietigd. Operation Watchtower was een van de eerste overwinningen van de geallieerden op Japan.

Op een berg met uitzicht op hoofdstad Honiara staat het Amerikaanse oorlogsmonument ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de slag. Een beschrijving van de veldslagen is gegraveerd in grote marmeren stenen. Ieder jaar wordt hier de slag herdacht. Maar tijdens die herdenking wordt nauwelijks gesproken over wat de strijdkrachten achterlieten.

Mijnenveld

Voor lokale bewoners zoals Maeverlyn Pitanoe is het land letterlijk een mijnenveld. Voor het eerst in lange tijd is ze terug op de plek waar ze getroffen werd door de bom, een uitgestrekte tuin met een paar grote mangobomen. Pitanoe heeft een witte bloem geplukt die ze nerveus ronddraait in haar verminkte hand. Ze wijst de plek aan waar de barbecue stond. Door de hitte kwam de bom tot ontploffing.

De explosie kostte Pitanoe drie vingers. Ze ligt nog steeds vaker wakker van de pijn.
Foto Zahyid Namo

„Ik kan me de explosie niet herinneren, alleen het sissende geluid van de bom staat me bij. Voor ik het wist, lag ik meters verderop op de grond. Toen ik mijn armen omhoog hield, hing mijn vel los tot aan mijn middel. Ik zag alleen mijn botten.” Even later werd ze wakker in het ziekenhuis. „Mijn zoon was zo snel mogelijk gekomen toen hij hoorde wat er was gebeurd. Maar na één blik op me, ging hij weer weg. Hij kon de aanblik van mijn open wonden niet aan.”

Ternauwernood overleefde ze de explosie, maar haar twee vrienden niet. Een van hen overleed ter plekke, de ander bezweek een week later in het ziekenhuis aan zijn verwondingen. „Hij lag niet ver van mij vandaan. Ik kon hem horen schreeuwen van de pijn.”

Ik kan me de explosie niet herinneren, alleen het sissende geluid van de bom staat me bij

Maeverlyn Pitanoe
slachtoffer explosief

De autoriteiten schatten dat de oude explosieven gemiddeld twintig doden per jaar veroorzaken, al denken deskundigen dat het aantal veel hoger ligt door onderrapportage. Ook het aantal gewonden laat zich moeilijk in kaart brengen.

Dat komt doordat de oude explosieven worden gebruikt om mee te vissen. De verroeste bommen worden uit elkaar geschroefd en met het kruit wordt een provisorische bom gemaakt waarmee vissen worden opgeblazen. Omdat de levensgevaarlijke praktijk verboden is, vanwege de grote schade die de bommen aanrichten aan de vissen en het koraal, gaan slachtoffers niet naar de politie of het ziekenhuis. Door armoede voelen sommige mensen zich genoodzaakt dit soort risico’s te nemen.

De eerste decennia na het einde van de oorlog was er zo goed als geen aandacht voor de rommel die is achtergelaten. Inmiddels hebben de Verenigde Staten en Japan toegegeven verantwoordelijk te zijn, maar nog steeds zijn de initiatieven van deze landen om de oude explosieven op te ruimen beperkt.

In plaats daarvan heeft Australië de afgelopen jaren het voortouw genomen door de lokale politie op te leiden en te helpen met het opruimen van de explosieven. De politie van de Salomonseilanden heeft een speciaal team van ruim dertig agenten die worden ingeroepen als ergens een explosief wordt gevonden. Sinds 2011 zijn er bijna vijftigduizend explosieven gevonden. Toch wordt nog veel gemist: het team gaat niet actief op zoek, maar komt alleen in actie als er een melding gemaakt wordt.

Naar schatting liggen er alsnog zeker honderdduizend explosieven verspreid over de Salomonseilanden. De meesten liggen op Guadalcanal, maar ook op tientallen andere eilanden zijn explosieven achtergelaten. De lokale politie heeft niet de mankracht of de middelen om te reageren op meldingen die vanaf andere eilanden worden gedaan. In september komen tweehonderd Australische militairen voor drie weken naar het land om explosieven onklaar te maken.

Niet graven

Tobias Hewitt werkt voor de non-profitorganisatie HALO Trust, die landmijnen en bommen in kaart brengt in heel de wereld. Sinds een jaar probeert hij met een team van 26 mensen het aantal onontplofte explosieven op de Salomonseilanden in kaart te brengen. „Het gaat alleen om de explosieven die op de oppervlakte liggen, we graven niet naar bommen. Als we iets vinden, geven we het aan bij de politie. Zij hebben een team dat de explosieven veilig verwijdert”, zegt hij. Door erosie komen bommen regelmatig naar boven, maar de duizenden exemplaren die dieper in de grond liggen worden nu niet meegeteld.

De organisatie is actief op de Salomonseilanden dankzij een subsidie van één miljoen dollar (omgerekend 900.000 euro) die de Verenigde Staten in 2022 beschikbaar stelden. Onlangs kwam daar nog eens omgerekend 2,3 miljoen euro bij, waardoor het team tot juli 2026 actief kan blijven. „Dit is de eerste keer dat het probleem echt in kaart wordt gebracht”, zegt Hewitt. Zowel de VS als Japan hebben informatie gedeeld over de locaties van gevechten die hier hebben plaatsgevonden, zodat er gericht gezocht kan worden.

Amerikaanse bommen lagen in 1944 op een vliegveld op het eiland Bougainville om te worden ingezet in de strijd tegen Japan.
Foto AP

Niet alleen de explosieven zijn een ongewenste nalatenschap van de Tweede Wereldoorlog. Ook de wrakken van 111 schepen die zonken tijdens de Slag om Guadalcanal liggen al meer dan tachtig jaar te roesten op de zeebodem. De schepen hadden duizenden liters olie aan boord. Sommige wrakken lekken olie in het water, maar het vermoeden is dat er nog heel veel opgesloten zit in de romp van de schepen. Men is bang voor een gigantische milieuramp als ook deze olie vrijkomt. Tot nu toe is er nog niets gedaan om de wrakken op te ruimen.

Duidelijk is dat er onvoldoende financiële hulp is om de monsterklus te klaren. Volgens deskundigen duurt het in dit tempo nog tientallen jaren voordat alle oude explosieven zijn verwijderd. Sinds 2011 hebben de VS omgerekend ruim 6,1 miljoen euro bijgedragen aan het opruimen van de explosieven. Japan heeft onlangs ruim 710.000 euro gedoneerd aan het land. Australië heeft de afgelopen jaren ruim 9 miljoen euro bijgedragen. Volgens deskundigen is het slechts een druppel op een gloeiende plaat.

Andere prioriteiten

Ook de regering van de Salomonseilanden zelf investeert weinig in het opruimen van de oude explosieven. Het ontwikkelingsland is erg instabiel en er is een prangend tekort aan onder meer gezond voedsel en medicijnen. De dreiging van onontplofte bommen wordt gezien als ondergeschikt aan de andere problemen waar het arme land mee kampt.

Slachtoffers en nabestaanden staan er alleen voor. Er is geen financiële hulp van de overheid, betrokken landen of hulporganisaties. De ontploffing heeft Pitanoes leven, net als dat van veel andere slachtoffers, ingrijpend veranderd. Ze was docent aan een universiteit, maar moest haar baan opgeven omdat ze het fysiek niet meer aan kon. Nu maakt ze lunchpakketten en kokoscake, die ze voor een klein bedrag verkoopt. Het is een worsteling om rond te komen. „Ik krijg geen hulp van de overheid, of wie dan ook.”

Ze wil andere slachtoffers helpen en een onderwijsprogramma maken dat jongeren waarschuwt voor de explosieven. Maar vanwege haar verwondingen ontbreekt het aan energie en geld om haar droom waar te maken. „Ik wil dat de landen hun puinhoop komen opruimen. Ze komen hier oorlog voeren, en wat is onze beloning? Het gaat ten koste van onze levens.”


In de Amerikaanse woestijnstad Phoenix is het zo heet dat je op de stoep een ei kan bakken

Na een paar bloedhete weken op straat en onveilige nachten in een bushokje hebben Romeo Ibarra (49) en zijn vrouw Sharon (43) een nachtje in een hotel geslapen. Hij voelt zich goed: hij is gedoucht, geschoren en heeft een schone, beige korte broek en vers T-shirt aan. „Vandaag zie ik er niet uit als een dakloze”, zegt hij met een grijns. De rugzak en drie tassen aan zijn voeten, vooral gevuld met flessen water en koelvesten, verraden dat hij dat wel is.

Met Sharon en tientallen anderen zonder onderdak heeft hij verkoeling gevonden in de centrale bibliotheek van Phoenix. Er is pizza, besteld door de hulpverleners van de gemeente, en belangrijker, er is water en airconditioning. „Het is buiten zo gloeiend heet dat je op de stoep een ei kunt bakken”, zegt Romeo. De bestrating is zelfs zo gevaarlijk dat erop gaan zitten of vallen brandwonden kan veroorzaken.

Phoenix is een van de snelst groeiende steden in de Verenigde Staten. Toen president Theodore Roosevelt in 1911 de naar hem vernoemde dam in de staat Arizona opende, voorspelde hij dat er dankzij irrigatie ooit misschien wel 100.000 mensen in deze woestijnvallei zouden kunnen wonen. Inmiddels zijn het er vijf miljoen. Eindeloos uitgestrekte laagbouw in het dorre landschap zonder bomen, met grote bruggen over opgedroogde rivieren. Mede mogelijk gemaakt door de uitvinding van airconditioning, ook begin twintigste eeuw, die massabewoning van de zuidelijke staten mogelijk maakte.

Water wordt schaarser en de temperaturen hoger. Het voelt alsof Phoenix, vernoemd naar de mythische vogel die telkens uit zijn eigen as herrees, verbrandt. „Waarom wonen mensen hier?”, vraagt Romeo Ibarra, die nooit ergens anders gewoond heeft, zich soms af. „Hoe lang kán dat nog?”

Het is een zorg die niet alleen daklozen, maar ook politici en beleidsmakers, huizenbezitters op plekken zonder grondwater of waterleiding en boeren met droge, zilte grond en beleidsmakers hebben. Allemaal voelen zij de consequenties van het barse en veranderende klimaat.

