Venlo biedt de woorden een afdakje tegen de elementen

Niet alleen boeken leven, ook boekenkasten. Online vond ik foto’s waarop het straatboekenkastje in Venlo slechts bestond uit twee open vakken met laden (en bij goed weer een mandje eronder). Er kwam een afdakje bij, om de woorden te beschermen tegen de elementen. Een tweede kast dook op en uiteindelijk, om het af te maken, een klein gevelsteentje van een lezende vrouw op leeftijd in een berglandschap.

In de linkerlade ligt Brooklyn dwaasheid van Paul Auster, in wiens werk soms ook van het fysieke boek een helende werking uit lijkt te gaan. Auster, alweer tien maanden dood, gaf Brooklyn dwaasheid (Ton Heuvelmans vertaling van Brooklyn Follies, 2005) een stervenszwangere beginzin mee: „Ik was op zoek naar een plek om rustig dood te gaan.” Maar doodgaan doet Nathan Glass niet: hij knapt op na longkanker – iets wat zijn schepper niet gegeven was. Glass is geen schrijver, maar een gepensioneerd verkoper van levensverzekeringen die zijn latente literaire verlangens de vrije loop laat in zijn Boek van menselijke dwaasheid, een inventarisatie van menselijke flaters, blunders en overige zinloosheden, vastgelegd in blocnotes en op de achterkant van enveloppen en ander papier dat een mens zoal voorhanden heeft.

Intussen is Glass ook de ikfiguur van de roman, een hoedanigheid waarin hij een echte Austerman blijkt. Neem zijn vermogen om juist aan schijnbaar betekenisloze toevalligheden betekenis toe te kennen. Dan schrijft hij vol verwondering over hoe een papiertje, in dit geval een boarding pass, hem bovenaan een vliegtuigtrap uit de vingers glipt: „dat ik naar beneden zag fladderen in de richting van de kier tussen de vliegtuigtrap en het toestel zelf – de smalst denkbare opening, nog geen twee millimeter breed […]” U raadt hoe dit afloopt. Wat lastiger te raden is, is dat deze passage op wrange wijze vooruitwijst naar het slot van de roman (dat ik straks zal verraden). Een van de mooiste beschrijvingen van Austers oeuvre is een van zijn boektitels: The music of chance.

Glass is een kletsgrage verteller die graag afdwaalt van de hoofdlijn van zijn verhaal. Die laatste bestaat uit de Brooklynse wederwaardigheden van drie mannen. Zij vinden elkaar, uiteraard, na een toevallige ontmoeting in de schaduw van de wereldliteratuur. In een antiquariaat treft Glass na jaren zijn volwassen neef Tom Wood, die droomde van een grootse loopbaan in de literatuurstudie, maar daar uiteindelijk in vastliep. Ook de eigenaar van de boekhandel, de veroordeelde oplichter Harry Brightman, haakt naar een nieuwe start in het leven.

Zoals het een boek van dwaasheden betaamt, wordt Brooklyn Follies verteld met lichtheid en zwier. Tussen de regels door blijkt dat Glass snel warme gevoelens ontwikkelt voor de mannelijke outcasts in zijn leven, maar dat hij zich tegenover nogal wat vrouwen (zijn ex, zijn dochter, de serveerster op wie hij meent verliefd te zijn) opstelt als een hork die geen meter buiten zijn eigen perspectief kan kijken.

De omstandigheden klaren op in de stad, die steeds prettiger gaat afsteken tegen de buiten-Brooklynse wereld, waar het neoconservatisme van George W. Bush de fraaiste Amerikaanse waarden leek te bedreigen. Zo speelt ook het verlangen naar een afdakje om te schuilen voor de geopolitieke elementen een rol in de roman. Die eindigt met Glass, „zo gelukkig als een mens zich maar kan voelen” op de vroege ochtend van 11 september 2001.

Wilt u het besproken exemplaar van Brooklyn dwaasheden ? Mail [email protected]; het boek wordt onder inzenders verloot, de winnaar krijgt bericht.