‘Bivak is niks voor mij en ik wilde vaak stoppen, vooral in de eerste week”, zegt de negentienjarige dienjaarmilitair Esther Dorgelo over het kamperen tijdens de opleiding. Haar droom om de zeeën te bevaren, maakte dat ze doorzette. „Toen ik na acht weken opleiding eindelijk die baret kreeg, voelde ik me echt trots”, zegt ze met een brede glimlach.
Inmiddels heeft de trots plaatsgemaakt voor spanning. Dorgelo en een collega-dienjaarmilitair, de 27-jarige Margot van der Linde, staan op het helikopterdek van de Zr.Ms. De Ruyter in Den Helder. Dit fregat met zijn scherpe hoeken en grijze staalconstructie steekt af tegen de helderblauwe lucht. Voorop het schip staat een imposant boordkanon, bovenop op het fregat draait een grote, zwarte radarinstallatie rond in de lucht.
Het is 29 april en vandaag maakt de bemanning zich gereed om de haven te verlaten en koers te zetten naar Plymouth, in het Verenigd Koninkrijk. Daar begint de laatste fase van het trainingsprogramma onder leiding van de Britse marine. Van der Linde en Dorgelo bereiden zich voor op de eerste zes weken weg van huis. Van der Linde zit sinds oktober aan boord van De Ruyter, Dorgelo sinds twee weken. „Ik vind het echt spannend”, zegt Dorgelo. „Alles is nieuw en ik heb geen idee wat me te wachten staat.”
Zeedienst
Terwijl de minister van Defensie, Kajsa Ollongren (D66), het niet „denkbeeldig [acht] dat de NAVO binnen enkele jaren betrokken raakt bij een grootschalig militair conflict”, kampt defensie met een groot personeelstekort. Vanwege dat tekort werd in september 2023 het Dienjaar Defensie gelanceerd, waarmee jongeren van 18 tot 27 een jaar lang werkervaring opdoen.
Nadat Dorgelo haar vwo-diploma had behaald, overwoog ze om diergeneeskunde te studeren. Maar toen ze zich voorbereidde op de toelatingstoets, kreeg ze genoeg van de schoolbanken. Ze meldde zich aan voor het dienjaar, net als 1.800 andere jongeren. Inmiddels heeft defensie 302 dienjaarmilitairen aangesteld.
Dienjaarmilitair Margot van der Linde gaf al een paar jaar biologieles op een vmbo-school, maar ze was altijd al geïnteresseerd in de marine. Dus begon ze aan een opleiding tot officier zeedienst. Al snel besefte ze dat dat haar niet paste: „Je bent veel in je hoofd bezig en geeft anderen opdrachten. Ik wilde juist met mijn handen bezig zijn en het werk zelf uitvoeren.”
staatssecretaris Defensie (VVD)Christophe van der Maat Tegen 2025 hopen we het aantal plaatsen op te schalen naar duizend. Het uiteindelijke doel is vierduizend plaatsen
Aan boord van Zr.Ms. De Ruyter werken zo’n tweehonderd bemanningsleden. Het fregat fungeert als het operationele hart van een groep marineschepen. Het heeft twee hoofdtaken: luchtverdediging en commandovoering. Voor de luchtverdediging is het schip uitgerust met radars en raketten, waarmee het vijandelijke vliegtuigen kan detecteren en onderscheppen.
Op de dag van de afvaart is aan boord van Zr.Ms. De Ruyter iedereen druk in de weer. Terwijl de dienjaarmilitairen zich een weg banen door de smalle gangen en trappen, schieten bemanningsleden voorbij. In de gang knielt een matroos neer bij een wirwar van draden, terwijl een collega een stofzuiger door de krappe ruimte manoeuvreert. Een ander bemanningslid loopt langs met een grote bak fruit.
Iedereen is druk met de laatste voorbereidingen voordat het schip uitvaart naar Plymouth om daar aan de slotfase van een intensief trainingsprogramma te beginnen. Zes weken lang wordt het schip getest met onder meer gesimuleerde aanvallen.
Opschalen
Defensie is bezig om het dienjaar uit te breiden, zegt demissionair staatssecretaris Christophe van der Maat (Defensie, VVD) in een telefoongesprek. „Tegen 2025 hopen we het aantal plaatsen op te schalen naar duizend. Het uiteindelijke doel is vierduizend.”
Hoewel meer dan de helft van de aanmelders een havo- of vwo-achtergrond heeft, vormen ze volgens Van der Maat een diverse groep: „We hebben zowel praktisch als theoretisch geschoolde jongens en meiden, uit de Randstad en de provincie.”
Het dienjaar heeft volgens de staatssecretaris niet alleen als doel nieuwe militairen te werven, ook wil hij „jongeren een ervaring bieden die ze hun hele leven meedragen”, zegt hij. „Ze leren zelfredzaamheid en structuur, brengen veel tijd buiten door en zijn minder bezig met hun telefoon.”
Voordat dienjaarmilitairen aan boord van een marineschip kunnen werken, moeten ze net als beroepsmatrozen de Eerste Maritiem Militaire Vorming voltooien, een opleiding van acht weken klassikale lessen en een fysiek trainingskamp. „Je ligt eindelijk om twee uur ’s nachts in je bed, en dan: BAM! Crash-move!”, vertelt Esther Dorgelo. „Dan begint iedereen te rennen en moet je snel je spullen pakken en je melden.”
Lees ook Bij de marine: ‘Oorlog voelt dichterbij dan ooit’
Verrekijker
Nu Dorgelo en Van der Linde op het schip werken, vervullen ze dezelfde taken als reguliere beroepsmatrozen, voor hetzelfde salaris. Komende zes weken zullen ze het grootste deel van hun dag en soms ook nacht doorbrengen in de commandocentrale, op de brug van het schip of op het dek. Met een verrekijker staan ze dan op de uitkijk en houden het scheepvaartverkeer in de gaten.
„De zonsopgang en -ondergang zijn het mooiste wat je tijdens een werkdag kunt meemaken”, glimlacht Van der Linde. Dan wijst ze naar de tientallen radarschermen die de commandocentrale vullen. Op de schermen knipperen teksten en lichten stippen op. „Hiermee houden we andere schepen en vliegtuigen in de gaten en bepalen we of ze vriendelijk, vijandelijk of neutraal zijn.”
Dorgelo overweegt na haar dienjaar in vaste dienst te gaan bij de marine. Van der Linde wil dan één of twee jaar reizen. Daarnaast wil ze als reservist – parttime militair – bij de marine aan de slag. „Als ik tussen het reizen door thuis ben, kan ik voor defensie werken.”
<dmt-util-bar article="4198105" headline="‘BAM! Crash-move! Midden in de nacht. En dan begint iedereen te rennen’, vertelt de jongere over haar dienjaar bij de marine” url=”https://www.nrc.nl/nieuws/2024/05/06/bam-crash-move-midden-in-de-nacht-en-dan-begint-iedereen-te-rennen-vertelt-de-jongere-over-haar-dienstjaar-bij-de-marine-a4198105″>
Zaterdagmiddag 4 mei. Je kunt moeilijk spreken van het humeur van een heel land, maar toch meen ik vandaag overal de tekenen te bespeuren, niet van de blijde maar van de boze, gespannen verwachting. De laatste weken draait de Dodenherdenking niet meer om de Doden of hun Herdenking, maar om de soapachtige cliffhanger: wordt er „Gaza” geschreeuwd op de Dam tijdens de twee minuten stilte? Daarmee is die stilte failliet en Gaza toch niet boven Jan.
Er is zo veel nadruk komen te liggen op eventuele verstoringen van die stilte, dat een beetje pro-Palestijnse activist het zich bijkans niet kan veroorloven niks te doen. In goed Nederlands: het wordt een zichzelf vervullende voorspelling, een machtsspelletje tussen het bevoegde gezag en de onbevoegde kreet. Stilte bewaken is een onmogelijke politietaak, de stilte ontsnapt altijd, want de mens heeft een strot en die heeft-ie in eigen beheer. Van stilzwijgen naar schreeuw, daar heb je alleen een flinke ademteug voor nodig.
Ik ga niet naar de Dam, maar naar de Amsterdamse Van Woustraat, bij mij om de hoek. Dat klinkt intiem, zo’n buurt-herdenking. Deze is ter herinnering aan ijssalon Koco, waar twee Duits-Joodse ijsmakers, die voor de oorlog al last hadden van anti-Joodse pesterijen, het in 1941 met hun klanten opnamen tegen de binnenvallende Grüne Polizei. Ze vormden een Joodse knokploeg, waarmee dat hele verhaal van de Joden ‘als makke schapen et cetera’ toch behoorlijk onderuit wordt gehaald. Beide eigenaren werden opgepakt, één werd gefusilleerd en de ander stierf in 1945 in Auschwitz. Maar het Joodse verzet en de daaropvolgende Duitse represailles leidden ook tot de massale Februaristaking tegen de Jodenvervolging, de enige in zijn Europese soort.
Andrée van Es zal spreken, als voorzitter van het Amsterdamse 4 en 5 mei comité. En precies dat comité werd dit jaar getroffen door een boycot van het Centraal Joods Overleg. Want Van Es zou impliciet de Tweede Wereldoorlog met de strijd tussen Israël en Gaza hebben vergeleken. Dat moet dan zo impliciet zijn gebeurd, dat je een Noord-Koreaanse achterdocht nodig hebt om dit verwijt te staven.
Zaterdagavond 4 mei: intiem, kleinschalig, voorbeeldig. Twee jonge islamitische vrouwen met hoofddoek, die zich verdiept hebben in de weggevaagde Joodse levens uit de buurt. Even wat gekrijs, maar dat zijn schreeuwende meeuwen, niet eens uitgerust met een PVV-vlag. En twee minuten heerst er stilte. Er hangt een Palestijnse vlag ergens op drie hoog voor een raam en dat doet die vlag geruisloos. Dan duiken mijn onderburen op – het zijn gelukkig niet mijn onderduikers. Niets afgesproken, toch hetzelfde idee om de regen te trotseren.
Zo hoort het.
Stephan Sanders schrijft elke maandag op deze plek een column.
De belangrijkste aanmeldlocatie voor Oekraïense vluchtelingen in de Utrechtse Jaarbeurs laat al maanden amper mannen toe. Ook stellen zonder minderjarige kinderen zijn er niet welkom. Dit terwijl alle Oekraïense vluchtelingen volgens Europese afspraken recht hebben op opvang.
Vanwege een tekort aan opvangplekken, sloot de aanmeldlocatie in februari in eerste instantie tijdelijk haar deuren, onduidelijk was voor hoelang. Vervolgens is de opvanglocatie nooit meer helemaal opengegaan. Vrouwen, gezinnen met minderjarige kinderen en kwetsbaren mogen er nog wel naar binnen. Of iemand kwetsbaar is, wordt aan de aanmeldbalie besloten.
Wanneer en of de aanmeldlocatie voor alle Oekraïense vluchtelingen opengaat, is onduidelijk. Volgens het ministerie is die beslissing aan de Veiligheidsregio. De Veiligheidsregio Utrecht veranderde afgelopen maanden meerdere keren de voorwaarden om weer open te gaan.
De aanscherping lijkt impact te hebben op het aantal aanmeldingen van Oekraïense vluchtelingen. Begin april was het aantal aanmeldingen volgens interne cijfers van het ministerie meer dan gehalveerd, naar 180 per week. Momenteel staan in totaal bijna 110.000 Oekraïners geregistreerd bij Nederlandse gemeenten.
In Jaarbeurshal 5 kruipt een jongetje van een jaar of vier bij een medewerker op schoot. Het is tien uur in de ochtend. Zijn moeder ligt nog in bed, net als de meeste andere vluchtelingen die in de hal worden opgevangen. Op zijn computer zoekt de medewerker naar rode sportauto’s. Bewonderend wijst het jongetje naar het scherm.
„De kinderen hier hunkeren naar warmte en aandacht van ons”, zegt Paul van Koppen. De vijftiger op blauwe hardloopschoenen is namens de Veiligheidsregio Utrecht locatiemanager van de opvang. „Dit mannetje spreekt goed Engels. What the fuck, zei hij laatst tegen me.”
Het jongetje merkt dat het over hem gaat. Plagerig steekt hij zijn tong naar Van Koppen uit. „Hé”, zegt die op een gespeeld strenge toon. „Who’s the boss?!”
Even later zit het jongetje op zijn knietjes op tafel. Hij grijpt de gezelschapsspellen en puzzels, en schudt de dozen een voor een leeg.
Het is het voorjaar van 2024, de opvangcrisis speelt zich in Nederland op verschillende plekken af. Jaarbeurshal 5 in Utrecht is de belangrijkste centrale aanmeldlocatie voor Oekraïense vluchtelingen. Maar terwijl de oorlog voortduurt en Oekraïners naar Nederland blijven komen, laat de Jaarbeurs steeds minder vluchtelingen binnen.
NRC keek er gedurende drie maanden verschillende keren mee, en zag hoe Jaarbeurshal 5 eigenhandig de toelatingscriteria voor Oekraïense vluchtelingen veranderde. Mannen in hun eentje krijgen er al maanden geen bed meer. Ook stellen zonder jonge kinderen worden weggestuurd. Het ministerie werd van die nieuwe criteria op de hoogte gebracht en protesteerde niet tegen dat besluit, zegt Van Koppen: „Ik heb er niets over gehoord.”
Paul van Koppen is ruimhartig met zijn tijd en openhartig over beslissingen. „We moeten in Nederland maar eens nadenken hoe we verder willen”, zei hij in februari, toen de deuren van Jaarbeurshal 5 tijdelijk gesloten waren omdat er niemand meer bij paste. Waar de mensen die bij de Jaarbeurs worden afgewezen dan naartoe gaan, is niet bekend. „Dat is ook niet ons probleem”, zei Van Koppen.
Wie zijn er nog welkom?
