Zeker twaalf Nederlandse pensioenfondsen beleggen in Chinese medicijnfabrikanten die bedreigde diersoorten in hun producten verwerken. Dat meldt onderzoeksplatform Argos vrijdag.
Het gaat onder meer om het ABN Amro Pensioenfonds, het Pensioenfonds voor de Nederlandse Groothandel, het pensioenfonds van de uitzendbranche STiPP en Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW).
De farmaceutische bedrijven waar deze fondsen in beleggen, produceren traditionele Chinese medicijnen waarin bijvoorbeeld luipaardbotten en de schubben van schubdieren zijn verwerkt. De medicijnen zouden onder meer goed zijn tegen reuma en gewrichtspijn, maar daar is geen wetenschappelijk bewijs voor.
Zowel het luipaard als het schubdier wordt met uitsterven bedreigd. Volgens het zogeheten CITES-verdrag, dat ook Nederland en China hebben ondertekend, is de handel in deze dieren verboden.
‘Negatieve effecten verkleinen’
Het is onduidelijk hoe de Chinese bedrijven op legale wijze aan luipaarden en schubdieren hadden kunnen komen, schrijft Argos. Volgens experts die het onderzoeksplatform sprak, is het aannemelijk dat de dieren illegaal zijn verhandeld.
Pensioenfonds Zorg en Welzijn is het op één na grootste pensioenfonds van Nederland. Het beheert de pensioenen van bijna 3 miljoen deelnemers en had eind 2024 een belegd vermogen van bijna 260 miljard euro.
Op zijn website schrijft het fonds „de negatieve effecten” van zijn beleggingen te willen verkleinen. Om die reden belegt PFZW naar eigen zeggen niet in bijvoorbeeld tabaksfabrikanten, steenkoolbedrijven of producenten van bont.
Mandjes met aandelen
Gevraagd naar de reden dat PFZW wél investeert in bedrijven die bedreigde diersoorten in medicijnen verwerken, legt een woordvoerder uit dat het fonds zijn vermogen voor een deel belegt in indexfondsen. Dat zijn „mandjes” met daarin aandelen van allerlei verschillende bedrijven, bijvoorbeeld uit de farmaceutische industrie.
Daar filtert de investeerder naar eigen zeggen „de ergste schenders op het gebied van mensenrechten en duurzaamheid uit” — maar niet allemaal. „We maken in onze beleggingen een afweging tussen duurzaamheid, rendement, en risicospreiding”, aldus de woordvoerder. „We moeten immers ook een goed pensioen waarborgen voor onze deelnemers.”
Een producent van de omstreden Chinese medicijnen valt vooralsnog dus niet onder de partijen die het fonds uitsluit. PFZW wil niet zeggen of het zijn beleid naar aanleiding van de onthulling van Argos gaat aanscherpen.
Lees ook
Het gaat slecht met migrerende diersoorten, vissen in het bijzonder
Wie de verouderde loods binnenloopt, heeft meteen tientallen wijdopen ogen op zich gericht. De reusachtige kleurrijke figuren op de praalwagens hebben daarnaast wipneusjes, appelwangen en overdreven gelaatstrekken. In deze hal op een Bredaas bedrijventerrein hangt de geur van versgebakken friet, een beloning voor de bouwers die een laatste lik verf op hun wagens aanbrengen, zodat hun creaties maandag tijdens de Grote Optocht piekfijn voor de dag komen.
In een zijvertrek van de loods is het Kielegats Carnaval Museum gevestigd, waar vaandels, eremedailles, carnavalsplaten en fotoalbums staan uitgestald. Op deze vijftien vierkante meter wordt de carnavalscultuur bewaard en bewaakt. Dat is hard nodig, vinden conservatoren Rob Thomassen (57) en Frans van den Broek (77), beiden met een roodoranje carnavalssjaal om, omdat de Bredase gebruiken de laatste jaren nog weleens „ondersneeuwen”. Onder meer door de toestroom van Randstedelingen.
