Tuinen in landbouwgebieden redden bestuivende insecten letterlijk van de hongerdood. In boerenland is de plantendiversiteit te laag om het hele jaar door genoeg nectar te produceren terwijl dit de belangrijkste voedselbron voor bestuivers is. Dichtbij gelegen tuinen maken tijdens schaarste het verschil, blijkt uit een Britse studie in het blad Proceedings Of The Royal Society B.
„Het is niet zozeer de hoeveelheid nectar, maar de continuïteit in de voorziening ervan waardoor tuinen bestuivers redden van de hongerdood”, legt bioloog Thomas Timberlake uit. Hij is verbonden aan de universiteit van Bristol. „De plantendiversiteit is heel laag in boerenland. Nectar is gedurende het jaar vooral aanwezig wanneer enkele soorten massaal bloeien, zoals koolzaad en kruipende boterbloem. In de vroege lente en in de nazomer bloeit vrijwel niets. In het onderzoek zien we dat tuinen in deze perioden verantwoordelijk zijn voor bijna de gehele nectarproductie in landbouwgebieden.”
Tijdens voedselschaarste verschuiven hommels hun activiteit naar tuinen. Het onderzoek focuste specifiek op hommels omdat deze representatief zijn voor veel bestuivers. Veel tuinplanten zijn exoten die op andere momenten bloeien dan inheemse soorten. In tuinen is daardoor altijd wel iets bloeiends te vinden. Het planten van exoten in de tuin vindt Timberlake daarom eerder handig dan onverstandig. Wel is het goed om tuinplanten uit te zoeken waarvan bekend is dat ze veel nectar produceren, zoals lavendelsoorten.”
Zoekende hommels
Daarnaast zag Timberlake een patroon in de landschapsverdeling: landbouwgebieden liggen zelden ver van tuinen. Timberlake: „90 procent van het boerenland in het Verenigd Koninkrijk is nog geen kilometer verwijderd van een tuin.” Binnen deze afstand weten hommels tuinen goed vinden. Timberlake vervolgt: „Dit maakt tuinen een echte levenslijn voor bestuivers in boerenland.”
De Nederlandse landverdeling lijkt erg op die van het Verenigd Koninkrijk. Timberlake denkt daarom dat tuinen ook hier essentieel zijn voor bestuivers. Dit is hoopgevend voor mensen die graag een steentje bijdragen aan natuurbescherming, Timberlake vervolgt: „Bij natuurbescherming voel ik mij vaak machteloos. Daarom vind ik dit onderzoek zo positief. Door een plantentuin aan te leggen kan iedereen bijdragen.”
Inheemse soorten
Timberlake baseerde zijn analyse op eigen metingen van boerenland in Zuidwest-Engeland, en citizen science-data verkregen uit BeeWalk, een programma waarin amateur-wetenschappers transecten lopen en onderweg de hommels noteren die ze zagen. Hiermee kon Timberlake de activiteit van hommels in tuinen en aangrenzend boerenland verkennen.
De aan Naturalis verbonden bioloog Leon Marshall onderzoekt patronen in de biodiversiteit, met een focus op bestuivers. Hij reageert positief op het onderzoek: „De seizoensgebonden voedselschaarste geldt ook voor het Nederlandse boerenland. Dat we nu weten hoe groot de voedselbijdrage is van tuinen tijdens deze schaarste is heel belangrijk voor het behoud van onze bestuivers.” Over het gebruik van exoten is Marshall minder enthousiast: „Met inheemse soorten is juist heel veel mogelijk. Daar heb je geen exoten voor nodig. Zo laat het bloeibogen-programma goed zien welke soorten je wel of juist niet handig zijn voor bestuivers.”
Noem het zomerarthouse: lome films die je op hoogst artistieke wijze doen verlangen naar de komende zomervakantie. Zoals Kyuka, Before Summer’s End: een exercitie in de stijl van de Griekse ‘weird wave’: denk dus aan semi-incestueuze gezinsrelaties, rare spelletjes en algehele vervreemding.
