Nieuw album Wet Leg is zowel ingetogener als uitbundiger
Hester Chambers en Rhian Teasdale van Wet Leg onthaalden de argeloze luisteraar zo’n drie jaar geleden op bruisende gitaarliedjes met laconieke zangpartijen. Hun weerbarstige houding en teksten kwamen voort uit hun wereldbeeld: voor de twee vriendinnen van Isle of Wight die tijdens de lockdown een eerste single uitbrachten, zou nooit roem of een muzikale carrière in het verschiet liggen.
Niemand was verbaasder dan het duo zelf dat ze met hun muziek aanhang verwierven en razendsnel het muzikale wereldtoneel betraden. Met het titelloze debuut-album wonnen ze twee Grammy’s, verschillende Brit Awards en een Ivor Novello voor beste songschrijver. Ze speelden op de grote internationale festivals, van Lowlands tot Coachella en Glastonbury.
De twee staan bekend als grappig en tegelijkertijd emotioneel. Beide polen zijn weer terug op het tweede album Moisturizer, maar dit album is tegelijkertijd ingetogener én uitbundiger dan hun debuut.
Van een duo groeide Wet Leg uit tot vijftal en dit grotere gezelschap leidde tot uitbreiding van de sound: meer lagen en meer ornamenten op een manier die de oorspronkelijke ruigheid vooral accentueert. Nog iets maffer, hoekiger en eigenzinniger razen de vijf nu door twaalf nummers met ieder een eigen signatuur.
Op dit tweede album springt de muziek van lieftallig, zoals ‘Davina McCall’, naar dromerig, zoals ‘Pond Song’. In andere liedjes slaan ze hun nagels uit, met de stekelige gitaarpartijen en Teasdales vinnige zangstem die wordt doorkruist door dwarse geluiden. Elk nummer krijgt extra glans doordat er iets eigens is toegevoegd, een sirene die klinkt als een kermende koe, een ruig ontsporende gitaarsolo in het in aanleg kalme ‘Don’t Speak’, een blikken fluit, een gierende swarmatron (analoge synthesizer). Het album eindigt met het sobere ‘U and me at home’ waarin Rhian Teasdale nu eens niet staccato of vinnig klinkt, maar vol en romig in een prachtige ballade.
Het is een album vol odes geworden, van een lofzang op huiselijkheid (‘U and me at home’), Big Brother (‘Davina McCall’) en op hun geliefden: zoals ‘CPR’ en ‘Don’t Speak’ (gezongen door Hester Chambers, gericht aan partner en Wet Leg-gitarist Joshua Mobaraki) of ze verwijzen naar popculturele helden als Pokémon en Shakira.
Een enkel liedje klinkt bekend. Zo heeft het springerige ‘Catch These Fists’, met zijn korte-baanwendingen, echo’s van debuutsingle ‘Chaise Longue’. Maar de andere nummers klinken fris en overrompelend.
Naar verluidt heeft gitarist Chambers last van podiumvrees. Elke avond voordat ze op moet, zegt Teasdale tegen haar: „Voel de angst en ga toch.” Dat helpt.
Nu de band na een relatief rustige periode weer op tournee gaat, zoals onlangs langs grote festivals Down The Rabbit Hole en Werchter, zal Chambers, vertelde ze in interviews, zich weer opmaken voor een leven in de openbaarheid. Misschien was dit aanleiding voor de albumtitel. Die staat voor ‘vochtinbrengend, verzorgend en self care’ – maar heeft, zoals vaker bij Wet Leg, een spottende ondertoon.
Hester Carvalho
Justin Biebers ‘SWAG’ is mierzoet, maar stiekem ook heel lekker
Kent u Justin Bieber nog? U weet wel, die Canadese jongen die rond 2010 bekend werd via YouTube, miljoenen tieners wereldwijd deed tollen op hun benen en de ene na de andere nummer 1-hit scoorde: ‘Baby’, met een oorwurmgehalte van 100%. Die jongen is er nog steeds, is pas 31, en komt nu uit het niets met SWAG, zijn zevende studioalbum en zijn eerste werk sinds Justice uit 2021. Het is een muzikaal antwoord op de geruchten over zijn mentale gezondheid die de laatste jaren rondgingen.