Februari
Een koude februari-ochtend. Oekraïens-Nederlandse tolk Nadjia Timmermans-Kadenko staat bij de ontvangstbalie van Jaarbeurshal 5. Ze werkte als hondentrainer in Nederland toen in februari 2022 de oorlog uitbrak. Bij de Jaarbeurs ging ze aan de slag als vrijwilliger, al snel werd ze door de Veiligheidsregio Utrecht in dienst genomen om er te tolken. Het kabinet gaf de Veiligheidsregio’s, gespecialiseerd in regionale crisisbeheersing, de opdracht opvang voor Oekraïense vluchtelingen te organiseren. Dat geeft meer vrijheid om eigen regels te maken. Timmermans-Kadenko had amper ervaring met vluchtelingen, maar het werk ging vanzelf. „Ik hielp getraumatiseerde mensen die net uit de oorlog kwamen, gaf emotionele hulp. Het was niet alleen registreren en plaatsen. Je was er voor hen, als mens.”
Hoewel de Jaarbeurshal al twee jaar voor de eerste opvang van Oekraïners wordt gebruikt, ademt de ruimte tijdelijkheid. De eenvoudige houten bedden met geel beddengoed staan in een grote hal met een grijze betonnen vloer. Er is een systeemplafond, het licht komt van tl-balken. De slaapruimte wordt van de ‘recreatieruimte’ gescheiden met afzetschermen. De ‘visitors area’ beslaat enkele vierkante meters, gemarkeerd met afzetlint. Daarbinnen staan wat eenvoudige tafels, stoelen en een waterkoeler. Bezoekers komen er amper.
Meer dan twintigduizend Oekraïense vluchtelingen meldden zich afgelopen twee jaar hier aan de balie in Utrecht. In de Jaarbeurs krijgen ze een tijdelijk bed, terwijl er vanuit daar naar een meer permanente opvangplek wordt gezocht. Volgens Europese afspraken mogen Oekraïense vluchtelingen zeker tot 4 maart 2025 blijven. „Ik ben altijd voor opvang in de regio”, zei inmiddels demissionair staatssecretaris Eric van der Burg (Asiel en migratie, VVD). „En dit keer zijn wij de regio.”
Locatiemanager Paul van Koppen ziet de hele Oekraïense samenleving voorbij komen. Professoren, arbeiders, criminelen, huisvrouwen, militairen, prostituees. Hij zag mensen die er alles aan deden om in Nederland te verblijven: „Jongens uit Afrikaanse landen van een jaar of twintig met Oekraïense vrouwen van zestig. Zaten ze ver van elkaar, ieder aan een andere kant van de ruimte.” Hij zag meisjes vertrekken naar parkeerplaats P2 of P3, waar hij de autoramen zag beslaan. „Een half uur later kwamen ze weer terug naar de opvang.” Er meldde zich ook een veroordeelde moordenaar. „Die was heel open over dat hij vastgezeten had.”
Hij zag ook veel mensen die bijna alles verloren hadden, met hun laatste bezittingen in een plastic tas. Een vrouw in haar eentje, wier man en zoon in de oorlog waren omgekomen. Een paar maanden terug zette een Poolse ambulance een vrouw met open wonden op een brancard voor de deur, zegt Van Koppen. „We hebben haar meteen naar het ziekenhuis doorgestuurd.”
Oekraïense vrouwen in de opvang Mijn man is aan het vechten, jij bent hier. What the fuck kom jij hier doen?
Eigen regels
In de opvang heeft Paul van Koppen zijn eigen regels gemaakt. Om 22 uur doet hij het licht uit. „Dan gaan ze ook echt naar bed.” Om te zorgen dat de vluchtelingen „ook iets gezonds eten”, heeft hij een saladebar bij het buffet laten zetten. En om van mensen bij de balie te controleren of ze wel echt uit Oekraïne komen, vragen medewerkers daar naar hun paspoort. Bij twijfel vroegen ze eerst ook naar foto’s uit Oekraïne, „maar locatiegegevens zijn makkelijk te vervalsen”. De medewerkers van de Jaarbeurs controleren daarom soms ook bankgegevens. „Je kunt zien of ze in een supermarkt in Oekraïne hebben gepind”, zegt Nadjia Timmermans. Pas als Oekraïense vluchtelingen zich inschrijven bij gemeenten – dat is soms na weken verblijf in Nederland – worden ze door de immigratiedienst IND gecheckt.
Geleidelijk, „vanaf eind vorig jaar”, zagen de medewerkers een ander soort vluchteling aan de balie verschijnen. „Meer mannen”, zegt Nadjia Timmermans. „Met keurig ingepakte koffers.” Van Koppen zegt dat de Veiligheidsregio wilde onderzoeken wie ze waren. Daarop werd een vragenlijst opgesteld, die ze iedereen bij registratie voorleggen. „Uit welk land komt de persoon? Reden van komst naar Nederland?” Het antwoord was volgens de Utrechtse veiligheidsregio steeds vaker uit Polen of Tsjechië, en: voor werk. Een uitkomst die de Veiligheidsregio sinds afgelopen najaar regelmatig in de media communiceerde.
Moeten wij nu een opvang voor arbeidsmigranten worden, vroeg ook Van Koppen zich op televisie en in de kranten af. Hij vertelde wat er gebeurde toen de eerste man in zijn eentje zich in de opvang meldde. „Dat zal ik nooit vergeten. Die had enorme ruzie met de vrouwen die hier zaten. Ze zeiden: mijn man is aan het vechten, jij bent hier. What the fuck kom jij hier doen?”
Terwijl Oekraïense vluchtelingen gestaag naar Nederland blijven komen, maken gemeenten steeds minder plekken voor ze vrij. Eind februari zijn er naast de honderdveertig bedden nog vijftig stretchers in Jaarbeurshal 5 gezet. In de Jaarbeurs merken ze dat de doorstroom stokt. De Veiligheidsregio Utrecht besluit de deuren tijdelijk te sluiten. Vlak voor het aangekondigde moment staan er nog twintig Oekraïners voor de deur. Ze hadden in Telegramgroepen gehoord dat ze nog maar een paar uur hadden. Nadjia Timmermans: „Van die twintig waren er twee met een verhaal. De anderen kwamen om te werken, hadden in Tsjechië gezeten. Hier gewoond, daar gewoond. Dan denk je: voor die twee vluchtelingen doe ik dit werk.” In Nederland verblijven in totaal meer dan 110.000 Oekraïners.
Oud-medewerker Jaarbeurshal 5 Ik zie hier jonge jongens die niet naar het front willen. Wie ben ik om daarover te oordelen?
Maart
In Jaarbeurshal 5 rinkelt de telefoon op deze ochtend in maart haast onafgebroken. Zijn ze open? Is er nog een bed vrij? „Wij zijn de populairste telefoonlijn van Nederland”, zegt Paul van Koppen. Telefoon, weer. Hij wenkt Timmermans. Ze luistert geduldig naar het verhaal aan de andere kant van de lijn, maar weet haar antwoord al. Nee. Geen plek. De deuren zijn grotendeels dicht. Van Koppen: „We zijn open voor vrouwen, gezinnen met jonge kinderen en kwetsbaren. Wie kwetsbaar zijn? Dat bepalen we hier aan de balie.”
Niet langer hangt een grote Oekraïense vlag bij de ingang van de opvang. Wel waarschuwingsborden, dat er gefouilleerd wordt en tassen worden doorzocht. Officieel mogen de ingehuurde beveiligers van de Jaarbeurs niemand fouilleren, dat weet Van Koppen ook wel. „Weigeren staat vrij”, zegt hij. „Dan moet je alleen wel vertrekken.”
Bij de aanmeldbalie van Jaarbeurshal 5 staat een Oekraïense man in een verwassen spijkerjas. Drie man beveiliging houdt hem nauwlettend in de gaten. Van Koppen herkent de man meteen. „Hij heeft vorige week een woonplaats toegewezen gekregen”, zegt Van Koppen. „En nu klaagt hij over de plek.” Bij het aanmeldcentrum is de man op het verkeerde adres. „Je krijgt één kans”, zegt Paul van Koppen. Oekraïense vluchtelingen komen in Nederland terecht in oude kazernes, vakantieparken, kantoorgebouwen of op oude cruiseschepen. In appgroepen waarschuwen locatiemanagers elkaar voor rondreizende Oekraïners, die op zoek zijn naar betere opvanglocaties.
Van Koppen stuurde zelf Oekraïners terug naar het huis dat ze toebedeeld hebben gekregen. „Dat je een huisje op een vakantiepark weigert, vind ik echt ongelooflijk.” Hij vindt het lastig aan sommige medewerkers uit te leggen. „Medewerkers hier, ook alleenstaande moeders met kinderen, kunnen geen huis krijgen op plekken waar Oekraïners gewoon gratis mogen wonen.”
Iemand van de catering is gestopt, zegt Timmermans. „Ze vond vluchtelingen steeds ondankbaarder worden.” Ze begrijpt het wel. Van Koppen: „If you can’t stand the heat, get out of the kitchen.”
Juist over dat soort opvattingen is onrust ontstaan onder medewerkers van de Jaarbeurs. Sommigen medewerkers vinden dat er te veel geoordeeld wordt over de mensen die zich melden. Zij zagen hoe mannen uit Oekraïne slechts nog schoorvoetend een plekje kregen. Ze vinden dat belangrijke beslissingen over Oekraïense vluchtelingen worden gebaseerd op ‘onderbuikgevoelens’ van een groep medewerkers van de Jaarbeurs. Mannen kunnen toch ook op de vlucht zijn? „Ik zag jonge jongens die niet naar het front wilden”, zegt een oud-medewerker. Wie ben ik om daarover te oordelen?”
De Jaarbeurs is nu meer dan een maand dicht. Er zitten nog zo’n tachtig Oekraïners. Gemeenten moeten duizend ‘duurzame’ opvangplekken creëren voor de hal weer volledig open kan, zegt Van Koppen. Waarop dat aantal is gebaseerd? Hij haalt zijn schouders op. „Dat zou betekenen dat we in elk geval een maand lang probleemloos mensen kunnen uitplaatsen.” Timmermans’ contract wordt niet verlengd, omdat er met minder instroom minder werk is. Ze kijkt uit naar een andere baan.
De vragenlijsten die Oekraïners bij aankomst in de Jaarbeurs moesten invullen, zijn inmiddels onderwerp van publiek debat. De staatssecretaris schrijft in een brief van 5 maart aan de Kamer dat de vragen „geen wetenschappelijk onderzoek” zijn. Ze vormen slechts een „indicatie van de beweegredenen” om naar Nederland te komen. Hij schrijft ook dat iedere Oekraïner die zich meldt, recht heeft op bescherming, „ongeacht de beweegreden die zij aandragen”. De vragenlijst wordt nu onderzocht door een „extern onderzoeksbureau”, zegt Van Koppen. „Ik heb er nog niks over gehoord.”
April
Het aanmeldcentrum voor asielzoekers in Ter Apel is dagelijks in het nieuws, omdat er elke dag honderden mensen te veel verblijven. Asielzoekers slapen er op de grond. De locatiemanager van het COA stapte op. In een interview met Dagblad van het Noorden noemde hij de situatie in Ter Apel „bizar”. „Het is mijn verantwoordelijkheid om te zeggen: de bedjes zijn op, het kan gewoon niet.” De manager had zich al eerder afgevraagd waar „de stopknop” was.
In de linkerhoek van de Jaarbeurs slapen ondertussen nog enkele Oekraïners. Waar vlak voor de sluiting bijna tweehonderd Oekraïners in de Jaarbeurs verbleven, varieert het aantal nu tussen 5 en 25. Het aanmeldcentrum is nog steeds slechts gedeeltelijk open. Omdat er nu toch plek over is, wordt de Jaarbeurs gevraagd Ter Apel te hulp te schieten. Van Koppen krijgt een telefoontje van de Veilgheidsregio, een paar uur later zijn er bussen met 125 vrouwen en kinderen onderweg. „Ze dreigden er buiten te moeten slapen”, zegt Van Koppen. De asielzoekers komen van over de hele wereld: Syrië, Afghanistan, Eritrea. Met terugwerkende kracht bleken Oekraïners behoorlijk gedisciplineerd. De asielkinderen uit Ter Apel zorgen voor chaos in de hal „We hadden er op enig moment achtenenvijftig”, zegt Van Koppen. „Een geschreeuw en gegil. Ik kon hier zo een crèche beginnen. De beveiliging werd helemaal gek.”
Van Koppen zegt dat ze de nieuwe groep „echt een beetje hebben moeten opvoeden”. Een nieuwe regel: wie naar buiten gaat, moet zijn kinderen meenemen. Nadjia Timmermans: „Liepen hier twee peuters, bleek de moeder op pad.” Nadjia Timmermans is gebleven en omgeschoold tot juf, ze leert de kinderen Nederlandse woordjes. „Ze leren ontzettend snel.”
De mannen van de asielzoekers uit Ter Apel zijn niet welkom in de Jaarbeurs. Zij verblijven op andere locaties in Nederland. De Jaarbeurs wilde alleen vrouwen en kinderen opvangen. „Zo’n selectie heeft niet onze voorkeur, maar het sluit beter aan bij de Oekraïners die hier al verblijven”, zegt Josje Wiggers, manager opvanglocaties van de Veiligheidsregio Utrecht, terwijl ze door de hal loopt. Ze ziet „in de hele provincie” dat mannelijke vluchtelingen steeds minder welkom zijn. „Het heeft te maken met sentiment. Mensen denken dat mannen problemen geven. Is misschien geen gekke gedachte. Maar als ik naar onze asiellocaties kijk, is dat nooit waarheid geworden.”
Hoe kwetsbaar sommigen zijn, wordt duidelijk bij een van de mannen die nog wel in de Jaarbeurshal zit. Achter een kamerscherm ligt een Oekraïense generaal. Hij kan geen prikkels verdragen. Als hij uit bed komt, zit hij aan een van de formicatafels: zonnebril op, oortjes in, capuchon over zijn hoofd. Bij elk hard geluid springt hij op. Hij wil geen contact. De arts heeft antidepressiva voorgeschreven. Van Koppen: „Het is afwachten of die een beetje aanslaan.”