Regisseur Kostis Charamountanis is een overijverige leerling uit het klasje van meester Yorgos Lanthimos (Poor Things). In Kyuka brengt hij ons hartje zomer op het zeiljacht van vader Babis en diens olijke tweeling Konstantinos en Elsa. Ooit ging moeder sigaretten halen en keerde ze nooit terug. Best begrijpelijk, want pa Babis is gesloten, gefrustreerd en humeurig en de tweeling oogt wel erg afhankelijk en infantiel voor hun leeftijd. In een baai blijkt de vader een rendez-vous te hebben geregeld met de verdwenen moeder. Ook een halfzusje duikt op, alsmede ma’s nieuwe vriend Dmitri.
Vermoedelijk althans: de plot is een raadsel, men spreekt niets uit maar kissebist in metaforen en de soundtrack detoneert vaak bewust met het beeld. Terwijl men landerig zwemt, zonnebaadt en ronddobbert valt zowel het gezin als de speelfilm langzaam in scherven. Na een dromerig intermezzo met aquariumbeelden en poëzie nodigt Babis zijn seksuele rivaal Dmitri op zijn zeilboot uit om vis te eten. Daar knettert het testosteron in een verhitte, totaal gedeconstrueerde ruzie over vissen: doe je dat met harpoen (Dmitri) of hengel (Babis)?
Dat vissen voor meer staat, blijkt uit Babis’ pregnante voorkeur voor peniswormen als aas en zijn ontzetting dat de visjes bij hem niet langer bijten. Tijdens de ruzie leeft Charamountanis zich uit in hectische vormexperimenten: jump cuts, versnelling, vertraging, dramatische zoom, schudcamera, terugdraaien, herhalen. „Tijd bestaat niet meer, de tijd heeft ons opgeslokt”, verklaart een vertelstem dat visuele machtsvertoon. Me dunkt dat je op minder gekunstelde wijze met toxische masculiniteit kunt afrekenen.
Gondola
Zo ontwijkend en doorwrocht als Kyuka is, zo simpel, onschuldig en recht door zee is Gondola, opgenomen in de Georgische Kaukasus. Het is een woordeloze, pseudo-naïeve film zoals Veit Helmer ze meer maakte sinds zijn veelgeprezen filmdebuut Tuvalu (1999). Helmer, die vaak in de voormalige Sovjetruimte filmt, sluit met dit dorpssprookje aan in de traditie van Tati, Wes Anderson en Jean-Pierre Jeunet.
‘Gondola’, opgenomen in de Georgische Kaukasus, heeft zo’n reservoir aan feelgood opgebouwd dat je de film veel vergeeft.
De Georgische meisjes Iva en Nino – in hun conducteurspakjes lijken ze elkaars spiegelbeeld – bevrouwen een roestige oude kabelbaan die schoolkinderen en boeren met balen stro over een diep dal vervoert. Bij elke oversteek komen de gondels van Iva en Nino elkaar in het midden tegen, en al snel sloven de dames zich uit in creatieve gestes. Ze bouwen hun gondel om tot auto, stoomboot of raket, gooien elkaar granaatappels toe, doen serenades met viool of trompet. Het wordt zelfs zwoel. Obstakel voor de ontluikende damesliefde is hun chef, een klassieke bullebak die nu en dan opduikt om roet in het eten te gooien.
Schattig volstaat niet om Gondola te beschrijven, daar heb je Engels woorden als whimsical, quirky en twee voor nodig. Noemde ik dat vertederende jochie en meisje met vlechtjes die glasorgel spelen, de man in rolstoel die leert vliegen, de schilderachtige boertjes die vanuit het dal musiceren met zingende zaag en zinken pannen? Het centrale idee – strapatsen in de kabelbaan – is tegen het eind wat repetitief, de schattigheid wordt dan bijna ondraaglijk. Maar Gondola heeft al zo’n reservoir aan feelgood opgebouwd dat je de film veel vergeeft.
Een jongeman steekt vuurwerk af. Hij kijkt in de lucht, maar er is niets te zien. Daarna grijpt hij schreeuwend naar de schouder van zijn vriend. „Zijn hand is er vanaf gevlogen”, zegt een man (28). Hij is een fantiek verspreider van morbide video’s op internet. Hij grinnikt en denkt hardop na. „Maar als ik bloed zie, vind ik het niet meer mooi.”