Zengende hitte, hoge huren

In juli liep de temperatuur op tot 48 graden Celsius. Medio augustus tikt de thermometer 44 graden aan. De nachten zijn drukkend: het koelt zelden af tot onder 30 graden. Elk jaar bezwijken in Phoenix honderden mensen aan de hitte. Ouderen die het misschien bij mildere temperaturen wel zouden volhouden. Armen die wel een dak boven hun hoofd hebben, maar geen geld voor airconditioning in bijvoorbeeld hun stacaravan. En de kwetsbaarsten: mensen die op straat leven, al dan niet verslaafd.

Romeo Ibarra raakte in 2018 ook al eens dakloos, vertelt hij. „Toen heb ik een tent opgezet voor een beetje schaduw.” Maar dat wordt niet meer getolereerd. Afgelopen jaar heeft de gemeente The Zone opgedoekt, een jaren oud tentenkamp dat vijftien blokken in de binnenstad besloeg. Een deel van de duizend bewoners is elders gehuisvest. „We zien echter dat mensen in veel rapper tempo dakloos raken dan dat instanties ze kunnen onderbrengen”, vertelt hulpverlener en activist Amy Schwabenlender, die een opvanglocatie runt. „Het probleem wordt alleen maar groter.”

Romeo en Sharon kwamen recentelijk op straat te staan, nadat hij ruzie had gekregen met zijn zwager, bij wie ze met zijn twee jongste kinderen inwoonden. De tieners konden ze in de buurt bij familie onderbrengen, maar voor hen was geen plek. Zelf iets huren „is onbetaalbaar geworden”, zegt Sharon. „Een paar jaar geleden konden we een tweekamerwoning huren voor 1.000 dollar (ruim 900 euro), nu kost dat 3.500 dollar. En twee maanden borg vooraf.” Een goedkope hotelkamer kostte ze vannacht 100 dollar – een cadeautje van haar moeder.

De hoge inflatie in de VS komt grotendeels door gestegen woonlasten. Phoenix staat vol met bouwkranen. Met belastingvoordelen zijn allerlei waterslurpende chipfabrikanten aangetrokken, inclusief een vestiging van het het Nederlandse ASML, dat chipmachines maakt. Terwijl er kritiek is dat de stad te veel bouwt, waarvoor onvoldoende grondwater is, klinkt tegelijkertijd dat er te weinig betaalbare woningen zijn in de groeiende metropool. Sharon: „We hebben hier de prijzen van Californië met de salarissen van Arizona.”

Fentanyl

Tot voor kort hadden Romeo en Sharon allebei een fulltime baan, als kok. Maar Sharon werkt in de keuken van een school die haar steeds maar voor een schooljaar in dienst neemt en niet doorbetaalt in de vakantie. „En hij heeft het aan zijn rug”, zegt ze over Romeo, die arbeidsongeschikt is geworden. „Wat het leven op straat nog zwaarder maakt”, zegt hij.

Waar hij nu hij opnieuw dakloos is geworden het meest van geschrokken is, is niet de hitte maar de fentanyl, de verwoestende, synthetische opioïde die uit Mexico gesmokkeld wordt. „Dat had je een paar jaar geleden niet. Mensen gaan echt helemaal kapot aan the blues”, zo genoemd omdat het soms in blauwe pilvorm verkocht wordt.

Zelf heeft hij ooit aan de drank en cocaïne gezeten. Sharons gehavende gebit verraadt dat ook zij ooit verslaafd was, aan chrystal meth. „Achttien jaar clean”, zegt ze. „Met een terugval tijdens covid.” Ze vindt de fentanyl „eng spul”, waar ze van afblijft. „Maar ik heb wel begrip voor deze mensen om mij heen”, zegt ze in de koelruimte van de bibliotheek, waar meerdere mensen slecht aanspreekbaar zijn en met hun ogen draaien. „Dat ze het gevoel hebben dat drugs hen helpen overleven, terwijl het ze dichter bij de dood brengt. Zeker in deze omstandigheden.”

Rose Carroll vangt ezels op in een dorp net buiten Phoenix. Daar is water zo duur dat ze de ezels niet wast.

Rio zonder water

Het zijn niet alleen de daklozen in Phoenix die lijden onder het klimaat. Watertekorten zijn een vaak dreigend en soms al tastbaar probleem. Het grondwaterpeil daalt, in Phoenix, maar vooral daar net buiten. Arizona mag, op last van de federale regering, minder water putten uit de Colorado-rivier. Het huidige stadsbestuur zet in op het opvangen en recyclen van gebruikt water. Een miljardenplan van de vorige Republikeinse gouverneur om zeewater uit de Golf van Californië in Mexico te laten ontzilten en via een pijplijn van ruim driehonderd kilometer, heuvelop, naar Phoenix te pompen, is door zijn Democratische opvolger op een laag pitje gezet.

In een noordoostelijk randdorp, misleidend genoeg Rio Verde (groene rivier) geheten, is het water al verdwenen. Toen Rose Carroll (68) na een baan in Alaska in de warmte met pensioen wilde, vond ze aan een zandpad vlakbij de bergen een huis met wat land, maar zonder waterleiding. „De oude waterput produceert alleen chocolademelkbruine smurrie met arsenicum”, zegt ze. Water werd hier met een vrachtwagen naartoe gebracht en in aluminium tanks opgeslagen, voor 1 cent per liter. Dat ging al decennia goed, zeiden makelaars in de buurt, „dus geen reden om je zorgen te maken”.

Totdat de buurgemeente waar de commerciële watertruck z’n waar inkocht, plots waterexport aan banden legde. Waardoor het water van verder weg moest komen en de prijs vorig jaar opeens omhoogschoot tot 3,2 cent per liter. „Het is zo’n essentiële levensbehoefte waar je niet veel over nadenkt, totdat die wordt afgeknepen.” Zoals een duiker onder water rekent op zijn zuurstoffles, zijn Carroll en haar buren afhankelijk van hun watertruck. Zij ook niet alleen voor zichzelf, maar ook voor zo’n dertig afgedankte en mishandelde ezels die zij opvangt op haar land. Die verbruiken op een hete dag wel 2.650 liter.

Na de crisis vorig jaar is de prijs weer iets gedaald, naar 2 cent per liter, maar dat betekent dat de ezels niet meer gewassen worden en Carroll voor zichzelf bezuinigt op douchen en de wc doortrekken. „Ik denk na over elke druppel.”

Een dakloze man tapt water. De temperatuur liep tijdens een hittegolf deze zomer een maand lang elke dag op tot meer dan 43 graden.

Foto Reuters

Groene golfbaan

Water is in Arizona altijd politiek geweest, maar ook een universeel goed waarover compromissen gesloten moeten worden. Heftige polarisatie in de staat maken dat steeds moeilijker. Republikeinen roepen dat Democraten landbouw en woningbouw willen inperken. Democraten beschuldigen Republikeinen ervan water tot handelswaar te maken waar de rijken aan kunnen verdienen.

Waterbesparing is niet ieders prioriteit. Bij Carroll in de buurt staat de golfbaan er in hartje zomer groen bij. Verderop wordt een nieuwe omheinde villawijk uit de grond gestampt, zonder garanties dat er voldoende grondwater is voor de aanstaande bewoners. Intensieve landbouw, bijvoorbeeld de teelt van alfalfa, bestaat nog steeds in de vallei.

„Die ezels zijn woestijndieren, die redden zich wel tijdens hitte en droogte”, zegt Carroll. „Het zal mijn tijd wel duren, maar blijft het hier leefbaar voor mensen?”

Dat is ook de vraag die zich vorige zomer opdrong in Phoenix, toen maar liefst 645 mensen door de hitte omkwamen, grotendeels op straat. Het tentenkamp in de stad werd leeggeveegd en er werden meer, maar onvoldoende, opvangplekken gecreëerd. Daklozen krijgen koelvesten uitgereikt, er zijn in de stad watertappunten aangelegd en koelruimtes ingericht.

Die in de bibliotheek, waar Sharon en Romeo Ibarra vandaag voor het eerst hun heil hebben gezocht, is zelfs 24 uur per dag open. Voorlopig slapen ze hier, op metalen stoelen, tussen tientallen andere mensen die nergens anders kunnen schuilen voor de hitte. „Ik hoop dat we binnen een paar weken terecht kunnen in een echte opvang en daar dan sparen om de borg voor een huurwoning, of zelfs maar een kamer, te betalen”, zegt Romeo.

Hij is er optimistischer over dan zij. Wel maakt hij zich op dit moment een beetje zorgen over de bezwete buitenlandse interviewer. „Drink je wel genoeg water?”, vraagt hij. „Stay hydrated!


Zijn hindoes veilig in Bangladesh? Angst en nepnieuws zijn moeilijk te ontrafelen

Het voorportaal van de woning van Shama Mondal in de Bengaalse hoofdstad Dhaka is kort en klein geslagen. Het huisje, in een buurt waar volgens bewoners „zo’n dertig” hindoegezinnen wonen, werd aangevallen door een menigte van tientallen mensen, volgens het gezin Mondal vanwege de tempel in de woning. De nis met het altaarbeeld van de hindoegodin Devi is niettemin ongeschonden. Shama gaf in een video op Facebook „islamisten” de schuld van het geweld.

Dit soort berichten maakt dat student Bono Choudhury niet onbevangen geniet van de omverwerping van de autocraat Sheikh Hasina, die op 5 augustus onder druk van massale protesten het land ontvluchtte. „Eerst vierden we feest over het vertrek van Hasina, we waren zo blij. Maar binnen een paar uur zagen we al de eerste berichten op sociale media, die ons angst aanjoegen.” In de hal van Dhaka University zet hij zijn boekentas op de grond – voor dit gesprek moet hij even zitten. Zijn vriend Shanjay Das (21) knikt. Hij wil wel wat explicieter zijn: „We hebben een soort gezegde dat een patroon in Bangladesh beschrijft: ‘Als een regime verandert, branden de huizen van hindoes’. Dat is gechargeerd. Maar het is óók waar we bang voor zijn.”

