‘Het is niks, het wordt niks’, zeiden ze toen Arne Slot bij Feyenoord begon. Drie jaar later verlaat hij de Kuip met een lofzang

Arne Slot brengt het zelf in herinnering, zondag laat in de middag. Terug naar waar het voor hem begon bij Feyenoord. Een te korte terugspeelbal van rechtsback Marcus Pedersen tegen het bescheiden FC Drita uit Kosovo, in de tweede kwalificatieronde van de Conference League, juli 2021. 70ste minuut, het staat gelijk, Feyenoord moet scoren – een blamage dreigt. Met zijn risicovolle bal zet Pedersen Drita-aanvaller Arbnor Muja volledig vrij voor Feyenoord-doelman Justin Bijlow.

Tot ongeloof van velen, schiet Muja naast. Daar waar Guus Til die avond drie keer scoort in de Kuip: toch nog een 3-2 zege. „Guus Til is op die manier zeer belangrijk geweest voor mijn carrière”, zegt Slot. Na die benauwde confrontatie, bereikt Feyenoord de finale van Conference League. En legt zo de basis voor de uitstekende jaren erna, waarin de landstitel (2023) en de KNVB-beker (2024) worden gewonnen. Met de tweede plaats dit seizoen, kwalificeert de club zich nu twee jaar op rij voor de lucratieve Champions League.

Even na half vijf zondagmiddag, loopt Slot (45) voor de laatste keer uit de spelerstunnel, het veld op in de Kuip. Zijn linkerhand nonchalant in zijn broekzak, zijn rechterhand vrij om te zwaaien of een duim omhoog te steken. Met een door paaltjes verbonden koord is een route voor hem uitgezet naar een podiumpje. Niet voor het eerst deze dag klinkt massaal ‘Arne bedankt, Arne bedankt’, kort na een 4-0 zege op Excelsior, de laatste wedstrijd van het seizoen. Zijn laatste bij Feyenoord.

Het is een afscheidsreceptie in stijl, geopend met een typische Slot-aanval via vloeiende combinaties en in hoog tempo. De vier doelpunten van Feyenoord – dat Excelsior richting nacompetitie duwt – vallen allemaal na rust, pal voor het grote spandoek dat voor Slot is opgehangen op de tribunes die vanwege een straf leeg moeten blijven. ‘Walk on, walk on’, staat er, een verwijzing naar het lijflied van Liverpool FC, Slots nieuwe club.

Innovatievere koers

„Inspirator van het nieuwe Feyenoord”, zo kondigt stadionspeaker Peter Houtman hem aan. Slot, eind 2020 ontslagen bij AZ omdat hij op dat moment in gesprek was met directe concurrent Feyenoord, werd de wegbereider van een innovatievere koers, ingezet onder toenmalig technisch directeur Frank Arnesen. „We zijn ongelooflijk trots dat je drie jaar onze trainer bent geweest”, zegt huidig technisch en algemeen directeur Dennis te Kloese zondag.

Hij vestigde zich als een coach met persoonlijkheid en progressieve voetbalideeën. „Iedereen riep: het is niks, het wordt niks”, zegt Slot terugblikkend, toen hij in de zomer van 2021 begon bij Feyenoord. Coach Dick Advocaat was het seizoen ervoor, met behoudend voetbal, vijfde geworden. Die zomer vertrok topscorer en aanvoerder Steven Berghuis naar rivaal Ajax.

Slot geeft aanwijzingen tijdens het duel met Excelsior (4-0 zege).
Foto Bart Stoutjesdijk / ANP

Toch zag hij potentie. „Er waren wel wat verborgen pareltjes in dat elftal.” Zoals middenvelder Orkun Kökcü en verdedigers Tyrell Malacia en Lutsharel Geertruida. Het was een kwestie van „de juiste jongens erbij zetten” en de „juiste speelwijze” inslijpen. Dan konden ze er „heel veel” uit gaan halen.

Hij tilde Feyenoord, de slapende reus, op goede dagen naar een uitzonderlijk niveau. Waar de club, met veel gremia en interne machtsstrijd, jarenlang druk was om een nieuw stadion te realiseren om zo meer inkomsten te genereren, kwam nu voetbalontwikkeling (en dus waardecreatie op het veld) centraal te staan. Het moment dat Te Kloese de club terugtrok uit het omstreden stadionproject Feyenoord City, is met terugwerkende kracht bijna symbolisch: een maand voor de Conference League-finale van mei 2022.

Met ontwikkelaar Slot, kon Feyenoord op een andere manier geld verdienen. „We hebben in de afgelopen jaren ons eigen budget weten te creëren”, zegt hij zondag. In zijn eerste jaar kon van de „zes miljoen” die ze volgens hem voor Berghuis kregen, zo’n vijf miljoen worden geherinvesteerd. Het jaar erop verkochten ze al voor „zeventig miljoen”, waarvan „dertig miljoen” kon worden gestoken in nieuwe spelers.

Begin dit jaar sprak hij over de groei in spelerssalarissen en transfersommen in de lobby van een luxueus hotel in de heuvels van de Spaanse badplaats Marbella, waar Feyenoord verbleef voor een trainingskamp. Onderdeel zijn van die transformatie vond hij „leuk”, zei hij. „Om de club van uitgavepatroon A naar uitgavepatroon D te krijgen. Niet omdat er een rijke sjeik is opgestaan, maar omdat we het allemaal zelf via voetbalprestaties voor elkaar hebben gekregen.”

Een spandoek voor Slot, bij het duel tegen Excelsior.
Foto Bart Stoutjesdijk/ANP

Slot kwam op krukken aanlopen, nadat hij bij een partijtje voetvolley een kuitspier had gescheurd. Middenin het gesprek kon hij het niet laten om middenvelder Quinten Timber, die hij in een potje versloeg, tegenover andere spelers op zijn overwinning te wijzen. Met luide stem: „Zelfs als ik nu tegen hem moet spelen, win ik nog.”

Daarna op rustigere toon, in een interview met NRC en een andere krant: „Hier hou ik zoveel van. Daarom vind ik het zo vervelend dat ik geblesseerd ben. Het is zo leuk om die gasten uit te dagen.”

In een verder leeg hotel praatte hij, met Flamenco-muziek op de achtergrond, bijna in monoloog over voetbal – de wijze van druk zetten, standaardsituaties, mentale weerbaarheid. Een betoog is bij hem nooit zomaar voorbij, er komt bijna altijd méér uitleg, extra context. Niet voor niets duurden zijn persconferenties in de Champions League, eerder dit seizoen, vaak het langst van alle trainers.

Moeilijke momenten

In die drie seizoenen sprak hij op een gedetailleerde, doordachte wijze over voetbal zoals in jaren niet was gebeurd bij Feyenoord – in ieder geval niet publiekelijk. Hij bleef vrijwel altijd vanuit de logica redeneren, op basis van inhoud en data – bijna nooit in platitudes. Het is dit retorisch talent dat hem onderscheidt – de kunst van het overbrengen van een voetbalvisie. „Alles wat hij zei, namen wij klakkeloos aan”, zei Bryan Linssen, aanvaller in Slots eerste seizoen, eerder.

Dat charisma hielp hem ook door moeilijke momenten. Hij vond de juiste toon en woorden na het aanstekerincident in de halve finale van de KNVB-beker tegen Ajax, in april 2023. Nadat Ajax-speler Davy Klaassen was geraakt en hevig bloedde, werd het duel tijdelijk gestaakt – de KNVB scherpte een dag later de maatregelen aan. „Je kunt er elk woord op plakken”, zei Slot die avond, zichtbaar aangedaan. „Schamen, schandalig, belachelijk, ik kan niet het juiste woord vinden wat ik hierbij voel.”

Dat sterke karakter is nu weg, degene waar altijd naar kan worden gekeken als de druk oploopt. Of als niemand de oplossing meer ziet. Dan ging hij praten, met dat ogenschijnlijke aura van onoverwinnelijkheid.

Slot voor de wedstrijd in een onderonsje met oud-speler en NOS-analist Pierre van Hooijdonk.
Foto Bart Stoutjesdijk / ANP

Op de melodie van Live is Life zong Liverpool FC-coach Jürgen Klopp zondag bij zijn eigen afscheid al Slots naam op een vol Anfield. Daar krijgt hij een spelersgroep die al volledig is gevormd naar Klopps pressingvoetbal. Spelers „die al veel hebben gewonnen en veel hebben meegemaakt”, zegt Slot. „Die ook nog eens, daar gaat het met name om, negen jaar lang een geweldige trainer hebben gehad, waar ze een ontzettend goede band mee hebben en prijzen mee wonnen. Dat aspect, daar denk ik veel over na, hoe ga ik daar mee om?”

Het zijn zorgen voor later. Hij loopt zondag nog een ereronde door de Kuip, Feyenoord-sjaal om zijn nek. Als hij na de persconferentie journalisten een hand heeft gegeven, zegt hij tegen zijn gezin – vrouw, dochter, en zoon: „Gaan jullie mee?” Op naar Liverpool.


De erfenis van Jürgen Klopp bij Liverpool FC gaat veel verder dan de prijzenkast

Ze betwijfelen of Jürgen Klopp er nog woont, misschien heeft hij de villa onlangs al verlaten. Het weerhoudt John en zijn dochtertje er niet van om een bedankkaart door de brievenbus te gooien, hier aan de poort van de woning van de scheidend trainer van Liverpool FC. „Hij heeft me als supporter zoveel geweldige middagen en avonden bezorgd”, zegt John, die een paar straten verderop woont.

Om beter te begrijpen hoe Klopp, die zondag afscheid neemt op Anfield tegen Wolverhampton, het negen seizoenen wist vol te houden, moet je in Formby zijn. In deze bosrijke buitenwijk op een half uur rijden ten noorden van Liverpool kon de Duitser, opgegroeid in een stadje in het Zwarte Woud, de dagelijkse stress en hectiek van het leiden van een van de grootste voetbalclubs ter de wereld even achter zich laten.

In de avonduren liet hij vaak zijn hond Emma uit, zagen buren. Volgens John was zijn favoriete route het krappe, kronkelende ‘Fishermans Path’. Vanaf Klopps villa aan Victoria Road, vanwege de rijke bewoners ook wel ‘Millionaires Row’ genoemd, is het een paar minuten lopen. John wijst naar de pub op de hoek, The Freshfield, daar moet je naar rechts om bij het pad uit te komen. „Je steekt een golfbaan over en dan is het een mooie wandeling naar de duinen en het strand.”

Deze groene, ruimtelijke omgeving met beschermd natuurgebied, was voor Klopp doorslaggevend om zich hier te vestigen, schreef The Athletic. In The Freshfield, waar Klopp soms spontaan aanschuift voor een pubquiz, sprak John op een zomerdag een keer urenlang met de trainer. Het viel John (44), die in de mediasector werkt en de voetbalwereld goed kent (vanwege zijn baan wil hij niet dat NRC zijn achternaam vermeld), op dat Klopp „veel belang hecht” aan een leven naast het trainerschap. „Hij is precies zoals je van hem verwacht: erg grappig en innemend.” Wel vloekte hij in die privésetting meer dan op tv, merkt hij op.

