Zodra het kan, kijkt politieagent Jevhen Afjendikov omhoog, de grijze hemel afspeurend naar projectielen. Tussendoor geeft hij dozen met voedsel door, bestemd voor de mini-supermarkt in Koerachove waar hij voor geparkeerd staat. Meteen daarna: de blik weer omhoog. „Als je dat niet doet, heb je geen kans om te ontsnappen. Ik wil nog steeds leven en mijn kinderen opvoeden.”
Alles wat de Russen kunnen afvuren, zegt hij, kan ieder moment het Oost-Oekraïense stadje treffen: drones, raketten, glijbommen en artilleriegranaten. Koerachove ligt op vier kilometer van het front. De mini-supermarkt is de enige winkel die nog open is.
Als de dozen met brood, worst, kaas, melk, ingelegde paddenstoelen en kool zijn afgeleverd, scheuren Afjendikov en zijn collega Vasil Pipa, beiden 41 jaar, naar een woning in Koerachove. Ze hebben een verzoek gekregen om iemand de stad uit te evacueren. De witte, gepantserde bestelbus snelt langs kapotgeschoten flatgebouwen, schudt heen en weer door de gaten en kraters in de weg en duikt een straat in met bomen waar de geelbruine herfstbladeren nog aanzitten. Een meevaller: de bladeren bieden bescherming tegen Russische drones. Na een paar minuten rijden stapt Pipa uit de bestelbus en vindt het adres van de man die ze komen ophalen. De bruine buitendeur staat op een kier.
Koerachove is de volgende plaats in de Oost-Oekraïense provincie Donetsk die in handen van de Russen dreigt te vallen. Het is momenteel een van de plekken waar het hardst wordt gevochten. Voortdurend klinken er beschietingen, soms wat verder weg, dan weer dichtbij. De lucht trilt.
Witte Engelen
Van de ruim achttienduizend inwoners die het plaatsje voor de grootschalige Russische invasie van februari 2022 telde, zijn nog achthonderd tot duizend inwoners over, vertelt Pipa. Hij komt hier vandaan.
Pipa en Afjendikov zijn politieagenten, maar hebben in de oorlog hun blauwe uniformen ingeruild voor een uitrusting in camouflagekleuren. Ze behoren tot de Witte Engelen: een organisatie van Oekraïense politieagenten die in steden en dorpen aan de frontlijn met gevaar voor eigen leven mensen evacueren.
Pipa doet de op een kier staande deur verder open en stapt de woning binnen. Er hangt een zure lucht. Op de bank ligt de dertigjarige Oleksandr Sjarafejev onder een dekbed. Mager, onverzorgd. Als hij het dekbed van zich af heeft gehaald, blijkt hij alleen een trui en shirt aan te hebben. Pipa raadt Sjarafejev aan meer kleren aan te trekken en te vertrekken. Sjarafejev reageert niet en maakt geen aanstalten om mee te gaan. „Ik geef je dertig minuten de tijd om je spullen te pakken en mee te gaan”, zegt Pipa nu stelliger.
Eenmaal buiten zegt de agent bezorgd: „Deze man overleeft de winter niet als hij hier blijft. Hij vriest dood. Je kan hem niet achterlaten.” In Koerachove is geen elektriciteit, water en verwarming.
Gebalde vuist naar zoontje
In meerdere dorpen en steden langs de frontlinie in Oost-Oekraïne vinden evacuaties plaats. Ruim 45 kilometer ten noorden van Koerachove neemt Oleksandr Vasiltsjenko (51) in Pokrovsk afscheid van zijn vrouw, zijn dochter van elf jaar en zoon van vijf. Ze vertrekken met een evacuatiebus. Met betraande ogen zwaait hij hen uit en balt zijn vuist naar zijn zoontje.
Hij blijft achter. „We konden geen woning vinden waar we met z’n vieren in passen. Ik blijf in Pokrovsk tot de granaten op mijn hoofd vallen. Het belangrijkste is om de toekomst van onze kinderen te redden.”
Na grootschalige evacuaties afgelopen zomer wonen nog ongeveer elfduizend mensen in Pokrovsk, op zeven kilometer van het front. Voor het begin van de invasie waren het er zestigduizend. Op straat zie je geen kinderen. Vooral ouderen zijn achtergebleven. De voornaamste reden is dat ze van hun pensioen in een andere stad, waar appartementen duurder zijn, niet kunnen leven. Anderen wachten op de komst van de Russen, willen hun huisdieren niet alleen laten of hebben geen familieleden waar ze heen kunnen.