Het vuurwerkincident is te zien in een filmpje dat de man van het internet heeft geplukt en op zijn Instagram-account heeft gezet. Op zijn pagina plaatst hij filmpjes van (bijna) dodelijke ongelukken. Deze deelt hij ook op Facebook, X en Telegram. Op al die platformen heeft hij in totaal ruim 25.000 volgers.
Dit soort extreem geweld is in opmars op sociale media. De laatste tijd verschijnen er veel accounts die gruweljke beelden delen. Sinds het moderatiebeleid van X en Meta (het moederbedrijf van Instagram, Facebook en WhatsApp) is afgeschaald, is er een minder sterk filter voor dit soort beelden. Zonder waarschuwing krijgen mensen filmpjes van platgewalste mensen, gedrogeerde sekswerkers, schietpartijen of bloederige gevechten te zien. In livestreams, video’s die gebruikers live opnemen, kunnen mensen zelfs zelfmoord plegen. Het duurt meestal enige tijd voordat het platform de verspreiding van de beelden stopt.
De mensen achter dit soort accounts, en hun volgers, hebben een morbide nieuwsgierigheid voor beelden die lichamelijk letsel of de dood tonen. Het kan ook simpelweg een verdienmodel zijn. Zo lijkt het de 28-jarige man, die werkloos is, leuk om geld te verdienen met zijn content. Maar vooralsnog is dat nog niet het geval. Veel morbide accounts hebben op zijn minst tienduizenden volgers. Kijkers worden ongevraagd met gruwelijke beelden geconfronteerd, en sommigen kicken er juist op. Zo’n persoon is de man die het vuurwerkongeluk postte.
Hobby
Sinds een paar maanden deelt de man dagelijks filmpjes van verkeersongelukken. Om te voorkomen dat zijn accounts worden verwijderd wil hij zijn naam en de namen van de accounts niet genoemd hebben. Die zijn wel bij NRC bekend. Zijn fascinatie begon bij het kijken van filmpjes waar mensen uitglijden. „De manier waarop het ongeluk tot stand komt vind ik interessant”, legt hij uit. Inmiddels heeft hij duizenden filmpjes gedeeld die zonder waarschuwing bekeken kunnen worden.
Door het stoppen met factchecken en het verminderen van content moderatie willen techbedrijven zoals Meta en X naar eigen zeggen „censuur verminderen” en „vrije meningsuiting bevorderen” op hun platformen. Maar ze verdienen er ook gewoon geld mee. Zo bleek uit The Facebook Papers, gebaseerd op gelekte bedrijfsdocumenten, dat Meta zich bewust is van het feit dat schokkende content meer engagement en meer winst oplevert.
De 28-jarige man staat achter het besluit van de techbedrijven om content moderatie te verminderen. In de filmpjes die hij deelt, lijden mensen pijn. In de meeste gevallen worden deze beelden zonder toestemming van de gefilmde mensen of hun familieleden verspreidt. De filmpjes komt hij tegen op sociale media en vervolgens repost hij die. „Het is gewoon mijn hobby.”
De man beweert dat het lijden van mensen hem geen fijn gevoel geeft. Toch heeft hij er niet over nagedacht dat hij de nabestaanden mogelijk kwetst door de filmpjes te delen. Soms weet het internet eerder over de dood van een persoon dan de nabestaanden. „Ik ga er gewoon vanuit dat de filmpjes niet recent zijn en dat de nabestaanden oké zijn.”
Slachtoffers
Het maken en verspreiden van beelden van slachtoffers van een ongeluk of een vechtpartij moet verboden worden, vindt Fonds Slachtofferhulp. Ook GroenLinks-PvdA en CDA willen dat er een eind aan komt. In maart hebben de twee partijen een wetsvoorstel ingediend om het strafbaar te stellen.
De recent verschenen serie Like voor een Lijk van journalist Gwen van der Zwan is een „pleidooi” om deze wet aan te nemen. In de serie onderzoekt ze waarom extreem geweld voortdurend viraal gaat. „Waarom mogen we geen kinderporno doorsturen, maar een onthoofding van een kind wel?”, zegt ze.