Zo groot als de bewondering is rond zijn afscheid, zo groot was de opwinding al bij zijn komst. John had het „geluk” dat hij precies achter Klopp zat bij zijn debuut, uit bij Tottenham Hotspur, in oktober 2015. Hij stuurt na het gesprek een foto, van kort voor de aftrap, als Klopp omringd wordt door zo’n twintig fotografen. Men zag een lange blonde Duitser in een zwart trainingspak, met baard en bril, en een glimlach die nooit ver weg is – felle uitbarstingen overigens ook niet.

Klopp, in de jaren ervoor gelanceerd bij Borussia Dortmund, had „meteen grote impact” bij Liverpool, zag John. Spelers liepen in dat eerste duel veel meer, bleek uit data. Aanvallende middenvelder Adam Lallana kwam „helemaal uitgeput” van het veld bij zijn wissel, herinnert John zich. „Hij heeft het in zo’n korte tijd omgedraaid, de club echt getransformeerd.”

Krachtige identiteit

Met Klopp vertrekt een van de meest invloedrijke en beeldbepalende trainers uit de historie van de Premier League. Met zijn energie, hartstocht en menselijke benadering als zelfbenoemde „normal one” – een variant op José Mourinho’s „special one” bij Chelsea – wist hij de club te herijken en te laten herrijzen. Met zijn agressieve ‘heavy metal-voetbal’, gebouwd op extreme pressie en hoog tempo, bracht hij niet alleen het plezier terug, maar ook een krachtige identiteit.

Our identity is intensity’, staat in de trainerskamer, op het nieuwe trainingscomplex iets ten noorden van de stad. Bijna alles won hij, van de weinig aansprekende League Cup tot de wereldbeker. Maar vooral: drie Champions League-finales – met winst in 2019. Een jaar later gevolgd door de eerste landstitel in dertig jaar, de verlossing van een obsessie.

Dat deed hij in een tijdperk dat Manchester City, van coach Pep Guardiola, bijna niet te stoppen leek. Ergens is dat ook de tragiek van Klopp. Het kapitaalkrachtigere City – gefinancierd door het regime in Abu Dhabi, bleek uit onderzoek – was in de beslissende fase van de competitie vaak constanter en dominanter. In negen jaar Klopp won City vijf landstitels. De zesde is nabij: als City zondagavond West Ham United verslaat is dat een feit – gelijktijdig met Klopps afscheid.

Maar, Klopps erfenis gaat veel verder dan de sportieve resultaten, schreef auteur Lynsey Hanley vorig weekend in een essay in de Financial Times. In de rest van Engeland was Liverpool decennialang „het mikpunt van grappen over armoede, misdaad en slachtofferschap”. Dat gaat terug tot de jaren tachtig, toen het socialistische Liverpool botste met de rechtse regering van Margaret Thatcher, die werd geadviseerd geen overheidsgeld meer te steken in Merseyside. Automatisering van scheepswerven en fabrieken zorgde voor forse werkloosheid, wat leidde tot maatschappelijke spanningen.

Een muurschildering van Klopp, niet ver van Anfield.
Foto Carl Recine / Reuters

Hanley trof een ander Liverpool, toen zij er in 2012 ging wonen. Hoewel de armoede nog zichtbaar is in grauwe, vervallen woonwijken buiten het centrum, zit de stad in de lift op het gebied van toerisme, cultuur en detailhandel. Klopp, hoewel een buitenstaander, is uitgegroeid tot het symbool van die bloeiperiode. Zijn beeltenis is overal te zien, op murals, op bussen en er is een speciale Klopp-pie.

Hij heeft dat gevoel van „wedergeboorte versterkt”, schrijft Hanley. Het is deze ‘vibe’, emotionele verbinding, die sterk leeft in de stad. „Het gevoel dat Liverpool eindelijk, en volledig, is teruggekeerd van de rand van een onverbiddelijk verval.”

Liverpudlians vinden vaak dat ze tegen de rest van het land spelen, zegt John Achterberg, al sinds 2009 keeperstrainer bij Liverpool. „Dat gaat terug tot de tijd dat hier alles werd gesloten, dat de mensen moesten vechten om rond te komen.” Klopp heeft die mentaliteit feilloos weten te gebruiken in zijn bezielende speelwijze, met de bijna betoverende wisselwerking tussen ploeg en aanhang.

Het belangrijkste dat hij heeft veranderd is het „geloof om altijd terug te kunnen knokken”, zegt Pepijn Lijnders, jarenlang de belangrijkste assistent van Klopp. Het kon niet meer zo zijn dat fans tien minuten voor tijd het stadion zouden verlaten bij een achterstand, zoals in Klopps begindagen nog gebeurde.

Eeuwigheidswaarde

Die veranderde instelling leidde tot een zege die het tijdperk-Klopp eeuwigheidswaarde geeft: de halve finale van de Champions League tegen FC Barcelona, mei 2019. 3-0 verloren in Barcelona, Liverpool-spelers geblesseerd voor de return, Lionel Messi tegenover je. En toch. In het boek Missie aan de Mersey zegt Achterberg dat zijn buurvrouw het gejuich vanaf Anfield in haar huiskamer – zeven kilometer verderop – kon horen na de 4-0. In de trainingshal hangt een grote foto van die avond, met de tekst: ‘Know you can’.

Pijn was er ook. De blunders van doelman Loris Karius – van wie later bleek dat hij een hersenschudding had opgelopen – in de verloren Champions League-finale van 2018 tegen Real Madrid. Hoe is Klopp dan als leider? Vrij rustig, zegt Achterberg. „Je moet eerst finales verliezen en ervan leren, zodat je de volgende keer weet hoe je moet winnen”, zei Klopp volgens hem in de kleedkamer. „Hij ziet verliezen niet als het einde, maar als een startpunt”, zegt Lijnders.

Hij kan soms tekeer gaan, tegen spelers, stafleden, journalisten. Achterberg maakte het soms ook mee, geschreeuw in zijn richting, als een keeper iets verkeerd deed. „Ik reageer daar dan niet op, heeft geen zin.” De andere kant is: toen er vanuit de pers kritiek was op de doelmannen en op hem als keeperstrainer, verdedigde Klopp hem naar buiten toe. „Hij was de eerste manager die dat deed.”

Op het bureau van Klopp staat een fles champagne, een cadeautje van Achterberg, die ook vertrekt. Achterberg herinnert nog hun kennismaking in 2015, bij een etentje in een hotel. De sfeer was gespannen, na het ontslag van Brendan Rodgers. Dat veranderde „heel snel” toen „the boss” binnenkwam, zoals hij Klopp steevast noemt. „Hij begon meteen te praten alsof hij je al tien jaar kent.”

„Mijn energie raakt op”, zei Klopp eind januari, toen zijn vertrek bekend werd. Deze dinsdag staat op een scherm nog het schema voor de uitwedstrijd tegen Aston Villa, van de dag ervoor. Strak regime: half negen ontbijt, kwart over tien vertrek, lunch in het hotel in Birmingham, een paar uur rust, half vijf sportmaaltijd gevolgd door de wedstrijdbespreking, aftrap acht uur, één uur ’s nachts terug. Die continue spanningsboog, dat kan Klopp (56) dus niet langer. „Hij verdient rust, de batterij opladen”, zegt de receptioniste.

Zijn naam zal verbonden blijven aan de stad. Bij Jurgen’s Bierhaus, de naar Klopp vernoemde sportbar in het centrum, was het nieuws over zijn afscheid een schok, vertelt de manager. Maar ze behouden de naam. „Omdat hij een legende is.” Ze benadrukt: het Shankly Hotel even verderop, vernoemd naar de befaamde oud-Liverpool-trainer, heet ook nog zo.

Als Klopp afgelopen dinsdag op Anfield al afscheid neemt van het kantoorpersoneel, zit Rames Ramachandran (55) buiten op een bankje. Een T-shirt vol met gezichtsuitdrukkingen van Klopp. Veertien uur vloog hij vanuit Kuala Lumpur, Maleisië, voor een glimp van Klopp. Wat hij zegt als hij hem ziet? „Dat ik hem ga missen. Hij bracht Liverpool weer tot leven.”


Na Senna’s dood werd Tamburello een chicane – hoe de Formule sinds 1994 stukken veiliger is geworden

De randen van het beton waren ooit hoekig en scherp, maar zijn na jaren in weer en wind aan het afbrokkelen. Plukjes groen mos groeien op het ruwe oppervlak. Je moet, hier langs het circuit in het Italiaanse stadje Imola, waar de Formule 1 dit weekend te gast is, goed kijken om de muur überhaupt te zien. Het versleten beton piept net uit boven een rij opgestapelde banden, bedoeld om crashende auto’s op te vangen.

Dertig jaar geleden waren die bandenstapels er niet. De muur, toen nog gaaf en onbeschadigd, stond op luttele meters langs het circuit in de Tamburello-bocht, waar de auto’s met ruim 300 kilometer per uur plankgas linksaf gingen.

Precies op deze plek verongelukte op 1 mei 1994 Ayrton Senna. In de zevende ronde van de race reed hij op kop door Tamburello, toen hij plotseling rechdoor schoot, zeer waarschijnlijk doordat de stuurstang van zijn Williams doormidden brak. Met meer dan 200 kilometer per uur ramde Senna’s Williams de muur. Een voorwiel sloeg tegen de gele helm van de Braziliaan, een stuk wielophanging boorde zich erdoorheen.

Een paar uur later overleed de 34-jarige Senna in een ziekenhuis in Bologna aan hoofd- en hersenletsel. De Formule 1 was zijn grote ster verloren: de drievoudig wereldkampioen, de man om wie altijd een zweem van mystiek hing, zowel vanwege zijn soms haast bovenmenselijke gevoel voor de grip van zijn auto als om het katholieke geloof dat hij zo vurig beleed. De man ook die vier dagen later in zijn geboortestad São Paulo door drie miljoen mensen naar zijn laatste rustplaats zou worden begeleid.

Bij de betonnen muur eindigde het tijdperk van Ayrton Senna en begon een nieuwe periode met ingrijpende verbeteringen van de veiligheid, die ook nu nog bepalen hoe de Formule 1 eruit ziet.

Stuurloos

Senna was dat weekend niet de eerste Formule 1-dode. Nadat snel ingrijpen door het medische team al het leven van de Braziliaan Rubens Barrichello had gered na een hevig ongeval tijdens de training op vrijdag, ging het zaterdag opnieuw helemaal mis. Bij de kwalificatie raakte de Oostenrijker Roland Ratzenberger (33) met 314 kilometer per uur van de baan in de Villeneuve-bocht. Er was iets afgebroken aan zijn auto, waarna ook hij stuurloos op een enkele meters van het asfalt geplaatste muur klapte. Bij aankomst in het ziekenhuis bleek hij al overleden.

