N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Tweede Kamer Kamerleden hebben het te druk met verkeerde dingen, zeggen fractievoorzitters Laurens Dassen (Volt) en Mirjam Bikker (ChristenUnie). Ze willen de grootte én werkwijze veranderen. „Het mondkapjesdebat was zo’n voorbeeld dat ik dacht: waar zijn we nou mee bezig?”
Ze blijft maar groeien, de lijst met Tweede Kamerleden die ruim voor de verkiezingen in november hebben aangekondigd niet terug te willen keren in het parlement. De redenen waaróm ze stoppen variëren. Maar het vak is ondankbaar en loodzwaar, zegt ieder Kamerlid dat je het vraagt.
Laurens Dassen, fractievoorzitter van Volt (twee zetels) ziet dat het vak veeleisend is geworden, in een verhit maatschappelijk klimaat. „Er wordt veel meer van Kamerleden gevraagd dan vroeger. We moeten de regering controleren, wetten maken, werkbezoeken afleggen. Maar we moeten ook voortdurend bereikbaar zijn, krijgen de hele dag reacties op sociale media. Zijn we nog in staat om de volksvertegenwoordigers te zijn die Nederland verdient? Ik denk van niet.”
De fractievoorzitters Laurens Dassen en Mirjam Bikker (ChristenUnie, vijf zetels) dienen woensdag een initiatiefnota in waarmee ze de positie van het parlement willen versterken. Ze doen drie voorstellen: de Kamer moet vanaf het begin meepraten over wetsvoorstellen van het kabinet, en niet na afloop. De Kamer moet loskomen van de actualiteit en meer debatten organiseren over de langere termijn, zogeheten ‘visiedebatten’. En, het meest gevoelige punt: de Kamer moet flink uitbreiden. De 150 Kamerzetels nu moeten er volgens de nota „250” worden, „zodat het parlement in staat is om haar controlerende en wetgevende taak goed uit te voeren”.
Voor dat laatste voorstel is een Grondwetswijziging nodig, en dat betekent dat een tweederde meerderheid van de Eerste én Tweede Kamer ermee moet instemmen. Dat is een proces van lange adem, en met een hoogst onzekere uitkomst, want veel politieke steun voor een uitbreiding van de Kamer is er niet, zeker niet op rechts. Het eerste kabinet-Rutte (VVD, CDA en gedoogpartner PVV) wilde de Kamer zelfs inkrimpen naar honderd, al is het daar nooit van gekomen.
Een karretje met brieven
Dassen en Bikker zien dat zij en hun collega’s nu soms verzuipen in het werk. Mirjam Bikker: „Toen ik in 2003 als stagiaire bij de fractie van de ChristenUnie begon, kwam elke dag het secretariaat langs met een karretje waarop een stapeltje brieven lag dat over de bureaus werd verdeeld om te beantwoorden. Deze tijd staat in geen verhouding met vroeger, het contact met de burger is door sociale media veel intensiever geworden.”
Maar ze zien ook dat de Kamer vaak met verkeerde dingen bezig is. Veel tijd gaat op de dagelijkse ophef, snelle debatjes over het nieuws van die dag. Mirjam Bikker: „Als ik mensen buiten het parlement spreek, zeggen ze vaak: ik zie dat jullie vooral op incidenten reageren. Je moet zijn bij de mensen over wie de debatten uiteindelijk gaan. Maar je wordt meteen weer opgepiept voor het volgende actuele debat.”
Laurens Dassen valt dat vooral op als hij naar de regeling van werkzaamheden kijkt, het moment waarop de Tweede Kamer de agenda voor die week vaststelt. „Dat is een uitdraai van de krantenkoppen van het weekend. Natuurlijk zijn we ook een uitlaatklep voor maatschappelijke onvrede, maar we komen weinig toe aan grotere onderwerpen. Het debat met Hugo de Jonge over de mondkapjesdeal met Sywert van Lienden was zo’n voorbeeld dat ik dacht: waar zijn we nou mee bezig? Natuurlijk moeten we een minister kritisch bevragen over een actuele kwestie, maar we hadden over zoveel fundamentele dingen kunnen praten. En in plaats daarvan hadden we de agenda leeggeveegd voor dit.”
Lees ook: Van het parlementair enthousiasme lijkt weinig over
Kunstmatige intelligentie
Dassen zou graag een visiedebat willen voeren over kunstmatige intelligentie. „De Kamer heeft dat onderwerp nauwelijks op de radar staan, zegt hij. „Je ziet het overal oprukken, maar we praten alleen over de vraag wat ChatGPT betekent in het onderwijs, of het effect op de arbeidsmarkt. Ik zou er veel fundamenteler over willen praten, zonder dat er meteen politiek actie wordt ondernomen.”
Mirjam Bikker zegt dat de Kamer een „cultureel en institutioneel” probleem heeft. „We hebben het vaak over een deel van een probleem, maar behandelen het nooit in samenhang. Vergrijzing is zo’n voorbeeld. Mensen worden ouder en leven langer en dat is mooi. Maar dat heeft gevolgen voor de zorg, voor de huisvesting, voor hun kinderen. Een debat waarin al die aspecten aan bod komen voeren we niet.”
De laatste keer dat de Kamer uitbreidde, was in 1956, toen van 100 naar 150 zetels. Het werd proppen in de Oude Zaal van de Tweede Kamer: voortaan moesten drie Kamerleden op een tweepersoons bankje zitten. Sindsdien is het aantal Kamerleden niet veranderd, terwijl het aantal mensen dat de Tweede Kamer vertegenwoordigt met zeven miljoen is toegenomen.
Is er een ideale grootte voor een parlement? Dassen en Bikker citeren de Estse politicoloog Rein Taagepera, die volgens een wiskundige berekening werkte: de omvang van een ideaal parlement is de derdemachtswortel van de bevolking. Nederland zou volgens die berekening 261 Kamerleden moeten hebben. Nu scoort Nederland, zeker vergeleken met andere Europese landen, laag.
Politiek historicus Carla Hoetink, die werkt aan de Radboud Universiteit in Nijmegen, zegt dat de aandacht groeit voor het belang van een goed functionerende Tweede Kamer, ook in de Kamer zelf. Er is op aandringen van de Kamer meer geld gekomen voor extra medewerkers. En een parlementaire commissie onder leiding van Kees van der Staaij (SGP) kwam in een dik rapport met allerlei ideeën om de versnipperde Kamer beter te laten samenwerken.
Hoetink: „Na de opkomst van Pim Fortuyn in 2002 zijn Kamerleden zo druk geworden met het laten zien dat ze bezig zijn met maatschappelijke onrust, dat daar steeds meer energie naar uitgaat. Ze moeten bovendien zichtbaar zijn. Een Kamerlid in de top-30 van het CDA hoefde zich in de jaren tachtig niet veel zorgen te maken over de politieke toekomst, nu is dat veel onzekerder geworden.”
Hoetink ziet „grote symbolische waarde” in de initiatiefnota, „omdat de partijen laten zien dat ze ontvankelijk zijn voor kritiek en zichzelf willen verbeteren”. Maar, zegt ze: „Ik proef er wel een wens in dat de Kamer minder een doorgeefluik van maatschappelijke sentimenten wordt, en zich meer gaat richten op wetgeving. Het parlement dient ook als ventiel voor emoties in de samenleving.”
Lees ook dit groepsgesprek met Kamerleden: De Kamer is een extreem onveilige werkplek