Pijnlijk is de toenemende populariteit van après- skimuziek
Een pijnpunt voor het tweetal is bijvoorbeeld de toenemende populariteit van après-skimuziek of „schunnige” nummers als ‘M’n Oma Die Heeft ’n Stoma’. „Dat is simpele muziek om te scoren, geen carnaval”, verzekert Thomassen, terwijl hij in een platenkast rommelt. Zelf hoort hij liever een vierkwartsmaat, zoals in Vader Abrahams lofzang ‘In het Zuiden’. Of de hymne ‘Drink rode wijn’. De mannen zetten resoluut het nummer in.
In aanloop naar het carnaval van 2025 heeft Stichting Kielegat – de vrijwilligersorganisatie die het Bredase carnaval organiseert – een ‘muziekhandvest’ opgesteld, in de hoop dat dj’s vaker muziek van Bredase artiesten en harmonieorkesten draaien. Ook wordt onderzocht of oude carnavalsnummers kunnen worden gemoderniseerd, zodat jongeren daar makkelijker op kunnen dansen.
Lees ook
Het is dé carnavalsstad van Europa – maar wie weet dat buiten Weert?
Pilske
Naast muziek draait carnaval om sociale cohesie. Van den Broek. „Sommige mensen loop je in het dagelijks leven voorbij, maar tijdens carnaval vraag je: Koen, pilske pakken?” De magie van het volksfeest is eigenlijk niet te verklaren, vindt hij. „Het zit vanaf de geboorte al bij ons in het lijf, ons dna, een ander is het niet wijs te maken.” Neem zijn Haarlemse schoonzoon. „Hij doet mee, maar om nou te zeggen: van harte… Soms zie ik ’m bedenkelijk kijken naar het feestgedruis.”
Vorig jaar trok het Bredase carnaval 230.000 bezoekers, vooral op vrijdag en zaterdag was het druk. Driekwart van de vierders komt uit de stad en omliggende dorpen, de rest komt ‘van buiten’ met de trein of (party)bus. „Carnaval is hét visitekaartje van Breda. Uit onze enquête bleek dat 86 procent van de bezoekers van vorig jaar graag weer terugkomt en anderen het feest aanraadt.”
Iedereen denkt dat wij horecaondernemers onze zakken vullen. Die tijd is echt wel voorbij
Om te voorkomen dat feestgangers in de hossende massa’s worden verdrukt, slaat de gemeente flink aan het puzzelen. Waar moeten de frietkarren staan? Wat is een strategische plek voor dixi’s? „Iedereen moet het feest op een plezierige en veilige manier kunnen beleven”, stelt burgemeester Paul Depla (PvdA) op het gemeentehuis.
Een rits aan maatregelen moet de gezelligheid waarborgen. In het stadspark, tussen het stadion en de binnenstad, wordt een plek met drank en muziek opgetuigd, in de hoop dat bezoekers die per trein komen even blijven hangen en niet en masse het centrum intrekken. Andere truc: op overvolle pleinen de muziek zachter zetten, zodat een leger plein verderop aantrekkelijker wordt.
Ook riskeren raddraaiers dit jaar een meerdaags gebiedsverbod. En kledingemblemen met de leus Nie graaje, mar zwaaje! worden in de hele provincie uitgedeeld om straatintimidatie tegen te gaan en bespreekbaar te maken. Verder geldt een glas- en blikverbod om de kans op snijwonden te verkleinen.
Huiswijn
Aan de gevel van bruin café Boerke Verschuren hangt een metershoog spandoek met het Witte Huis en de begeleidende tekst Make Alaaf Great Again: Grab ’em by the pilsie. Op het dak wappert niet de Amerikaanse vlag met vijftig sterren, maar de Bredase vlag met drie andreaskruisen. Onderaan het spandoek staan Bredanaars afgebeeld die protestborden in Trump-stijl vasthouden met leuzen als „No more onesies” en „Close the bridge”, ironische verwijzingen naar de Randstedelingen die weinig moeite stoppen in het verkleden en dus beter geweerd kunnen worden.
De winstmarge van Bredase horecaondernemers tijdens carnaval dreigt te verdampen, stelt Boerke-eigenaar Johan de Vos, die ook voorzitter is van de Bredase afdeling van Koninklijke Horeca Nederland. Na belastingheffingen houdt hij „zeven cent winst” over aan een verkocht biertje, terwijl dat voorheen elf cent was. Intussen stijgen de personeelskosten en dreigt Trump importtarieven in te voeren voor de Europese Unie, verzucht De Vos.