Hoe moet het verder met de opvang in de Jaarbeurs?
Waar Van Koppen eerder zei dat er duizend plekken door heel Nederland nodig zijn om volledig open te gaan, laat een woordvoerder van de Veiligheidsregio weten dat die inmiddels tweeduizend plekken wil.
In een reactie zegt een woordvoerder van het ministerie van Justitie en Veiligheid dat het aan de „Veiligheidsregio zelf is” of en wanneer het aanmeldcentrum weer voor iedereen opengaat. Oekraïense vluchtelingen, zo laat het ministerie weten, kunnen zich nog wel zelfstandig bij gemeenten melden voor een opvangplek -– ook mannen.
Op een besloten bijeenkomst voor locatiemanagers van Oekraïne-opvanglocaties in april vertelt het ministerie dat „heropening voor alle groepen” op korte termijn niet wordt verwacht. Ook wordt een sheet getoond waarop staat dat de sluiting van het aanmeldcentrum „impact lijkt te hebben op het aantal aanmeldingen”. Begin april was het aantal nieuwe Oekraïense vluchtelingen meer dan gehalveerd, naar 180 per week. Paul van Koppen draait de redenering om. „Er komen minder Oekraïners naar Nederland”, zegt Paul van Koppen. „Als ze er niet zijn, waarom zou je dan opengaan?” Volgens hem werpt de beslissing van de Veiligheidsregio een vraag op: „Zou je zoiets niet ook kunnen doen op het gebied van asielzoekers? Je ziet dat als wij zeggen: we zitten vol, dat dat verschil maakt.”
Lees ook Oekraïense vluchtelingen weten dat terugkeer er voorlopig niet in zit
Manja Kerstholt, de directeur van het Utrechtse Bevrijdingsfestival, loopt door de blubber van het Utrechtse Park Transwijk. Op het gras waar zondag bezoekers komen springen op de klanken van artiesten als Claude, De Bankzitters en Rolf Sanchez staat nu een dikke laag water. Waar foodtrucks overheen moeten rijden, is het zand veranderd in een modderpoel. De directeur kijkt elk uur op Buienradar en op al die andere buienapps, ook al weet ze dat het geen zin heeft. Omdat een onweersbui toch weer net lángs het park kan trekken. En omdat constant checken van toekomstige buien niet helpt bij het voorkomen ervan. „Maar toch doe ik het”, zegt ze. „Want het weer is nu eigenlijk allesbepalend voor de toekomst van Bevrijdingsfestivals.”
Dit is de rekensom. Een strakblauwe hemel boven Utrecht leidt naar verwachting tot zo’n 40.000 bezoekers. Die drinken gemiddeld een drankje of drie en eten nog wat. Door de zon blijven ze langer en consumeren ze meer. Maar toen het vorig jaar in Utrecht aan het begin van het festival hard regende en waaide stonden er slechts 3000 mensen op het terrein. En het was al een editie die maar nipt door kon gaan vanwege de financiële zorgen. Uiteindelijk ging de zon alsnog schijnen, waardoor in totaal 27.000 bezoekers kwamen opdagen. Maar het festival leed wel verlies, dat uiteindelijk werd gedekt door een van de sponsoren. Wél in de vorm van een lening, dus nu is er sprake van een schuld.
Gratis bevrijdingsfestivals hebben het financieel zwaar. De kosten voor festivals zijn gestegen sinds corona: de prijzen gingen omhoog, beveiligers zijn duurder, vergunningen regelen vanwege stikstof-uitstoot kost geld. En wie geen kaartverkoop heeft om die stijgende kosten mee te verrekenen, loopt daardoor meer risico. Vooral omdat het aantal verkochte biertjes voornamelijk afhankelijk blijft van de zon.
Daarom kwam er begin dit jaar vanuit het Rijk een eenmalige bijdrage van in totaal 1 miljoen euro, na een aangenomen motie van VVD-Kamerlid Pim van Strien. De veertien Bevrijdingsfestivals in Nederland – vrijwel allemaal stichtingen zonder winstoogmerk – worden daarnaast al jarenlang met subsidies gesteund vanuit gemeenten en provincies.
Toch is de eenmalige, extra bijdrage vanuit Den Haag volgens de festivals niet genoeg. Zonder structurele, landelijke steun kunnen de gratis festivals op lange termijn niet blijven bestaan. Dat zeggen de festivals van Zwolle en Utrecht en de Roermondse burgemeester Yolanda Hoogtanders (VVD), de stad waar dit jaar het landelijke startsein wordt gegeven. Ze vinden het alle drie belangrijk dat de festivals gratis blijven, zodat ze toegankelijk zijn voor iedereen.
Maar ook dit jaar zorgt regenval al vóór 5 mei voor problemen. In gaststad Roermond barstte deze week een ongekend noodweer los: hoosbuien, hagel en onweer. Dat leidde volgens burgemeester Hoogtanders meteen weer tot extra kosten. Een deel van het podium moest opnieuw worden opgebouwd en het overtollige water werd weggepompt.
De gemeente Roermond en de provincie ondersteunen het festival dit jaar ieder voor ruim een ton. Hoogtanders: „Vrijheid is niet vanzelfsprekend en wordt soms zelfs bevochten. Daarom zijn Bevrijdingsfestivals heel belangrijk. En het risico van slecht weer wordt nu neergelegd bij diezelfde festivals.” Ze vindt het onzin om te stellen dat Bevrijdingsfestivals die zonder flinke subsidie niet quitte kunnen draaien, blijkbaar te weinig draagvlak hebben. „We zien juist dat er tienduizenden mensen op af komen, behalve als het heel slecht weer is. Het is té belangrijk, daarom moet het Rijk de festivals helpen.”
Peanuts
Hans Laroes, bestuurslid van het Bevrijdingsfestival in Zwolle, zegt dat er dit jaar al „vier tot zes” festivals zouden zijn omgevallen als Den Haag het miljoen niet beschikbaar had gesteld. Volgens hem laat het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) in de gesprekken doorschemeren de festivals structureel te zullen gaan steunen. „Maar een miljoen per jaar voor veertien festivals is niet genoeg. We hebben echt meer nodig.” Laroes zegt dat het gevraagde bedrag voor de rijksoverheid „peanuts”. „Zeker als je beseft waar dit om draait. Namelijk: aandacht voor vrijheid, die door de conflicten in Gaza en Oekraïne misschien wel meer onder druk staat dan ooit.”
Volgens de organisatoren is het een mythe dat het geld vooral naar artiesten gaat, zij zouden een gereduceerd tarief vragen. Ook de beroemde helikopter, waarmee zangers van het ene festival naar het andere worden gevlogen, gaat niet van de begroting af: daar draait Defensie voor op.
Het ministerie van VWS laat weten dat het departement vindt dat festivals in eerste instantie vanuit de maatschappij en gemeenschappen gefinancierd moeten worden. Omdat festivals anders zouden omvallen, is er een eenmalige bijdrage gekomen om acute financiële problemen op te vangen. Het ministerie zegt nog geen uitspraak te kunnen doen over structurele financiering, en zegt dat daar ook nog geen toezeggingen over zijn gedaan.
In het Utrechtse park Transwijk staan vrijdagmiddag twee mannen in korte broek en stevige werkschoenen hekken in het gras te drukken, vlak voor het hoofdpodium. Deze twee „mannen van de site”, zoals ze door iedereen worden genoemd, bouwen het hele festival op en af. Een van hen, Robert Goedegebuure, zegt „misschien nog wel tot middernacht” bezig te zijn. Ook hij hoopt op steun vanuit Den Haag. „We zeggen allemaal hoe belangrijk we dit soort dingen vinden, maar ik krijg toch vaak het gevoel dat als het over geld gaat we onderaan de pikorde staan.”
Het gevolg is, ziet directeur Manja Kerstholt, dat iedereen de hele tijd vooral met geld bezig is. „Waar kan ik nog geld binnenhalen? Wanneer komt het? Kan ik uitstel van betaling vragen? We komen bijna niet meer toe aan waar het volgens mij om gaat: een mooi inhoudelijk programma neerzetten.” Dat gevoel zal ze zondag los proberen te laten. „En daar helpt een stralend zonnetje natuurlijk ook een beetje bij.”
Dit is een markt waar je voor 75 cent een volle bak druiven krijgt, of een kilo tomaten. Na vieren worden de prijzen nog scherper. Maar nuttig je aankopen wel dezelfde dag, adviseert de stadsdeelvoorzitter van Amsterdam Nieuw-West, die vanuit zijn werkkamer uitkijkt over het marktplein. Anders heb je jam.
Dit is het enige plein waar hij na zijn optreden op het klokkenspel altijd wel praatjes maakt met zijn publiek, zegt de beiaardier die regelmatig met zijn eigen keukentrap het carillon beklimt. Hij heeft hier een vaste fanclub, van vooral oudere vrouwen. Hier klinkt nog onvervalst plat Amsterdams en gaat op de tramhalte een zak kroepoek rond.
Hier kun je niet pinnen, maar mag je van de marktkoopman de volgende keer betalen. Geen probleem broer. Komt goed zus. Hier komen ook veel bezoekers die het Nederlands niet machtig zijn, maar zich op de markt prima redden in het Turks of met Arabisch. Het publiek komt helemaal vanuit Amsterdam-Oost of Noord en zelfs uit Almere, omdat je hier zo veel kunt vinden, voor zo weinig.
Bij de kramen tref je naast loempia’s en roti ook djellaba’s en lingerie. In het aanpalende winkelcentrum zitten de bekende ketens: Zeeman, Wibra, Xenos, Dirk. Het is ook een plein om rond te neuzen – en te worden gezien. In de cafetaria langs de randen van het plein roken kersverse stelletjes shisha en wordt er gesjanst.
Als er geen markt is, oogt het plein immens en onbestemd. Perfect voor demonstraties. Hier stonden kort na het uitbreken van de oorlog in Gaza, op 7 oktober vorig jaar, honderden mensen – mannen en vrouwen gescheiden – te protesteren met teksten als ‘Palestina is een kwestie voor alle moslims’ en ‘De ene holocaust rechtvaardigt niet de andere’. Kinderen hielden bebloede babypoppen omhoog.
En ook hier herdenken mensen op 4 mei de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Ook hier hangt tijdens Dodenherdenking de vlag halfstok, worden kransen gelegd en klinkt het Wilhelmus.
Juist hier, kun je ook zeggen. Want dit is Plein ’40-’45, midden in de Verzetsheldenbuurt in Nieuw-West. Volgens het Amsterdams 4 en 5 mei comité is dit ‘het tweede herdenkingsplein’ van de stad. Het ‘Vrijheidscarillon’ dat hier staat, stond eerst op de Dam.
Maar dit jaar is de sfeer rond Dodenherdenking zo gespannen dat de kinderen van de naburige basisschool, die hier elk jaar op 4 mei staan, de herdenking een keertje overslaan. Ze hebben er wel spandoeken voor geschilderd. Stop de oorlog, staat erop. Mede door sociale media en de tv voelt Gaza in dit stadsdeel, waar de meerderheid een niet-westerse migratieachtergrond heeft, dichtbij.
De burgemeester en de Dam
Burgemeester Femke Halsema benoemde de spanning in de stad weken geleden al tijdens een zorgvuldig geregisseerde persconferentie, waar ze extra maatregelen aankondigde op de Dam. Zo worden er dit jaar hooguit tienduizend mensen bij die herdenking toegelaten, de helft minder dan vorig jaar. Het publiek moet zich vooraf registreren en wordt gefouilleerd op vlaggen en megafoons.
Die maatregelen komen volgens Halsema voort uit „ernstige vrees voor ernstige wanordelijkheden”, als gevolg van protest tegen de oorlog in Gaza. Daarover zijn „signalen” binnengekomen. „Tegelijkertijd is het de les van de afgelopen maanden, als we kijken naar de vele demonstraties hier. En de woede die in deze stad merkbaar is.”
Er wordt vanwege Gaza, waar sinds oktober meer dan 35.000 doden vielen, al een half jaar lang bijna dagelijks gedemonstreerd in de stad. In maart was er tijdens de opening van het Nationaal Holocaustmuseum groot en rumoerig protest vanwege de aanwezigheid van de Israëlische president. Maar pro-Palestijnse actiegroepen zeggen geen protestplannen te hebben tijdens Dodenherdenking.
De zorg van de burgemeester zit ’m „veel meer in diegenen die plotseling hun mond opendoen”. Dat zou de waardigheid van de herdenking kunnen verstoren, en tot paniek of zelfs een stormloop kunnen leiden. Ook bij andere herdenkingen worden daarom extra maatregelen getroffen, zo ook bij Plein ’40-’45. De burgemeester is desondanks, zei ze deze week op tv, „een beetje gespannen”.
Lees ook Wat ze op 4 mei ook doet, kritiek krijgt Halsema toch wel
De rituele discussie
De spanning is ook voelbaar in de rituele discussie over wie moeten worden herdacht op 4 mei. Was de herdenking tot de jaren zestig exclusief voor omgekomen militairen en verzetsstrijders, sindsdien groeide de herdachte groep. Eerst kwamen de meer dan honderdduizend vermoorde Nederlandse Joden erbij, en de militairen in voormalig Nederlands-Indië. En later Nederlandse slachtoffers van vredesmissies en sinds kort de Indonesische slachtoffers van de koloniale oorlog.
Het officiële memorandum luidt sinds 2022 als volgt: „Tijdens de Nationale Herdenking herdenken wij allen – burgers en militairen – die in het Koninkrijk der Nederlanden of waar ook ter wereld zijn omgekomen of vermoord; zowel tijdens de Tweede Wereldoorlog en de koloniale oorlog in Indonesië, als in oorlogssituaties en bij vredesoperaties daarna.”
Maar in persverklaringen voegt het Nationaal Comité 4 en 5 mei daar nu nadrukkelijk de woorden „waarbij Nederland betrokken was” aan toe. Het gaat, met andere woorden, niet om Israël en Gaza.