Ayrton Senna in 1994, vlak voor de start van de race op Imola.
Foto Jean-Loup Gautreau/AFP

De Formule 1 zag het met ongeloof aan. Dodelijke ongelukken waren sinds 1982 niet meer voorgekomen tijdens races, al stierf in 1986 nog wel Elio De Angelis tijdens een testsessie. De tijden van strobalen en fragiele aluminium auto’s waren voorbij, het gevaar dat ooit als een klamme deken over de sport lag leek verdreven. De dodelijk gewonde lichamen van Ratzenberger en Senna, slap in hun cockpits hangend en door de tv-regisseur schaamteloos met zoomshots in beeld gebracht, bewezen dat het tegendeel waar was.

Senna had er nota bene zelf voor gewaarschuwd. Terwijl snelheden steeds verder opliepen, bleven gevaarlijke bochten als Tamburello onveranderd – en dan waren de auto’s door nieuwe regels voor 1994 ook nog eens moeilijker te besturen geworden. „Het wordt een jaar met veel ongelukken”, zei Senna een paar weken voor zijn dood. „We mogen van geluk spreken als er niets ernstigs gebeurt.”

In de weken na Imola raakten nog een paar coureurs zwaargewond. De Oostenrijker Karl Wendlinger belandde in coma na een crash in Monaco. De Portugees Pedro Lamy vloog in Silverstone met auto en al over een hek. De Italiaan Andrea Montermini – Ratzenbergers vervanger – reed in Barcelona de complete voorkant van zijn auto.

Het stelde de Formule 1 voor existentiële vragen. Had een sport waarin bijna wekelijks doden en gewonden vallen nog wel bestaansrecht? De auto’s en de circuits moesten veiliger worden en wel onmiddellijk.

Het ongeluk van Senna bracht de veiligheidsontwikkelingen „in een stroomversnelling”, zegt Hermann Tilke, de Duitse circuitontwerper die de afgelopen drie decennia zo’n beetje alle nieuwe Formule 1-banen voor zijn rekening nam en daarmee aan de basis stond van de veiligheidsrevolutie op en rond de circuits.

Uitloopstroken

Na Imola ’94 wilde autosportbond FIA de circuits liefst zo inrichten dat auto’s helemaal nergens meer tegenaan konden botsen, vertelt Tilke via een videoverbinding. „We legden enorme uitloopstroken aan. Groter dan nodig. Je kwam bijna zonder benzine te zitten voordat je bij de vangrail was.” De enorme omvang van de veiligheidsstroken rond nieuwe circuits als die in Maleisië, China en Bahrein was niet ingegeven door berekeningen, maar door de wens het zekere voor het onzekere te nemen.

Op de uitloopstroken lag geen grind, zoals voorheen gebruikelijk, maar asfalt. Een idee van toenmalig Formule 1-topman Bernie Ecclestone, zegt Tilke. „Als je met hoge snelheid zijwaarts in het grind schuift, gaat het grind ophopen voor de banden en wordt de auto gelanceerd. Dan rem je nauwelijks af. Asfalt is veel effectiever.” Op asfalt kan een auto remmen of spinnen, waarbij hoe dan ook veel energie verloren gaat.

Inmiddels kan Tilke de overtollige voorzichtigheid achterwege laten. Zijn bureau heeft rekenmethodes ontwikkeld waarmee het voor elke bocht kan bepalen welke maatregelen nodig zijn. Daarnaast zijn er in de tussentijd absorberende materialen uitgevonden die langs muren geplaatst kunnen worden en bij een crash veel energie opnemen.

Formule 1-coureurs herdenken Ayrton Senna vrijdag op Imola.
Foto Andrej Isakovic/AFP

Daarom zijn er nu weer circuits, zoals in Bakoe en Jeddah, waar de coureurs met 300 kilometer per uur vlak langs de muren slingeren. Bij scherpe bochten na rechte stukken blijven asfaltstroken nodig, maar op stukken waar de auto’s niet hoeven te remmen, is het volgens Tilke veiliger als de muren direct langs de baan staan. „Zo voorkom je frontale impacts. Als er 10 meter uitloopstrook langs het circuit zou liggen, heeft de auto ruimte om te draaien en frontaal op de muur te botsen.”

Het concept bewees in 2022 zijn waarde. Mick Schumacher had in Jeddah een angstaanjagende crash waarbij hij niet één, maar twee muren raakte. Tilke was erbij en ondanks alle berekeningen achter het circuitontwerp, sloeg de schrik hem om het hart toen hij zo’n zwaar ongeluk zag op een van zijn creaties. „Ik vreesde het ergste”, vertelt hij. Maar Schumacher hield niets over aan de crash.

Rivier

Als je voor de muur staat die Senna drie decennia geleden raakte en door het hekwerk kijkt, langs een groot spandoek met de beeltenis van de coureur dat boven de precieze plek van de inslag hangt, zie je groenig water kabbelen. Het is de rivier Santerno, die onderaan een heuveltje een meter of vijftien achter de muur langs het circuit stroomt.

Een paar jaar voor zijn ongeluk stond Senna ook op deze plek met de Oostenrijker Gerhard Berger, een collega-coureur en goede vriend. Berger had in 1989 een zwaar ongeluk in Tamburello overleefd. Senna en hij besloten ter plekke een kijkje te nemen om te zien of de bocht veiliger gemaakt kon worden. „We keken over de muur en zagen de rivier”, vertelde Berger in 2019. „We keken naar elkaar en zeiden: we kunnen niets doen. Er was geen ruimte achter de muur, de gedachte aan een chicane kwam niet in ons op.”

Toch was het aanleggen van een chicane precies de manier waarop Tamburello na Senna’s ongeluk onschadelijk werd gemaakt. De bocht werd een langzame links-rechts-links-combinatie. Voor de muur kwamen bandenstapels. Ook Villeneuve, waar Ratzenberger verongelukte, is nu een chicane.

Na Senna’s ongeluk werden ook de auto’s aangepakt. Op zich konden die al wel tegen een stootje: in 1994 werden ze al volledig gemaakt van het sterke en lichte koolstofvezel, dat begin jaren tachtig was geïntroduceerd. Senna liep behalve het letsel aan zijn hoofd geen verwondingen op, .

Zonder extra bescherming zou Jos Verstappen zijn zware crash niet hebben overleefdSid Watkins Formule 1-dokter

Het hoofd en de nek waren dan ook de zwakke plek van de coureurs. In 1994 kwamen zij nog met hun schouders boven de cockpit uit, maar dat zou snel verleden tijd zijn. Hoge cockpitranden van beschermend materiaal werden verplicht. Die voorkwamen dat het hoofd van de coureur bij een crash alle kanten op slingerde, zoals bij Ratzenberger was gebeurd.

In 1996 redden de cockpitranden het leven van Jos Verstappen. Op Spa-Francorchamps vloog hij door een mechanisch defect met hoge snelheid een muur in. „Tot ieders verbazing stapte hij zelf uit”, schreef toenmalig Formule 1-dokter Sid Watkins in zijn boek Beyond the Limit. „Toen het ongeluk later werd nagebootst in een laboratorium, bleek dat hij het zonder de nieuwe hoofd-en-nekbescherming niet had overleefd of er zwaar hersenletsel aan zou hebben overgehouden.” Nu kwam Verstappen weg met een stijve nek. Een jaar later werd zijn zoon Max geboren.

Ook nu diezelfde Max dertig jaar na Senna’s dood de Formule 1 domineert, gaan de verbeteringen door. De auto’s zijn nog steviger geworden. De hoofden van de coureurs zijn sinds 2018 beschermd door de zogenoemde halo, die het leven van de Fransman Romain Grosjean redde toen hij in 2020 met zijn auto door een vangrail heen schoot.

Tilke houdt zich bezig met nieuwe typen asfalt, die de hoeveelheid spatwater tijdens regenraces kunnen beperken. „De grootste ongelukken vinden nu vaak plaats als een auto op een andere auto botst die stilstaat. Vaak vanwege slechte zichtbaarheid in de regen.” Op zoek naar een oplossing voor hetzelfde probleem testte Ferrari vorige week prototypes van spatborden.

Freak accidents

Toch zal het gevaar nooit helemaal uit te bannen zijn. Senna is niet de laatste F1-coureur die door een crash overleed: bijna tien jaar geleden bezweek de Fransman Jules Bianchi aan de gevolgen van een crash tijdens een race in Japan. Hij botste op een takelwagen die in de grindbak bezig was een gestrande auto weg te halen. Het ongeluk was een aanleiding voor de ontwikkeling van de halo, maar dat soort freak accidents is het moeilijkst te bestrijden, beaamt Tilke. „Wat kan gebeuren, zal ook gebeuren.”

Wie in Imola vanaf ‘Senna’s muur’ de baan oversteekt, loopt een tientallen meters breed eerbetoon tegemoet. Aan het hek langs het circuit, vlak bij een standbeeld van Senna, hebben fans honderden Braziliaanse vlaggen, T-shirts en andere memorabilia vastgeknoopt. Op donderdagavond komen alle Formule 1-coureurs op die plek samen, om op initiatief van oud-kampioen Sebastian Vettel een hangslotje in de kleuren van Senna’s helm aan het hek op te hangen.

Een dag later zitten ze stevig ingesnoerd in hun auto’s. Als Max Verstappen zijn Red Bull de pitbox uit stuurt, is zijn helm amper te zien achter de halo en de cockpitranden. Hij rijdt langs de Senna-muurschildering op het pitgebouw. Dan zet hij de snelheidsbegrenzer uit en raast richting Tamburello.

TamburelloAanpassingen bochten op Imola door de jaren heen


De ‘individuele route’ kan goed uitpakken voor Jutta Leerdam – ‘Maar misschien komt ook zij nog beren tegen op haar weg’

Echt álles moest ze zelf doen. Vliegtickets kopen, hotels boeken, sponsoren regelen en tevreden houden, boodschappen doen en koken, sociale media bijhouden, zorgen voor schaatsen en fietsen en kleding en sportvoeding. En dan moesten de trainingen nog beginnen.

De afgelopen vijf jaar schaatste Sanne in ’t Hof (26) in haar eentje, zonder hulp van een commerciële ploeg. Na een stage bij de Jumbo-Visma-formatie zat ze zonder contract en besloot ze solo verder te gaan. Ze vond onderdak bij het schaatsgewest Friesland en trainde de laatste twee jaar ook mee met Noorse en Japanse schaatsers. Het geld, de planning en de extra hoogtestages op de fiets regelde ze zelf.

Sportief lukte dat, met enig succes zelfs: ze plaatste zich voor wereldbekerwedstrijden en won zilveren en bronzen medailles bij de NK afstanden. Ook leerde ze buitengewoon veel over zichzelf „en welke trainingen bij mij werkten”. Maar persoonlijk „brak het me op”, zegt In ’t Hof. Het continue geregel, de financiële beslommeringen, al die „tabbladen die open bleven staan” in haar hoofd, zelfs nog tijdens de training – het bezorgde haar zoveel stress dat het ten koste ging van haar sportieve prestaties. „Ik stond de hele dag ‘aan’, kon nauwelijks rusten buiten de trainingen. Voor mijn familie had ik nauwelijks tijd, vrienden zag ik al niet eens meer.”