Van der Zwan sprak onder meer met liefhebbers van extreem gruwelijke beelden, ook zij kwamen onherkenbaar aan het woord. En ze sprak met nabestaanden van slachtoffers. In 2019 werd in Nederland een jongeman gefilmd terwijl hij werd doodgestoken. „Mensen duwden het ambulancepersoneel aan de kant om te filmen.” Daarna kregen zijn ouders en zus het filmpje doorgestuurd. „Hierdoor is die familie volledig gebroken.”
Het filmen van ongelukken is voor ons normaal geworden, zegt Marieke Pijnenborg, hoogleraar klinische- en ontwikkelingsneuropsychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Pijnenborg: „Op scholen filmen kinderen elkaar voortdurend, ook om te pesten. De ethische reflectie over wat wel en niet online te delen is erg op de achtergrond geraakt.”
Trauma
Morbide nieuwsgierigheid bestaat al sinds mensenheugenis. In de Romeinse tijd keken toeschouwers hoe gladiatoren en dieren elkaar te lijf gingen. Maar het moet niet genormaliseerd worden dat mensen dagelijks toegang hebben tot dit soort beelden, vindt Pijnenborg. Volgens haar kunnen mensen onder meer een secundaire trauma oplopen. Het is een trauma dat ontstaat door het zien van heftige beelden of het horen van traumatische verhalen van anderen, terwijl je het zelf niet hebt meegemaakt. Vooral kinderen zijn gevoelig voor herhaaldelijke blootstelling aan dit soort geweld. „Het kan leiden tot slapeloosheid, depressies, angsten, eenzaamheid en lagere concentratie”, zegt Van der Zwan.
Op de accounts van de man staat in zijn biografie „educational”. Hij beweert de filmpjes te delen om meer bewustwording te creëren voor ongelukken en te voorkomen dat mensen in dit soort situaties terechtkomen. „Maar het geeft me ook een kick als ik meer volgers krijg.” Binnen een dag had hij 180.000 views op een compilatievideo van ongelukken die hij zelf had bewerkt. „Ik zoek nu continu naar de meest populaire filmpjes en herplaats ze.”
Doordat morbide nieuwsgierigheid een plek heeft gevonden op sociale media kan het makkelijker uitgroeien tot een obsessie. Pijnenborg: „Online vinden mensen gelijkgestemden en dat kan het delen van die gruwelijke beelden bekrachtigen.”
„Ik kan niet eens tegen bloed”, zegt de 28-jarige man. Dit terwijl er in een van zijn recent gedeelde filmpjes twee mannen door een vrachtwagen worden doodgedrukt. Alleen de benen van de mannen zijn nog te zien. Ze hangen vastgeplakt aan hun bloed aan de achterkant van de vrachtwagen. Volgens de man is het filmpje „medium sensitive”. Hoe vaker hij dit soort filmpjes kijkt, hoe meer immuun hij wordt, zegt hij.
Verantwoordelijkheid
Laatst werd de man geshadowbanned op Instagram. Dat is een restrictie en betekent dat zijn posts niet meer nieuwe mensen bereiken. „Ik dacht dat ik een filmpje had gedeeld van iemand die van een brug valt.” Maar de man weet ook dat hij soms geen onderscheid kan maken in filmpjes waar mensen zichzelf beschadigen of verongelukken. De shadowbanning omzeilt hij simpelweg door nieuwe accounts te maken en dezelfde filmpjes te uploaden.
De man voelt zich niet verantwoordelijk voor om welke reden mensen zijn filmpjes kijken. Dit terwijl er mensen tussen zitten die kicken op verkrachtingen en het neersteken van baby’s. En hier zit het probleem, vinden Van der Zwan en Pijnenborg. „Wat betreft het tonen en bekijken van dergelijke content via social media wijst iedereen naar elkaar en pakt niemand echt de verantwoordelijkheid”, zegt Pijnenborg.