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Nederland, 2 Mei 2024Spandoeken die scholieren heben gemaakt voor de dodenherdenking op plein 4045
Foto: Merlijn DOomernik Alle rechten voorbehouden / All rights reserved
” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Nederland, 2 Mei 2024Spandoeken die scholieren heben gemaakt voor de dodenherdenking op plein 4045
Foto: Merlijn DOomernik Alle rechten voorbehouden / All rights reserved
<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Nederland, 2 Mei 2024Spandoeken die scholieren heben gemaakt voor de dodenherdenking op plein 4045
Foto: Merlijn DOomernik Alle rechten voorbehouden / All rights reserved
” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Nederland, 2 Mei 2024Spandoeken die scholieren heben gemaakt voor de dodenherdenking op plein 4045
Foto: Merlijn DOomernik Alle rechten voorbehouden / All rights reserved
Schoolkinderen hebben doeken beschilderd voor de herdenking op Plein ’40-’45.
Foto’s: Merlijn Doomernik
De Amsterdamse burgemeester, die dit jaar tijdens de ceremonie zal spreken, overweegt ook niet op de Dam de gevoelens over de oorlog in Gaza te adresseren, zoals wel gebeurde in toespraken bij de opening van het Holocaustmuseum. „Dit is onze nationale dodenherdenking”, verklaart Halsema desgevraagd. „Dat betekent dat wij de Tweede Wereldoorlog herdenken en de doden die daar zijn gevallen. Daar gaat mijn toespraak over. Niet over internationaal politiek conflict.”
Bij de vorige twee Dodenherdenkingen werd het alom geaccepteerd dat in toespraken werd gerefereerd aan de oorlog in Oekraïne. Dat deed Halsema zelf ook in 2022. Maar ieder die het dit jaar waagt Dodenherdenking breder te trekken, krijgt felle kritiek uit Joodse of rechtse hoek.
De voorzitter van het Amsterdams 4 en 5 mei comité, Andrée van Es, had bijvoorbeeld tegen Het Parool gezegd dat het comité is opgericht onder het motto ‘dit nooit meer’, en dat die leuze aandacht vraagt voor ander oorlogsgeweld. Daarop besloot het Centraal Joods Overleg tot een boycot van alle herdenkingen en bijeenkomsten waar het Amsterdamse comité bij betrokken is.
Emre Ünver, de stadsdeelvoorzitter van Nieuw-West, had in de gemeentekrant gezegd: „We herdenken alle oorlogsslachtoffers in het verleden en heden”. Oud-Kamerlid Harm Beertema (PVV) zag daarin al de doodsteek voor Dodenherdenking. Ook het CIDI liet, via De Telegraaf, van zich horen. „Echt schandalig”, zei Raouf Leeraar. „Er andere zaken bij te halen is kwetsend, in ieder geval voor mij.”
De harten van de mensen
Of zaterdag in Nieuw-West in toespraken letterlijk aan Gaza zal worden gerefereerd, weet Ünver niet, dat mogen sprekers zelf bepalen. Maar de stadsdeelvoorzitter met uitzicht over Plein ’40-’45 doet niets anders dan als bestuurder het actieplan van het Amsterdamse herdenkingscomité uitvoeren, zegt hij op zijn werkkamer. Daarin staat onder meer dat uit onderzoek is gebleken dat voor jongeren met een migratieachtergrond „een koppeling met het heden van essentieel belang” is.
Toen hij in 2018 net was aangetreden (namens GroenLinks) vroeg hij mensen op het plein of ze wisten waar ’40-’45 voor stond. Bleek bij oudere migranten vaak niet het geval. Sindsdien heeft hij veel energie gestoken in „bewustwording”, zegt hij, „anders eindig je met vier stoeltjes”. Hij heeft het carillon laten verven, tekst en uitleg toe laten voegen bij de naamborden in de straten van verzetshelden. Als hij ziet dat een marktkoopman te dicht op het carillon parkeert, legt hij uit dat het een oorlogsmonument is.
Bij jongeren is zijn aanpak „om te zeggen: jongens, we herdenken het leed van de Tweede Wereldoorlog. Maar er is ruimte in ons hoofd en hart om jouw leed daarin mee te nemen.” Conform het actieplan, aldus de stadsdeelvoorzitter. En zijn methode werkt, zegt hij. „Het is hier drukker dan op andere pleinen in de stad.” Hij verwacht zaterdagavond honderd tot tweehonderd mensen op Plein ’40-’45. „En er wordt elk jaar waardig herdacht. Toch klinkt het: Hoe durf je, Emre, schandalig!”
Jongens, weten jullie nog, het ging erom dat we elkaar beschermenAndrée van Esvoorzitter van het Amsterdams 4 en 5 mei comité
Hij neemt deze kritiek niet persoonlijk. „Het is vooral de rotheid in de harten van de mensen zelf die ze op anderen projecteren”. Maar hij vreest wel dat alle kritiek op het benoemen van Gaza de frustratie in zijn stadsdeel vergroot. Inwoners ervaren al spanning door de situatie in Gaza, en het gevoel zelf tweederangsburgers in Nederland te zijn, aldus Ünver.
Hij zegt overigens „geen enkel signaal” te hebben dat mensen uit deze buurt Dodenherdenking zouden aangrijpen om te protesteren tegen de oorlog in Gaza. Hier zijn sinds 7 oktober welgeteld drie demonstraties geweest. Twee van de fundamentalistische islamitische beweging Hizb ut-Tahrir, waarbij mannen en vrouwen gescheiden waren. Die trokken volgens Ünver geen bewoners van Nieuw-West. „De demonstranten kwamen met bussen van buiten de stad.” En in maart was hier een toeterprotest.
„Maar de kranten schrijven nu massaal over mogelijk protest op 4 mei. Daarom ben ik waakzaam en schalen we op.” Zo zijn er voor alle zes herdenkingen in Nieuw-West voorbereidende bijeenkomsten geweest met wijkagenten, handhavers en ambtenaren, en worden straatcoaches en jongerenwerkers nog intensiever betrokken dan voorgaande jaren. Bij de Sloterplas en Plein ’40-’45 wordt het verkeer een uur lang omgeleid.
Tegelijk moet hij terughoudend zijn. „Ik kan jongeren niet vooraf oproepen zich gedeisd te houden. Dan zeggen ze: dat zeg je zeker omdat ik Marokkaan ben?” Het is in Nieuw-West volstrekt normaal dat een jongere dertig sollicitatiebrieven schrijft voor hij eens wordt uitgenodigd voor een gesprek, aldus de stadsdeelvoorzitter. En dan pas na gebruik van een andere naam en postcode. „Dat doet iets met de harten van die jongens. Het gevoel anders te worden benaderd, creëert leed en wrok.”
Door al dat praten over wat er mogelijk mis kan gaan, neemt de frustratie – en daarmee het risico op een verstoring – eerder toe dan af, zegt Ünver. „Je moet je dus afvragen of je dit wilt voeden of niet.”
Empathie en nuance
Abdeslam Belfqih, die op de markt luxe hoofddoeken verkoopt, denkt dat de burgemeester door haar gespannen houding angst creëert. Hij denkt ook dat dit averechts werkt. „Omarm ons medeleven met Gaza gewoon, dan neutraliseer je het.”
Zelf heeft hij het medeleven met Gaza lucratief omarmd – hij is sinds 7 oktober begonnen met de verkoop van T-shirts met ‘Palestine’ erop, en keffiyehs. „Het leeft, en ik ben wel een ondernemer.” Terwijl hij praat, prijst hij een hoofddoek aan. „Voel deze stof, zus. Hier vallen je wangen niet uit.”
De marktondernemers van het plein zullen op 4 mei ook een krans ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog leggen. Dat vindt Belfqih een goede zaak. Hij vindt het ook „mooi” dat het Plein ’40-’45 heet, en haast zich om te zeggen dat de mensen hier „genuanceerd” denken, en echt wel onderscheid maken tussen Joden en Israël. Hij vindt het onbegrijpelijk dat sympathie met Gaza vaak wordt uitgelegd als antisemitisme. „Ik ben zelf een semiet!”
Hij mist dezelfde empathie en nuance in de rest van Nederland. Volgens hem leven er in Nieuw-West gevoelens van „onbegrip en onmacht omdat de buitenwereld het onrecht in Gaza niet oppikt”. Vooral, zegt hij, omdat Oekraïne nu het referentiekader is. „Als je de warmte en steun voor Oekraïne ziet, kun je niet ontkennen dat met twee maten wordt gemeten.” Maar ja, Israël ligt gevoelig, zegt Belfqih gelaten, „Amsterdam wordt niet voor niets Mokum genoemd”.
Vanwege de gevoeligheid van het onderwerp, en het gevoel dat ze worden gestigmatiseerd, is het moeilijk om bezoekers van het plein aan de praat te krijgen. Twee vriendinnen die shoppen met hun moeder en kleine kinderen willen alleen anoniem wat zeggen. Ze wonen in de buurt en komen hier voor de koopjes – trots tonen ze hun zakken chips – en voor de gezelligheid. „Even een rondje doen.”
Op 4 mei zullen ze echter niet op dit plein te vinden zijn. „Wij hebben andere doden om te herdenken”, zeggen ze beslist. En 4 mei hoort niet bij hun religie. „Wij herdenken door te bidden.” En natuurlijk denken ze dan aan de doden in Gaza, zeggen de vrouwen. „We kunnen niets voor Gaza doen, maar met onze gedachten zijn we ermee bezig.”
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Marktkoopman Abdeslam Belfqih: „De buitenwereld pikt het onrecht in Gaza niet op.”” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Marktkoopman Abdeslam Belfqih: „De buitenwereld pikt het onrecht in Gaza niet op.”” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/05/het-hele-land-kijkt-naar-de-dam-maar-op-plein-40-45-komt-alles-samen-3.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/05/03133901/data115097609-3aff95.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/05/het-hele-land-kijkt-naar-de-dam-maar-op-plein-40-45-komt-alles-samen-19.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/05/het-hele-land-kijkt-naar-de-dam-maar-op-plein-40-45-komt-alles-samen-17.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/05/het-hele-land-kijkt-naar-de-dam-maar-op-plein-40-45-komt-alles-samen-18.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/05/het-hele-land-kijkt-naar-de-dam-maar-op-plein-40-45-komt-alles-samen-19.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/05/het-hele-land-kijkt-naar-de-dam-maar-op-plein-40-45-komt-alles-samen-20.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/XFLu0juMchqRhseXSTA3KnlUKIk=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/05/03133901/data115097609-3aff95.jpg 1920w”>Marktkoopman Abdeslam Belfqih: „De buitenwereld pikt het onrecht in Gaza niet op.”
<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Andrée van Es, voorzitter Amsterdams 4 en 5 mei-comité. „Hoe strijden we tegen ontmenselijking?” ” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Andrée van Es, voorzitter Amsterdams 4 en 5 mei-comité. „Hoe strijden we tegen ontmenselijking?” ” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/05/het-hele-land-kijkt-naar-de-dam-maar-op-plein-40-45-komt-alles-samen-4.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/05/03133908/data115097663-710c27.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/05/het-hele-land-kijkt-naar-de-dam-maar-op-plein-40-45-komt-alles-samen-23.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/05/het-hele-land-kijkt-naar-de-dam-maar-op-plein-40-45-komt-alles-samen-21.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/05/het-hele-land-kijkt-naar-de-dam-maar-op-plein-40-45-komt-alles-samen-22.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/05/het-hele-land-kijkt-naar-de-dam-maar-op-plein-40-45-komt-alles-samen-23.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/05/het-hele-land-kijkt-naar-de-dam-maar-op-plein-40-45-komt-alles-samen-24.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/ybTlJOzxv3gOYZHg8CDP3Txll-Q=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/05/03133908/data115097663-710c27.jpg 1920w”>Andrée van Es, voorzitter Amsterdams 4 en 5 mei-comité. „Hoe strijden we tegen ontmenselijking?”
Foto’s: Merlijn Doomernik
De gevoeligheid
Andrée van Es is zich als geen ander bewust van de gevoeligheid. Maar zij moet zich wel uitspreken. Dit is haar eerste keer als voorzitter van het Amsterdamse comité en dit jaar „voelt als bijzonder gecompliceerd door wat er in de wereld aan de hand is”. Wat we in 1945 dachten te hebben afgesloten, zegt Van Es aan de telefoon, voelt dichterbij dan ooit. „De emoties zijn groter dan ooit.”
Over de boycot van het Centraal Joods Overleg door haar uitlatingen in Het Parool wil van Es niet veel kwijt. Ze was „heel verrast over die uithaal” en vindt de boycot „heel treurig”, maar vindt het lastig er inhoudelijk op te reageren. „Alles wat ik hierover zeg, is volgens mij fout.” Wat ze wel kan zeggen: „Ik heb mijn woorden zacht bedoeld, helemaal niet in de zin van: we gaan de hele wereld herdenken.”
Van Es vindt dat het herdenken van de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog de basis van de herdenking moet zijn. „Dat mensen vervolgens vanuit de gedachte ‘dit nooit meer’ de blik richten op wat er nu aan de hand is, en hoe we daar weerbaar tegen moeten zijn, dat vind ik eigenlijk goed.”
Aan een verklaring voor de woedende reacties op haar uitlatingen durft ze zich „niet te wagen”, maar ze vermoedt dat onder die emotie „terechte angst zit voor antisemitisme”. Ze hoort van veel kanten dat mensen er niet meer voor uit durven komen dat ze Joods zijn, hun keppeltje niet meer op doen. „O, verschrikkelijk.” Het is de kanarie in de kolenmijn, aldus van Es. Een belangrijk signaal dat we een appèl moeten doen op elkaar: „Jongens, weten jullie nog, het ging erom dat we elkaar beschermen.”
Lees ook Liefdesbrieven in Bergen-Belsen: ‘Zal ik eens spugen op zo’n briefje en jij likken?’