Een filmpje waarin Bieber in huilen uitbarst op de vraag van een interviewer naar Billie Eilish, die eveneens op jonge leeftijd doorbrak, ging recentelijk viraal. Eilish zou hem altijd mogen bellen, omdat hij haar zou willen beschermen tegen alles waar hij zelf op jonge leeftijd doorheen heeft moeten gaan. De zorgen van fans werden nog eens flink aangewakkerd door zijn verschijningen in de roddelpers, waarin hij vaak high overkwam, met gekke gebaren en vervreemdend brede grijnzen. Hij zou ruzie hebben gehad over geld met zijn manager, zijn huwelijk zou op de klippen zijn gelopen en hij postte vreemde berichten op zijn sociale media. Tot overmaat van ramp werd hij in 2022 gediagnosticeerd met het Ramsay Hunt syndroom, waardoor de helft van zijn gezicht door een virus verlamde. Toppunt van de zorgen om Bieber was een video van een paar maanden geleden, waarin hij woest reageert op de paparazzi: „I’m a dad. I’m a husband. It’s not clocking to you that I’m standing on business.” Die video werd een meme op het internet. Hij quotte de meme letterlijk op ‘Standing On Business’, een intermezzo met comedian Druski.
Hoe vervelend het leven in zo’n intense spotlight moet zijn, is moeilijk voor te stellen. Maar wat al helemaal niet is voor te stellen, is de hoeveelheid muzikaliteit die Justin Bieber alleen al in zijn kleine teen heeft zitten. Muziek van alle markten: het album begint met een jaren tachtig tropical syntwave uit Miami, op ‘All I Can Take’, en gaat dan over op indie en softrock in ‘Daisies’. Op ‘Go Baby’ adresseert hij de geruchten over zijn huwelijk. Op emotionele wijze moedigt hij zijn vrouw aan, die een eigen make-uplijn heeft en telefoonhoesjes maakt. „Cry on my shoulder, whenever you need.” Op een korrelige iPhone-opname, ‘Glory Voice Memo’, blijkt het muzikale gevoel van zijn teen door zijn hele lijf te zitten. Als een ervaren gospelzanger, met een oneindig geloof in zijn maker, legt hij raspend zijn hart en ziel op tafel voor de Lieve Heer. De slow jam ‘Devotion’ met gospelzanger Dijon, is onvervalste r&b, en klinkt als het beste werk van Robin Thicke. Het is allemaal mierzoet, maar stiekem ook heel lekker. Dat komt echt door zijn gebroken stem. Dit wil overigens niet zeggen dat SWAG nu per se een uitzonderlijk muzikaal hoogtepunt is, daarvoor schiet het te veel alle kanten op, maar het laat wel zien dat een talent als dat van Justin Bieber eens per generatie voorbijkomt. Door alle roddels zou je dat bijna vergeten.
Jonasz Dekkers
Hiphop Yaya Bey Do It Afraid
Afkomstig uit Brooklyn, en zes albums verder, heeft Hadaiyah ‘Yaya’ Bey al verschillende genres uitgeprobeerd, van hiphop tot r&b. Het nieuwe Do It Afraid is gevarieerd en warmbloedig. Haar honingzoete stem kronkelt, wordt begeleid door stroeve elektronica en soepele ritmes, of door een swingend salsa-orkest. Het levert fraaie combinaties op. (HC)
Pop Beatie Wolfe & Brian Eno Luminal
Ambientmagiër Brian Eno maakte samen met kunstenares-vocalist Beatie Wolfe twee albums, één ambient (Lateral), één gezongen (Luminal). De eerste is iets vlak, de tweede verrassend door de klassieke songstructuren, gecombineerd met de fraaie elektronische soundscapes, herkenbaar als typisch ‘Eno’. Wolfe zingt zoekend, maar aangenaam. (HC)
Rock Wavves Spun
De Californische rockband Wavves bedacht twee manieren om fans zorgeloos de zomer door te loodsen. Naast hun negende album Spun, waarop de zonnige en bij vlagen melancholische kauwgomballenpoppunk/surfrock het gat opvult dat Weezer al decennialang niet meer gevuld krijgt, lanceren ze tegelijkertijd hun eigen wietmerk. Als de kruiden van Wavvy Supply Co. net zo goed werken als de melodieën van ‘So Long’ en ‘Goner’ wordt het een endless summer. (Frank Provoost)
Klassiek Signum Quartett A Dark Flaring
Acht decennia scheiden het oudste (1939) en jongste (2018) strijkkwartet op A Dark Flaring – een duister geflakker – van het Signum Quartett. Het album bevat zes stukken van Zuid-Afrikaanse componisten, allemaal met een eigen verhaal over verleden en toekomst van het verscheurde land. Het oudste heet simpelweg ‘String Quartet’, het jongste ‘(rage) rage against the’. Intense en betekenisvolle muziek. Datzelfde geldt ook voor de vertolkingen. (Joost Galema)
Klassiek Concierto Ibérico o.l.v. Juan González Martínez Fandango – Inspiración
Vrouwenveroveraar Casanova vond de fandango de meest verleidelijke dans die hij kende. Het spel van armen, schouders en heupen met gitaar en castagnetten inspireerde de vijfkoppige oudemuziekgroep Concierto Ibérico tot een aanstekelijk historisch eerbetoon met werk van elf componisten uit de 17de en 18de eeuw. Waarschuwing: stilzitten wordt lastig. (JG)
Ursula von der Leyen is niet makkelijk van haar stuk te brengen. Daarvoor is de Commissievoorzitter, die sinds 2019 leiding geeft aan het dagelijks EU-bestuur, te pragmatisch, te ervaren en te zeker van haar positie. Maar voor het eerst in ruim vijf jaar tekenen zich wel scheuren af in haar zorgvuldig opgebouwde machtsbasis.