Sommige mensen loop je in het dagelijks leven voorbij, maar tijdens carnaval vraag je: pilske pakken?
In Breda wordt jaarlijks een strijd gevoerd over wie de carnavalsrekening betaalt, zegt De Vos. „Daar word ik doodmoe van. Iedereen denkt dat wij horecaondernemers onze zakken vullen. Die tijd is echt wel voorbij.” De Bredanaar kijkt „met grote jaloezie” naar een gemeente als Den Bosch die volgens hem „zonder gezeik” de kosten op zich neemt voor wc’s, beveiliging en EHBO-posten.
Maar „in Den Bosch financiert de horeca ook onderdelen van het carnaval, die Bredase cafébazen dan weer niet hoeven te betalen”, brengt burgemeester Depla in verweer. Daar zijn meer horecaondernemers die een plein afzetten en zelf voor alles zorg moeten dragen. De carnavalsviering kost de gemeente zeven ton. „In de toekomst moeten we de lusten en lasten verdelen over alle partijen die belang hebben bij een mooi volksfeest, maar die discussie ga ik niet via de krant voeren.”
Als de dalende winstmarge doorzet, voorziet De Vos dat café-eigenaren minder happig worden om voor carnaval hun zaken om te bouwen, aan te kleden en dj’s te boeken. Maar ongeacht hoe het carnaval eruitziet in de toekomst, één element van het feest mag volgens de kroegbaas sowieso nooit verloren gaan: iedereen is vijf dagen elkaars gelijke. „Het maakt niet uit of iemand minister is of Jan de putjesschepper.”
Lees ook
Voor een worst bidt de pastor voor goed weer met carnaval
Je kan op allerlei manieren naar de Nederlandse economie kijken, maar ik zou zeggen: onze economie is een kostbaar cadeau. Dat helaas door achtereenvolgende kabinetten achteloos wordt verkwist.
Neem de economische raming van het Centraal Planbureau deze week. Wéér groeien we harder dan verwacht. Waarom dit keer? Er blijken meer jonge én oude Nederlanders te willen werken dan de CPB-economen hadden ingeschat. Die werkende tieners, twintigers en 65-plussers maken de economie groter en de schatkist voller; ze dragen immers belasting af.
Onze economie is een succesverhaal. De dip tijdens corona was hier minder diep dan in andere Europese landen, het herstel was sneller en sterker. Telkens opnieuw zijn de economische ramingen te somber. Zo brengt de vennootschapsbelasting meer op dan verwacht. Dat is inmiddels zo vaak gebeurd dat het CPB de opbrengst van de winstbelasting vanaf nu maar structureel hoger inschat.
Coronacrisis, energiecrisis, steeds trekken kabinetten de portemonnee om de klap te verzachten. En hup, de economie loopt weer. De werkloosheid is laag, de staatsschuld is laag, het aantal werkenden hoog. Vergelijk dat eens met de kwakkelende Duitse economie.
Er is maar één probleem: het land is te klein. We hebben te veel economie voor één Nederland. De overheid wil meer geld uitgeven dan lukt. Bedrijven lopen tegen grenzen op. We willen meer mest kwijt dan onze bodem aankan. Politieke wensen slaan stuk op een gebrek aan handen en hoofden om ze uit te voeren. Meer bouwen? Een zwaarder stroomnet? Meer defensie? Ja graag! Maar wie doet het? En waar?
Er is kortom meer vraag dan aanbod. En wat gebeurt er dan? Dan stijgen de prijzen. En is alles schaars: ruimte op het stroomnet, huizen, juffen, cellen, artsen, schoonmakers, horecapersoneel. En dan maakt die florerende economie iedereen chagrijnig. Waarom kan mijn kind geen woning vinden? Waarom is alles zo duur?