Begin dit jaar bleek dat In ’t Hof maandenlang geschaatst had met een breuk in haar scheenbeen. Hoe ze er aan kwam? Een mysterie – niet door een val of een botsing. Uiteindelijk, denkt In ’t Hof, kwam die fractuur door de stress van het eenpitter-zijn. „Het was alles bij elkaar opgeteld.”

Winterspelen van 2026

De schaatswereld zal de komende twee jaar getuige zijn van een interessant experiment. Net als In ’t Hof gaat topsprintster Jutta Leerdam, viervoudig wereldkampioen op de 1.000 meter, zonder een contract bij een van de vier Nederlandse profploegen op weg naar de Winterspelen van 2026. Vorige week maakte ze bekend te kiezen voor „de individuele route” naar Milaan, waar ze een gouden olympische medaille wil winnen – een prijs die ze nog niet heeft. Zonder ploeg trainen, zo schreef ze op Instagram, is voor haar uiteindelijk „het beste in dit pre-olympische seizoen. Ik wil leren, investeren en terug naar waar ik vandaan kom. Keihard werken en uit m’n comfort zone.”

Leerdams besluit volgt op haar breuk met Jumbo-Visma, waar ze de afgelopen twee seizoenen reed maar zich naar eigen zeggen niet meer sportief uitgedaagd voelde. Ze was daarna dicht bij een contract met de kleine IKO-ploeg, maar die gesprekken liepen op niets uit. Uiteindelijk besloot Leerdam voor zichzelf te beginnen. Een route die „niet altijd leuk” zal zijn, „maar als ik win is het het waard.”

Hoe Leerdam (25) haar solo-avontuur precies gaat aanpakken, is nog niet bekend. Duidelijk is wel dat ze steun krijgt van schaatsbond KNSB: ook zonder ploeg zal ze de komende jaren gebruik kunnen maken van de faciliteiten in ijsstadion Thialf in Heerenveen, zoals het krachthonk en de ‘topsporturen’ op de baan. „Een sporter van het kaliber van Jutta, die kans maakt op grote internationale prestaties”, zegt technisch directeur Remy de Wit, „willen wij zo goed mogelijk helpen.” Ook laat Leerdams zaakwaarnemer weten dat er „veel interesse” is van bedrijven voor sponsoring.

Hoe ingewikkeld is het om als schaatser buiten een commerciële ploeg om te trainen? De individuele route, zeggen (oud-)schaatsers die er zelf ervaring mee hebben en trainers die eerder met Leerdam werkten, kan zeker goed voor haar uitpakken. Maar alleen als er voldaan wordt aan een paar belangrijke voorwaarden: geld, zelfdiscipline en goede begeleiding.

Internationaal is Leerdam niet de eerste schaatser die het probeert zonder ploeg. De eigenzinnige Zweed Nils van der Poel bereidde zich helemaal op eigen houtje voor op de Spelen van 2022, waar hij twee keer goud won. Het Amerikaanse supertalent Jordan Stolz staat formeel onder contract bij de Nederlandse Zaanlander-formatie, maar traint het grootste deel van het jaar alleen in het Pettit National Ice Center in zijn woonplaats Milwaukee. En ook drievoudig olympisch kampioen Martina Sablikova uit Tsjechië schaatste het grootste deel van haar carrière zonder uitgebreide ploeg om zich heen.

4,3 miljoen volgers

In Nederland wordt een solo-avontuur meestal uit noodzaak geboren: geen contract bij een ploeg, toch de ambitie om door te gaan. Zoals bij sprinter Jan Bos, wiens werkgever DSB er in 2004 mee ophield. Dankzij een individuele sponsor kon Bos een jaar door in zijn eentje, waarna hij onderdak vond bij een nieuwe ploeg. Bos’ ervaring in dat ene jaar: positief. „Als je veel ervaring hebt en gedisciplineerd bent, kun je veel zelf doen.”

Voor Rhian Ket pakte de individuele route minder succesvol uit. De voormalige specialist op de 1.500 meter reed in het seizoen 2012-2013 voor zichzelf en vond dat „ingewikkeld”. „In het begin was al dat geregel geen probleem, maar als het spannend wordt, als de belangrijke wedstrijden beginnen, wil je gewoon niet alles op je nemen. Dan word je gek.” Bijkomend probleem was dat Ket geen geld had om voltijds begeleiding in te huren. „Ik had goede mensen om me heen, onder meer een arts en een fysiotherapeut. Maar ze deden dat vrijwillig en part-time. Ik moest dat allemaal coördineren.”

Tegen dit soort kopzorgen zal Leerdam vermoedelijk niet aanlopen, denken de oud-schaatsers en coaches. Als superster op Instagram (4,3 miljoen volgers) is geld geen probleem en lijkt het vinden van sponsoren niet eens noodzakelijk. „Als ze drie betaalde posts doet op Insta, verdient ze waarschijnlijk net zoveel als andere schaatsers in een jaar”, zegt Rutger Tijssen, die Leerdam tussen 2020 en 2022 coachte bij haar eigen Worldstream-ploeg.

Sinds Leerdam een relatie heeft met de Amerikaanse bokser, YouTube-grootheid en multimiljonair Jake Paul, verblijft ze veel in de Verenigde Staten. „Als ik haar was, zou ik direct aan de Amerikaanse bond vragen of ik op de ijsbaan in Salt Lake City kon trainen”, zegt Tijssen. „In een pre-olympisch jaar gaan de deuren altijd iets meer dicht, maar uiteindelijk is alles te koop. En de Amerikanen weten: van trainen met zo’n topper als Jutta worden onze atleten ook beter.”

Als Leerdam zich een team kan veroorloven dat haar reizen, hotels, trainingskampen, materiaal en voeding regelt, zal ze zich volledig kunnen richten op haar trainingen. Met haar zelfdiscipline en werklust zit het wel goed, zeggen haar (oud-)schaatscollega’s. Rutger Tijssen: „Haar kennende zal dat geen probleem zijn. Ze heeft haar eye on the prize.

Een individuele route zal Leerdam ook de kans geven invloed te hebben op haar trainingsschema en te werken met de coach van haar voorkeur. Een naam die hardnekkig rondgaat is die van Kosta Poltevets, een Oekräiense Nederlander met wie ze samenwerkte bij de Worldstream-ploeg – en die, voor zover bekend, geen verplichtingen heeft voor de komende seizoenen. Een andere oud-coach, Jan Bos, heeft dat wel: hij werkt tegenwoordig voor de Chinese schaatsbond. Hij is niet gebeld door Leerdam, zegt hij. „Als ik niet in China bezig was, zou ik het wel overwegen, ja. Ik zou Jutta wel kunnen helpen. Ik geloof dat er meer in zit dan zij zelf denkt. Goud op meerdere afstanden, records verpulveren, langdurige dominantie.”

Trainingspartners

Wat wel cruciaal zal zijn voor Leerdam, zeggen de oud-schaatsers en coaches, is het vinden van trainingspartners op het ijs. Van hard achter elkaar aanrijden word je beter, zo luidt een van de kernwijsheden uit het schaatsen. Alle schaatsers die het een tijdje alleen deden, zorgden dat ze regelmatig met anderen konden trainen: Rhian Ket bij Jong Oranje, Sanne in ’t Hof in Noorwegen en Japan.

Ket zou Leerdam adviseren om een groep jonge mannelijke schaatsers te zoeken die met haar willen meetrainen tot aan de Olympische Spelen – voor de meeste vrouwen rijdt ze simpelweg te hard. „Stel, je bent een jongen van begin twintig, je rijdt ergens voor een gewest en je weet dat je niet bij een commerciële ploeg gaat komen. Dan kan het een hele belevenis zijn om een tijdje mee te mogen in het leven van Jutta. Wie weet mag je wel mee naar het landgoed van Jake Paul in Puerto Rico.”

Sanne in ’t Hof vindt het moeilijk om „namens Jutta” te spreken over de pro’s en contra’s van alleen trainen. „Ze zit financieel sowieso in een veel gunstiger positie dan ik. Als dit haar een gevoel van vrijheid geef, dan moet ze het gewoon doen. Maar misschien komt ook zij nog de nodige beren tegen op haar weg.”

Zelf besloot In ’t Hof vorig seizoen dat ze „absoluut niet nog een jaar” in haar eentje door wilde. Als ze haar grote ambitie – goud winnen bij de Olympische Spelen op de 5.000 meter – wilde realiseren, moest ze op zoek naar een ploeg. Die vond ze: vanaf komend seizoen rijdt ze bij Jumbo-Visma, de formatie waar ze ooit begon. Het solo-avontuur is, tot haar grote opluchting, ten einde.

Deze week heeft In ’t Hof het eerste trainingskamp met haar nieuwe ploeg, in Drenthe. „Toen ik hier aankwam kreeg ik een tas met sportkleding in mijn handen gedrukt. De auto werd aangeleverd. En lunch en avondeten staan klaar. Ineens kan ik na de lunch blijven zitten om te kletsen en heb ik de avonden vrij. Joh, wat een moment.”


Heel veel calls, heel veel vliegen, heel veel luisteren – levert de lobby van de KNVB Nederland het WK 2027 op?

Als Gijs de Jong afgelopen dinsdag na een vlucht van elf uur in Bangkok aankomt, voelt het bijna als forenzen. Al tweeënhalf jaar lang vliegt de secretaris-generaal van de KNVB de wereld rond om te lobbyen. Nu eens zit hij in Qatar, dan weer in Nieuw-Zeeland, Kaapverdië of Vietnam. Soms moet hij even diep nadenken: waar ben ik ook alweer?

Er is De Jong veel aan gelegen om binnen te slepen wat de KNVB als hoofdprijs ziet: het WK vrouwen van 2027. Deze vrijdag valt de beslissing op het FIFA-congres in Bangkok.

Samen met België en Duitsland meldde Nederland zich vorig jaar bij de FIFA voor de organisatie van het toernooi. De sport is booming en met name Nederland en Duitsland gelden als voetbalgrootmachten. Duitsland won het WK twee keer en stond één keer in de finale. Nederland was één keer finalist. De landen brachten internationale sterren voort als Birgit Prinz, Alexandra Popp, Vivianne Miedema en Lieke Martens.

In Brazilië, het enige andere land in de race, nadat de VS en Mexico vorige maand zijn afgehaakt, is het vrouwenvoetbal minder geprofessionaliseerd, maar de sport is er immens populair. Bij het WK in Australië en Nieuw-Zeeland, vorige zomer, was er slechts één land waar de belangstelling voor het toernooi groter was: Colombia. Van de Brazilianen tussen 16 en 64 jaar gaf in onderzoek 23 procent aan de wedstrijden live te willen volgen, tegen 19,1 in Duitsland en 16,5 in Nederland.