Beide jongemannen studeren aan de Dhaka University, maar de studentenprotesten die leidden tot de val van Hasina maakten ze mee in hun geboortesteden, in het noorden en oosten van het land. „Bij ons was het minder agressief dan in de hoofdstad, maar wij waren natuurlijk woedend over wat het regime de studenten hier heeft aangedaan”, zegt Choudhury over het politiegeweld dat de toenmalige premier op demonstranten afstuurde.

Ze vierden de val van Hasina met hun vrienden, maar nu worstelen de economiestudenten met een controversieel en moeilijk te ontrafelen onderwerp, dat in de nasleep van de politieke omwenteling de kop heeft opgestoken: zijn religieuze minderheden veilig in het overwegend islamitische land, dat nog moet kalmeren onder de interim-regering?

Islamitische vrijwilligers bewaken de hindoeïstische Dhakeshwari tempel in Dhaka.
Foto Rajib Dhar/AP

Antirevolutionair

In de afgelopen weken kwamen berichten naar buiten over geweld tegen hindoes en vernieling van hun eigendommen en gebouwen. Het Bureau van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de Mensenrechten noemt in een voorlopig rapport ook de beschadiging van enkele gebedshuizen in het land.

We hebben een soort gezegde in Bangladesh: ‘Als een regime verandert, branden de huizen van hindoes’

Shanjay Das
student

Dergelijk geweld tegen religieuze minderheden – in Bangladesh vormen hindoes ongeveer 8 procent van de bevolking van 168 miljoen, gelovigen van andere religies (zoals christenen en boeddhisten) samen 1 procent – werd door de studenten achter de succesvolle protestbeweging met klem veroordeeld. Toen de door Hasina’s regering aangestuurde politie na haar val niet meer functioneerde, vormden jongeren in het hele land burgerwachten, die zich opstelden voor hindoetempels of ’s nachts patrouilles liepen door de straten met veel bewoners uit minderheidsgroepen.

Lees ook

Vertrek van gehate premier Hasina van Bangladesh leidt tot hoop maar ook tot chaos, Nobelprijswinnaar leidt interim-regering

Demonstranten hijsen de nationale vlag bij de bestorming van het paleis van de vertrokken premier, in de hoofdstad Dhaka op 5 augustus.

Student Choudhury nam zelf deel aan zo’n bewakingsgroepje, en kent moslimvrienden die dat ook deden. „Dat waardeer ik zeer van ze, dat zij zich voor onze veiligheid inzetten. Maar wat ik lastig vind, is dat alle aandacht dáár naar uitgaat, en mensen daarmee verwachten dat mijn zorgen al weg zijn. Terwijl: mag ik niet gewoon mijn angsten uiten?”

Dat leidt tot ontzettend moeilijke gesprekken met hun vrienden, zeggen de twee hindoestudenten: de anderen vinden dat hun alertheid afdoet aan dit revolutionaire moment in Bangladesh. Of, nog scherper, dat ze zich antirevolutionair opstellen. „Gast! Ik heb met je meegestreden!” roept Das verontwaardigd.

Priesters in een hindoeïstische tempel in Dhaka.
Foto Indranil Mukherjee/AFP

Spanningen

Zulke twijfels over de loyaliteit van hindoes komen voort uit diepe historische breuklijnen in Bangladesh, die terug te voeren zijn tot voor de onafhankelijkheid van Bangladesh. Het land maakte zich in 1971, na een bittere taalstrijd en onafhankelijkheidsoorlog, los van Pakistan waartoe het als gebied met een overwegend islamitische bevolking sinds 1947 hoorde na de opdeling van de Britse koloniën in Zuid-Azië.

Hindoes golden daarna als belangrijke steunpilaar voor Awami League, de partij van Sheikh Hasina, die wordt gezien als een seculiere partij. Zijzelf greep die verbintenis gretig aan: toen in de jaren 2000 wereldwijd zorgen waren over islamistisch fundamentalisme, gebruikte zij die om haar internationale imago op te vijzelen. Maar ondertussen ventte Awami League de onderliggende spanningen tussen bevolkingsgroepen in de Bengaalse maatschappij politiek uit. En analisten wijzen erop dat haar antiterreurbeleid steeds meer repressie met zich meebracht.

Dit alles maakt het lastig om de achtergrond van de golf van nieuwe berichten over geweld tegen hindoes te ontrafelen. In zijn dorp in het noordelijke district Rangpur bijvoorbeeld zijn voor zover Choudhury weet twee hindoegezinnen aangevallen. Bij één geval ging het om een verstokte Awami League-aanhanger, die partijbijeenkomsten organiseerde. Het andere huishouden, dat pal náást dat partijlid woont, omschrijft de student als „politiek neutraal”.

De Hindu Buddhist Christian Unity Council van Bangladesh richtte een meldpunt op. Medewerkers turfden sinds een dag voor Hasina’s vertrek zeker 250 incidenten van geweld tegen religieuze minderheden, vertelt voorzitter Rana Das Gupta. „Op basis van mediaberichtgeving en slachtoffers die ons belden.” De interreligieuze raad wil dat de interim-regering die sinds twee weken aan de macht is, snel optreedt. Daarna moet er een „gestructureerde bescherming van minderheden” komen. In de inventarisatie zijn de hindoestudenten die omkwamen door het politiegeweld tegen de protesten, niet opgenomen.

Beeld van protest op 9 augustus tegen gewed tegen religieuze minderheden.
Foto Luis Tato/AFP

Ruzie om land

Verreweg de meeste meldingen kwamen uit rurale gebieden. Als NRC vraagt welke incidenten in hoofdstad Dhaka bekend zijn, wijst de raad de weg naar het huis van het gezin Mondal. Daar hebben buren in de tussentijd geholpen het puin te ruimen. Mohammad Babu houdt ’s avonds nog de wacht, vertelt hij. Volgens hem werden andere hindoes in deze buurt niet aangevallen. Hij heeft een andere lezing over de gebeurtenissen dan Shama Mondal: „Volgens mij is het de aanvallers te doen om land. Zij wilden profiteren, terwijl iedereen feestvierde over de val van Hasina. De Mondals wonen hier al lang, maar er zijn eerder ruzies geweest over wie de eigenaar is van dit perceel.”

Zelf is Babu moslim: „Maar dat maakt mij allemaal niet uit. Ik wil het hier veilig houden, ik woon met mijn gezin al jaren naast deze mensen.”

Veel incidenten van religieus geweld die op sociale media werden gedeeld, hadden een context van andere lokale disputen, concludeerden factcheckers van de BBC en persbureau AFP. Bengaalse en internationale media spreken na bestudering van die beelden van politiek geweld. Maar de hindoe-christelijk-boeddhistische raad vindt dat onderscheid, dat ook de huidige regeringsleider Mohammad Yunus gebruikte, „totaal onbehulpzaam”. De organisatie stelt een „gedubbelcheckte lijst” met alle incidenten in het vooruitzicht, die de interim-regering volgens voorzitter Gupta zal dwingen het probleem van religieus geweld serieuzer te nemen.

Nepnieuws

Professor Din Mohammad Sumon Rahman, docent mediastudies aan de private University of Liberal Arts Bangladesh, betwijfelt of zo’n lijst duidelijkheid zal verschaffen. „In de context van Bangladesh, na al die jaren, is het haast onmogelijk om ‘politieke’ en ‘religieuze’ motivaties te ontwarren”, zegt hij.

Sumon Rahman geeft leiding aan FactWatch Bangladesh, dat zich onder meer in samenwerking met Facebook bezighoudt met het verifiëren of ontkrachten van nepnieuws. „De bevolkingsgroepen zijn zo lang tegen elkaar opgezet, er is zoveel wantrouwen. Je kunt niet debunken hoe mensen zélf incidenten interpreteren”, stelt hij.

Juist daardoor valt nepnieuws in vruchtbare aarde. Net als de angst en onzekerheid die hindoes voelden in de onoverzichtelijke machtswisseling greep zulke desinformatie terug op „confirmation bias”, stelt hij.

Hij is onomwonden: „Bepaalde partijen hebben er profijt van om moslims in Bangladesh af te schilderen als enge islamisten.” Zo kunnen Hasina en Awami League aantonen dat haar beleid rust bracht voor het land. Het is ook een schrikbeeld buiten Bangladesh. Veel desinformatie bleek afkomstig van social media accounts in India, waar rechtse en hindoe-nationalistische influencers de angsten aanwakkerden onder het eigen Indiase publiek.

Bepaalde partijen hebben er profijt van om moslims in Bangladesh af te schilderen als enge islamisten

Din Mohammad Sumon Rahman
docent mediastudies

Studenten Bono Choudhury en Shanjay Das zagen de berichten over bedreigde Bengaalse hindoes snel veranderen. Aantallen werden overdreven, zeggen ze, de toon werd sensationeel. Das: „Verschrikkelijke geruchten over genocide tegen hindoes, etnische zuiveringen, groepsverkrachtingen… Dat is allemaal niet waar. Natuurlijk had dat als bedoeling om ons uit elkaar te drijven, en om Bangladesh zo zwak te maken.”

„Zuid-Azië komt snel in een greep van zulke haat tussen gemeenschappen”, besluit Das. „Daar moeten we vanaf.” De twee hindoestudenten voelen zich op hun universiteit, de bakermat van de nieuwste machtswisseling in Bangladesh, niet bedreigd. Maar de frictie die hun angst over mogelijke incidenten oproept, herinnert de twee wel op een ongemakkelijke manier aan hun positie als minderheid. Choudhury besluit: „Het zou goed zijn als onze zorgen worden erkend – gewoon, als iets dat speelt in de maatschappij. Dat is eigenlijk heel simpel, en dan kan de eenheid van de revolutie weer hersteld.”


Jenny Erpenbeck beschrijft alleen de zonzijde van de DDR

Jenny Erpenbeck was tweeëntwintig jaar oud toen de Muur viel. Die avond van 9 november 1989 bracht Erpenbeck met vriendinnen door, en vervolgens ging ze vroeg naar bed. „Door het wereldgebeuren ben ik heen geslapen”, schrijft ze in een essay van 2013. In het stuk lijkt Erpenbeck daar niet rouwig om, het klinkt meer alsof ze het liefst nog een paar dagen met de dekens over haar hoofd was blijven liggen. Ze had geen haast om van de nieuw gewonnen vrijheid gebruik te maken. „Plotseling werd er veel over vrijheid gesproken,” schrijft ze, „maar met dat woord […] kon ik weinig.”