Iedereen gefrustreerd
Juist deze oververhitte economie lijdt onder het gretige uitgeven van kabinetten. Strooien met geld is olie sprenkelen op een barbecue. Er komt nóg meer vraag bij. Het maakt personeelstekorten erger. Het frustreert iedereen. Bedrijven moeten vergroenen, maar krijgen geen stroomaansluiting. En het maakt dat de rijksten winnen: die kunnen nog wel een huis voor hun kind kopen.
„We hebben een ijzersterke maar oververhitte economie”, zegt hoogleraar Arnoud Boot. „Dus moeten kabinetten de vraag niet onnodig aanwakkeren en de productiviteit van de economie vergroten. Maar in dit spel zit het kabinet aan de verkeerde kant.” Neem bijvoorbeeld de halvering van het eigen risico. „Dat heeft een driedubbel prijskaartje. Het kost uiteraard geld. Het lokt meer vraag naar zorg uit. En het trekt mensen uit andere sectoren naar de zorg. Het kabinet maakt zo het tekort aan personeel nog groter.”
Politieke partijen doken gretig op de begrotingsmeevaller die deze week bekend werd, van zo’n 8 miljard euro. Ze willen lagere belastingen en hogere uitgaven. Want mensen hebben het door de hogere prijzen zwaar. Maar een overheid die meer uitgeeft dan er binnenkomt, zorgt voor meer vraag en jaagt dus de inflatie aan. (Uitzonderingen: geld geven aan Oekraïne of ontwikkelingshulp.) Zo houdt Den Haag die prijzen zèlf dus mede hoog.
Beter zou zijn om te zeggen: wat fijn dat het begrotingstekort een tikje lager uitvalt dan gedacht! Daardoor krijgt de oververhitte economie wat verkoeling. Bovendien stormt het in de wereld, en is het goed om een extra buffer te hebben mocht die handelsoorlog of de militaire breuk met de Verenigde Staten er komen.
Uitdeelkabinetten
We leefden de afgelopen jaren onder uitdeelkabinetten. Terwijl er juist nu nood is aan politici die vertellen dat onze dividenden zijn verdampt: het vredesdividend, het mondialiseringsdividend waarvan Nederland als handelsland profiteerde. Dat van alles dus duurder wordt: zoals onze defensie. En dat dat betekent: of de overheid gaat elders minder uitgeven, of zij gaat meer lenen, of meer belasting heffen.
Juist in deze stormachtige tijd is de Nederlandse economie een kostbaar cadeau. Nu er banen in overvloed zijn, kan je de economie toekomstbestendig maken. Je kunt de landbouw hervormen. Juist nu hoef je niet bang te zijn om bedrijven de maatschappelijke kosten in rekening te brengen die ze veroorzaken, bijvoorbeeld omdat ze leunen op goedkope arbeidsmigranten die nergens kunnen wonen. Of omdat ze veel stikstof en broeikasgas uitstoten.
Maar in plaats daarvan holt Den Haag de toekomstige kracht uit. Ja, er is veel werk, maar heel veel productiever worden we niet. Volgens Boot omdat kabinetten met subsidies, belastingvoordelen en knuffelbeleid bedrijven in leven houden, zoals in de landbouw en de industrie. „Kabinetten leggen een kleffe deken van overheidssteun over de economie, waardoor nieuwe bedrijvigheid geen kans krijgt. In Duitsland zie je wat er gebeurt als het grote bedrijfsleven een overheid in de greep krijgt. De Duitse overheid heeft Volkswagen uit de wind gehouden, net als Deutsche Bank. Zo hou je vernieuwing tegen. En daar heeft de hele Duitse economie nu last van.”
Hoe lang kan je dollen met een diamant voordat ’ie dof wordt? Lang, denkt Boot. „We kunnen er tien jaar een puinhoop van maken voordat we de rekening krijgen: een weinig productieve economie die niet meer de slimsten aantrekt, weinig groeit, die boeren moet uitkopen en veel geld moet besteden aan het compenseren van verliezers. En die zo in een neerwaartse spiraal terechtkomt. Met afbraak van voorzieningen als zorg en onderwijs tot gevolg.”
