Wilde konijnen gezocht om uit te zetten, want er zijn er te weinig in de duinen


Foto Walter Herfst

Reportage

Natuur Op veel plekken in de duinen zijn door ziektes bijna geen konijnen meer. Bij Castricum worden exemplaren uitgezet.

‘Kringloopkonijnen, zo zou je ze kunnen noemen.” Véronique van Meurs, boswachter bij natuurbeheerder PWN, loopt met twee transportboxen door het Noordhollands Duinreservaat, even buiten Castricum. Samen met medewerkers van wildopvangcentra in Krommenie en Mijdrecht laat ze vandaag acht konijnen vrij in het duin. Of althans: in de warande – een cirkelvormige omheining van zo’n zeven meter doorsnede. De buitenkant bestaat uit kippengaas en houten palen; binnenin ligt een heuvel van boomstronken en zand, met daarop takken van duindoornstruiken. Her en der groeien brandnetels, speenkruid en paarse dovenetel. „Hier blijven ze twee weken zitten, om aan het buitenleven en de omgeving te wennen. Daarna laten we ze los, en kunnen ze op eigen houtje de wijde wereld in.”

Al decennialang gaat het beroerd met de Nederlandse duinkonijnen. Na een uitbraak van de dodelijke ziekte myxomatose, in 1953, leken de aantallen zich aanvankelijk weer te herstellen, tot in 1990 het viraal hemorragisch syndroom (VHS) de kop opstak. Van die besmettelijke, fatale virusinfectie volgde in 2015 een tweede variant. Tegenwoordig circuleren alledrie de ziektes nog in Nederland, en in veel terreinen langs de kust – van oudsher echte konijnenbolwerken – is nog altijd geen herstel van de populaties opgetreden.

Omgewoelde bodem

Uit tellingen in het Noordhollands Duinreservaat blijkt dat de konijnen op veel plekken geheel verdwenen zijn. Elders komen er wel kleine groepjes voor, maar aanwas is er niet: de geboortecijfers en de sterftecijfers zijn met elkaar in evenwicht. Van Meurs: „En dat terwijl wilde konijnen juist zo belangrijk zijn voor het duinlandschap. Ze vervullen een sleutelrol, doordat ze met hun graafwerkzaamheden het kalkrijke zand verspreiden. In die omgewoelde bodem kunnen plantenzaden ontkiemen, op de bloemen komen weer insecten af, die trekken vogels aan – enzovoort. Zandhagedissen warmen zich in de zon op de zanderige plekjes, en zetten er hun eitjes af. Zonder het konijn gaat bovendien ook het duinviooltje verloren, de waardplant van de zeldzame duinparelmoervlinder. Of denk aan de tapuit, een bedreigde vogelsoort: die broedt juist graag in oude konijnenholen. En zelf zijn konijnen natuurlijk voedsel voor bijvoorbeeld vossen.”

Samen met PWN-ecoloog Myrthe Fonck raakte Van Meurs zo’n zeven jaar geleden betrokken bij een grootschalig project van kennisnetwerk Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit (OBN), over het herstel van de konijnenpopulaties in de kustduinen. Ecoloog Jasja Dekker beschrijft met collega’s in het OBN-eindrapport dat er gemiddeld 0 tot 10 konijnen per kilometer kust worden geteld (bij een telling vanuit een auto), met plaatselijk uitschieters tot 25 of 40. „25 vinden we nu al veel, maar dat is niets vergeleken met de aantallen die we ooit hadden, toen je nog bijna struikelde over de konijnen”, aldus Dekker aan de telefoon.

Een konijn dat gewend is aan sappig gras moet je niet ineens tussen moeilijker te verteren duinvegetatie plaatsen

Jasja Dekker ecoloog

Ook analyseerden de ecologen experimenten met het uitzetten van konijnen in onder meer Frankrijk, Spanje en Portugal, waar de konijnenstand sinds de tweede helft van de vorige eeuw ook al gestaag achteruitgaat. In die gevallen ging het om wilde konijnen die met behulp van fretten uit hun holen werden gejaagd, om elders weer uitgezet te worden.

Bij een geslaagde uitzetting overleeft in de eerste twee maanden zo’n 60 tot 70 procent van de konijnen, vertelt Dekker. „Dat kun je zien als een goed resultaat. Wel is het essentieel dat ze zich voortplanten en daarvoor maakt het uit wanneer je ze uitzet, en wáár. Een konijn dat gewend is aan sappig gras moet je niet ineens tussen moeilijker te verteren duinvegetatie plaatsen.”

Foto’s Walter Herfst

Ingegraven kippengaas

Ook moeten predatoren in de eerste periode op afstand worden gehouden. Van Meurs: „Om die reden hebben we het kippengaas bij de warande 60 centimeter diep onder de grond ingegraven, en zorgen we voor de beschutting van duindoorntakken. Je wilt niet hebben dat er een bunzing of boommarter kan binnenspringen, of een vos eronderdoor graaft.”