Daar denkt zij zelf vaak aan tijdens de stilte op 4 mei. „Wat doen mensen elkaar aan? En hoe strijden we tegen de ontmenselijking?” En ze denkt ook altijd aan haar grootouders, die omkwamen bij het bombardement op het Bezuidenhout in Den Haag. En, „ik durf het bijna niet meer te zeggen”, dit jaar gaan haar gedachten vermoedelijk ook naar de Israëlische gijzelaars in Gaza, en hun verwanten. „Ik wil helemaal geen statement maken of kant kiezen, maar ik weet gewoon dat die beelden het eerste bij me op zullen komen als het gaat om ontmenselijking en pogromachtige daden.”
Later stuurt ze een berichtje. Dat ze over haar laatste antwoord heeft getobd. Dat ze spijt heeft van haar uitspraak over de gijzelaars. „Te gevoelig misschien.”
De troubadour
Beiaardier Mathieu Polak mag dit jaar voor de tweede maal tijdens Dodenherdenking het carillon bespelen. En ook hij is zenuwachtig. Vorig jaar raakte hij de tel kwijt toen hij moest aangeven dat het acht uur was. Vermoedelijk sloeg hij de klok toen negen keer aan. Nu weet hij een trucje. „Eerst tot drie tellen. Dan nog eens. En dan tot twee.” Dan kan het niet misgaan.
Angst voor een verstoring van de herdenking op Plein ’40-’45 heeft hij helemaal niet. „Daar geloof ik niks van. Dat lijkt me absurd.” Hij kent het plein en de bezoekers goed, want hij zit hier als vaste beiaardier elke paar weken in het glazen hokje vlak boven de kramen. En dit is dankbaar publiek, vindt hij. De sfeer is altijd goed. „Het zijn heel lieve mensen hier, ik kan niet anders zeggen.”
Hij bespeelt ook andere carillons in het land, maar „dit is de enige plek waar mensen altijd zwaaien en applaudisseren en een praatje met me maken”. Hij probeert zijn publiek goed te bedienen. „Ik speel niet te hard. En geen gecompliceerde muziek.” Geen Bach, zegt Polak, liever Disney. En als hij denkt dat hij Oekraïense vluchtelingen ziet lopen, gooit hij er een Oekraïens deuntje in. „Dan voelen ze zich thuis.” Na de aardbevingen in Syrië en Turkije speelde hij muziek van daar.
Over de situatie in Israël en Gaza wil hij echter niets zeggen. Vanwege zijn Joodse achtergrond. Dat is zeker geen geheim. Maar hij wil „niks forceren”, zegt Polak. „Bovendien gaat het niet om mij.” Hij kan wel verklappen dat hij De troubadour, een oude hit van zangeres Lenny Kuhr, op het carillon heeft gespeeld, nadat haar optreden door activisten was verstoord vanwege haar uitspraken over Israël.
„Zo ondeugend ben ik dan wel”, aldus Polak. Maar het was meer een grapje dan een politiek statement. „Omdat ik denk dat er toch geen hond is die die melodie kent. Als ik het gevoel had gehad dat iemand zich er boos om zou maken, had ik het niet gedaan.” Zijn opdracht is, vindt hij zelf, verbinding te zoeken. En dat gaat volgens hem op dit plein juist heel goed.
Deze ervaring deelt hij met de ambtenaar die de herdenking hier dit jaar organiseert. De meeste lokale herdenkingen – tientallen in Amsterdam – worden door vrijwilligers uit de buurt georganiseerd. Zo ging het ook altijd op Plein ’40-’45, tot de laatste vrijwilliger er onlangs de brui aan gaf. Zijn beoogde opvolgers gingen verhuizen, en hij had na twintig jaar geen puf meer. Daarom is de herdenking hier dit jaar in handen van het stadsdeel, van ambtenaar Peter Both om precies te zijn.
Both ziet alle commotie als een kans om buurtgenoten bij de herdenking te betrekken. „Dat vind ik het interessante aan deze dynamiek”, zegt Both vanuit zijn kantoor aan het plein. „Omdat het zo groot wordt uitgemeten in de media, in de politiek en op straat, zijn we veel actiever met iedereen in gesprek. Over waar de herdenking nou eigenlijk over gaat. En hoe mensen zich ertoe verhouden.” Hij hoort mensen zeggen dat het hún herdenking moet zijn. Dat ze graag meedenken over de invulling.
Het programma op Plein ’40-’45 is dit jaar niet anders dan anders. Met voordrachten, muziek, kransen, stilte en het volkslied. Maar binnen dat programma heeft Both zoveel mogelijk gezocht naar jonge sprekers en muzikanten uit de buurt. Het ging zo soepel dat hij denkt dat de herdenking volgend jaar in handen zal zijn van een nieuw lokaal herdenkingscomité, met meerdere vrijwilligers.
Je moeder
Abdelhafid el Onsri – grote buik, witte baard – legt zaterdag een krans op het plein en is ook gevraagd als ‘buurtvader’ aanwezig te zijn. Om zo nodig de gemoederen te bedaren. Hij verwacht geen problemen, maar vindt de tieners in de buurt deze week wel wat onrustiger. Kan ook het warmere weer zijn.
Natuurlijk merkt hij dat Gaza hier leeft. Jongeren beginnen er vaak over op straat. Ze zijn gefrustreerd, spreken van genocide en racisme, zeggen dat de wereld wegkijkt. Maar dan zegt El Onsri tegen hen: wij kunnen er toch niks aan doen. Gaza is ver weg. Je woont in Amsterdam.
Mochten de jongeren zaterdag vervelend worden, dan kan hij snel en laagdrempelig ingrijpen, denkt El Onsri. Meestal is er niet meer nodig dan zijn fronsende blik, of één zinnetje: denk eraan dat je je moeder niet boos maakt.
„Alexander Claver is van origine historicus met een doctorsgraad in de sociale wetenschappen. De laatste vijftien jaar werkte hij als analist en onderzoeker binnen het Nederlandse Ministerie van Defensie.”
De beschrijving van de auteur van een artikel in een Engelstalig vaktijdschrift oogde heel normaal. Alleen insiders wisten dat er iets ontbrak. Alexander Claver, schrijver van het artikel uit juli 2021 over de ‘Advocaat van de duivel binnen de Nederlandse Militaire inlichtingendienst (2008-2020)’ was meer dan alleen maar onderzoeker bij Defensie. Claver wás die advocaat van de duivel. Het artikel ging over zijn eigen functie.
NRC ging op zoek naar de man met deze tot de verbeelding sprekende baan. Aanleiding vormden de recente gebeurtenissen in Israël. Daar dook een man met dezelfde functie op: het hoofd van een gespecialiseerde afdeling binnen de militaire inlichtingendienst, die toegang heeft tot alle geheim materiaal. De hoge officier (vaak een kolonel) en zijn collega’s houden analyses kritisch tegen het licht om tunnelvisie en wensdenken te voorkomen. Kloppen de aannames in de rapporten en presentaties wel? Is de conclusie logisch? Zou de tegenovergestelde conclusie niet logischer zijn? De naam van de afdeling is ontleend aan een uitdrukking uit de Talmud. Ipcha Mistabra betekent zoiets als: ‘Het tegendeel is waarschijnlijker’.
Niet lang na de terreuraanval van Hamas lekte uit dat Ipcha Mistabra kort voor 7 oktober alarm had geslagen. In tegenstelling tot wat het Israëlische kabinet, het leger en de inlichtingendiensten dachten, waren er serieuze aanwijzingen en veronderstellingen dat Hamas een aanval op Israël aan het voorbereiden was, zo had de ‘Devils Advocate’ herhaaldelijk gewaarschuwd. „In de weken voor het begin van de oorlog probeerde ik onze fundamentele veronderstelling aan de kaak te stellen dat Hamas de rust wilde bewaren in de Gazastrook”, citeerden Israëlische media de hoge officier.
Scepsis
Leden van de politieke en inlichtingen-elite erkenden, schoorvoetend, hun ongelijk. Tzachi Hanegbi, veiligheidsadviseur van premier Netanyahu, zei enkele dagen na 7 oktober: „Het is mijn fout en die weerspiegelt de fouten van iedereen die inlichtingen beoordeelt.” En onlangs werd bekend dat het hoofd van de militaire inlichtingendienst, generaal-majoor Aharon Galiva, ontslag heeft genomen.
Israël en Nederland zijn de twee landen waar militaire inlichtingendiensten scepsis over hun eigen werk hebben geïnstitutionaliseerd met een ‘Devil’s Advocate’; andere landen en hun diensten doen dat op andere manieren. Het roept de vraag op hoe de Nederlandse variant functioneert, zeker nu internationale spanningen en oorlogsdreiging op dit continent toenemen.
Beeldvorming
De identiteit van de persoon achter de Nederlandse ‘DA’ vaststellen is gemakkelijker dan hem te spreken krijgen. Nadat NRC de woordvoerders van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) heeft gewezen op diverse openbare publicaties van Claver, blijkt de dienst open te staan voor een on the record gesprek met hem, het eerste publieke interview van deze functionaris over zijn werk. Toch wordt een al geplande afspraak kort van te voren afgezegd. De dienst wil eerst nog meer informatie over wat NRC precies wil. Op de achtergrond speelt, naar verluidt, angst voor beeldvorming die doet denken aan recente gebeurtenissen in Israël: de politiek en leiding van leger en diensten negeerden daar dus de – achteraf – juist gebleken adviezen van de ‘DA’.
Pas na een voorgesprek op de Frederikskazerne in Den Haag, waar de MIVD zetelt, volgt de ontmoeting met Claver zelf. Het gaat, in tegenstelling tot zijn Israëlische ‘collega’ om een voormalige MIVD-analist zonder militaire rang die de functie van ‘Devil’s Advocate’ inmiddels zo’n vijf jaar bekleedt.
De ontmoeting met Claver verloopt volgens een strak protocol. Bij binnenkomst moeten mobiele telefoon en opname-apparatuur worden ingeleverd en opgeborgen in een kluisje. Alleen pen en papier mogen mee in een tas die van te voren nauwkeurig wordt onderzocht. Informatie over actuele onderwerpen is geheim en wordt dus niet gegeven, zo wordt van te voren gemeld. Een foto van Claver voor bij dit artikel is geen optie. Citaten van hem moeten eerst worden voorgelegd en op feitelijke juistheid worden gecontroleerd.
Burgerkostuum
Ondanks deze beperkingen geeft het twee uur durende gesprek met Claver (in aanwezigheid van een woordvoerder) een goede indruk van de manier waarop de Nederlandse ‘DA’ zijn taken invult. Die blijkt sterk af te wijken van die van zijn Israëlische collega. De belangrijkste verschillen zitten, behalve in rang en achtergrond van de functionaris zelf, in bevoegdheden en werkwijze. De Nederlandse ‘DA’ rapporteert niet direct aan de premier, zoals zijn Israëlische collega kan, maar als ‘adviseur’ aan de directeur van de MIVD. „Dat is hier anders geregeld, gezien de totaal verschillende veiligheidssituatie”, zegt Claver, een vijftiger met baardje, gekleed in een blauw ‘burgerkostuum’.
Een ander belangrijk verschil met Israël: vaker dan NRC aanvankelijk dacht, opereert de Nederlandse ‘Advocaat van de Duivel’ achteraf in plaats van vooraf, zoals de Israëlische ‘DA’ deed vlak voor de aanval van Hamas. De Nederlandse ‘DA’ treedt meer op als bewaker van de kwaliteit van de besluitvorming binnen de MIVD. Zoals de eerste ‘DA’ Huib van de Meeberg bij zijn aantreden in 2008 zei in een intern blad van de MIVD: „Het is belangrijk dat analisten geen tunnelvisie ontwikkelen, waardoor ze zo gefocust zijn op een bepaalde uitslag, dat ze belangrijke aspecten van de werkelijkheid over het hoofd zien of niet op hun juiste waarde schatten.”
Hoe dit in zijn werk gaat, blijkt als NRC de oorlog in Oekraïne ter sprake brengt in het gesprek met Claver. Over dit onderwerp bestaat binnen de Nederlandse politiek, media, denktanks en de NAVO tamelijk grote consensus: Rusland moet in Oekraïne worden tegengehouden, omdat Moskou anders aangemoedigd wordt ook elders in Europa geweld te gebruiken, misschien zelfs tegen Nederland. Tegengeluiden (bijvoorbeeld: Moskou heeft die intentie niet, of niet de middelen), kunnen op grote weerstand in politiek en media rekenen.
Hoe gaan de ‘tegendenkers’ bij de MIVD om met dit ‘meerderheidsdenken’?
Afwijkende interpretaties
Claver en zijn collega’s wagen zich niet aan het ontwikkelen van alternatieve scenario’s, zo blijkt. „Daarvoor is de situatie te veel koffiedik kijken”, zegt de ‘DA’. Wat zijn team wel doet, is bevorderen dat bij de analisten van de betrokken MIVD-onderdelen die alle informatie verzamelen en duiden, genoeg ruimte is voor afwijkende interpretaties en meningen. „We letten er tijdens bijeenkomsten en in stukken op dat een grote variëteit aan invalshoeken en meningen de ruimte krijgt en eventueel wordt vertaald in uiteenlopende scenario’s”, zegt Claver.
We letten erop dat een grote variëteit aan invalshoeken de ruimte krijgt
Bedacht zijn op beredeneerde, afwijkende opvattingen en die tijdig een plek geven binnen de MIVD, is een belangrijk deel van het werk, stelt Claver. Een studie van de sociaal-psycholoog Charlan Nemeth uit 2018 (In Defense of Trouble Makers, The Power of Dissent in Life and Business) sterkte hem daarin. Nemeth schreef: „Het simpele feit van het bestaan van een meerderheid is voor velen van ons al genoeg om het ermee eens te zijn.” Claver: „Zo herkenbaar!”