Toen PVV-bewindslieden afgelopen najaar niet welkom bleken bij de aftrap van Orange the World, de campagne van de Verenigde Naties tegen geweld jegens vrouwen en meisjes, was Ingrid Coenradie in het bijzonder gepikeerd. Als fractievoorzitter van Leefbaar Rotterdam streed ze tegen intimidatie op straat, als staatssecretaris voor Justitie en Veiligheid namens de PVV werkt ze aan wetgeving tegen psychisch geweld. Keer op keer brengt ze ‘femicide’ onder de aandacht, geweld tegen vrouwen met fatale afloop. Zelf werd ze als tiener aangerand waarbij ze zich los moest vechten, vertelde ze in een interview.
Maar het Nederlandse organisatiecomité UN Women wilde geen enkele PVV’er bij de lancering van de campagne, vanwege onder meer ingrepen in het budget voor ontwikkelingshulp die de veiligheid van vrouwen op het spel zou zetten. En als er dan toch PVV’ers kwamen, moesten ze kritisch bevraagd worden en ver wegblijven van de campagnelogo’s. Dat ging de gemeente Enschede, mede-organisator van de themavond met toespraken, te ver, waarna UN Women uitweek naar Alkmaar. Zonder PVV’ers. „Ongehoord en onacceptabel” dat „uitgerekend [UN Women] deze positie inneemt”, lieten de staatssecretarissen Vicky Maeijer (Zorg) en Coenradie optekenen.
Ingrid Coenradie (37) staat als staatssecretaris volop in de schijnwerpers, die ze niet schuwt. Ze geldt als atypisch voor de PVV. Ze is benaderbaar en stelt zich kwetsbaar op, bijvoorbeeld toen ze in het parlement vertelde over haar ervaringen met seksueel geweld. Ze gaat het gesprek aan met andersdenkenden, luistert aandachtig en wekt ook buiten haar politieke bloedgroep sympathie.
Zoals inmiddels ook bij UN Women. In een gesprek op het ministerie van Justitie werd in november over de campagnekwestie gepraat. Directeur Marije Cornelissen van UN Women wil daar verder niets over kwijt, alleen dat de toenadering van Coenradie kwam. „Dat waardeerden wij.”
‘De toekomst van de VVD’
Komende vrijdag legt Coenradie haar aanpak van het cellentekort voor aan de ministerraad – het meest brisante dossier in haar portefeuille. Ze riep „code zwart” uit voor de Nederlandse penitentiaire inrichtingen. Mogelijk grijpt ze op korte termijn naar een maatregel waar de PVV van gruwt: gedetineerden tot twee weken eerder heenzenden. Partijleider Geert Wilders tweette dat hij dit nooit – „no way” – zou accepteren, wat hij haar ook zou hebben toegebeten in een gesprek op het ministerie. „Ik ga niet opstappen”, zei Coenradie hierover in een tv-interview met Eva Jinek. „No way. Want als ik opstap, blijft het probleem”
Ze wordt innemend genoemd, ‘Rotterdams’. Stevig op veiligheid – „Geen gezeik in de wijk, geen terreur voor de deur” – en hard op migratie. „Ik heb u vaak gezegd dat u dingen vroeg die bij wet niet konden”, zei toenmalig burgemeester Ahmed Aboutaleb in juli in een afscheidswoord bij haar vertrek naar de landelijke politiek. „Nu gaat u zelf over de wet.” Achter hem stak Coenradie lachend haar duimen op. Aboutaleb zei ook „met belangstelling” te zullen volgen hoe zijn opvolger als burgemeester de ruimte zou krijgen van het kabinet, „om alles wat u wilde realiseren [in Rotterdam], gerealiseerd te krijgen”.
Als tiener liep Coenradie mee in de stille tocht na de moord op Pim Fortuyn, in 2002. Ze was actief in het Europees jeugdparlement en na haar hbo-studie personeel en arbeid sloot ze zich aan bij het VVD-bestuur in Tiel, waar ze destijds samenwoonde. Ze was een van honderd twintigers die geportretteerd werden in het project ‘De toekomst van de VVD’, net als huidig VVD-Kamerlid Bente Becker. Op een oude profielpagina schrijft Coenradie dat zij paste „bij een partij die in iedere burger authenticiteit, ondernemendheid, vrijheid, ambitie, verwezenlijken van dromen binnen een goed welvarend land stimuleert”.