Schrijver Jenny Erpenbeck (1967) heeft altijd ambivalente gevoelens gehouden over de implosie van de DDR waar ze opgroeide. „De vrijheid”, vervolgt ze in het stuk van 2013, „had een prijs, en de prijs was mijn gehele leven tot dan toe.”

Door die weemoedige blik op de DDR worden de boeken van Erpenbeck in haar thuisland een stuk gereserveerder ontvangen dan internationaal. In mei van dit jaar won Erpenbeck, samen met vertaler Michael Hofmann, de International Booker Prize voor de roman Kairos (2021), haar boek over een ontrafelende liefdesrelatie tegen de achtergrond van het ineenstortende socialisme. Eerder kreeg Erpenbeck ook al een voorloper van die prijs voor in het Engels vertaalde fictie, de Independent Foreign Fiction Prize van 2015, voor haar roman Een hand vol sneeuw (2012). Literair criticus James Wood tipte Erpenbeck in 2017 in The New Yorker voor de Nobelprijs voor Literatuur, onder meer voor haar roman Gaan, ging, gegaan (2016).

Ook in Duitsland is Erpenbeck een beroemde en belangrijke schrijver, maar ze wordt niet zo jubelend onthaald als in het buitenland. Literair criticus Helmut Böttinger, die onder andere voor Deutschlandfunk en de Sueddeutsche Zeitung schrijft, zegt: „Erpenbeck krijgt zeer goeie kritieken en de oplages zijn hoog. Maar het valt op dat ze nog niet een van de grote Duitse literatuurprijzen kreeg.”

Veel van de details uit haar jeugd die Erpenbeck in haar non-fictie beschrijft, teksten die zijn gebundeld onder de titel Kein Roman (2018), komen terug in haar romans. De eerste jaren woonde Erpenbeck in de Oost-Berlijnse wijk Pankow, die ook wel bekend stond als de wijk van de SED-partijbonzen. Later woonde ze in een flat aan de Leipziger Strasse in het centrum van Berlijn, en vervolgens schuin tegenover het Deutsche Theater in de Albrechtstrasse. Alle drie de adressen waren vlak bij de Berlijnse Muur. Voor kinderen, schrijft Erpenbeck, boden de straten die op de Muur doodliepen en waar dus geen verkeer doorheen kwam een uitgelezen mogelijkheid om te rolschaatsen. Vanaf haar schoolplein, schrijft Erpenbeck, las ze de tijd af van de digitale klok bovenop het Axel Springer gebouw, „die klok in de andere wereld”.

De familie waarin Jenny Erpenbeck opgroeide behoorde tot de DDR-elite. Haar grootvader Fritz Erpenbeck was een van de grondleggers van de DDR, na zijn tijd als communist in ballingschap in de Sovjet-Unie, en daarna een van de hoogste cultuurpolitici van de socialistische staat. Naar Fritz is een straat in Pankow vernoemd. De grootmoeder van Erpenbeck, Hedda Zinner, was een bekend schrijver en actrice. Erpenbecks vader, John Erpenbeck, is natuurkundige en romancier, haar moeder was vertaler en arabist aan de Humboldt Universiteit.

In een van de stukken in Kein Roman schrijft Erpenbeck nostalgisch over de ruïnes in het Oost-Berlijn van haar jeugd. Over het Neue Museum, waarvan nog maar de helft overeind stond en waar je via de takken van een berk toch nog de standbeelden op de tweede verdieping kon bezichtigen. Over de ruïne van de Dom, waar Erpenbeck op date ging tussen brokstukken en onkruid. Over de zwaar door bommen getroffen wijk Prenzlauer Berg, waar bleek dat de onderste verdiepingen van een huis nog best bewoonbaar waren, ook als de bovenste waren weggeblazen. Erpenbeck schrijft: „Dat de ruïnes daar stonden, kostte destijds niets. […] De tijd stond stil. Niemand sprak over geld”.

Na de val van de muur, dat spreekt vanzelf, ging het ineens heel veel over geld, zeker in de beleving van Erpenbeck. Voor de woningen, die in de DDR door de staat aan de burgers beschikbaar waren gesteld, moest soms ineens het driedubbele aan huur worden betaald zodra het huis privaat eigendom werd. De braakliggende grond in het centrum van Berlijn, de speelplaats van Erpenbecks jeugd, werd na 1989 rap verkocht, doorverkocht en doorontwikkeld. Of, anders verwoord door hoofdpersoon Richard in Gaan, ging, gegaan: „Met niets kun je de geschiedenis makkelijker laten verdwijnen dan wanneer je geld de vrije loop laat.”

De weerstand tegen een meer door geld en consumptie gedreven samenleving had Erpenbeck al meteen in november 1989. De Bondsrepubliek bood de nieuwe burgers allemaal een welkomstgeschenk van 100 Duitse mark aan, om te kunnen proeven van de West-Duitse markteconomie. Erpenbeck, net als veel van haar romanpersonages, weigerde het geld op te halen. „Ik ben geen bedelaar”, zei ze daarover in een interview dit voorjaar in The New York Times. En elders: „Ik was rijk op een andere manier, door de intellectuele traditie en de mensen om me heen.”

Een zwembad met spelende kinderen vlakbij Stettiner Bahnhof in Oost-Berlijn, 1958.
Foto Gert Kreutschmann/Ullstein Bild

Katharina, de hoofdpersoon in Kairos die enige biografische overeenkomsten vertoont met Erpenbeck, vraagt zich af in de eerste weken na de val van de muur: „De vrije consumptie komt op haar over als een rubberwand die de mensen scheidt van de verlangens die hun persoonlijke behoeften te boven gaan. Is zij straks misschien ook alleen nog maar een klant?”

Gevraagd naar de internationale lof voor Erpenbeck, wijst schrijver en essayist Anne Rabe (Wismar, 1986) op andere recente successen van Oost-Duitse auteurs in het VK en de VS. Vorig jaar werd Beyond the Wall van Hoyer, over het alledaagse leven in de DDR, een bestseller in het VK. In Duitsland waren de kritieken vrijwel zonder uitzondering vernietigend. Begin 2023 verscheen ook een eerste Engelse vertaling van Brigitte Reimanns (1933-1973) Geschwister, oorspronkelijk gepubliceerd in 1963. In de roman haalt hoofdpersoon Elisabeth Arendt, die overtuigd is van het socialisme, haar broer over om in de DDR te blijven in plaats van te vluchten. Arendts geloof in de staat is wel te begrijpen, schreef de recensent van de Times Literary Supplement: „Reimanns heldin vult haar door de staat gefinancierde werkdagen met schilderen en naar jazz luisteren, ’s avonds drinkt ze schnapps en vraagt ze zich af of ze verliefd moet worden op Joachim.” Vijftig jaar na Reimanns dood beleefde Siblings een Engelse revival.

Rabe: „In het Angelsaksisch taalgebied wordt literatuur die de DDR verheerlijkt nogal kritiekloos ontvangen. In zo westers gevormde landen wordt het idee van een alternatief voor het kapitalisme nu eenmaal gretig omarmd. Maar als het alternatief dat wordt geschetst een illusie is, zoals bijvoorbeeld bij Reimann, dan is het als kritiek op het kapitalisme niet serieus te nemen.”

In Erpenbecks Kairos is het Oost-Duitse kunstenaarsleven al net zo benijdenswaardig als bij Reimann. Hans, de vijftiger met wie de nog geen twintig jaar oude Katharina een affaire begint, wordt door de staat betaald, schrijft romans en af en toe een hoorspel voor de radio. Hij dineert met Katharina in de beroemdste restaurants van Oost-Berlijn, luistert naar muziek uit zijn platencollectie, drinkt schnapps en citeert Bertolt Brecht. Hij verhuisde ooit uit overtuiging van West- naar Oost-Duitsland, en uit inmiddels wat milde kritiek op het systeem, maar gelooft er onverminderd in.

Jenny Erpenbecks roman Kairos werd door Armin Petras bewerkt tot een toneelstuk voor het Staatstheater Cottbus.
Foto Frank Hammerschmidt/DPA

Criticus Böttinger: „Erpenbeck weet heel goed het bohemienleven in Oost-Berlijn te vangen. Het kunstenaarsmilieu in de DDR had een heel ander referentiekader dan dat in West-Duitsland.” Böttinger noemt als voorbeeld Brecht maar ook componist Hanns Eisler, die in Kairos vaak wordt aangehaald en die het DDR-volkslied componeerde, ‘Auferstanden aus Ruinen’. Hij wijst naar theatermaker Heiner Müller, die Erpenbeck zelf assisteerde, toen zij begin jaren 90 operaregisseur in wording was. „Die culturele wereld uit de DDR is goeddeels verdwenen”, zegt Böttinger. „Maar dat kunstenaarsleven was slechts aan een heel geprivilegieerd deel voorbehouden. En het stoort veel voormalige DDR-burgers dat Erpenbeck niet op haar eigen bevoorrechte situatie lijkt te reflecteren.”

In de romans van Erpenbeck lijkt het een overkoepelend Oost-Duits voorrecht om zich niet met banale dingen als geld en de huur bezig te houden, maar met muziek, poëzie, theater en dagvullende affaires. Politieke gevangenen, heropvoedinginstellingen en repressie spelen bij Erpenbeck nauwelijks een rol.

Historicus Ilko-Sascha Kowalczuk, die onder meer een veelgeprezen biografie van DDR-leider Walter Ulbricht schreef, is een fel criticus van Erpenbeck. „In haar romans wordt een beeld van de DDR geschetst zoals dat nooit heeft bestaan, en gedaan alsof de burgers van de DDR historisch uniek waren. Maar wat me het meest ergert is dat ze een Westen schetst dat verschrikkelijk is, dat onvrij is, waar de mensen allen maar consumptieartikelen achterna rennen en verder te dom zijn om aan iets anders te denken. Het verbaast me dat lezers in het westen dat allemaal slikken als zoete koek. Een vreemd soort zelfhaat die misschien typisch is voor liberale democratieën.”