Blind staren
Om al te gemakkelijke consensusvorming te voorkomen, doen Claver en zijn mensen nog iets anders: het trekken van heldere lessen en die op latere, relevante momenten in roulatie brengen. Claver geeft Afghanistan en – weer – Oekraïne als voorbeelden. In de zomer van 2021 werd de MIVD, net als andere Westerse diensten, overvallen door het hoge tempo waarmee de islamitische Taliban het land veroverden en de hoofdstad Kaboel op 15 augustus innamen. De maanden en weken waarvan werd gesproken, veranderden in de praktijk in dagen en uren.
Claver wil niet zeggen of hij en zijn team destijds die optimistische inschatting deelden. Wel zegt hij: „We hebben de collega’s van het Afghanistan-team meegegeven dat er in scenario’s voortaan beter gekeken moet worden naar de vechtbereidheid van de kant van de bondgenoten. Als Afghaanse soldaten hun wapens weggooien, de president het land ontvlucht, en de VS ook nog hun luchtsteun intrekken, tsja, dan is het snel klaar.”
De les die de ‘DA’ daarna analisten voorhield werd: staar je niet blind op je tegenstander, houd ook je bondgenoten goed in het oog bij het inschatten van het verloop van een oorlog. Sneller dan gedacht kwam die boodschap van pas. Tijdens de laatste weken van de Russische troepenopbouw aan de grens met Oekraïne in februari 2022 „gingen velen ervan uit dat de verovering van het land slechts een kwestie van weken was”, zegt Claver. Samen met ongeloof dat de Russische invasie daadwerkelijk plaatsvond, resulteerde dit aanvankelijk in een afwachtende houding van het Westen.
Let niet alleen op je tegenstander, houd ook je bondgenoten in de gaten
Claver vond het belangrijk, ondanks de relatief beperkte inbreng van een klein land als Nederland, een eigen geluid te laten horen: „Ik heb bij het begin van het conflict gezegd: Laten we niet alleen naar de intenties en middelen van de tegenstander kijken, maar ons ook afvragen wat Oekraïne op de mat kan leggen. Dat had ik geleerd uit onze Afghanistan-ervaring. Achteraf ben ik blij dat we die gedachte bij het Rusland-Oekraïneteam hebben neergelegd.” Het Oekraïense leger vocht harder en succesvoller terug dan veel analisten voor mogelijk hadden gehouden.
Wensdenken
Het optreden van de ‘DA’ kan soms ingrijpende gevolgen hebben voor collega’s bij de MIVD, zo bleek een paar jaar geleden. Claver en zijn team dwongen naar eigen zeggen de dienst tot ontmanteling van een ‘verzameleenheid’ die veel informatie opslorpte maar niet het soort informatie waarvoor de eenheid was bedoeld. „Die operatie was dus niet doelmatig en wellicht zelfs niet rechtmatig”, zegt Claver. Voordat een extern toezichthouder daarover een oordeel kon vellen, werd het verzamelpunt „waarin veel ziel en zaligheid was gaan zitten”, door de MIVD opgeheven. „Overigens zijn we nog steeds on speaking terms met die afdeling”, lacht Claver.
In een ander voorbeeld oordeelde de DA achteraf juist positief over de handelwijze van de MIVD, positiever zelfs dan externe onderzoekers deden. De commissie-Ruys, die in 2023 onderzocht hoe het kon dat Nederland zo overrompeld werd in Afghanistan, was uiterst kritisch over de MIVD. In haar rapport van oktober 2023 schreef ze: „Op 10 augustus geeft de -MIVD aan dat het onwaarschijnlijk is dat de Taliban binnen drie tot zes maanden Kaboel met geweld zullen proberen in te nemen. […] Dat Kaboel uiteindelijk op 15 augustus zonder geweld kon worden ingenomen, was niet voorzien door de MIVD.” De commissie (met als een van de leden oud-MIVD-chef Pieter Bindt) concludeerde: „Er was sprake van te positief wensdenken en van een collectieve inschattingsfout van Nederland en partnerlanden over hoe snel Kaboel zou vallen.” Het kabinet omarmde even later deze conclusie.
Claver wil niet zeggen of hij en zijn team destijds ook vonden dat het MIVD-team in Afghanistan een te positief beeld ophingen. Wel zegt hij de kritiek van de commissie-Ruys te hard geformuleerd te vinden. „Wensdenken is een term die ik niet voor mijn rekening neem”, zegt hij. „Ik heb na de val van Kaboel op verzoek van de dienstleiding bekeken of er signalen van de snelle opmars zijn gemist, zoals de term wensdenken suggereert. Onze conclusie was juist dat binnen de beperkte opzet die het kleine team van toen nog had in Afghanistan, die signalen niet zijn gemist. En overigens waren we lang niet de enigen die het tempo van de opmars van de Taliban verkeerd inschatten. Dat overkwam ook landen met veel grotere inlichtingenteams dan het onze.”
Tegendenker
Claver en zijn team willen niet alleen als tegendenker, geheugencentrum en kwaliteitsbewaker functioneren. Ze speuren ook naar informatie die rondzwerft in ‘het apparaat’ maar niet de aandacht krijgt die het verdient. Klassiek buitenlands voorbeeld is de vliegles in Florida die een van de terroristen in de zomer van 2001 nam, om een paar maanden later een Boeing in een van de Twin Towers van het World Trade Center in New York te vliegen.
Dat de vliegles was gevolgd, was bekend bij Amerikaanse diensten. Dat dezelfde les zou kunnen worden gebruikt voor een tot dan toe onbekende terroristische tactiek, was niet serieus als hypothese onderzocht. Met wat meer voorstellingsvermogen had dat best gekund, concludeerde de Amerikaanse 9/11-onderzoekscommissie achteraf. Immers, reeds bekend was dat terroristen van Al-Qaeda soms boten gebruikten om zichzelf te pletter te varen tegen Amerikaanse doelen; bij een aanslag in oktober 2000, met een rubberboot van zelfmoordterroristen in Aden (Jemen) op het marine-schip USS Cole, kwamen 17 Amerikaanse militairen om. Als een boot een zelfmoordwapen kan zijn, waarom dan niet ook een vliegtuig, aldus de Amerikaanse onderzoekscommissie.
Voorstellingsvermogen
Hoe proberen Claver en zijn mensen het benodigde ‘voorstellingsvermogen’ binnen de MIVD te versterken? „Je kunt niet op alles bedacht zijn”, aldus de ‘DA’. Toch kun je wel een aantal gunstige voorwaarden scheppen, zegt hij. Daarvoor is allereerst een „goed en open gesprek onder gelijken” nodig waarin uiteenlopende, ook onwaarschijnlijk lijkende opties worden verkend.
Lachend vertelt Claver hoe hij zelf in zijn vorige baan als analist door de vorige ‘DA’ werd geconfronteerd met zijn eigen rapport; hij wil niet zeggen waarover dat ging. „Dat zat vol correcties. Zoiets werkt averechts: je zet de hakken in het zand in plaats van open te staan voor een creatieve gedachtewisseling over onbetreden paden.”
Tot deze gedachtewisselingen behoren het „begeleiden van alternatieve scenariosessies en het verrichten van ‘contraire’ analyses waarbij op basis van dezelfde bronnen heel andere conclusies worden getrokken.” Ook organiseert de ‘DA’ geregeld seminars met experts uit binnen- en buitenland.
Daarnaast is de rekrutering van het ‘DA’-team zelf belangrijk. Dat bestaat uit zeer verschillende specialisten „uit heel diverse denkrichtingen en disciplines”, vertelt Claver. Een hoge, ervaren militair moet situaties op het slagveld op de juiste waarde kunnen inschatten. Een bestuurskundige bekijkt onder meer of een concept-rapport wel in de juiste fase van de besluitvorming met de juiste deskundigen is besproken. Een contra-inlichtingenexpert kent de nieuwste terroristische en militaire technieken op zijn of haar duimpje. Een senior analist weet eventuele tekortkomingen in rapporten en denkwijzen op te sporen. En een datawetenschapper let erop dat de algoritmes en filters achter de gebruikte digitale informatiestromen zo zijn afgesteld dat relevante informatie beschikbaar komt.
Vacature
Om nieuwe ervaringen en kennisgebieden aan te boren voor het team, wordt ook buiten de dienst geworven. Enige tijd geleden verscheen op een openbare vacature-site een advertentie voor een ‘Senior adviseur Devil’s Advocate in Den Haag’. In de toelichting stond: „Door tegenspraak te bieden op basis van eigen onderzoek zorg jij als adviseur in het Devil’s Advocate-team voor kwaliteitstoezicht op de producten, diensten en processen van de dienst.” Een van de vereisten: „Meerjarige ervaring als coach, begeleider of onderzoeker.” Maximumsalaris: 6.300 euro bruto per maand.
Dat er geadverteerd en uitgebreid mag worden, betekent dat het best goed gaat met de ‘Devil’s Advocate’ van de MIVD, zegt Claver. Inmiddels raakt zijn werk ook buiten de Frederikskazerne bekend. Hij heeft al een informeel clubje ‘tegendenkers’ gevormd met ambtenaren binnen diverse Haagse departementen (Justitie en Veiligheid, Binnenlandse Zaken, Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) en instellingen als de Onderzoeksraad voor Veiligheid en terreurbestrijder NCTV. „Misschien gaan we dat nog verder uitbreiden.”
CV
Alexander Claver (54) studeerde geschiedenis en cybersecurity aan de Universiteit Leiden en sociale wetenschappen aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Binnen de laatste richting promoveerde hij.
Sinds maart 2008 is Claver in dienst bij de MIVD. Daar was hij onder meer analist. Zijn huidige functie als ‘Devil’s Advocate’ vervult hij ongeveer vijf jaar.
Claver publiceert in diverse vakbladen over uiteenlopende onderwerpen en schrijft boekbesprekingen.
Ian Trelawny gaat over leven en dood beschikken. De Britse luitenant knijpt de lach uit zijn ogen en tuurt over de boeg van zijn motortorpedoboot de donkerte in, op zoek naar de vijand. Het is 9 december 1943, 22.17 uur. Hij probeert bewegingen, contouren en schaduwen te onderscheiden. In een oorlog gaat het er op het nachtelijke water om wie het snelst het scherpst ziet.
De flottielje van zes motortorpedoboten (MTB’s) is vertrokken vanuit de Britse marinebasis Beehive in Felixstowe, nabij Ipswich, en surveilleerde eerder op de avond bij Egmond aan Zee. Nu liggen ze wat zuidelijker, onder IJmuiden. Trelawny heeft zijn mannen opgedragen 10 zeemijl van de kust af te blijven, buiten het bereik van de Atlantikwall, de verdedigingslinie van nazi-Duitsland die ook de westkust van Nederland beslaat.
IJmuiden is een goede plek om op de vijand te wachten; hier komt het Noordzeekanaal op zee uit.
Trelawny is pas 26, maar anderhalf jaar geleden al onderscheiden met een Distinguished Service Cross. Tijdens een gevecht met de Duitsers nabij het Franse havenplaatsje Barfleur raakte hij, door rondvliegende scherven na een explosie aan boord, van zijn rechterschouder tot aan zijn onderbeen gewond. Liggend op het dek bleef hij bevelen roepen en zijn mannen aanvoeren.
Hij heeft de andere vijf MTB’s bevolen te stoppen. Nu turen ze naar de horizon, op zoek naar een mogelijk teken dat er Duitse schepen in de buurt zijn.
Om het geluid van naderende schepen op te vangen zijn hydrofoons – onderwatermicrofoons – te water gelaten. Alle motoren en ventilatoren moeten uit staan om die optimaal te benutten.
Een uur lang klinkt alleen het klotsen van de golven tegen de boeg en het ruisen van de wind. Tot de hydrofoons een geluid onderscheppen dat Trelawny ’s zintuigen op scherp zet.
Hoofdstuk IIDe Theepot
Het familieonderzoek begon met een opmerkelijke Engelse theepot in de vorm van een cottage, beschilderd met ramen, struikgewas en een rieten dak als deksel. Mea Pruimers (71), gepensioneerd boekhoudster uit Tiel, zet hem op tafel. Ze zag de pot toen ze klein was bij haar oma staan. „Die heb ik van mijn broer Kees gekregen”, zei haar oma. „Die is in de oorlog getorpedeerd geweest.”
Pruimers merkte dat doorvragen te pijnlijk was. Telkens als ze die pot zag, vroeg ze zich af welk verhaal erachter zat. Na het overlijden van haar oma kreeg ze de theepot in haar bezit. Hij stond jarenlang in haar kast, tot ze op een dag besloot uit te zoeken wat haar oma bedoeld had. Een oudoom die getorpedeerd was geweest?
Ze zocht contact met haar achterneef Henk Houtman (79), die altijd al interesse in geschiedenis had gehad en als oud-journalist voor het Leidsch Dagblad en voorlichter bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat gevoel heeft voor verhalen. Ze begonnen over en weer te mailen en verzamelden wat er in de familie was verteld. Was er niet iets met duikboten? En had Kees opgesloten in de badkamer van een schip gezeten? Werd Kees’ moeder Maria niet ‘Opoe Glaasje Bier’ genoemd? Ze zochten in online archieven en puzzelden met horten en stoten feiten bij elkaar over het leven van een (oud)oom die matroos was en die vermoedelijk tijdens de oorlog in de Noordzee was verdronken.
Maar er bleven gaten in het verhaal zitten. Dus toen Mea Pruimers in 2021 maritiem archeoloog Yftinus van Popta op de radio hoorde vertellen over de scheepsrampen die hij had gereconstrueerd, schreef ze hem een e-mail met alles wat ze had gevonden. Kon Van Popta verder helpen?
Normaal gesproken zoekt Van Popta (37) het verhaal bij een aangetroffen wrak van een schip dat op de voormalige Zuiderzee – het huidige IJsselmeer – gezonken is. Nu was er geen wrak, alleen het geraamte van een oorlogsverhaal. Toch raakte hij al snel gefascineerd. Zoeken in oude krantenberichten in het gedigitaliseerde krantenarchief Delpher en de Engelse tegenhanger leverde aanknopingspunten op, waardoor hij steeds verder kwam. Een zeeslag op de Noordzee in december 1943. De Engelsen tegen de Duitsers. Hij analyseerde scheepslogboeken, maakte zeekaarten waarop het verloop van de slag minutieus werd weergegeven en spoorde afstammelingen van betrokkenen op.