Als de konijnen eenmaal worden vrijgelaten na twee weken zijn ze wél op zichzelf aangewezen, al zijn er om ze tegemoet te komen met een grondboor enkele eenvoudige kunstburchten in het zand gemaakt. „Die kunnen ze dan verder zelf uitgraven.” De omgeving van de warandes is van tevoren afgegrazen door schapen, zodat het gras kort en eiwitrijk is – precies zoals de nieuwe bewoners het graag hebben.

Maar kóm maar eens aan konijnen om uit te zetten, als het in een groot deel van Europa zo slecht gaat met de populaties. Waar vind je nieuwe pioniers? In het rapport staan enkele kleinschalige uitzettingen vermeld: zo werden in 2017 32 konijnen van de Tweede Maasvlakte naar de duinen van Oostvoorne getransporteerd. Vanaf diezelfde locatie verhuizen er nu ook konijnen naar Vlieland. Een win-winsituatie, want juist in het industriële havengebied van de Tweede Maasvlakte zijn de konijnen ongewenst, en doen ze het té goed. Ook op golfbanen worden soms konijnen weggevangen. Dat vangen gebeurt nog altijd met behulp van fretten, aldus Dekker.

We zetten alleen konijnen uit die zich echt wild en schuw gedragen

Nina Schouten Wildopvang Krommenie

Van Meurs en Fonck begonnen in 2022, in overleg met Dekker, met een pilotproef in het Noordhollands Duinreservaat: de konijnen die zij uitzetten zijn afkomstig uit de wildopvang. Van Meurs: „Op een gegeven moment kreeg ik een telefoontje uit Krommenie: dat ze wilde konijnen in de opvang hadden, of ik wist waar die naartoe konden? Dat was het startschot voor ons experiment. Door ze uit te zetten geven we ze een leven in vrijheid terug.”

Inmiddels zijn er drie warandes, waar dertig konijnen kunnen wennen aan hun leven in het duin, en aan de lokale vegetatie. Van Meurs: „Op deze locatie komen al jaren geen konijnen meer voor. Anders zouden de nieuwe bewoners de bestaande groep kunnen verstoren.” De eerste uitzettingen van het afgelopen jaar leken succesvol: er werden tot dusver geen dode konijnen teruggevonden, en diverse keren zijn er in de buurt levende exemplaren waargenomen. „Je zag al direct dat hun aanwezigheid allerlei ander leven aantrok: opeens vonden we overal uitwerpselen van vossen en marters. Ook kwamen er meer muizen en uilen naar het gebied.” Vaak gaat het in de wildopvang om jonge wilde weeskonijntjes, waarvan de moeder bijvoorbeeld door een hond is doodgebeten of verjaagd.

Foto’s Walter Herfst

Wildcamera’s

Op eigen houtje konijnen loslaten, benadrukt Nina Schouten van Wildopvang Krommenie, is absoluut niet de bedoeling. „Zo’n tam konijn heeft, nog los van een vaak afwijkend uiterlijk dat makkelijk door roofdieren wordt opgemerkt, geen enkel instinct. Die zit te wachten tot hij wordt gevoerd, in plaats van bijtijds weg te vluchten.” Een wild of half wild konijn heeft dat instinct nog wél. „We zetten alleen konijnen uit die nagenoeg niet met mensen in contact zijn geweest, ook in de wildopvang niet, en zich echt wild en schuw gedragen. Bovendien moeten ze er ook uitzien als wilde duinkonijnen.” Wel wordt elk konijn gevaccineerd tegen myxomatose en VHS. Van Meurs: „Die vaccinatie beschermt ze voor maximaal een jaar. Je hoopt dan dat ze in die tijd ook in het wild met het virus in aanraking komen, zodat ze extra antistoffen aanmaken.” In de baarmoeder kunnen konijnen ook al in contact komen met de antistoffen van hun moeder, vertelt Dekker. „Dan hebben ze al een sterkere start.”

Vandaag worden in de warande één mannelijk konijn uitgezet en zeven vrouwtjes. Allemaal krijgen ze een streep op hun oor, die pakweg een maand blijft zitten – zo zijn ze ook nog te herkennen gedurende de eerste weken in het vrije veld. „Dan weten we een beetje waar ze heengaan. We hebben om diezelfde reden ook vier wildcamera’s geïnstalleerd. Bij toekomstige dieren zijn we van plan om ook bloed af te nemen, zodat we de genenpoel in de gaten kunnen houden en op antistoffen kunnen controleren.”

Het mannetje, de rammelaar, is volledig wild: hij heeft een kenmerkende okerkleurige vlek achter de kop, en grote ogen. Op het moment dat hij een groene markering krijgt, begint hij hevig tegen te stribbelen. „Die is nog lekker wild”, concludeert Schouten.

Eenmaal in de warande schiet het merendeel van de acht konijnen meteen weg onder de duindoorntakken. Eén vrouwtje begint aan de paarse dovenetel te knabbelen. Ze krijgt gezelschap van het mannetje, die direct een poging doet om haar te bespringen. Van Meurs, glimlachend: „Misschien worden er over een dikke maand al nieuwe duinkonijntjes geboren.”