Katharina, tenminste, heeft in Kairos geen goede eerste ervaring in het westen. Bij een bezoek aan familie in Keulen belandt ze in een seksshop, die scepsis over de kapitalistische ‘vrijheid’ oproept: „ […] Hier, op de bodem van de vrijheid, ziet ze tieten en pikken en pruimen, ze ziet stijven en kutten, ziet dikke gevallen, geile tongen, ziet vocht uit eikels opwellen, ziet vocht dat op billen, op borsten, in monden wordt gespoten, op oogleden en tongen, ziet slijm, sperma, spuug en pis, ziet stront.”

De neiging bestaat om de dictatuur van het alledaagse DDR-leven te scheiden

Anne Rabe
essayist

In interviews heeft Erpenbeck vaak gezegd dat ze overtuigd is van de noodzaak voor een alternatief voor het kapitalisme. Dat alleen zou haar in Duitsland niet per se op kritiek komen te staan, wel dat het alternatief bij Erpenbeck steeds weer de DDR uit haar bevoorrechte jeugd is. Böttinger ziet daarin ook een literair mankement: „Tot haar eigen positie heeft Erpenbeck te weinig distantie. In echt grote literatuur lopen de politieke en esthetische laag niet zo uiteen.”

In het Duitse debat over DDR-literatuur en over Erpenbeck gaat het ook over wie het narratief over de DDR bepaalt. Voor veel van oorsprong West-Duitsers was de DDR simpelweg een dictatuur, en zeker in de jaren na de val van de muur was er niet bijzonder veel belangstelling van West-Duitsers in wat er nog meer te melden viel. Die desinteresse, en de manier waarop Oost-Duitsland van de ene dag op de andere werd ingelijfd in de BRD, steekt nog altijd veel voormalige DDR-burgers en wordt vaak genoemd als een reden waarom de radicaal-rechtse partij Alternative für Deutschland (AfD) zo sterk is in de Oost-Duitse deelstaten. In Thüringen, Saksen en Brandenburg zijn in september verkiezingen en in peilingen ligt de AfD in alle drie deze deelstaten aan kop.

In reactie op het vaak platte West-Duitse beeld van de DDR vinden veel Oost-Duitse burgers het nodig de mooie kanten van het leven van toen te benadrukken, soms zozeer dat het romantische beeld de overhand krijgt. „De neiging bestaat om de dictatuur en het alledaagse leven in de DDR van elkaar te scheiden”, zegt schrijver Rabe. „Om te doen alsof het alledaagse leven onberoerd bleef door die dictatuur. Natuurlijk kon je in de DDR ook mooie dingen beleven, en werden mensen ook verliefd en zo. Maar het principe van een autoritair systeem is dat het het leven van alledag doordringt.”

Een opvallend terugkerend motief in de boeken van Erpenbeck is een autoritaire en veeleisende geliefde. In Kairos verlangt vijftiger Hans dat Katharina een kort rokje aantrekt. Volgens hem kan hij zich dan extra verheugen op hun afspraakje. Als Katharina afwijkt van Hans’ voorschriften, straft hij haar. Is de hoopvolle, maar teleurgestelde geliefde bij Erpenbeck een metafoor voor de DDR-machthebbers? Is de vrouw die geen kort rokje aan wil, de dissidente burger die gestraft moet worden? Als dat Erpenbecks DDR-kritiek is, dan is die voor veel Duitse lezers en critici te ijl.


Het Britse dorp Ashleworth is ook 35 jaar later bang voor nieuwkomers: Engelsen uit de stad

Het fijnste aan een stad vindt Simon Sugarman dat je er weer uit kunt vertrekken. „Het is lekker om na een paar dagen drukte hier terug te komen. Het tempo ligt langzamer bij ons.”

Sugarman is de eigenaar van The Hub in Ashleworth. Het is een café, postkantoor, supermarktje in één en The Hub is precies de goede naam; de plek is de spil van het dorp. Ongeveer vijf jaar bestieren hij en zijn vrouw de zaak nu, nadat ze de boel overnamen van Pat Riach. Oh kijk, zegt Sugarman, Pat zit net buiten op het terras koffie te drinken met twee vriendinnen. Zij was 35 jaar lang de eigenaar, en de dorpswinkel was al meer dan honderd jaar in handen van haar familie.

Ashleworth is een dorp met iets meer dan zeshonderd inwoners in het noorden van Gloucestershire, een graafschap met groene heuvels en veel akkerbouw in het westen van Engeland, tegen de grens met Wales aan. Hier kun je langs de kant van de weg uitgestalde bakjes pruimen en doosjes eieren kopen. Of mest: een flinke zak kost 1 pond (omgerekend ongeveer 1,15 euro). Het geld graag contant in het koekblik op tafel doen.

Veel inwoners van het dorp zijn dol op The Hub. Ze zijn er trots op dat hier in Ashleworth nog wél een postkantoor open is, terwijl die in de dorpen verderop zijn gesloten. Ouderen kunnen hier hun pensioen contant opnemen. Simon Sugarman verkoopt verder groenten en fruit, lavendelplantjes en fuchsia’s. Op donderdagen krijgt hij vlees binnen van lokale boeren, op vrijdagen verse vis. Op het pleintje voor het café staat een ouderwetse rode telefooncel die nu dienst doet als gratis boekenkast.

Toch is het niet vanzelfsprekend dat ze open blijven, zegt Sugarman. Zijn vrouw en hij gaven vijf jaar geleden allebei hun baan op in het vertrouwen dat The Hub genoeg zou opleveren, maar vorig jaar is zijn vrouw toch weer begonnen met bijklussen als zelfstandige in de informatietechnologie om de rekeningen te kunnen betalen. „Onze kosten zijn vrij hoog. We gebruiken vooral veel elektriciteit.” En de meeste inwoners doen toch hun grote boodschappen bij een grote supermarkt in Gloucester of Cheltenham. „Wij moeten kiezen wat we op voorraad hebben. We zijn bijvoorbeeld gestopt met de verkoop van sigaretten. Te duur.”

Deze weg leidt naar Ashleworth vanuit Hasfield, een dorp even noordelijker gelegen. In 1989 waren er verkiezingen voor het Europese Parlement en was James Scott-Hopkins de kandidaat van de Conservatieve Partij in het kiesdistrict van Ashleworth.

Foto’s Frans van Klaveren en Jamie Murray

De townies komen

Verstedelijking, zorgen over uitbreiding en de verhoudingen tussen nieuwelingen en oude bewoners hebben nog altijd invloed op het leven in Ashleworth. Dat is weinig anders dan vijfendertig jaar geleden, toen de kop boven de reportage in NRC Handelsblad was: „De townies komen: ‘Ik kén niet eens meer iedereen in Ashleworth’.

Sinds 1989 is het aantal inwoners van Ashleworth met enkele tientallen gestegen. En de bewoners hier zijn gezonder dan de gemiddelde Brit. Ze zijn ook rijker en ouder dan gemiddeld – en vaker autochtoon dan gemiddeld. De criminaliteit ligt lager en de tevredenheid met de eigen buurt is hoger.

Verstedelijking, zorgen over uitbreiding en de verhoudingen tussen nieuwelingen en oude bewoners hebben nog altijd invloed op het leven in Ashleworth

De twee pubs die het dorp rijk was, The Queen’s Arms en The Boat Inn, zijn inmiddels gesloten en omgebouwd tot woonhuizen. Twee straten bij The Hub vandaan worden een paar rijen nieuwe huizen gebouwd, ze zijn van rood baksteen en hebben een garage. „Deze groep huizen maakt deel uit van een gastvrije, hechte gemeenschap”, staat in de advertentie van de projectontwikkelaar. Voor een vrijstaand huis met drie slaapkamers is de vraagprijs 385.000 pond, omgerekend ruim 450.000 euro.

Het citaat uit de kop van het artikel 35 jaar geleden was van de moeder van Pat Riach, die toen net de dorpswinkel aan haar had overgedaan. Dochter Pat ervoer ongeveer hetzelfde, nadat zij de winkel doorverkocht in 2019: „Ik mis vooral de mensen en het overal van op de hoogte zijn.” Al woont ze nog pal achter The Hub en zegt iedereen op het terras haar gedag.

De nieuwe huizen en hun bewoners zijn het probleem niet, zegt Riach ook. „De infrastructuur van het dorp moet óók meegroeien, en dat gebeurt niet.” Ze bedoelt zowel de wegen als sommige publieke voorzieningen: „We hebben nu bijvoorbeeld het geluk dat we vrij snel bij de huisarts terecht kunnen als er iets is. Maar er komen straks vast geen extra artsen bij, dus hoe moet dat?”

En de bewoners beneden in het dal, aan de rivier Severn, hebben steeds vaker problemen met de afvoer van regenwater. Riach: „Overstromingen waren uitzonderlijk en kwamen zo eens in de zeven jaar voor. Toen werd dat elke vijf jaar, toen elke drie jaar. Nu gebeuren ze drie tot vier keer per jáár.”

Een paar jaar geleden stond de kerk onder water met Kerst. Een andere keer moesten de mannen uit het dorp een kudde varkens redden. Eén van de oorzaken is klimaatverandering, zeker. Maar de bouw van nieuwe huizen op de uiterwaarden, stroomopwaarts, heeft er waarschijnlijk meer mee te maken. „Ze hebben er ook waterkeringen bij gebouwd, waardoor het water sneller onze kant op komt. Met een beetje regenval is het woesjjjjj.”

De St. Andrew en St. Bartholomew kerk ligt even buiten het centrum van Ashleworth en staat op de Engelse lijst van nationaal erfgoed.

Foto’s Frans van Klaveren en Jamie Murray

Meehelpen is belangrijk

Die avond hebben de dames van vrouwenvereniging Women’s Institute van Ashleworth hun maandelijkse bijeenkomst. Zo’n zeventien vrouwen hebben zich verzameld, dit keer in een grote perenboomgaard net buiten het dorp. In de avondzon krijgen ze uitleg over perry, een speciaal cider gemaakt van peren.

