Warme winter niet goed voor padden

Warmere winters zijn niet gunstig, maar juist nadelig voor amfibieën in gematigde streken. Bij hogere temperaturen gebruiken ze tijdens hun winterrust te veel energie. Daardoor zijn ze minder goed bestand tegen plotselinge vorst en gaan ze verzwakt het voorjaar in. Dat meldde een Europees onderzoeksteam in een preprint in januari, op basis van koude-experimenten met padden. Het artikel moet nog beoordeeld worden door onafhankelijke wetenschappers.

Normaal gesproken zijn padden en andere amfibieën ’s winters in diepe rust. Ze kruipen weg in de grond of in de modder van sloten en plassen om de ergste vorst te vermijden, maar kunnen gemakkelijk een tijdlang vrieskou overleven. Ze verbruiken dan bijna geen energie: alle processen in hun lichaam – van spijsvertering tot bloedsomloop en celmetabolisme – liggen vrijwel stil. Zo verbruiken ze nauwelijks vetreserves, zitten er steeds voldoende suikers in hun bloed als ‘antivries’ en kunnen ze in het voorjaar een goede start maken.

Vorstbestendigheid

Maar tijdens warmere winters is die winterrust onvolledig, schrijven de onderzoekers. De dieren kruipen wel in hun schuilplaatsen, maar hun metabolisme gaat niet genoeg omlaag. Er waren al vermoedens dat dit ten koste gaat van onder meer hun vetreserves en vorstbestendigheid, met negatieve gevolgen voor de overleving en zelfs het immuunsysteem en de vruchtbaarheid, maar de fysiologie daarachter was nog niet in detail onderzocht.

De onderzoekers verzamelden padden in het wild en stelden ze bloot aan twee verschillende experimenten. In het eerste hielden ze padden 48 uur lang bij 4 ofwel bij 8 graden Celsius. De ‘warme’ padden hadden na twee dagen in hun bloed bijna vier keer zoveel hormonen die het vrijmaken van energie reguleren. Hun zuurstofverbruik lag 27 procent hoger en ze waren bijna 20 procent van hun lichaamsgewicht verloren. De ‘koude’ padden wogen nog evenveel. Zij zouden het op dat moment vijf dagen langer zonder voedsel kunnen uithouden dan hun ‘warme’ broeders. Die laatste waren ook minder koudetolerant geworden: in een gedragsexperiment in een ijscontainer hadden ze hogere temperaturen nodig om nog goed te kunnen functioneren.

Habitatverlies

In het tweede experiment gingen de biologen nader in op de genetica van de winterrust. Bij afkoeling tot 2 graden onder nul bleek een serie specifieke genen actief te worden, onder meer genen die coderen voor leverenzymen die helpen bij het maken van glucose (de ‘antivries’ van amfibieën) uit lichaamsvet.

Padden, zo concluderen de biologen, hebben tijdens hun winterrust hun vetreserves nodig om niet te bevriezen – en om in goede conditie aan het voorjaar te kunnen beginnen. Klimaatverandering, met warmere winters en frequentere vorst-dooiperiodes, is voor hen dus ongunstig.

Het aantal padden in Nederland is sinds 2008 met 60 procent achteruitgegaan, volgens recente cijfers van CBS en RAVON (Reptielen Amfibieën Vissen Onderzoek Nederland). De oorzaak is een combinatie van factoren, vermoedt RAVON, waaronder habitatverlies en -versnippering, vervuiling, afname van insecten én klimaatverandering.

„De hoge temperatuur van de afgelopen maanden voorspelt niet veel goeds voor de dieren in winterrust”, reageert Arnold van Vliet van de Natuurkalender (Wageningen University). „Als we de negatieve impact willen tegengaan, moeten we dus meer doen aan bescherming. Bijvoorbeeld door padden te helpen met oversteken. Maar vooral ook door te zorgen voor meer leefgebied en het verlagen van de vele andere drukfactoren.”