Luie leunstoel

Nederland, dat in 2017 het EK in eigen land won, is overtuigd van de kwaliteit van het ‘bid’. Maar de KNVB heeft naar eigen zeggen ook geleerd van de vruchteloze poging om het mannen-WK van 2018 naar Nederland en België te halen. Toenmalig FIFA-voorzitter Joseph Blatter was impressed toen Johan Cruijff en Ruud Gullit hem op de fiets het bidbook overhandigden, maar Rusland ging er met de buit vandoor.

Uit de analyse van dat bod kwam naar voren dat Nederland ‘naïef’ was geweest, te veel vanuit de luie leunstoel campagne had gevoerd. De voetbalwereld heeft enorm genoten van vedettes als Cruijff en Gullit, maar daarmee haal je geen groot eindtoernooi binnen. Dat moet je worden gegund. Als Nederland serieus wilde meedingen naar prestigieuze evenementen, moesten bestuurders het lobbyspel in de vingers krijgen.

Humble but confident – dat is de insteek van de campagne die De Jong en zijn Belgische en Duitse collega de afgelopen jaren voerden. „Niet arrogant worden, bescheiden zijn, maar wel zelfvertrouwen uitstralen”, zegt De Jong. Maar vooral: heel veel tijd steken in de voetbalbonden die deze vrijdag in Bangkok gaan stemmen op het FIFA-congres.

Het congres bestaat uit 211 leden. Afgezien van de landen die een WK-bid hebben ingediend, mag ieder lid een stem uitbrengen. Een primeur bij de vrouwen, waar eindtoernooien eerder door de FIFA werden toebedeeld.

Het zegt veel over de status die het toernooi inmiddels heeft verworven. Het betekent ook dat de kandidaat-gastlanden meer dan honderd voetbalbonden moeten overtuigen om het WK binnen te halen. Heel veel calls, heel veel bijeenkomsten, heel veel bezoeken, attent zijn, mensen informeren, somt De Jong zijn lobbywerkzaamheden op. Want behalve samenwerkingsverbanden en advies, over de organisatie van een vrouwencompetitie bijvoorbeeld, heb je buitenlandse bonden weinig te bieden.

Wat je wél kunt doen: iemand die opmoet voor een herverkiezing, even succes wensen. Als iemand verkozen is, een briefje sturen. Als een jeugdelftal een prijs wint, even wat laten horen. „Laten zien dat je door hebt waar ze mee bezig zijn en goed luisteren naar hun uitdagingen,” noemt De Jong dat.

Nederland, België en Duitsland hebben de campagnewerkzaamheden strategisch verdeeld: de KNVB gaat naar de landen waar ze de beste contacten heeft, onder meer in het Midden-Oosten. Kun je nog kritisch zijn op andere voetbalbonden, vanwege mensenrechtenkwesties bijvoorbeeld, of op de FIFA zelf, als je tegelijkertijd van ze afhankelijk bent voor de toewijzing van een toernooi?

De KNVB stemde vorig jaar voor de herbenoeming van de omstreden FIFA-voorzitter Gianni Infantino. Toch vindt De Jong dat de Nederlandse voetbalbond „best wel vocaal” is geweest de voorbije jaren, bijvoorbeeld over de schrijnende werkomstandigheden van arbeidsmigranten in Qatar. „Maar je moet wel doseren, anders bereik je niets.”

Neeskens, niet Miedema

Vaak kwam het WK van 2027 tijdens zijn buitenlandse bezoeken niet of pas op een later moment ter sprake, vertelt De Jong. In de landen waar hij kwam, wilden vertegenwoordigers vooral praten over het Nederlandse mannenelftal, dat van 1974 bijvoorbeeld. Over Johan Neeskens en Wesley Sneijder, die vrijdag in Bangkok toeluisteren als betaald voetbaldirecteur Marianne van Leeuwen en haar Duitse en Belgische collega in een kwartier tijd hun pitch mogen afsteken. En over Clarence Seedorf, die onderdeel is van de presentatie in Bangkok.

Sari van Veenendaal – de enige vrouwelijke ambassadeur voor Nederland – trekt minder aandacht, maar heeft het voordeel dat ze weet hoe groot de impact van voetbal op het leven van jonge vrouwen kan zijn. „Als ambassadeur vertel ik vooral mijn persoonlijke verhaal”, vertelt Van Veenendaal, die in 2019 verkozen werd tot beste keepster van de wereld. „Wat heeft het EK van 2017 in Nederland met mij gedaan? Wat heeft het met de ontwikkeling van het vrouwenvoetbal in Nederland gedaan? Ik kan goed vertellen hoe bijzonder en mooi het was. Dat zo’n EK meisjes heeft doen dromen van een toekomst in Oranje.”

Van Veenendaal was erbij toen een FIFA-delegatie, die de bids waardeerde, een paar maanden geleden Nederland aandeed. „Ik ben een dag met de afgevaardigden opgetrokken. We zijn onder andere naar Eindhoven geweest [een van de mogelijke speelsteden] en hebben samen geluncht. Ik merkte dat de gesprekken het makkelijkst liepen als mensen vanuit zichzelf begonnen over het EK van 2017 in Nederland of onze finaleplaats op het WK van 2019.”

Erfenis

De Duitse, Belgische en Nederlandse voetbalbond staken elk een miljoen euro in het project. Zo’n zeven ton werd besteed aan het maken van een inhoudelijk bid, de rest ging naar lobby en communicatie.

‘Duurzaam, toegankelijk en compact’ is de slogan waarmee Van Veenendaal en De Jong de voetbalwereld van hun gelijk proberen te overtuigen. Afstanden zijn klein, alles is per trein te bereizen, veiligheid is gegarandeerd. En ze beloven kleinere, minder ontwikkelde voetballanden dat uitwisseling – over de ontwikkeling en promotie van het vrouwenvoetbal – tot de mogelijkheden behoort. Legacy wordt dat wel genoemd: iets teruggeven aan de internationale voetbalwereld.

Wat dat laatste betreft zetten de Brazilianen nog hoger in, vertelt Valesca Araújo, de Braziliaanse evenknie van Gijs de Jong. Het WK moet een „transformatief” evenement worden voor het vrouwenvoetbal in Brazilië en de rest van Zuid-Amerika. Zo’n 700.000 vrouwen voetballen in clubverband in Brazilië, op een bevolking van 215 miljoen. Tegelijkertijd wordt het vrouwenvoetbal snel populairder, zegt Araújo, wat wel blijkt uit de grote belangstelling voor het vorige WK.

Ook op grote wedstrijden tussen lokale clubs komen soms tienduizenden toeschouwers af volgens de Braziliaanse. Araújo: „Er is hier enorm veel ruimte voor groei, net als in de rest van Zuid-Amerika. Het WK biedt een geweldige kans de ontwikkeling van het vrouwenvoetbal op het continent te versnellen.”

Hoe de kandidaten en al hun beloftes te beoordelen? Het Braziliaanse bid kwam iets beter uit een evaluatie door de FIFA, die onder meer kijkt naar stadions, faciliteiten voor deelnemers, media en supporters, en commerciële potentie. Vooral dat laatste punt weegt zwaar, zoals gebruikelijk bij grote FIFA-evenementen.

Het Europese bid voorspelt de helft meer om te zetten dan het vorige WK, dat uitkwam op een geschatte opbrengst van omgerekend ruim een half miljard euro. De Brazilianen blijven iets bij de concurrentie achter, maar maken naar verwachting ook minder kosten, bijvoorbeeld omdat de lonen er lager liggen. Onder de streep beoordeelt de FIFA het Braziliaanse bid als commercieel net iets aantrekkelijker.

Lagere beoordeling

Wat ook opvalt: de wereldvoetbalbond is niet van plan enige vorm van belasting te betalen in het gastland, wil op voorhand gevrijwaard worden van elke mogelijke aansprakelijkheid en eist zeggenschap over visabeleid voor zijn personeel. Brazilië heeft de FIFA de gevraagde garanties gegeven, blijkt uit de evaluatie. Nederland, België en Duitsland niet of niet volledig, staat meermaals in het rapport, hoewel noch de FIFA noch de KNVB en de Nederlandse regering in detail willen treden over welke garanties ontbreken.

‘Harde klap voor Nederland’ kopte De Telegraaf naar aanleiding van de FIFA-evaluatie. De KNVB benadrukte in een reactie vooral dat de verschillen klein zijn – Brazilië kreeg 395 van de 500 punten, Nederland en zijn partners 373 – en dat het Europese bid óók een goede beoordeling kreeg.

Gijs de Jong is dan ook nog altijd „zeer optimistisch”. „Vooral door de reacties die we steeds krijgen tijdens bezoeken. We doen er alles aan, zijn met een grote delegatie in Bangkok en gaan met Van Veenendaal, Sneijder, Seedorf en Neeskens de hotels langs voor koffie, lunches en een-op-een-contacten.”

Maar ook De Jong weet: garanties zijn er niet, net zo min als harde toezeggingen. In Bangkok kan het alle kanten op. Pas rond 06.00 uur Nederlandse tijd op vrijdag wordt duidelijk of al dat vliegen en lobbywerk zin heeft gehad.


Het is voor sporters tegenwoordig ‘sexy’ om bezig te zijn met het milieu

Eigenlijk wilde Madeleine Orr niet over zichzelf schrijven. Orr, wetenschapper verbonden aan de Canadese University of British Columbia, was bezig met een boek over de invloed van klimaatverandering op sport. Dat moest wetenschappelijk worden, niet persoonlijk. „Maar toen realiseerde ik me dat dit onderwerp persoonlijk ís.”

Orr koos er daarom toch voor om in haar pas verschenen boek Warming Up. How climate change is changing sport ook vanuit eigen perspectief te schrijven over haar favoriete sport: skiën. Hoe ze een van haar laatste skivakanties vanwege papperige sneeuw, groene bergen en energie- en waterslurpende sneeuwkanonnen „mokkend” en „vechtend tegen verdriet” doorbracht.

Dat verdriet kan misschien een tikkeltje verwend overkomen in een boek dat ook gaat over dodelijke hitteberoertes of extreme luchtvervuiling. Orr is zich daarvan bewust. Ze is überhaupt „bevoorrecht” om bijna ieder jaar nog te kunnen skiën, zegt ze.

Maar wintersport is ook een effectief voorbeeld. Dodelijke hitte klinkt vanuit een land als Nederland misschien ver weg, maar iedere skiër heeft met eigen ogen gezien hoe de wintersport onder druk staat. Zo is het ski-seizoen in Zwitserland sinds 1970 bijna een maand korter geworden, blijkt uit onderzoek. En dan is er nog de eigen rol. Orr: „Als ik naar de bergen rij, als ik ga skiën op kunstsneeuw, dan draag ik bij aan het probleem.”

Hitteberoertes

Warming Up bewijst dat sport en klimaatverandering op talloze manieren met elkaar verbonden zijn. Deels gaat het boek over de invloed van de sportwereld op klimaatverandering: van de miljarden aan oliegeldsponsoring tot klimaatactivistische topsporters. Maar Orr begint Warming Up met de manier waarop klimaatverandering sport beïnvloedt, of soms zelfs onmogelijk maakt.