Na de hapjes – zelfgemaakte sandwiches met eiersalade, quiche en kleine koude worstjes – loopt voorzitter Jennifer Fenech de agendapunten langs. Wie heeft zin om zich bezig te houden met de schoenendozen met spulletjes voor arme kinderen? En wie wil in september de maandelijkse gratis gemeenschapslunch organiseren in het dorpshuis? „We zijn een paar van onze servetten kwijtgeraakt”, meldt iemand anders uit het bestuur. „En ik doe voortaan een uitleg bij de waszak, want de servetten hoeven helemaal niet gestreken te worden.”

Het punt met nieuwkomers, zegt Funnel, is dat die vaak minder betrokken zijn. In Ashleworth betekent dat bijna altijd Engelsen uit de stad

Vrijwilligerswerk doet ertoe in Ashleworth, vertelt één van de WI-leden, Veronica Funnel. „Ik ben hier ongeveer 23 jaar geleden komen wonen, dus ik ben nieuw in het dorp”, zegt ze met een lach. Ze zit in de boekenclub van hun Women’s Institute, organiseert hun tripjes naar het theater en is één van de vrijwilligers voor de kerk. „Zaterdag hebben we een bruiloft. Ik ben al bij de repetitie vrijdag en ik zorg ervoor dat zaterdag alles goed loopt. Het neemt een grote hap uit mijn dag.”

Het punt met nieuwkomers, zegt Funnel, is dat die vaak minder betrokken zijn. „Ze hebben een bepaald beeld bij wonen in een dorp. Ze denken, we nemen een hond en dat is het. Bijdragen aan het dorpsleven gebeurt vaak niet.” Buitenlandse migranten zijn er overigens niet in Ashleworth: hier betekent ‘nieuwkomers’ bijna altijd Engelsen uit de stad.

Simon Sugarman is sinds 2019 eigenaar van The Hub: postkantoor, dorspwinkel en café in één.
Foto Jamie Murray

Stank van mest

Ook de oude dame Anne Turner, ze werd 90 jaar in februari, is verknocht aan Ashleworth. Ze vertelt een anekdote die andere bewoners even graag aanhalen: „Er was eens een dame uit de stad die hier kwam wonen en heftig klaagde over de stank van de mest bij de buren. Vanwege haar gezanik verhuisde die boerderij naast haar uit het dorp.” Of dat laatste ook klopt? Het aantal kleinschalige boerderijen in Ashleworth en omstreken is afgenomen, maar die trend is in heel Engeland gaande.

Vijfendertig jaar geleden was Turner de hoofdonderwijzeres van de christelijke basisschool in het dorp. De school bestaat nog steeds en zo middenin de zomer zijn er klussers bezig om de lokalen op te knappen. Boven de deur hangen citaten uit de Bijbel. „Matteüs 7.12: Behandel anderen zoals jullie door hen behandeld zouden willen worden.”

Er is plek voor vijftig kinderen, maar vaak schommelt het aantal leerlingen maar rond de twintig en is het spannend of de school open kan blijven. Ook in haar jaren dreigde sluiting, vertelt Turner, in het jaar dat ze maar negentien leerlingen had: „De ouders deden geweldig hun best en plaatsten een advertentie in de lokale krant waarin ze beschreven wat een fijne school het is.” Opschaling biedt hier uitkomst. Het schoolhoofd nu heeft drie scholen onder zich, in meerdere dorpen. En wie weet, met wat nieuwe leerlingen uit de nieuwbouw in het dorp erbij zal de school waarschijnlijk overleven.

Foto Jamie Murray


Na weken onzekerheid lijkt Frankrijk een nieuwe premier te krijgen. Maar wie?

De Franse zomer is bijna voorbij, dus politiek Parijs maakt zich op voor de rentrée, het begin van het nieuwe politieke jaar. Nu september nadert, weet president Emmanuel Macron dat hij eraan moet geloven: zijn ‘politieke wapenstilstand’ tijdens de olympische zomer komt tot een einde en hij moet bekendmaken wie de nieuwe premier wordt, die vervolgens een regering gaat vormen.

Nadat Frankrijk bijna zes weken lang enkel een demissionaire regering heeft gehad – ongekend lang – geeft Macron vrijdag de aftrap voor een nieuw jaar. Hij heeft de leiders van de politieke partijen uitgenodigd op het Élysée voor „loyale en oprechte” gesprekken over de te vormen regering. De gesprekken duren tot en met maandag, waarna de nieuwe premier benoemd zal worden – een precieze datum daarvoor is nog niet genoemd.

Nog onzekerder is wíe die nieuwe premier wordt. Sinds de parlementsverkiezingen van 7 juli heeft Frankrijk een bijzonder verdeeld parlement dat grofweg bestaat uit drie blokken: links, kamp-Macron en radicaal-rechts. Het linkse blok NFP is de grootste groep, maar heeft bij lange na geen meerderheid.

Dit betekent dat er niet één logische partij is die de premier gaat leveren, wat heeft geleid tot weken van speculatie over wie de president zou kunnen kiezen. De afgelopen tijd passeerden zowel socialistische politici als oud-premier Bernard Cazeneuve als rechtse prominenten als oud-minister Xavier Bertrand de revue.

Lees ook

Het is volstrekt onduidelijk wie Frankrijk gaat leiden. Macron kiest ervoor de crisis te laten sudderen

President Macron maandag in gesprek met Franse deelnemers aan de Olympische Spelen. Geen politieke twisten tijdens de Spelen, is zijn motto.

NFP heeft een kandidaat

Wat wel zeker is, is dat het linkse blok NFP vrijdagochtend als eerste mag langskomen op het Élysée. De leiders van de verschillende linkse partijen binnen dat blok worden vergezeld door Lucie Castets, de directeur financiën van de gemeente Parijs die het NFP naar voren heeft geschoven als premierskandidaat.

De traditie wil dat de president een premier kiest uit de grootste politieke familie. Daarom vindt het NFP dat Castets de enige logische keuze is, zo schrijft de alliantie donderdag in een open brief. „Zoals in alle parlementaire democratieën moet de coalitie die [bij de verkiezingen] als beste uit de bus komt in staat worden gesteld een regering te vormen.”

De kans dat Macron Castets daadwerkelijk zal kiezen, is echter nihil: toen zij eind juli werd gepresenteerd toonde de president zich al weinig happig. En deze week benadrukten bronnen rond het Élysée in de Franse pers dat Macron geen regering wil aanstellen die „valt bij de eerste motie van censuur”. Bekend is dat de rechtse partijen een regering-Castets meteen ten val zouden willen brengen.

Hierbij speelt mee dat een linkse regering onder Castets waarschijnlijk gevormd zou worden met leden van de verschillende linkse partijen binnen NFP, óók van het hardlinkse LFI (La France Insoumise), de grootste partij binnen het verbond. En die partij ligt niet lekker bij veel rechtse en gematigde Fransen vanwege haar weinig constructieve houding en de constante stroom rellen waarbij ze betrokken is. Vorig weekend nog veroorzaakte LFI binnen en buiten NFP onrust door op te roepen tot een afzettingsprocedure tegen Macron – iets waar de andere linkse partijen niet achter staan.

LFI’ers storen zich er juist aan dat de namen van linkse politici die circuleren voor de premiersfunctie van de Socialistische Partij afkomstig zijn: van oudsher dé linkse regeringspartij. Naast Cazeneuve wordt de burgemeester van de Parijse voorstad Saint-Ouen genoemd, Karim Bouamrane. Die twee worden meer regeringswaardig geacht dan de luidruchtige LFI’ers, maar LFI wil als grootste linkse partij niet gepasseerd worden.

Lees ook

Niet chaos, maar rust en euforie in Parijs tijdens de Spelen. Hoe lang houdt het stand?

Plein bij het Louvre Museum in Parijs op zondag 28 juli, twee dagen na de openingsceremonie van de Olympische Spelen.

Rechtse partijen

Na het NFP komen vrijdag de leiders langs van de partijen die Macron steunen. Maandag volgen dan de leiders van het radicaal-rechtse Rassemblement National en Éric Ciotti, voorzitter van wat rest van de conservatief-rechtse Les Républicains (LR). Die partij implodeerde nadat Ciotti zonder overleg met de partijtop voor de parlementsverkiezingen een samenwerking aanging met het RN. Vervolgens weigerde hij te vertrekken als partijvoorzitter, waardoor er nu de facto twee partijen bestaan die dezelfde naam gebruiken. In de Assemblée zitten nu zowel gedeputeerden die bij Ciotti horen (en dus samenwerken met het RN) als LR-politici die de oude partijlijn voortzetten.

Het moge duidelijk zijn dat zowel op links als op rechts vooral veel intern geruzied wordt – en als men daar niet bezig mee is, dan wordt een stok gezocht om Macron te slaan. Zo oogstte de president de afgelopen weken veelvuldig de kritiek dat hij de impasse te lang laat voortsudderen en te autocratisch besluiten neemt. Met de komende gesprekken lijkt hij dat beeld te willen kantelen. Het zijn niet de beste omstandigheden voor het vormen van een „grote en zo stabiel mogelijke” coalitie, waar Macron zo vurig op hoopt. Dat Frankrijk geen sterke geschiedenis van coalitievorming heeft, werkt ook niet mee.

Maar rasoptimist Macron lijkt er zelf nog altijd vertrouwen in te hebben. Hij denkt nog altijd een coalitie te kunnen vormen van niet-extreme partijen (lees: alles behalve LFI en het RN). Volgens het Élysée „staat de president zij aan zij met de Fransen” en zal hij ervoor zorgen dat de verkiezingsuitslag van 7 juli wordt gerespecteerd. Na het weekend zal blijken of de president terecht optimistisch is of hij enkel onrealistische dromen heeft.


Gesloten media, verdwenen activisten – in Guinee voelt niemand zich veilig

Het was 11.00 uur en de uitzending van Les Grandes Gueules (De Grote Bekken) was al even op stoom, toen Mohamed Mara een appje ontving. De receptionist. „Er staan hier agenten van de telecomtoezichthouder en mannen in uniform. Ze willen naar boven naar de studio komen.” „Zeg ze maar dat dat niet mogelijk is”, appte de journalist terug. „We zitten live in de uitzending.” Een half uur later viel hun verbinding weg.