Om te zorgen dat dit soort filmpjes minder vaak in je tijdlijn terechtkomen, moet je er zo min mogelijk op klikken, zeggen beiden. Pijnenborg: „Ook moeten we onszelf kritische vragen blijven stellen nadat we zoiets hebben gezien. Dat soort ethische reflectie is nodig om onszelf bewust te maken dat wat we zien niet oké is.”
Als je naar een concert in de Parkzaal van Musis Arnhem gaat, dan moet je altijd proberen een plekje op het balkon te krijgen. De zaal heeft een glazen achterwand die uitkijkt op een stadspark. Zeker op zo’n zonnige dag als afgelopen zondag, toen orkest Phion daar met violiste Noa Wildschut een concert gaf, geeft je dat een bijzondere totaalervaring. In anderhalf uur tijd wandelen, fietsen, kletsen, lezen, rennen en werken meer mensen door het frisse groen dan er op zo’n warme dag in de zaal zitten. Er speelt zich een levende film af vol personages waar je niets over weet. Vanzelf kleurt de muziek vanaf het podium iedereen in.
De zwaan van Tuonela is een symfonisch gedicht van Jean Sibelius, naar de zwaan die in de Finse mythologie poortwachter is van de onderwereld. De hoofdrol klinkt in een melancholische althobo. Iedereen in het park krijgt er iets droefs door. En door de klank van Phion ook iets breekbaars. Die oude dame die stapvoets met een kinderwagen loopt – zou dat haar laatste keer zijn?
In het tweede deel van Camille Saint-Saëns’ Derde vioolconcert heeft solist Noa Wildschut het park helemaal veranderd: iedereen is optimistisch. Een meneer laat zich gewillig leiden door zijn aangelijnde hondje dat de route uit zijn hoofd kent – Wildschut kent dit vioolconcert ook al, ze speelde het in 2019 al een paar keer met Jeugdorkest Nederland. Iedereen gaat ook wat hoekiger bewegen, want Phion is zo diep geconcentreerd noten aan het spelen, dat het soms vergeet muziek te maken. Eventueel voorbij wandelende superhelden hebben vandaag vrij, dat hoor je aan hoe het koper zich op de vlakte houdt. Gelukkig is er de klarinet, die zijn belangrijkste stukje – waarin-ie met lage tonen een flageolettenreeks van de violist dubbelt – geweldig doet.
Phion begint ergens op te lijken
Een vrouw staat te hannesen met haar fiets, maar helaas voor haar is dat in het derde deel. Wildschut speelt inmiddels met meer soevereiniteit dan in het eerste deel en het orkest grijpt de dramatiek in de muziek aan om muzíék te maken: niets optimisme, de vrouw heeft haast! Maar dat verdomde slot gaat er maar niet af. In Wildschuts toegift, een fantasie van Nicola Matteis, loopt een potige kerel met een wit petje voorbij. Kan niet anders dan dat zijn buik vol zit met vlinders.
Ha, wie had gedacht dat het legen van een afvalbak zo spannend kan zijn! In Sibelius’ Tweede symfonie rijdt een klein afvalautootje met een zwaailicht bij de volle klank uit het orkest dramatisch over de paden. Bij elke prullenbak springen er twee mannetjes uit die hun werk helemaal op elkaar afgestemd hebben. Ook de eenheid van de musici van fusieorkest Phion begint ergens op te lijken: die volle klank hadden ze een paar jaar geleden nog niet.
Een vrouw is op een roze kleedje in het gras gaan liggen. Het boek dat ze leest moet meeslepend zijn. Een verhaal dat onder de huid kruipt, dat hoor je in de bassen aan het begin van het tweede deel. Als de tuba speelt, leest ze over een enorme reus. Het derde deel is wat moeilijker, daar gaat ze een beetje vluchtig doorheen, want ze verheugt zich op het spectaculaire vierde deel. Althans, spektakel was haar beloofd. Maar twee keer mooi opgebouwde spanning krijgt twee keer geen echte uitbarsting. Zonde, dit verhaal kan zo betoverend zijn.
Lees ook
Muziekprofessor: Geen klassiek genre zó monumentaal en prestigieus als de symfonie