Ze schrijft over de extreem vervuilde lucht boven Beijing, over surfers en verdwijnende kustlijnen, over opgedroogde sportvelden in India en Zuid-Afrika, over ondergelopen voetbalstadions in Engeland. En ook de „ecologische nostalgie” van de Elfstedentocht – al 27 jaar niet geschaatst.

Het is zware kost. Maar het aangrijpendst, zegt Orr, waren gesprekken met ouders van kinderen die door extreme weersomstandigheden stierven. Zoals de negentienjarige American-footballspeler Jordan McNair, die in 2018 bij een training in elkaar zakte en in het ziekenhuis overleed aan de gevolgen van een hitteberoerte. Een aandoening die alleen al in de Verenigde Staten schrikbarend vaak voorkomt: sinds 2000 overleden tenminste dertig American-footballspelers van universiteitsteams aan een hitteberoerte, zo staat in Warming Up.

En dat terwijl hitteberoertes „volledig te voorkomen zijn”, zegt Orr. Door langere drinkpauzes of zelfs maar een koel doekje in de nek. Ze pleit er dan ook voor dat hitteprotocollen in elke sport worden doorgevoerd, net als richtlijnen voor luchtkwaliteit.

Vooral amateurs en jongere sporters zijn „kwetsbaar” voor extreme omstandigheden, denkt Orr. Profsporters zijn over het algemeen (iets) beter beschermd. Zo kent de Australian Open een hitteprotocol, er werden vorig jaar tennispartijen gestaakt vanwege de hoge temperaturen. Al is de toegestane bovengrens in Melbourne met 36 graden alsnog behoorlijk pittig, merkt Orr op. Het heeft nou eenmaal „prijzige consequenties” om zo’n groot toernooi stil te liggen.

Een ander voorbeeld: er moest heel wat kunst- en vliegwerk aan te pas komen om de Olympische Spelen van Tokio (2021), met zeer warm weer en een hoge luchtvochtigheid, draaglijk te houden voor sporters.

Climate Pledge Arena

Tot zover de niet geringe invloed van klimaatverandering op sport. Maar wat is de invloed van sport op klimaatverandering? Kan – en wil – de sportwereld iets doen?

Ja, zegt Orr. De laatste paar jaar is de sportwereld in beweging, zegt ze. Als katalysator ziet ze de pandemie en Black Lives Matter. Het is tegenwoordig „sexy” om bezig te zijn met het milieu, zegt Orr. Sportclubs en organisaties doen dat op grotere en kleinere manieren: van het stimuleren van het openbaar vervoer voor fans, tot zonnepanelen op het dak. Als voorbeeld haalt Orr de Climate Pledge Arena aan, een fossielvrije, ‘netto-nul’-sportstadion in Seattle, dat in 2019 werd opgeleverd.

Maar hoe oprecht zijn alle goede voornemens? Neem de wereldvoetbalbond FIFA: voorzitter Gianni Infantino sprak in 2022 in een video zijn ambities uit voor een ‘groene kaart voor de planeet’. Maar vorige maand tekende de FIFA een overeenkomst met het Saoedische staatsoliebedrijf Saudi Aramco, een van de grootste CO2-uitstoters wereldwijd. Die deal maakt het „zeer onduidelijk wat hun plannen eigenlijk zijn en hoeveel ze geven om het milieu”, zegt Orr. „En in deze fase lijkt mij het antwoord: ze geven niet veel om het milieu. Het is geen prioriteit.”

Dat de fossiele sector, en oliestaten als Qatar en Saoedi-Arabië, geld willen steken in sport is niet verwonderlijk, zegt Orr. „Fossiele energie is geen product waar je makkelijk tv-reclame voor maakt, het zijn geen cornflakes. En big oil werkt graag met sectoren met een heel goede reputatie: de kunstwereld, onderwijs, sport.”

Andersom is de aantrekkingskracht ook duidelijk: diepe zakken. „Je kunt gewoon veel meer ophalen bij een oliebedrijf dan bij een tandpastafabrikant.”

Lewis Hamilton

Het punt is, zegt Orr, dat tot een paar jaar geleden bijna niemand zich druk maakte over fossiele sponsoring in de sport. Zo was Gazprom een sponsor van de Europese voetbalbond UEFA tot de Russische invasie in Oekraïne, in 2022. „Pas recentelijk begonnen organisaties als [protestgroep] Fossil Free Football, uit Nederland, zich tegen dit soort dingen uit te spreken. Het is interessant om te zien welk effect dit gaat hebben de komende jaren.”

De Nederlandse voetbalster Tessel Middag, die speelt voor het Schotse Rangers WFC, is verbonden aan Fossil Free Football. Zo zijn er meer meer topsporters die hun stem gebruiken om zich uit te spreken over klimaatverandering, met Formule 1-coureur Lewis Hamilton als misschien wel het bekendste voorbeeld. Al is Hamilton, die moeizame seizoenen achter de rug heeft, de afgelopen tijd stil over het onderwerp, valt Orr op. „Sporters die heel, heel succesvol zijn, die goede contracten hebben, spreken zich makkelijker uit. Want ze weten: als ze niet perfect presteren, krijgen ze kritiek dat ze te veel met andere dingen bezig zijn.”

Daarbovenop krijgen ze ook vaak de kritiek hypocriet te zijn, omdat topsporters zoveel reizen. Orr vindt dat onterecht. Als het om klimaatverandering gaat, is niemand onfeilbaar, zegt ze. „Iedereen is hypocriet.”


Column | De duurzaamste en groenste koers ooit

Het was prachtig, afgelopen Hemelvaartsdag op de Posbank. De zon scheen, de gele brem stond in bloei, de bomen wiegden zachtjes in de wind. Wat een geweldige plek is dit toch, zeiden we tegen elkaar terwijl we op onze racefiets klimmetjes opreden met namen als Schaapsallee en Lange Juffer.

Behalve prachtig was het op de Posbank ook gezellig druk, om het maar even netjes te zeggen. In de twee uur dat we rondreden in het natuurgebied bij Arnhem kwamen we zo’n beetje alles tegen dat zich op wielen voortbeweegt: mountainbikes, elektrische scooters, ouders met bakfietsen, e-bikes, pelotonnetjes wielrenners met identieke shirts, een handbike, stinkende tweetakt-brommertjes, een kinderhuifkar, cabrio’s, gewone stadsfietsen, paard en wagen, motorrijders die even het gas erop gooiden na de bocht. En dat was allemaal nog vóór de lunch.

Eind juni is op de Posbank het NK wielrennen op de weg. Van dat vooruitzicht wordt de wielerfan in mij heel gelukkig, want zoveel locaties voor een uitdagende eendagskoers zijn er in Nederland niet te vinden. Van de laatste vier NK’s werden er drie verreden op de VAM-berg in Drenthe, een tot wielrenbestemming omgetoverde voormalige vuilnishoop. Dan zie ik Dylan van Baarle en Demi Vollering liever over de Lange Juffer omhoog rijden.

Toch is er ook een stemmetje in me dat zegt: kán het wel? Het Nationaal Park Veluwezoom is een kwetsbaar natuurgebied: Natura 2000, Ecologische Hoofdstructuur, etc. Sinds de stikstofscrisis weten we hoe het met de kwetsbare natuur in Nederland gesteld is: niet zo best. Hoe verhoudt zich dat tot een evenement met volgwagens, helikopters en massaal toegestroomd publiek?

Deze bezwaren heb ik niet zelf bedacht: de beheerder van het Nationaal Park, Natuurmonumenten, ligt al sinds begin dit jaar overhoop met de NK-organisatie. Alleen onder de strengst denkbare voorwaarden (géén publiek, geen geluidsinstallaties, uitsluitend elektrische auto’s) wil Natuurmonumenten medewerking verlenen. De organisatie zegt weliswaar „het groenste en duurzaamste NK ooit” te ambiëren, maar niet aan al die eisen te kunnen voldoen. Oké, zei Natuurmonumenten eind maart, dan stappen we naar de rechter zodra de vergunningen zijn verstrekt.

Na vijf maanden overleg lijken beide kampen er nu toch uit te komen, zo hoor ik van mijn zegslieden. Waarschijnlijk wordt ergens in de komende dagen een mooi Hollands compromis gepresenteerd: beetje meer ontlasting van de natuur, iets meer inschikkelijkheid voor de koers.

De wielerfan in mij zal stilletjes juichen: fijn, een NK op een toplocatie. Maar voor mijn innerlijke maatschappijcriticus blijft het ongemak. Ook als de koers zo groen en duurzaam mogelijk wordt, is Nederland nog steeds een land vol mensen die allemaal maximaal willen genieten van hun vrije tijd – het liefst in natuurgebieden. Dat kan niet eindeloos zo doorgaan.

Thijs Niemantsverdriet vervangt Petra de Koning op deze plek.


Waarom vrouwen bij ultraraces vaker mannen verslaan

‘Als het erom spant gebruiken vrouwen hun emoties om het uit te zingen’, zei Dede Griesbauer, ’s werelds oudste proftriatlete, toen ik haar vroeg waarom vrouwen bij lange races winnen van mannen. In onderzoek naar sekseverschillen lees je dat niet terug.


Foto Nigel Roddis/Getty Images

Honderdzestig kilometer hardlopen door een spectaculair Japans landschap. Zonder pauzes, zonder slaap. „De zonsopgang tegen de achtergrond van Mount Fuji maakte me gelukkig”, zei de Amerikaanse ultramarathonloopster Courtney Dauwalter (39) nadat ze eerder deze maand de Mt. Fuji 100 had gewonnen.

De Deense triatlete Michelle Vesterby (40) voelde haar overwinning bij de Ultraman Arizona in maart „tot diep in haar botten”, schreef ze op Instagram. In drie dagen had ze 10 kilometer gezwommen, 423 kilometer gefietst en 84 kilometer gerend.

Dede Griesbauer (53) lag in 2020 twee dagen op kop bij de Ultraman Florida. Na 10 kilometer zwemmen en 418 kilometer wielrennen restte ‘alleen’ nog een dubbele marathon. Griesbauer werd tweede, omdat ze op dat laatste onderdeel minder goed presteerde dan de winnaar.

Wat Dauwalter, Vesterby en Griesbauer gemeen hebben? Ze blonken als individuele vrouwelijke topsporter uit in een gemengd deelnemersveld. Dauwalter kwam binnen in een tijd van 19.21.22, dertig seconden voor Qin Guidu, de eerste man. Vesterby klokte meer dan twee uur en twintig minuten eerder dan Justin Hollman. En Griesbauer was met haar tijd – 22.48.31– minder dan een uur langzamer dan de veertien jaar jongere winnaar Steven Keller.