Pokrovsk bereidt zich voor op de slag om de stad. De lokale autoriteiten maakten eind oktober bekend dat er verdedigingswerken komen en dat er een gevechtsbrigade aanwezig is. In de stad staan drakentanden opgesteld tegen Russische tanks. Soms hoor je beschietingen. In het centrum zijn gebouwen verwoest.
De dreiging voor Pokrovsk past binnen de Russische opmars in Oost-Oekraïne. De hoogste Oekraïense legerleider Oleksandr Syrsky noemt het offensief een van de krachtigste sinds de invasie begon in februari 2022, schreef hij deze maand op zijn Telegramkanaal. De val van Voehledar begin oktober heeft geleid tot een van de snelste Russische terreinwinsten sinds de eerste maanden van de invasie.
De Russen overtreffen de Oekraïense krijgsmacht in aantallen wapens, munitie, drones en manschappen, is de uitleg die persofficier Nazar Vojtenkov (23) van de 33ste brigade geeft voor het grondverlies in Oost-Oekraïne. Zijn brigade, vertelt hij in een Oost-Oekraïens dorp, is bij Koerachove voor de helft omcirkeld door de Russen die de aanvoerlijnen van de brigade beschieten. Vojtenkov noemt de gevechten daar intens. „De vijand is zeer agressief. De Russen zoeken onze zwakke plekken.”
Geniale strategische beslissing
In Koerachove houden de agenten Pipa en Afjendikov lunchpauze in de schuilkelder van het politiebureau. Pipa staat niet al te lang stil bij de vraag waarom Oekraïne terrein prijsgeeft. „Dat is aan anderen. Ik heb mijn eigen werk. Ik mag hopen dat er een geniale strategische beslissing achter zit.”
Na dertig minuten pauze gaan het kogelwerende vest aan en de helm weer op. De twee agenten halen twee evacuees op. Daarna rijden ze naar de 66-jarige Natasja. Haar zoon heeft een evacuatieverzoek ingediend bij de Witte Engelen.
„De politie, Natasja”, zegt Pipa. „Dan is het goed”, klinkt het aan de andere kant van de deur en Natasja doet open. Pipa vraagt haar om mee te gaan. „Ik ga nergens heen”, antwoordt ze. „Ik ben 66 jaar. Wat maakt het nog uit? Ik ben alleen.”
Pipa: „Uw zoon vraagt u om te vertrekken, maar u wilt niet. Wat is de logische verklaring hiervan?”
„Zij wonen daar, en ik ben hier”, antwoordt Natasja nuchter.
„Hoe kunt u hier leven?”, praat Pipa op haar in. „Straks begint de winter.”
„Oh, jongen, je zal me niet overtuigen. Ik ga niet.”
„Waarom niet? Bent u bang om weg te gaan?”
„Jongen, alles is in orde.”
„Wilt u dan geen hallo zeggen tegen uw zoon?”, probeert Pipa tenslotte haast smekend. „Laat me een videoboodschap opnemen en vertel uw zoon waarom u niet vertrekt.”
Daar heeft Natasja geen zin in. Ze trekt zwijgend de deur dicht.
Gefrustreerd loopt Pipa weg: „Heb je het zelf gezien?”, zegt hij op straat. „Heb je het gezien? Wat kan je eraan doen? Ik weet het niet.”
Hij en Afjendikov zullen volharden in het evacueren van mensen. „Wij zijn van de politie. Wij helpen mensen, dat doet de politie”, geeft Pipa als reden. „Waarom hen dan niet evacueren? Iedereen doet in deze oorlog wat hij kan.”
Later op de dag gaat Pipa opnieuw langs bij Sjarafejev. Als de agent zijn woning binnenstapt, ligt Sjarafejev weer onder zijn dekbed op de bank. Hij heeft zich niet aangekleed. Vol ongeduld pakt Pipa een broek en helpt hem met aankleden. Na wat tegensputteren geeft Sjarafejev zich gewonnen en hijst zich langzaam in zijn broek. Lopen doet hij niet. Gewillig laat hij zich van zijn bed wegdragen de bus in.
Met Sjarafejev achterin scheurt Afjendikov Koerachove uit. Buiten het dorp stappen de drie evacuees – Sjarafejev wordt getild – over in een andere bus die hen naar een opvanglocatie brengt. Een paar minuten nadat ze zijn vertrokken, gaan Pipa en Afjendikov op weg naar een nieuwe evacuatieklus.
De avond is dan al gevallen en boven Koerachove licht de zwarte hemel op van de beschietingen.