Mark Smits, nu VVD-fractievoorzitter in de Gelderse Provinciale Staten, herinnert zich haar als „erg ambitieus”. Toen een VVD-campagnebus met Henk Kamp Tiel aandeed in 2011, regelde Coenradie een koffieafspraak op zijn ministerie van Sociale Zaken. De VVD-coryfee laat weten dat hij zich haar uit die tijd niet voor de geest kan halen, maar voor talenten maakte hij „altijd tijd”.
Travestietenduo
Tiel was een uitstap en de VVD bleek dat ook. Ze was meer Rita Verdonk dan Mark Rutte, zei ze daar later over. Als midtwintiger keerde ze terug naar Rotterdam, waar ze opgegroeid was in een muzikaal en gecompliceerd gezin.
Haar vader trad, voor hij kinderen kreeg, geregeld op in een travestietenduo bij homorechtenmanifestaties. Bij een christelijke school werd hij ontslagen wegens godslastering, volgens de rechter onrechtmatig. Tot hij als dertiger de vrouw leerde kennen met wie hij twee kinderen kreeg, was hij alleen met mannen intiem geweest. „Dat hoorde gewoon bij mijn vader”, zegt de staatssecretaris als ze vlak voor het voorjaarsreces NRC te woord staat. Met haar ouders, die nu in Spanje wonen, heeft ze sinds enkele jaren geen contact meer. „Pijnlijk en verdrietig”, noemt ze dat.
Ze had een moeilijke jeugd. Haar vader was muziekdocent en pianoleraar, haar moeder werkte als directiesecretaresse. Ze verhuisden vaak. Op haar twaalfde veranderde haar leven abrupt. Haar moeder kreeg een herseninfarct en werd nooit meer helemaal de oude, haar vader verloor zijn gehoor. In een autobiografisch boek, uitgegeven in eigen beheer, schrijft haar vader dat zijn tienerdochter „met haar opgeruimde karakter” deed wat ze kon voor haar ouders en broer. Ze volgde daarnaast havo muziek en dans, richting klassieke piano.
Het was in die periode dat Coenradie, nog maar dertien jaar oud, werd aangerand door haar baas in de snackbar waar ze werkte. Een paar jaar later gebeurde dat nog eens, bij het uitgaan. Ze verbond haar politieke inzet voor een veilige stad aan deze persoonlijke ervaringen, vertelde ze aan het AD. Ze benoemde ook dat het in beide gevallen „Marokkaanse mannen” betrof. „Ik heb lang gedacht dat de meeste mannen in die groep zich zo gedragen.” Dat idee heeft ze achter zich gelaten, zei ze – „ik denk gelukkig niet meer zoals toen” – maar het onveilige gevoel op straat raakte ze niet meer kwijt.
Bij haar afscheid van de raad verwees Aboutaleb naar het interview toen hij zei: „U heeft veel meegemaakt. U laat dit geen anker zijn, maar een drijfveer, opdat anderen dit niet hoeven mee maken.” Coenradie knikte.
‘Een toppertje’
In haar functies bij bedrijven in de human-resourcesector, het langst en laatst bij ArboNed als sales manager Regio Rijnmond, sprak ze bij de koffieautomaat naar eigen zeggen nooit over politiek. Vlak voor ze de Rotterdamse politiek in ging, trad ze naar voren namens de bewonersvereniging van De Hoge Heren, twee woontorens in het centrum van Rotterdam. De geregeld defecte liften daar leidden tot „levensgevaarlijke” situaties, zei ze in het AD.
Ingeborg Hoogveld van Leefbaar Rotterdam zag direct dat ze te maken had met „een toppertje”. Zij voerde destijds het gesprek met de „voor ons volslagen onbekende” Coenradie, die zich bij de partij had gemeld voor de lijst van de gemeenteraadsverkiezingen van 2022. Via plek twee kwam ze voor Leefbaar in de raad, ze was hoogzwanger.