Twee jaar later was Van Popta eruit. Hij kon Mea Pruimers en Henk Houtman precies vertellen wat er met Kees was gebeurd.
III Het konvooi onder schot
HoofdstuK IIIHet konvooi onder schot
9 december 1943, 23.31 uur. De hydrofoons pikken een geluid op dat van schepen afkomstig is. De vijand is dichtbij. Vergezeld door twee andere MTB’s vaart Trelawny verder zuidwaarts langs de Nederlandse kust, richting Noordwijk aan Zee.
Hij ziet de contouren aan de horizon. Bewapende coasters en trawlers (vracht- en vissersboten) die zich om een groot vaartuig hebben gepositioneerd. Het is inmiddels rond half één ’s nachts.
MTB’s kunnen 70 kilometer per uur varen en worden niet voor niets door de Duitsers Schnellbooten genoemd. Om die snelheid te behalen zijn flinke motoren nodig, die op de toppen van hun kunnen een stevig kabaal produceren.
Nog voor Trelawny in de buurt van het konvooi aankomt, hebben de Duitsers door wat er gaande is. De voorste boot opent het vuur.
HOOFDSTUK IVHet kindertehuis
Cornelis Ringlever, roepnaam Kees, was vier jaar oud – en de jongste thuis – toen zijn ouders in 1917 uit elkaar gingen. Zijn vader, Jan, kreeg de voogdij aanvankelijk toegewezen, maar moest in militaire dienst. Zijn moeder, Maria, liet het gezin met zeven kinderen daarna dusdanig verloederen dat de overheid ingreep. Samen met twee oudere broers werd Kees ondergebracht bij kindertehuis de Marthastichting in Alphen aan den Rijn terwijl hun vier zussen naar een kindertehuis in de Rotterdamse Van Speykstraat werden gebracht.
Twee jaar lang leefde Kees volgens de strikte dagindeling van het tehuis. Opstaan tussen vijf uur en half zes, aankleden, een huishoudelijke taak, ontbijt, om acht uur Bijbelbespreking. School vanaf negen uur en ’s avonds nog leesles, gymnastiek of repetities voor het zangkoor of het muziekkorps. Kees was volgens de rapporten van de Marthastichting een vlijtige jongen, hij gedroeg zich over het algemeen goed, al werd ook opgemerkt dat hij „gauw boos” en „leugenachtig” kon zijn.
De Duitsers hebben meteen door wat er gaande is. De voorste boot opent het vuur
In tegenstelling tot Maria kwam vader Jan wel regelmatig bij zijn kinderen op bezoek. De ene zondag bezocht hij de meisjes, de andere de jongens. Tot 21 oktober 1919, toen hij bij het inladen van een boot in de IJsselhaven tussen wal en schip viel. Na tien minuten lukte het om hem uit het water te halen. Het was al te laat.
Maria kreeg alsnog de voogdij over de kinderen, maar het duurde nog lang voor er weer iets van een gezinssituatie mogelijk was. Ze trouwde met een andere man in 1922, maar toen dat huwelijk ook op de klippen liep en hij haar de deur wees, vond Maria met haar jongste zoon een onderkomen aan de Laanzichtstraat in de Rotterdamse volksbuurt Crooswijk.
Na zijn militaire dienst in 1933 verdiende Kees de kost door onder meer voor de Rotterdamse Scheepvaart en Steenkolen Maatschappij te varen. Hij voer regelmatig naar Danzig (Gdansk) in Polen, maar ook naar Engeland. Hij nam weleens een souvenirtje mee, zoals een theepot in de vorm van een Engelse cottage.
Dat was het leven tot mei 1940. Kees was 27 toen de Duitsers Nederland binnenvielen. Hij werd gemobiliseerd en liet Maria en het drukke Crooswijk achter zich. Zijn bestemming was de Grebbelinie.
Hoodstuk VDekmantel
Om de kogels en granaten te ontwijken moet Trelawny zo snel mogelijk van koers wijzigen. Dat doet hij niet voordat hij het bevel geeft om twee torpedo’s af te schieten. Vanaf de houders op de boot worden ze het water in gelanceerd.
Tijd om te verdwijnen. MTB’s kunnen een rookgordijn maken, om de zichtbaarheid voor de vijand te bemoeilijken. Achter die wolken is het makkelijker om weg te komen.
Trelawny weet zichzelf zo in veiligheid te brengen om een nieuw plan te kunnen maken. Hij heeft niet kunnen horen of zien of de torpedo’s hun doel hebben geraakt. Daarom wil hij de vijand nog eens overrompelen en een nieuwe poging wagen.
01:22 uur. Samen met nog een MTB vaart Trelawny al schietend op het achterste gedeelte van het konvooi af. Vlak voordat ze het konvooi bereiken, wenden ze af om in het donker te verdwijnen. Bijna gelijktijdig komen de twee MTB’s aan de voorkant van het Duitse konvooi tevoorschijn en vallen het voorste escorte-schip aan.
Het konvooi breekt open, waardoor het vaartuig dat ze beschermen bloot komt te liggen. Precies wat Trelawny had gehoopt. De twee MTB’s gaan recht op dat schip af. Als ze op 600 meter afstand zijn, geeft hij opnieuw het bevel om twee met 340 kilo springstof geladen torpedo’s op de Duitsers af te vuren.
Hoofdstuk VIHet konvooi
Op 20 juni 1940 keert Kees terug naar Rotterdam. De slag om de Grebbeberg duurde drie dagen, van 11 tot 13 mei, 420 Nederlanders kwamen erbij om en een veelvoud raakte gewond. Kees heeft het overleefd, maar werd samen met ruim elfduizend anderen door de Duitsers krijgsgevangen genomen. Vermoedelijk maakte hij daarna deel uit van een Arbeitskommando, waardoor hij in Duitsland in de landbouw of industrie moest werken.
Nadat Nederland capituleerde besloot Hitler als een teken van goede wil dat de krijgsgevangenen vrijgelaten mochten worden. Beroepsmilitairen moesten een ‘verklaring op erewoord’ ondertekenen waarmee ze beloofden niets tegen de bezetter te zullen ondernemen.
Kees herkent Rotterdam niet meer. Het bombardement van 14 mei heeft grote delen van het centrum en sommige stukken van Crooswijk en Kralingen volledig in puin gelegd. Het huis aan de Laanzichtstraat heeft het bombardement wel overleefd.
Zijn stad zal nooit meer dezelfde zijn en Kees zou nooit meer dezelfde Kees zijn. Daar waar hij werk kon vinden, deed hij dat, ook om zijn moeder te onderhouden. Zij was in april 1943 officieel van haar tweede man gescheiden.
Kees twijfelde of hij in de nacht van 9 op 10 december 1943 een klus kon doen in IJmuiden. Hij had last van zijn knie, die moest geopereerd worden. Maar het zou maar een korte tocht zijn, van een uur of zeven, waarbij een schip naar Rotterdam gebracht moest worden. Dus besloot hij mee te gaan. Het werk liep via de Hollandse Zeetransportonderneming Warzee, een uitzendbureau voor zeelieden dat regelmatig adverteerde in regionale kranten, op zoek naar personeel.
In de haven van IJmuiden blijkt een heel Duits konvooi klaar te liggen. Elf coasters en trawlers die door de Duitsers zijn geconfisqueerd zullen zich als voorpostenboten en mijnenvegers om een naamloze kolentransporteur positioneren. Dat schip is 55 meter lang en 12 meter breed en waardevol omdat je er andere schepen mee kunt bevoorraden. Kees en vijftien anderen, onder wie de Vlaardingers Willem van Schoor (40), Rutgerus Vink (33) en Johannes van Roon (38) moeten helpen bij de verplaatsing.
De kolentransporteur zal, beschermd door het konvooi, voortgesleept worden door een sleepboot die Fairplay heet. Aan de achterkant van het konvooi vaart naast twee zwaarbewapende Marinefährprahme (landingsvaartuigen) de Cascade, een uit Delfzijl afkomstige coaster die de Duitsers hebben omgebouwd tot een Schweren Artillerie Träger.
Het is die Cascade die een regen lichtgranaten afvuurt als blijkt dat er razendsnelle Motortorpedoboten van de geallieerden op hen afkomen en het vuur openen. De granaten verlichten de lucht, zodat de vijand zichtbaarder wordt.
Kees bevindt zich met alle andere Nederlanders op de kolentransporteur. Een gedeelte van de bemanning is benedendeks aan het eten als er twee zware klappen klinken. De door de MTB’s afgevuurde torpedo’s hebben de voorkant van de kolentransporteur geraakt en een groot gat in de scheepsromp geslagen.
Het schip maakt snel water. Voor wie de torpedo-inslag heeft overleefd is het moeilijk zichzelf in veiligheid te brengen. Tot 4 uur ’s ochtends blijven de MTB’s pogingen wagen om zoveel mogelijk schade aan te brengen aan het Duitse konvooi.
De Fairplay, de Cascade en de andere boten kunnen ontkomen en meren om half acht ’s ochtends aan bij de Rotterdamse St. Jobskade.
De kolentransporteur verdwijnt in zee.
Op 15 december 1943 staat er een advertentie in het Rotterdams Nieuwsblad: „Heden overleed onverwachts tot onze diepe droefheid, onze innig geliefde zoon, broeder, zwager, oom en neef, Cornelis Ringlever, in de leeftijd van 30 jaar.” Was getekend: „Zijn diepbedroefde moeder.”
Vijf Nederlanders overleven de tocht en vertellen aan de familie van Kees wat er gebeurd moet zijn. Een verhaal dat doorverteld zal worden en de enige overlevering is van wat er zich aan boord heeft afgespeeld: Kees had zich in een wasruimte verschanst. De deur zat klem. Zijn maten bonkten op de deur en riepen hem.
Maar het Noordzeewater vulde de ruimte en Kees kon nergens heen.
Het stoffelijk overschot van Rutgerus Vink, een van de mannen met wie Kees de klus aannam, zal later op het strand worden aangetroffen. De lichamen van Kees en tien anderen worden nooit geborgen.
HOOFDSTUK VIIFout?
Na de oorlog worden E.B.A. Warger en A.J. Zee, de eigenaren van de in oktober 1942 opgerichte Hollandse Zeetransportonderneming Warzee, die de bemanning voor de kolentransporteur had geregeld, opgepakt op verdenking van collaboratie en lidmaatschap van de NSB.
De vraag is of Kees daarvan op de hoogte was en of hij, door werk aan te nemen bij Warzee, dan ook ‘fout’ was in de oorlog.
Het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) heeft in het archief een map met sollicitaties bij Warzee uit 1943 zitten, maar daarin komt Kees niet voor. Dat wil niet zeggen dat hij niet in het vaste bestand van Warzee heeft gezeten. In het Warzee-dossier dat het Nederlands Beheersinstituut aanlegde dat de vermogens van bedrijven beheerde die mogelijk fout waren in de oorlog, werd opgetekend dat de eigenaren de boekhouding „gedeeltelijk hebben verbrand”. Ook wordt daarin melding gemaakt van een controle van de Warzee-boekhouding door de Duitsers. Zij gaven die boekhouding de kwalificaties ‘zeer slordig’ en ‘onvolledig’.
„Of Ringlever sympathieën koesterde voor het Duitse gedachtegoed is ons onbekend, maar voor de geallieerden stond hij sowieso aan de verkeerde kant”, zegt Jac Baart, schrijver van Target Rotterdam: De geallieerde bombardementen op Rotterdam en omgeving, 1940-1945. „Dat zal hij dondersgoed geweten hebben. Warzee werd betaald door de Kriegsmarine. Gages waren fors dankzij gevarenpremies. Het was op zich ook begrijpelijk: er moest brood op de plank komen.”
Historicus Eric van der Most, die onderzoek doet naar Nederlanders in Duits krijgsgevangenschap: „Meestal werden Nederlanders door officiële instanties in 1945 niet als ‘fout’ bestempeld wanneer ze via constructies als Warzee of andere bedrijven – dus indirect – voor de Duitsers gewerkt hadden.” Van der Most merkt op dat veel bedrijven een link met de NSB hadden of voor de Wehrmacht, Marine of Luftwaffe werkten. „Deed je dat niet, dan was het snel bekeken met een bedrijf en had je geen opdrachten meer. Je moet je dus altijd afvragen of mensen een keus hadden en heel vaak hadden ze die niet.”
HOofdstuk VIIIGemengde gevoelens
Als Mea Pruimers en Henk Houtman de hele geschiedenis helder hebben, nemen ze contact op met de DNA-databank voor Vermiste Personen (DVP). Door wangslijmvlies af te staan kan er mogelijk een match gevonden worden met het DNA van een van de ongeïdentificeerde overblijfselen die ooit zijn aangetroffen. Pruimers vindt het jammer dat het lichaam van haar oudoom nog altijd vermist is, al is ze wel blij dat de hele geschiedenis boven water is gekomen. „Door de torpedoaanval zijn elf mannen, onder wie mijn oom Kees, omgekomen”, zegt Henk Houtman. „Hij was een aardige oom van 30 jaar, die zijn moeder Marie hielp aan wat inkomen. Hij heeft gevochten tegen de Duitsers en enige tijd in een krijgsgevangenkamp gezeten. Het is wrang, dat deze jongeman door toedoen van de Engelsen om het leven is gekomen. Trelawny kon toch vermoeden dat op die schepen Nederlandse bemanning zou zitten. Heeft hij voor de aanval gewaarschuwd, zodat mensen zich in veiligheid konden stellen? Dat blijkt niet uit de reconstructie. Aan de andere kant: het was oorlog, alles wat voor de kust voer was ten dienste en in opdracht van de Duitsers. Dat begrijp ik ook wel weer.”