Bij mijn weten verslaan vrouwen in geen andere individuele sport zo vaak (en soms met overmacht) mannen als bij ultra-races. Dat fascineert me. Is daar onderzoek naar gedaan? Hebben de beste vrouwelijke ultra-racers daar zelf een verklaring voor? En waarom trekt die gruwelijk zware sport hen zo?

Ik zoek contact met Sandra Hunter, die zich als hoogleraar bewegingswetenschappen aan de Amerikaanse Marquette University specialiseert in de verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke sporters. Onderzoek wijst volgens haar uit dat mannelijke ultralopers 10 tot 16 procent beter presteren dan vrouwelijke ultralopers bij gelijke training, leeftijd en talent, omdat ze meer spiermassa, minder vet en een groter hart en grotere longen hebben.

Maar het komt inderdaad voor, zegt ze, dat vrouwen bij ultraraces mannen verslaan – zelf vindt ze Courtney Dauwalter daar een goed voorbeeld van. „Want naast die biologische verschillen spelen ook andere factoren mee, die doorgaans geen gewicht in de schaal leggen bij kortere races: goede voeding en brandstof, maagproblemen, blaren, uitdroging, temperatuur-regulatie en omgevingsfactoren. Mannen en vrouwen worden daar op gelijke wijze door beïnvloed.”

Het deelnemersveld bij een ultramarathon is veel kleiner dan bij populairdere onderdelen, zoals de marathon, zegt ze. „Bij een klein deelnemersveld kun je een scheve verdeling krijgen, omdat de talentenpool van mannen en vrouwen niet gelijk vertegenwoordigd is. Want: hoe meer lopers, hoe beter de mannelijke en vrouwelijke bevolking vertegenwoordigd wordt. Dan kan het zo maar gebeuren dat een uitstekende ultramarathonloper als Courtney Dauwalter, die op hoogte traint in Colorado, tegen een groep van mannen uitkomt die voor haar onderdoet.”

Vrouwen verbranden bij een gematigde snelheid wel meer vet en minder koolhydraten, zegt Hunter. Dat kan een voordeel zijn bij een race waar voortdurend ‘getankt’ wordt, vanwege het koolhydraatbesparende metabolisme bij zeer lange sportevenementen. „Hoewel dat voordeel niet opweegt tegen de voordelen die mannen hebben.”

Zouden vrouwen die aan ultraraces doen ook baat hebben bij niet-fysieke verschillen, vroeg ik mij af. Ik zocht ernaar in de wetenschappelijke literatuur, maar kon daarvoor zo snel geen bewijs vinden. Iets in mij zei dat het bestaande onderzoek naar sekseverschillen bij ultraracers geen recht doet aan uitblinkers als Dauwalter, Vesterby en Griesbauer.

Dede Griesbauer, de oudste professionele triatlete ter wereld, wil best even „babbelen”, mailt ze vanuit Australië, waar ze eerder deze maand een Ironman volbracht. Griesbauer mag niet meer de jongste zijn, ze houdt er nog steeds van zichzelf uit te dagen. Op de vraag wat ze het meest geleerd heeft na twintig jaar ultraracen, zegt ze: „Hoe belangrijk mentaliteit is. Al die jaren ben ik fysiek zeer goed voorbereid aan races gestart, maar als je mentaal niet sterk bent, als je niet weet waarom je daar bent, waar je voor vecht, dan wordt het een zwaar gelag. Wel duizend keer per uur word je vastberadenheid op de proef gesteld. Elke keer als je brein ‘waarom’ vraagt, moet je het antwoord paraat hebben.”

Het is een grove generalisatie, zegt ze, maar mannen zijn gewend ‘het sterkere geslacht’ te zijn. Hun dierlijke basisinstinct is om fysiek te domineren. „Zonder die fysieke dominantie worden vrouwen gedwongen bedachtzamer te zijn, meer berekenend en strategisch. „Ik ken genoeg mannelijke racers die tactisch sterk zijn, maar overall maken vrouwelijke racers veel gebruik van hun hersens. Er zit een emotionele component aan ultraracen. Als het erom spant, gebruiken vrouwen hun emoties om het uit te zingen.”

Zo’n race wordt voor 80 procent bepaald door mentaliteit, zegt ook Michelle Vesterby. Ze vertelt dat ze een betere sportvrouw is geworden na de geboorte van haar eerste kind, vijf jaar geleden. „Het was alsof er een knop omging”, zegt ze. „Als het moeilijk wordt tijdens een race, spreek ik mezelf toe: niet zeuren, dit is lang niet zo zwaar als een bevalling. Ik wil álles uit een wedstrijd halen, omdat ik mij schuldig voel dat ik niet bij mijn kinderen ben.”

Net als Griesbauer vindt ze dat vrouwelijke ultraracers strategischer zijn. „We hebben een plan en daar houden we ons aan. Mannen gaan vaak véél te hard van start.” Ze zag het op dag twee van de Ultraman Arizona, tijdens het wielrennen. De mannen gingen er als een speer vandoor, maar zij kwam als eerste over de finish.

Ik vraag Sandra Hunter wat de beste onderzoeken naar sekseverschillen bij ultraracers zijn. In de twee studies die ze me stuurt, samen goed voor 32 pagina’s, komt slechts één keer het woord ‘mentaal’ voor.

.dark-mode .inline.newslettersignup .newsletter-subscribe-button {
–button-bg-color: #1a1a1a;
–button-border-color: #1a1a1a;
–button-text-color: white;
}

.dark-mode .inline.newslettersignup .newsletter-subscribe-button:hover {
–button-bg-color: transparent;
–button-text-color: black;
}

‘Er zijn momenten dat ik denk: wow, Wieke, dat jij dit meemaakt’

Het was een ontroerend beeld zaterdag: de doorgaans serieus ogende Wieke Kaptein die uitgelaten over het veld rent naar haar ploeggenoot en dierbare vriendin Renate Jansen. Die stond net tv-zender ESPN te woord toen Kaptein een halve fles champagne over haar heenkieperde.

De twee hadden even daarvoor met FC Twente de titel veroverd in de Vrouwen Eredivisie, na een zege op Telstar: 2-0. Voor zo’n vierduizend toeschouwers in de eigen Grolsch Veste, na twee mislukte pogingen uit, tegen FC Utrecht en Fortuna Sittard. Kaptein had niet getwijfeld over een goede afloop.

Het was niet alleen de slotdag van de Eredivisie voor Kaptein, maar ook haar voorlopig laatste wedstrijd in de Nederlandse competitie. Vanaf volgend seizoen speelt ze voor Chelsea, waar ze in september vorig jaar een vierjarig contract tekende. De club uit Londen verhuurde haar meteen terug aan Twente, zodat ze daar nog wat kon rijpen en haar studie Sport en Coaching aan het Johan Cruyff College kon afmaken.

Voor de achttienjarige Kaptein is metropool Londen een grote stap, zegt ze een dag na de feestvreugde. „Een nieuwe taal, een nieuwe omgeving, dat is niet niks.” Maar ze heeft geoefend met zelfstandig worden. Hoe kook je en doe je de was? Dat leerde ze door ruim een jaar geleden met een paar ploeggenoten te gaan samenwonen. „Ik wilde het eerst twee weken uitproberen. Dat beviel goed. Toen ben ik gebleven.”

Jonge debutant

Kaptein komt uit een voetbalfamilie. Haar opa was een van de eerste betaalde profvoetballers, hij speelde nog met Theo Pahlplatz, clubicoon van FC Twente. Haar oom speelde bij FC Emmen en haar twee oudere broers, Steff en Cas, spelen bij respectievelijk Excelsior ’31 en HSC’21. „Wat niet wil zeggen dat voetbal me is komen aanwaaien”, zegt ze. „Maar ik denk dat je wel van een sportgezin kunt spreken.”

Toen ze vijf was zat ze korte tijd op turnles, maar toen ze een keer bij de training van haar broers bij Achilles ’12 kwam kijken, werd ze verliefd op de bal. Letterlijk, want de kleine Wieke rende het veld op en was niet van plan uit eigen beweging naar de kant te komen. „Mijn moeder pakte me op en droeg me van het veld. Waarna mijn broers zeiden: laat Wieke ook voetballen.”

Lees ook
FC Twente verovert negende landstitel

Spelers van FC Twente na afloop met de kampioensschaal.

Het grootste deel van haar jeugd heeft Kaptein in jongensteams gespeeld. Toen ze veertien was, deed ze al mee met de jongens onder-17. Dat is, zei ze eerder, een zegen geweest. Meiden kunnen veel leren van fysiek sterkere jongens. Ze raadt voetballende meiden aan om niet te jong bij een vrouwenteam aan te sluiten.

Op haar vijftiende debuteerde Kaptein in het eerste van FC Twente in de voorronde van de Champions League. Op haar zestiende werd ze verkozen tot Talent van het Jaar in de Eredivisie en op haar zeventiende werd ze door voetbalplatform Goal tot een van de beste negen talenten van de wereld uitgeroepen. Als jongste Nederlander ooit (m/v) speelde ze vorige zomer op een WK. En dan komende zomer richting Londen.

Vind je het wel eens moeilijk te geloven wat jou in die korte tijd allemaal overkomen is?

„Er zijn momenten dat ik denk: wow, Wieke, dat jij dit meemaakt. Zoals vorig jaar, toen we met het Nederlands elftal in de bus naar Wembley reden om tegen Engeland te spelen. Het was een droom die uitkwam. Maar meestal heb ik geen tijd om terug te kijken op wat er allemaal is gebeurd. Het blijft maar doorgaan hè.”

In Engeland zal het er niet rustiger op worden. De aandacht voor het vrouwenvoetbal is daar vele malen groter dan hier.

„De club gaat me daarbij helpen. Ze weten dat alles daar nieuw voor me zal zijn, de omgeving en de taal. Vooral de eerste vier maanden zal het flink wennen zijn.”

Wieke Kaptein zaterdag aan de bal voor FC Twente in de kampioenswedstrijd tegen Telstar (2-0).
Foto Leiting Gao /SPP

Geeft het geen druk, al die aandacht en verwachtingen op jouw leeftijd?

„Er zitten veel positieve kanten aan voetbal, maar soms is het wel veel. Als ik door de stad loop word ik aangekeken, willen mensen met me op de foto. Mijn jonge leeftijd heeft daarmee te maken, dan sta je nóg meer in de picture. Voor mij is het belangrijk dat ik de cirkel klein houd. Dat ik blijf praten met mijn ouders en broers over wat er allemaal gebeurt. Ik kom uit een hecht en open gezin. Mijn ouders hebben mij altijd geleerd, ook toen ik nog niet in de picture stond: blijf jezelf.”

Tijdens een interview bij een regionale tv-zender raakte je geëmotioneerd toen een boodschap van je moeder werd afgespeeld. Ze zei: ik ben heel trots op wat Wieke bereikt heeft, maar nog het meest trots dat ze zichzelf blijft in die rollercoaster.

Ze is even stil. „Ik ben een gevoelsmens. Ik vind het belangrijk dat mijn ouders en broers me zien zoals de Wieke die ik vroeger altijd ben geweest. Mijn familie is heel belangrijk voor me. Ik help hén net zo veel als zij mij. Want ook op hen komt best veel af.”