„Die lui waren naar de heuvel gegaan waar onze zenders staan, hebben onze beveiliger opgesloten en alle apparatuur ontmanteld en meegenomen”, zegt Mara. Dat was eind mei. Sindsdien is op de frequentie van Espace FM, Guinee’s meest beluisterde private radiostation, niets dan ruis te horen. Net als op de frequenties van FIM FM en Djoma FM, twee eveneens populaire zenders in Guinee bij wie agenten die ochtend aanklopten.

Het bleef niet bij hun radiostations. Ook de televisiezenders van Espace en Djoma, evenals nog een zuster-radiozender van Espace, kregen te horen dat hun licenties per direct waren ingetrokken. „Zonder waarschuwing, zonder enige uitleg”, zegt Mara, tevens directeur van Espace FM, op hun nu verlaten redactie in een buitenwijk van de hoofdstad Conakry.

Lees ook

Na vijftien jaar krijgen Guinese slachtoffers van militair bloedbad eindelijk gerechtigheid

Oud-leider van Guinee Moussa Dadis Camara (vooraan) kwam eerder deze week de rechtszaal binnen. Hij kreeg twintig jaar cel opgelegd voor zijn betrokkenheid bij het bloedbad dat militairen in 2009 aanrichtten.

Mohamed Mara, directeur van de populaire radiozender Espace FM, in een van hun redactieruimtes.
Foto Eva Oude Elferink
Mohamed Mara, directeur van Espace FM, toont de aantekeningen van de laatste uitzending van Les Grands Gueules. In die uitzending ging het onder meer over een historisch proces tegen een oud-president en andere hooggeplaatste legerofficieren vanwege een bloedbad in 2009. Een van de verdachten, Claude Pivi (zijn naam is omcirkeld), was toen net uit de gevangenis ontsnapt.
Foto Eva Oude Elferink

Journalisten in Guinee zijn wel wat gewend. De afgelopen decennia volgde de ene autocraat de andere op in het West-Afrikaanse land, dat ondanks een rijkdom aan grondstoffen nog steeds straatarm is. En toch. Toen militairen in 2021 de macht grepen in de zoveelste coup, hoopten velen dat de dingen anders zouden gaan. Ze zeiden de juiste dingen, zegt Mara. „En er was een soif, een dorst, naar verandering.”

Nieuwe grondwet

Inmiddels lijkt de beloofde transitie van juntaleider Mamadi Doumbouya er één zonder einde. Verkiezingen die dit jaar zouden plaatsvinden, zijn naar een onbestemde datum vooruit geschoven. Ondertussen groeien de geruchten dat hij zich verkiesbaar wil stellen – iets wat het hoofd van Guinees forces spéciales eerder zei niet te zullen doen. De nieuwe grondwet die zijn regering onlangs presenteerden laat Doumbouya de ruimte.

„We zijn op een punt gekomen waarbij deze regering niet meer kan uitleggen waarom de dingen gaan zoals ze gaan”, zegt Kalil Oularé, directeur van Djoma Media. „Dus leggen ze het zwijgen op aan diegenen die daar vragen over stellen.” Zo werden eerder andere media tijdelijk geschorst en activisten en leden van Guinees oppositie opgepakt. „Niemand is meer veilig”, zegt Alseny Sall van Guinees mensenrechtenorganisatie OGDH.

Demonstraties werden al kort na de coup verboden. Volgens Amnesty International vielen er sindsdien zeker 47 doden toen mensen toch de straat op gingen. Meerdere journalisten werden vorig jaar ook opgepakt toen zij protesteerden tegen de groeiende beperkingen, zoals het langdurig afsluiten van het internet.

En nu dus de ingetrokken licenties. Een verklaring daarvoor kregen de mediabazen pas daags na het bezoek aan hun redacties. Hun media, waar Guineeërs vanuit heel het land en de diaspora dagelijks massaal op afstemden voor felle politieke debatten en journalistieke onthullingen, zouden de beroepsregels hebben geschonden, aldus een communiqué.

„In deze kwetsbare transitieperiode is de bijdrage van de media aan het versterken van de nationale eenheid cruciaal. Sommigen ontbreekt het aan die verantwoordelijkheid.”

Schimmel op bureaustoel

Het is pijnlijk, zegt Espace-directeur Mara. Ook hij was optimistisch toen Doumbouya destijds op televisie verscheen, de Guinese vlag over zijn uniform gedrapeerd, en zei orde op zaken te komen stellen. Zo groot was de onvrede over de toenmalige president Alpha Condé. Die won in 2010 democratische verkiezingen, maar wilde na twee termijnen niet meer wijken. Dus liet hij aan de grondwet sleutelen om voor een derde te gaan.

Mohamed Mara, directeur van Espace FM, in de lege regieruimte van één van hun studio’s op hun redactie in Conakry. Sinds de autoriteiten op 22 mei de licenties voor zowel Espace’s radio- als televisiestation heeft geschrapt, zitten hun werknemers thuis.
Foto Eva Oude Elferink
Kalil Oularé, directeur van Djoma Media, in één van de lege redactieruimtes. Sinds de autoriteiten op 22 mei de licenties voor zowel Djoma’s radio- als televisiestation heeft geschrapt, zitten hun werknemers thuis. Dit is hun hoofdredactie in een buitenwijk van de hoofdstad Conakry.
Foto Eva Oude Elferink

In lijn met zijn voorgangers voerde Condé de politieke repressie daarbij flink op. Ook op de pers die na hun liberalisering in 2005 als één van de meest vrije in de regio gold. Maar media gedwongen sluiten? Zover ging zelfs hij niet, klinkt het nu.

Op de redactievloer van Espace, die over vijf smalle verdiepingen is verspreid, hebben de maanden die sinds hun sluiting verstreken hun sporen nagelaten. „Sorry hoor”, excuseert Mara zich bij binnenkomst in zijn kantoor, terwijl hij, bril op en in een smetteloos donker pak, met keukenpapier de schimmel van zijn bureaustoel poetst. Hij komt hier nog maar zelden, legt de directeur uit. Hun vierhonderd werknemers zitten toch werkloos thuis.

Mara komt sowieso nauwelijks meer buiten. Behalve zondags voor de kerk. Het is niet veilig, zegt hij. De journalist, wiens omhoog schietende stem vrijwel iedere Guineeër kent, zegt regelmatig belletjes te ontvangen van mensen die hem waarschuwen. Verlaat Guinee, zeggen ze, voor ook jij verdwijnt.

Geblindeerde suv’s

Zoals begin vorige maand gebeurde met Oumar Sylla (ook Fonikè Mengue genoemd) en Mamadou Billo Bah, twee bekende pro-democratieactivisten. Met hun Front voor de Bescherming van de Grondwet (FNDC) keerden zij zich eerder tegen Condé, en al snel na de staatsgreep ook tegen het regime van Doumbouya. Die hief hun organisatie in 2022 op en liet beiden al eens oppakken, maar toen kwamen ze na maanden weer vrij.

Ditmaal niet. Sinds leden van de forces spéciales en gendarmerie op de avond van 9 juli Sylla en Bah in geblindeerde suv’s meenamen uit Sylla’s huis in Conakry heeft niemand iets van ze vernomen. Het enige nieuws over hun lot kwam van een derde FNDC-lid die met hen werd opgepakt, maar kort daarna weer vrijkwam. Volgens hem werden ze meegenomen naar een lang ongebruikte gevangenis op één van de eilanden voor Conakry.

In video’s die op YouTube inmiddels tienduizenden keren zijn bekeken, vertelt de jongen vanaf een geheime locatie hoe de drie veelvuldig werden geslagen en bedreigd. Ze zouden hier niet meer levend uit komen. Hij kwam er met gebroken ribben vanaf.

Tegen lokale media noemde regeringswoordvoerder en minister Ousmane Gaoual Diallo de video’s „propaganda, bedoeld om het imago van Guinee en haar autoriteiten te bezoedelen”. Diallo ontkent dat de staat iets te maken heeft met Sylla en Bah’s verdwijning, net zoals eerder ook Guinees openbaar aanklager dat deed. „Sterker nog”, stelde die, „geen enkele penitentiaire inrichting in het land houdt deze ontvoerde mensen vast”.

Zijn Openbaar Ministerie kondigde wel een onderzoek aan en riep mensen op zich met informatie bij hen te melden. Waar dat onderzoek nu staat, is onduidelijk. NRC werd ondanks toezeggingen niet teruggebeld.

Mysterieuze dood

De aanklager gaf hem koude rillingen, zegt Ibrahim Diallo, met Sylla een van de oprichters van het FNDC. „Want ik geloof er geen woord van.” Vooral na de recente mysterieuze dood van de voormalig nummer twee van de junta. Deze generaal was twee weken eerder vastgezet en veroordeeld voor „desertie” en „illegaal wapenbeheer.” Een natuurlijke dood, aldus de autopsie. Diens advocaat verwerpt dat. De generaal was „kerngezond”.

Ook Diallo werd door deze junta al eens maandenlang vastgezet. Samen met Sylla, nadat in 2022 duizenden gehoor gaven aan hun oproep te demonstreren om een terugkeer naar democratie te eisen. „Ze weten dat als wij Guineeërs vragen de straat op te gaan, dat ze dat doen”, zegt Diallo. Voor hun verdwijning hadden Sylla en Bah een nieuwe demonstratie aangekondigd. Onder meer tegen de sluiting van radio- en televisiezenders.

Zo sijpelt steeds meer angst en paranoia door de straten van Conakry, waar Doumbouya vanaf posters langs verkeersaders passanten aanstaart en zwaarbewapende special forces naast pantservoertuigen de wegen naar het centrum – en het presidentieel paleis Mohammed V – bewaken. Ondertussen vinden ook binnen het leger zuivering plaats. Verschillende advocaten vertellen NRC daarbij over verdwijningen van militairen.

Ça ne vas pas”, zucht een man, zittend voor houten kraampje waarin pantalons en overhemden aan klerenhangers hangen. Het gaat niet. De verkoper, die zijn naam niet wil delen („volg je het nieuws hier niet?”), begint over de elektriciteit die maar blijft uitvallen, de werkloosheid die stijgt. En nu hebben ze ook nog eens al zijn media gesloten. „Op de radio hoor je nu alleen nog maar muziek”, klaagt de verkoper.