De DNA-test komt negatief terug: het stoffelijk overschot van Kees is nog altijd vermist.
Maar dat wil niet zeggen dat al zijn overblijfselen op de bodem van de zee liggen. „Na de oorlog kwam er een Poolse vrouw aan de deur van mijn oma Marie”, zegt Henk Houtman. „Ze had een kindje op haar arm en ze riep: ‘Wo ist mein Keessie?’ naar mijn oma. Kees moet een vriendin in Polen hebben gehad, toen hij daar voor de oorlog op voer en haar hebben bezwangerd. Mijn oma heeft haar verteld dat Kees is verdronken. Daarop is die mevrouw omgekeerd en weggegaan. We hebben er nooit meer van gehoord. Ergens loopt er dus misschien nog een afstammeling van hem rond.”
Hoofdstuk IXMedailles
Meerdere Britse kranten berichtten op 11 december 1943 over de torpedoaanval, waaronder The Birmingham Gazette, met de kop ‘Germans of sunk ship seen in sea after British Naval Attack on Convoy’. Duitse escorte-schepen probeerden volgens dat bericht drenkelingen uit het water te halen, terwijl een groot zinkend schip nog half uit zee stak. Dat moet de kolentransporteur zijn geweest – en die drenkelingen waren geen Duitsers maar de groep Nederlanders waar Kees deel van uitmaakte.
Luitenant Ian Trelawny werd voor deze succesvolle aanval op de Noordzee opnieuw gehuldigd: er werd een bar aan zijn Distinguished Service Cross toegevoegd, waarmee hij een van de 434 Britse militairen werd die de onderscheiding twee keer kreeg.
Na de oorlog kwam er een Poolse vrouw aan de deur. Ze had een kindje op haar arm en ze riep: „Wo ist mein Keessie?”
Historica Dimity Gosling (75) uit Norwich is de oudste dochter van Trelawny en heeft maar één herinnering aan die medailles. „Ik vroeg ernaar toen ik tien was. Hij haalde toen een doosje uit een kledingla waar ze inzaten. Dat was de laatste keer dat ik ze heb gezien. Tijdens Remembrance Day droegen alle militairen hun onderscheidingen op de borst als we naar de kerk gingen, maar mijn vader deed dat niet.”
Dat was omdat hij volgens Gosling niets met het ‘heldendom’ of het verheerlijken van heldendaden had. „Hij voerde een taak uit,” zegt ze, „en hij praatte nooit over de oorlog, waardoor ik ook niet eerder over de slag op de Noordzee had gehoord.”
Ook had hij een grote achting voor de Nederlanders, volgens Gosling. Tijdens de Hongerwinter van 1944 was een van zijn taken om ervoor te zorgen dat voedselvoorraden de Nederlandse kust zouden bereiken. „Toen een voorraad graan met zeewater besmet raakte, wilde hij de lading niet verloren laten gaan en stookte er met zijn maten gin van om aan Nederlanders uit te delen.”
Er zijn enkele van Trelawny’s dagboekaantekeningen overgebleven en ondergebracht in het Felixstowe Museum. Die maken wederom duidelijk wat er op het spel stond als hij het water opging. „Het was altijd een vriend die je naar de sombere begraafplaats moest begeleiden en waar je zo oprecht om rouwde; het was een vrouw die je kende die je moest vertellen dat haar man was overleden; het was altijd een metgezel op vele avonturen die je in de ambulance zag verdwijnen om misschien wel levenslang gehandicapt te zijn.”
Epiloog
Het is 9 december 2023 als maritiem archeoloog Yftinus van Popta vanuit zijn woonplaats in Friesland de tocht van 2,5 uur naar Noordwijk aan Zee maakt om bij afslag 26 het strand op te lopen. Het regent hard en het strand is leeg. Wat zich hier exact tachtig jaar geleden heeft afgespeeld, laat hem niet los. Het gevecht op zee was er een van vele geweest die gedurende de oorlog onophoudelijk aan de kust hadden plaatsgevonden. Er zijn aan zowel de geallieerde als de Duitse zijde honderden mensen omgekomen. Levensverhalen die zijn samengevat in cijfers. Al puzzelend was hij het voor zich gaan gezien: het opspattende schuim van de motortorpedoboten, het rookgordijn, Kees die in de wasruimte vastzat en geen kant op kon. Hij had de Engelse kranten teruggevonden die bol stonden van de heldhaftige actie van luitenant Ian Trelawny. „Maar die nacht stierven elf van de zestien Nederlanders en geen enkele Duitser.”
Tachtig jaar geleden had Ian Trelawny met zijn ogen geknepen om de vijand op te kunnen sporen. Nu tuurt Van Popta de horizon af om de plek te bepalen waar de overblijfselen van Kees en zijn collega’s van de kolentransporteur vermoedelijk nog op de bodem van de zee liggen.
Misschien moet hij een zoekactie op touw zetten, om hun lichamen te vinden? De namen van Rutgerus Vink en Johannes van Roon, die ook tijdens de Torpedo-aanval verdronken, zijn (online) verbonden aan het oorlogsmonument van hun woonplaats Vlaardingen. Maar voor Kees is er vooralsnog niets anders dan de stilte die boven zee hangt.
N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Luister naar
02:14
Dichter des Vaderlands Dichter des Vaderlands Babs Gons schreef een gedicht over de dodenherdenking op 4 mei.
3 mei 2024 om 15:40
Leestijd 1 minuut
We begroeven jullie doden Bewezen ze de laatste eer Op weg naar eeuwige rust Na de bevrijding, voor onze terugkeer
Van de oorlog naar een land Waar we het leger niet verkozen Maar tekenden voor een toekomst Weg uit de klasse van kanslozen
Aan dezelfde kant in dezelfde oorlog Vechtend voor hetzelfde grondgebied Kijkend in de ogen van eenzelfde vijand Marcherend op hetzelfde marslied
Mochten wij slechts graven delven Lijken wassen en bevoorraden We knapten het vuile werk op Voor onze witte kameraden
We begroeven jullie doden Die bij leven niet naast ons wilden zitten Keerden terug naar een wereld Van weer achter in de bus zitten
Zonder ceremonie of medailles Noch eerbetoon of accolade Geen lofzang op onze daden Geen plek in de veteranenparade
We waren geen verhaal We werden nooit verteld Geen deel van een herdenking Geen kroning tot held
Ons was van alles beloofd Van compensatie en toelagen Van promoties en rangverhoging Tot bijdragen van flinke bedragen
Wij beloofden op onze beurt Aan het moederland loyaliteit Droegen met trots de vlag Als symbool van onze verbondenheid
We begroeven andermans doden In een oorlog ver van ons vandaan Op de dodenakkers van Margraten Lieten we hoop op beter gaan
Het bataljon van de vergetelheid Het regiment zonder ballade Wij vochten mee en gaven ons leven En vielen daarbij in ongenade
Geen genoegdoening Viel ons tot op heden te beurt Wij wachten nog altijd Met leed en wroeging Over wat er toen is gebeurd
Wij de vergeten soldaten Wachten op achterstallig soldij Op eer voor bewezen diensten Op meer erkenning tijdens de herdenking op 4 mei
In de Tweede Wereldoorlog vochten meer dan 1,2 miljoen Afro-Amerikaanse soldaten mee voor een vrijheid die ze in eigen land niet hadden, maar hun verhalen ontbreken in het heersende oorlogsnarratief. Babs Gons heeft in haar familie Afro-Amerikaanse soldaten die gestationeerd waren in Europa. Zij onderzocht hun lot en bezocht monumenten voor gesneuvelde geallieerden. Deze ballade draagt ze deze zaterdagavond 4 mei 2024 voor tijdens de Nacht Na de Dam in ITA.
Robert Essers voert het woord met de telefoon aan zijn oor. Hij staat in de wacht bij zijn verzekeraar. Bij de wateroverlast in 2018 vergoedde die alles, nu hopelijk ook. Zijn partner Karin Sijben vertelt: „Zes jaar geleden hadden we in een paar weken tot drie keer toe water binnen.”
Tijdens de zondvloed van donderdagavond ging het weer mis onderaan de Lindenstraat, een sterk aflopende straat in het Zuid-Limburgse Terblijt. Essers: „We zagen, tevreden, dat de pomp op de inrit het deed, maar toen we het water door de straat naar beneden zagen kolken, wisten we dat er geen houden meer aan was.” Sijben: „Later kwam het ook nog van de andere kant.”
Tegen de muur langs de inrit heeft het water zichtbaar meer dan een meter hoog gestaan. In de huiskamer bleef het bij een laagje. Maar dat voldeed om er één modderige boel van te maken. „Fotografeer alles!”, raadt burgemeester Daan Prevoo (gemeente Valkenburg) aan met het oog op de schade-afhandeling bij de verzekering. Hij herhaalt: „Alles.” Prevoo is vrijdagochtend komen kijken naar de wateroverlast in het dorp Terblijt. Hij wijst ook op de auto. „Laat hem ophalen, bijvoorbeeld door de ANWB.” De burgemeester heeft Essers net zijn wagen zien starten – het water stroomde uit de uitlaat. „Misschien zit er ook water in de motor.”
Gelegenheidsrivier
Het noodweer kondigde zich donderdagavond aan met oudtestamentische, gitzwarte luchten. Daarna viel in een mum van tijd meer dan vijftig millimeter regen. Waterreservoirs bedoeld voor extra opvang van het water konden het niet aan en hielpen nu mee om de Lindenstraat te veranderen in een kolkende stroom. Omdat er in de straat werd gewerkt aan de gasleiding, nam die gelegenheidsrivier ook klinkers en modder mee naar beneden.
‘Misschien zit er ook water in de motor’
Burgemeester Prevoo geeft toe dat hij op basis van de watersnood in de zomer van 2021 deze donderdag in eerste instantie vooral gefocust was op het stadje Valkenburg, maar in de loop van de avond werd het duidelijk dat het elders in zijn gemeente mis was. Dit keer niet in het Geuldal, maar bovenop het plateau. „Donderdagavond zijn we hier van half tien tot half twee in de weer geweest”, vertelt Prevoo. „Evacuatie is ter sprake gekomen. Het energiebedrijf had daarbij een belangrijke stem. Bleef de elektriciteit werken? En vanwege werkzaamheden lagen gasleidingen bloot.”
De bewoners konden blijven. Maar in achttien woningen is de schade groot. En huis aan huis werd nog een brief verspreid met de boodschap om de auto te laten staan. Vanwege mogelijke instabiliteit van de straat door weggespoeld zand onder het wegdek. Brandweerlieden maakten – gezekerd aan elkaar – met stokken hun ronde om te kijken of er ergens zwakke plekken waren.
Lees ook Rapport aanpak vorige watersnood Limburg
Omhoog gekomen door het putje
Iets hogerop in de straat ziet Hub Cobben vrijdagochtend de aangerichte ellende hoofdschuddend aan. Hij woont van kindsbeen aan in de Lindenstraat. Sinds een jaar of vijftig naast de voormalige boerderij van zijn ouders. Zijn garage ligt zo’n twee meter hoger dan de weg. Het woongedeelte ligt daar nog boven. Zolang de knieën het toelaten kunnen we hier nog blijven wonen”, zegt hij wijzend op de trap.
Alleen in de garage had Cobben nu wat water staan. „Waarschijnlijk omhooggekomen door het putje. Toen ik het wegveegde, zag ik plotseling salamanders lopen. Die zijn waarschijnlijk meegekomen met het water.”
Bij de huidige ellende in zijn straat spelen de werkzaamheden ook een rol, ziet Cobben. „Het verbaast me dat ze de boel in korte tijd meerdere keren hebben opengebroken. In plaats van dat ze een aantal zaken in één keer hebben aangepakt.” Maar ook zonder gegraaf zal noodweer nog wel vaker voor waterstromen in de straat zorgen. „Die klimaatverandering is er echt.”
Prevoo zegt tegen Sijben en Essers dat dit „de nieuwe realiteit” is. „We kunnen als gemeente echt niet alles oplossen. Je kunt ook niet oneindig waterreservoirs aanleggen, los van het feit dat mensen in de directe omgeving daar dan weer tegen gaan protesteren. Bewoners zullen ook zelf hun maatregelen moeten nemen.”
Tegelijkertijd belooft Prevoo dat hij vanaf volgende week met andere autoriteiten wil overleggen welke extra beschermingsmaatregelen nog mogelijk zijn. Een stilaan moedeloze Sijben spoort hem aan om daar serieus werk van te maken. „Zorg dat het niet nog eens gebeurt of koop ons desnoods uit, zodat we ergens anders opnieuw kunnen beginnen. Maar doe iets.”
Nederlandse akkerbouwers ondervinden negatieve gevolgen van de klimaatcrisis. Dat geven zij aan in een vrijdag gepubliceerd onderzoek van vakblad Nieuwe Oogst. Via een enquête werd bij vijfhonderd boeren nagevraagd hoe klimaatverandering hen raakt. Wateroverlast vormt het grootste gevaar voor hun oogst, zo geeft 65 procent van de ondervraagden aan. Droogte blijft ook een groot probleem, aldus ruim de helft van de akkerbouwers (58 procent).
Zes van de tien ondervraagde akkerbouwers zouden verlies lijden vanwege de toenemende weersextremen. Bijna 40 procent loopt 10 tot 20 procent winst mis. Voor een derde van de landbouwers gaat het om minder dan 10 procent. Ruim een derde van de ondernemers zegt in staat te zijn de gevolgen van weersextremen financieel op te kunnen vangen.
Een ruime meerderheid – 60 procent – van de akkerbouwers is naar eigen zeggen overigens niet bereid om een hogere premie te betalen, zodat de brede weersverzekering meer risico’s afdekt.
De klimaatcrisis dwingt de sector ook tot een verscheidenheid aan maatregelen om zich te wapenen tegen de negatieve gevolgen. De meest voorkomende toepassingen zijn draineren (69 procent), beregenen (60 procent) en kilveren (50 procent).
Lees ook In het natste jaar ooit oogsten de boeren later dan normaal