Denzel Dumfries heeft het belang van mentale gezondheid voor profvoetballers onderstreept tijdens het laatste WK. Denk jij daar ook zo over?

„Ik heb bij Twente ook veel baat bij een mental coach gehad. Even je hart luchten, soms, dat is heel belangrijk. Niet alleen voor topsporters trouwens, voor iedereen.”

Je staat bekend als ongeduldig. Hoe ga je dat ongeduld beteugelen als nieuweling bij een topclub?

„Het liefst wil ik natuurlijk meteen spelen. Maar ik besef ook dat ik me eerst moet bewijzen en de tijd moet nemen om te wennen aan die nieuwe taal en omgeving. Toch ga ik mijn stinkende best doen om zo snel mogelijk speelminuten te maken en mijn team te helpen als basisspeler.”

Maar eerst ga je een paar dagen met de Twente-selectie naar Ibiza, toch?

Ze lacht. „Ja, héérlijk, even weg van alles de overwinning vieren. En daarna gaat iedereen haar eigen weg. Niet makkelijk natuurlijk, maar ook dat hoort erbij.”


De onvrede over WADA broeit wereldwijd: ‘Er is een totaal gebrek aan vertrouwen in de antidopingwereld’

Witold Banka, voorzitter van het wereldantidopingagentschap (WADA), zette twee weken terug meteen de toon: „Als we het over zouden moeten doen, zouden we precies hetzelfde hebben gedaan”, zei hij bijna als eerste, bij een haastig belegde persconferentie.

WADA onttrok zich kortom van alle kritiek na het nieuws van omroep ARD en The New York Times over 23 Chinese zwemmers die in januari 2021 positief waren getest op het verboden middel trimetazidine (tmz), maar die met medeweten van WADA stilletjes waren vrijgesproken door de Chinese dopingautoriteit. Bij de Zomerspelen van Tokio ging een deel van hen met medailles naar huis.

Alle regels zijn gevolgd, betoogde WADA meerdere malen: voorlopig schorsen van de Chinese zwemmers was geen mogelijkheid, werd gezegd. En er zou geen reden zijn om aan te nemen dat het onderzoek van de Chinese dopingautoriteit – die een hotelkeuken aanwees als besmettingshaard – niet zou kloppen.

Lees ook
Dopingzaak uit 2021 van Chinese zwemmers roept veel vragen op – ‘Ze hadden direct geschorst moeten worden’

Blijdschap bij de Chinese zwemsters na de finale van de 4x200 meter vrije slag bij de Olympische Spelen van Tokio in 2021.

Het kon niet overtuigen. Travis Tygart, voorzitter van het Amerikaanse antidopingagentschap Usada en een van WADA’s grootste criticasters, ging er misschien wel het hardste in: tegen nieuwssite Politico zei hij dat er sprake is van „Chinese cover-up” die door WADA is „toegestaan”.

En daarmee zit WADA, nog geen drie maanden voor aanvang van de Olympische Spelen van Parijs, in een fikse crisis. De „burgeroorlog” van de antidopingbeweging, zo schreef The Guardian onlangs. Een ‘oorlog’ die niet begon met de Chinese zwemmers, maar die door deze zaak wel opeens aan het oppervlak is gekomen. Jarenlange opgebouwde „boosheid” en „wantrouwen” – met name sinds het ongekende schandaal van het Russische staatsgestuurde dopingprogramma dat in 2016 aan het licht kwam – is volgens The Guardian nu voor de buitenwereld zichtbaar.

Zo werd de aankondiging van WADA over een onafhankelijk onderzoek naar de gang van zaken weggehoond door Usada, de Amerikanen trokken meteen in twijfel of het onderzoek wel echt onafhankelijk was.

Ook in de sportwereld zelf broeit de onvrede. Volgens Rob Koehler, directeur van de internationale belangenorganisatie van topsporters Global Athlete, zijn de sporters die hij spreekt „geschokt” en „teleurgesteld” over de gang van zaken. „Er is een totaal gebrek aan vertrouwen in de antidopingwereld.”

Vlotte start

WADA werd eind 1999 opgericht door het Internationaal Olympisch Comité (IOC). De sportwereld, verenigd in het IOC, financiert de helft van de organisatie (vorig jaar was dat 21 miljoen dollar, omgerekend 19 miljoen euro). De andere helft wordt door overheden betaald.

Aanleiding voor de oprichting van WADA waren verschillende dopingschandalen. Zoals de geruchtmakende ‘Tour Dopage’ van 1998, de Ronde van Frankrijk waarin grootschalig gebruik van epo aan het licht kwam.

WADA kreeg als opdracht mee om internationale dopingtesten te overzien en antidopingbeleid wereldwijd te harmoniseren. Al vrij snel, in 2003, werd de World Anti-Doping Code door honderden internationale sportorganisaties erkend.

Het leek een vlotte start. En WADA is in dit opzicht ook een succes te noemen, zegt onderzoeker Daniel Read. Hij is als wetenschapper verbonden aan het Institute for Sport Business aan de Loughborough-universiteit in Londen. Juist omdat de dopingregels nu internationaal op elkaar afgestemd zijn is de sportwereld beter af met WADA, zegt Read.

Maar doping bleef een hardnekkig probleem. Dat blijkt alleen al uit een zeer opmerkelijke studie uit 2018, gepubliceerd in Sports Medicine. Bij de WK atletiek in 2011 hadden wetenschappers 1.200 sporters gevraagd of ze het afgelopen jaar doping hadden gebruikt: maar liefst 44 procent zei van wel. Bij bloed- en urinemonsters, zo blijkt uit WADA-cijfers, test gemiddeld slechts 1 tot 2 procent positief. Uit eerder wetenschappelijk onderzoek kwamen ook al zeer hoge percentages van dopinggebruikers: 20 en 39 procent.

Wat zegt dit over de antidopingwereld? „De grootste bedreiging voor antidopingbeleid zijn conflicts of interest”, aldus onderzoeker Read. Formeel is (bijna) iedereen tegen dopinggebruik, maar keer op keer blijkt dat er botsende belangen zijn. Landen schitteren graag met sportprestaties, er wordt veel geld verdiend met sport; wanneer doping aan het licht komt, wordt dat allemaal ondermijnd.

Read wijst op de zaak van wielrenner Lance Armstrong. In 2012 concludeerde Usada, onder leiding van Tygart, dat Armstrong jarenlang doping had gebruikt. Daar ging een flinke periode van geruchten aan vooraf. „Armstrong kreeg lang het voordeel van de twijfel van wielerbond UCI, ondanks aanwijzingen van dopinggebruik, omdat zijn heroïsche verhaal de Amerikaanse markt had geopend voor het wielrennen”, zegt Read.

Schok na Sotsji

Een paar jaar later, in 2016, kwam het Russische staatsgestuurde dopingprogramma aan het licht. Via de media, net als bij de Chinese zwemmers. Een klokkenluider, een voormalig hoofd van een Moskous dopinglab, vertelde in The New York Times over de manier waarop positieve dopingtesten van Russische sporters werden weggemoffeld met behulp van de Russische dopingautoriteit en geheime diensten.

Een schok ging door de sportwereld. Dat talloze Russische sporters bij de Winterspelen van Sotsji in 2014 doping hadden gebruikt was al bekend, maar dit betekende dat de Russische staat deze doping had gefaciliteerd – vergelijkbaar met de staatsgestuurde dopingprogramma’s van Oost-Duitsland voor de val van de Muur. De dopingzaak trok ver voorbij de landsgrenzen: onder meer de voormalige baas van de wereldatletiekbond, Lamine Diack, werd later veroordeeld voor het aannemen van Russisch smeergeld.

Het Russische schandaal legde „de noodzaak voor meer transparantie en onafhankelijkheid” bij WADA bloot, zegt onderzoeker Read. Zo had WADA op dat moment geen eigen onderzoekscapaciteit. Dat is inmiddels veranderd, maar nog steeds heeft de organisatie een beperkt aantal onderzoekers onder de meer dan 180 werknemers.

Het schandaal liet ook zien hoeveel invloed de sportwereld op antidopingbeleid heeft. Aanvankelijk wilde WADA de hele Russische sportploeg schorsen, maar het IOC greep in. Sportbonden mochten in plaats daarvan zelf kiezen. Veel Russen die konden ‘bewijzen’ dopingvrij te zijn, ontkwamen aan een schorsing – al moesten ze wel uitkomen onder neutrale vlag.

De afhandeling van de Russische affaire was een enorme deuk in het vertrouwen van sporters in de internationale dopingbestrijding, zegt Koehler, die jarenlang bij WADA werkte voordat hij bij Global Athlete aan de slag ging. „Het IOC heeft geweigerd Rusland echt te verbannen.”

Critici zien het IOC-optreden als een gevolg van de grote invloed van Rusland, dat een belangrijk sportland is, met bestuurders op belangrijke posities en als organisator van veel grote – en dure – evenementen.

Hetzelfde kan gezegd worden van China – na Japan de grootste donateur van WADA is (700.000 dollar in 2023 tegenover 1,5 miljoen van Japan) – dat recentelijk onder meer de Winterspelen van Beijing organiseerde (2022). Anders dan Japan geeft China weinig openheid van zaken in het eigen antidopingbeleid.

Dat is niet bevorderlijk voor het vertrouwen in Chinada, terwijl vertrouwen in de lokale dopingautoriteiten nou juist de basis van het systeem vormt.

Koehler vindt dat deze kwetsbaarheid aangepakt moet worden. „Waarom kijken we niet naar de corruptie-index van een land?” Dopinglaboratoria van landen die daarop slecht scoren, zouden dan meer internationaal toezicht moeten kunnen krijgen, zegt hij. „Zo kunnen we voorkomen dat mensen het systeem ondermijnen.”

Meer openheid

Ondertussen beginnen de Olympische Spelen van Parijs bijna. „Ik zou niet verbaasd zijn als we protesten van sporters zullen zien”, zegt Read. De zwemwereld kende al eerdere relletjes rondom vermeend dopinggebruik: zo weigerde de Britse zwemmer Duncan Scott bij de WK zwemmen in 2019 de hand te schudden van de Chinees Sun Yang, die op dat moment in een dopingonderzoek verwikkeld was en later voor jaren geschorst zou worden.

Vincent Egbers van de Nederlandse Dopingautoriteit hoopt dat WADA voor ‘Parijs’ meer documenten over de Chinese zwemmers naar buiten brengt, zoals het onderzoek van Chinada over de besmettingshaard in de keuken. „Het is zo jammer dat ze geen openheid van zaken geven.”

Ook Koehler pleit voor openheid. „Sporters verdienen transparantie en eerlijkheid. Iedereen profiteert daarvan.” Ook de Chinese sporters, zegt hij, als ze tenminste niets fout hebben gedaan. „Nu zitten ze gevangen in een wolk van verdenkingen.”