Volgens Hoogveld combineert Coenradie intelligentie met duidelijke communicatie, „wat bij Leefbaar betekent dat je zaken durft te benoemen. Niet geforceerd. Maar als veiligheid met migratie te maken heeft, moet je dat ook durven zeggen. Ze heeft een palet aan overtuigingskracht. Want er zat ook iemand tegenover me met een super-aimabele uitstraling.”
Drie jaar geleden sales manager bij ArboNed, nu lid van het kabinet. Hoe kan dat, zo snel? Hoogveld betwijfelt of NRC dit ook zou vragen over een man, maar ze erkent dat Coenradie’s gebrek aan bestuurservaring opvalt. „De PVV was naarstig op zoek. Dan kijk je naar Rotterdam, op het thema veiligheid. En dan komt zij natuurlijk wel bovendrijven.”
Serkan Soytekin, fractievoorzitter van Denk in Rotterdam en coalitiegenoot van Leefbaar, heeft „bewondering voor de manier waarop Ingrid zich kan verplaatsen” in anderen. „Ze kwam ook naar de iftar die wij als fractie organiseren, dat zie je Wilders niet doen.” Maar dat zij een kabinet met de PVV mogelijk maakt, neemt hij haar „echt wel een beetje kwalijk.” Volgens Soytekin gaat het haar waarschijnlijk om de carrièrestap, „want een echte PVV-er heb ik niet in haar gezien”.
Wel vindt hij dat Leefbaar te nadrukkelijk de achtergrond van Rotterdammers „met toevallig een bepaalde afkomst” benoemt. Denk botste hard met Coenradie over racisme bij de Rotterdamse politie, waarbij zij vond dat de multiculturele partij „een hetze” voerde tegen het politiekorps. Denk hekelde ook haar opstelling rond de pro-Palestijnse Gaza-demonstraties op de Erasmus Universiteit, toen ze sprak over „dubieuze clubs” met „ranzige eisen”.
Maar de samenwerking in de Rotterdamse coalitie verliep doorgaans „prettig”, zegt Soytekin. „Landelijk worden de verschillen uitvergroot, dat is voor een deel theater. Daar kijken we lokaal verstandiger naar. Onze aanhang heeft vaak dezelfde problemen als die van Leefbaar. We zijn allemaal buren van elkaar.”
Zwijgende meerderheid
Dat Coenradie in ieder geval in woord PVV’er is geworden, blijkt uit haar motivatiebrief aan formateur Richard van Zwol. Ze noemt de partij daarin „de verademing voor Nederland” en „de vertolker voor de gewone Nederlander, de zwijgende meerderheid”. De verkiezingsuitslag, 37 zetels voor de partij van Wilders, liet volgens haar zien dat Nederlanders „weer op plek 1 willen staan”. Bij haar hoorzitting in de Tweede Kamer zei ze dat ze de term ‘omvolking’, een extreemrechts begrip dat ministers Reinette Klever en Marjolein Faber in het verleden gebruikten, „niets” vond.
Ze is „een echte JA21’er”, zegt JA21-leider Joost Eerdmans, een van de voorgangers van Coenradie als fractievoorzitter bij Leefbaar Rotterdam. „Ze is niet extreem, heeft ook geen hele boude opvattingen. Maar ze is wel stevig in haar karakter, ze is niet bang.” Dat ze Wilders van repliek diende via een interview bij Eva Jinek, is daarvan volgens Eerdmans een voorbeeld. „Maar wat ik ongemakkelijk vind, is dat het media daar ook om te doen is. Ze verkneukelen zich over iemand die opstaat tegen Wilders, het gaat hen niet om haar beleid. En dan denk ik: Ingrid, je kunt zo’n talkshow ook niet doen.”
Wilders sprak een week na het interview publiekelijk zijn respect uit voor Coenradie. „Daar zat een stevige vrouw, daar heb ik mee te dealen.” De partijleider lijkt zich langzaam neer te leggen bij wat volgens de staatssecretaris vereist is, zoals de vervroegde vrijlating van gedetineerden. De vraag is wat zij uiteindelijk in het kabinet voor elkaar krijgt – ze is maar één van de vele bewindslieden die dit voorjaar extra begrotingsruimte vraagt. „Honderden miljoenen” zei ze nodig te hebben voor de aanpak van het cellentekort.