Net als zovelen zette hij zijn transistorradio iedere ochtend op Les Grandes Gueules van Espace en in de middag op Mirador, een soortgelijk programma van FIM FM. Daarin werd niet alleen Guinees politiek ontleed; ook het gesjoemel van bureaucraten. Doumbouya had beloofd de corruptie te stoppen, maar moest onder meer zijn minister van transport ontslaan nadat Espace compromitterende audio’s van hem in handen kreeg.

Mislukte staatsgreep

Dat leidde al tot confrontaties. Zo werden eind november drie radio- en televisiezenders waaronder van Espace en Djoma geweerd van kabeldiensten Canal+ en Star Time. Op verzoek van de autoriteiten, dat naar „de nationale veiligheid” wees. Vrijwel gelijktijdig trokken ook adverteerders zeer terug en merkten Mara en zijn collega’s van Djoma en FIM dat hun radio-uitzendingen werden verstoord.

„Als mensen in Conakry onze frequentie aanzetten, hoorden ze ineens muziek”, vertelt Mara. Met name één nummer: Armée Guinéenne (Guinees leger) dat in 1970 kort na een mislukte staatsgreep verscheen. In dit verder vrolijk klinkend liedje wordt opgeroepen „de vijand te kruisigen”, zegt Mara’s met overslaande stem. „Zijn wij nu die vijand?” Samen met de andere mediabedrijven hebben ze beroep aangetekend tegen hun sluiting, maar vooralsnog blijft het stil.

Niemand weet hoeveel verder de militairen nog bereid zijn te gaan, zegt op zijn beurt activist Diallo. Weinigen in Guinee durven zich nog uit te spreken en ook diplomatiek valt de stilte op. Waar elders in West-Afrika de junta’s van Mali, Burkina Faso en Niger – die ieder de afgelopen jaren staatsgrepen kenden – ruzieden met hun regionale buren en Westerse partners, hield Doumbouya de banden met iedereen aan.

Lees ook

‘Brexit in de Sahel’: Mali, Burkina Faso en Niger wijzen Ecowas de deur

In de Nigerese hoofdstad Niamey gingen verheugde bewoners de straat op nadat het land, net als Mali en Burkina Faso, had aangekondigd het regionale samenwerkingsverband  Ecowas de wacht aan te zeggen.

Die strategie betaalt zich uit. Zo lijkt niemand van plan de junta nieuwe sancties op te leggen nu zij de door hun beloofde verkiezingsdeadline hebben losgelaten. Daarvoor zijn de belangen te groot. Onder meer voor oud-kolonisator Frankrijk, dat een grote vinger heeft in Guinees bauxietsector – en door de junta’s in Mali, Burkina en Niger al de deur werd gewezen. Ook met het regionale blok ECOWAS liggen die drie overhoop.

Veel van Diallo’s kameraden zijn inmiddels het land ontvlucht. Hij deed dat eerder, onder Alpha Condé. Of hij nu weer probeert te gaan, hangt af van de situatie, zegt Diallo, die op een geheime locatie verblijft. „Ik wil eerst weten of mijn vrienden nog ademen.”


Cubaanse artsen vullen in Zuid-Italië de gaten in de publieke zorg

Dokter Roily San Roman Valdés (35) ziet er vermoeid uit. De Cubaanse arts heeft net zijn nachtdienst op de spoedafdeling afgerond. Sinds anderhalf jaar werkt hij in het publieke ziekenhuis Santa Maria degli Ungheresi in Polistena, een stad in het binnenland van Calabrië, een van de armste streken in Europa.

„In Cuba beschouwen wij Italië als een welvarend land”, zegt San Roman Valdés. „Ik had nooit verwacht dat ik naar het rijke Europa zou worden gestuurd.” Het ziekenhuis van Polistena ligt er een beetje afgeleefd bij. De stad telt ongeveer tienduizend inwoners, maar het ziekenhuis bedient de hele streek, met 180.000 mensen. ’s Zomers komen daar nog een hoop toeristen bij.

Eerste-Hulparts Roily San Roman Valdés.
Foto Fabio Itri

In het ziekenhuis zijn zo’n twintig Cubaanse artsen toegevoegd aan de 110 overwerkte Italiaanse dokters, die erg blij zijn met de extra hulp. „De nood was zo hoog, dat dit ziekenhuis in de zomer van 2022 zelfs dreigde te sluiten”, zegt directeur Francesca Liotta (65), die ook de afdeling reanimatie en anesthesie leidt. „In juli en augustus van dat jaar ging de reanimatie bij gebrek aan anesthesisten tijdelijk dicht, en dat dreigde toen ook met de spoedafdeling te gebeuren.”

Inmiddels werken acht Cubaanse artsen en vier Italianen op de Eerste Hulp. Zonder die Caraïbische versterking kan de afdeling niet dag en nacht, zeven dagen per week openblijven. Het akkoord tussen het Cubaanse overheidsagentschap dat de artsen uitzendt en de Italiaanse landstreek Calabrië (de zorg in Italië is gedecentraliseerd) werd in 2022 gesloten. Het project loopt tot in 2025. In totaal zullen 497 Cubaanse artsen naar Calabrië worden uitgezonden.

Cuba omschrijft de medische missies als internationale solidariteit, maar het is ook een vorm van ‘soft power’. Wijlen Fidel Castro noemde de goed opgeleide Cubaanse artsen al „het leger van witte jassen”. De medische missies geven Cuba aanzien in de wereld. Ook economisch is het aantrekkelijk.

In Polistena vertellen drie Cubaanse artsen ieder apart van elkaar dat ze in Italië evenveel verdienen als hun Italiaanse collega’s, maar een belangrijk percentage van hun loon afstaan aan het Cubaanse overheidsagentschap dat hen stuurt. Dat deel wordt geïnvesteerd in de gezondheidszorg op Cuba. Hun Cubaanse loon wordt ook doorbetaald en gaat naar hun familie, en eenmaal per jaar betaalt Cuba de terugreis naar het eiland, voor een vakantie van een maand. Calabrië geeft ook nog een huurtoelage.

Cubaan Adrian Naranjo Dominguez is cardioloog in Polistena.
Foto Fabio Itri

„Er wordt van alles over ons verteld”, zegt de goedlachse cardioloog Adrian Naranjo Dominguez (33). „Bijvoorbeeld dat we militairen of spionnen zouden zijn.” Hij grinnikt. „Wat zou ik hier moeten bespioneren? Wij zijn artsen, we zijn hier om te helpen.” De Cubanen maken lange uren, maar de dank is groot, zegt zijn collega Eduardo Gongora Peña (37), die spoedarts is. „Dit is een Latijns volk, net als wij. Wij zijn hier met open armen ontvangen.”

Structureel personeelstekort

Voorheen werkte dokter Gongora Peña in Venezuela. Ook hij was stomverbaasd dat Zuid-Italië om Cubaanse artsen vroeg. „Cuba stuurde tijdens de pandemie ook al dokters naar het zwaar getroffen Lombardije, maar dat was noodhulp.” In Calabrië moeten de Cubanen een structureel personeelstekort opvangen.

Directeur Liotta, een kleine vrouw met een energieke blik, zag tijdens haar 32 dienstjaren middelen en personeel slinken. „Vanaf eind jaren tachtig ging het bergaf”, zegt de arts. „Toen bleek ook nog dat de maffia de zorgsector had geïnfiltreerd.” Jarenlang stond de gezondheidszorg in Calabrië daarom onder justitieel toezicht.

Directeur Francesca Liotta bespreekt de planning van de werkdag met een Italiaanse collega.
Foto Fabio Itri

Volgens de Italiaanse overheid zijn er alleen al op de spoedafdelingen van openbare ziekenhuizen 4.500 artsen en 10.000 verpleegkundigen te weinig. De vakbonden spreken voor de hele zorg van een veelvoud van die getallen. Bovendien gaapt tussen het noorden en het veel armere zuiden een diepe kloof. „Zelfs voor een routine-ingreep reizen patiënten liever naar Rome of Milaan”, zegt Liotta.

Het personeelstekort heeft meer dan één verklaring. Collega’s gaan met pensioen en worden niet snel genoeg vervangen. „Het beroep van arts is niet langer aantrekkelijk in een publiek ziekenhuis met lange diensten, en een spoedafdeling die dag en nacht draait”, zegt de dokter. „Artsen willen ook een leven.”

Kostbare noodoplossing

Bijgevolg kiezen artsen steeds vaker voor een veel beter betaalde baan in een privékliniek, of ze vestigen zich als zelfstandige. Daarna bieden ze zich als dik betaalde freelancers aan bij de ziekenhuizen die worstelen met personeelstekort. Sommige zelfstandige artsen verdienen tot 1.800 euro (bruto) per dienst. In vijf jaar tijd heeft deze noodoplossing al 1,7 miljard euro gekost.

De rechtse regering van Giorgia Meloni spreekt van een „afschuwelijke praktijk” en laat de politie controleren op misbruik door zelfstandige artsen die zich weer laten inhuren. De regering-Meloni wil ook meer studenten aan de opleiding medicijnen laten beginnen. Nu wordt hun aantal beperkt. Maar wat de premier in de zorg ook onderneemt, Meloni stuit op harde kritiek van de linkse oppositie.

Meloni bijt van zich af door te zeggen dat haar regering dit jaar 134 miljard euro in de gezondheidszorg steekt, „het hoogste cijfer ooit”. Hoewel dat in absolute cijfers klopt, gaat zij voorbij aan inflatie en koopkracht. In verhouding tot het bruto binnenlands product zijn de zorguitgaven sinds de pandemie in 2020 flink gedaald, en ze zijn ook lager dan vóór de pandemie.

In het ziekenhuis van Polistena concludeert directeur Liotta dat de Cubaanse collega’s soelaas bieden. „Het zijn goeie artsen. Wat minder bij op technologisch vlak, maar ze leren snel.” Een structurele oplossing is het niet, erkent ze, „maar voor ons zijn zij nu een broodnodige dosis zuurstof”.