Deze week werd een motie tegen haar ingediend in het Europees Parlement. Die werd weliswaar met een ruime meerderheid verworpen – met 360 van de 553 stemmen – maar blijft een niet eerder vertoond blijk van openlijke afkeuring. Bij steun van een tweederde meerderheid had de volledige Commissie moeten opstappen.
Gebrek aan transparantie is het voornaamste verwijt aan Von der Leyen. Aanleiding voor de motie was ‘Pfizergate’, een Europees schandaal waarbij zij cruciale sms-berichten over een miljardendeal voor coronavaccins weigerde vrij te geven. Het Europees Hof oordeelde in mei dat zij daarmee transparantieprincipes had geschonden.
Volgens Von der Leyen – die tijdens haar verweer maandag in Straatsburg weigerde toe te geven dat ze iets fout had gedaan – was de motie, ingediend door een Roemeens lid van de fractie Europese Conservatieven en Hervormers (ECR), „een poging van extreemrechts om de democratie en Europa te ondermijnen”.
Voor veel andere fracties – de liberalen, de groenen, de sociaal-democraten – was het feit dat de motie uit radicaal-rechtse hoek kwam reden genoeg om tegen te stemmen. Maar dat betekent niet dat het in de Brusselse wandelgangen niet borrelt rondom ‘VDL’. „Als ze zo doorgaat, kan er een moment komen dat wij ook een motie van wantrouwen tegen haar indienen”, stelt Lara Wolters, lid van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten (S&D).
Vijf redenen voor de onvrede over Commissievoorzitter Von der Leyen.
1Bestuurlijke dominantie
Von der Leyen is de schakel tussen de Europese Raad van de regeringsleiders en het dagelijks bestuur van de Europese Unie. Daarin stuurt ze 27 Eurocommissarissen aan, veelal met een ‘top-down’-benadering die steeds vaker wordt aangeduid als een ‘presidentiële aanpak’.
„Ze heeft structuren ingesteld die sterk centralistisch werken. We horen verhalen van Commissarissen die pas een minuut voordat ze in een plenaire vergadering moeten spreken, de gecorrigeerde spreektekst terugkrijgen van de mensen van Von der Leyen. Absurd”, zegt Gerben-Jan Gerbrandy, Europarlementariër voor D66.
De dominante toon viel ook op in het debat van maandag. Von der Leyen sprak hierin over de Europese Commissie als van „mijn college” en „het team achter mij”.
De houding van Von der Leyen zit veel Brusselse politici volgens Europarlementariër Wolters „heel hoog”. „Ze betrekt nog maar een klein groepje mensen bij haar voorstellen. Eurocommissarissen, stakeholders en experts – ook van buiten de Commissie – staan veelal buitenspel.”
D66’er Gerbrandy: „Waar de Commissie vaak een neutraal baken was in de politieke strijd tussen het Parlement en de Raad, wordt die rol onder Von der Leyen verspeeld. Dat ondermijnt het gezag van de Commissie op gevaarlijke wijze.”
2Het klimaatbeleid
Onder de Commissie-Von der Leyen-I (2019-2024) stond vergroenen hoog in het politieke vaandel. De ambitieuze Klimaatwet – met als doel klimaatneutraliteit voor 2050 door terugdringing van broeikasgassen – en de daaraan ontleende Green Deal werden opgetuigd om de Europese economieën duurzamer te maken.
Maar de weerstand tegen strikt klimaatbeleid neemt toe. Bij het recent voorgestelde klimaatdoel voor 2040 – een CO2-reductie van 90 procent – bouwde de Commissie een marge van 3 procent in. Via zogeheten carbon credits kunnen landen de CO2-vermindering ook buiten de EU bewerkstelligen.
Ursula von der Leyen.
Foto Guillaume Horcajuelo
Het doel moet nog worden goedgekeurd door de Raad en het Parlement. Waar de versoepeling de één een doorn in het oog is, vindt de ander deze niet ver genoeg gaan. Het tussendoel van 90 procent is voor Sander Smit, Europarlementariër van BBB, nog altijd onacceptabel. „Klimaatactie werkt alleen mondiaal. Anders is Europa het braafste jongetje van de klas, maar staat ze straks met lege handen: zonder productie, zonder voedsel.”
Veel linkse, groene en sociaaldemocratische politici zien juist in een voortzetting van ambitieus klimaatbeleid een kans om concurrerend te blijven én te voldoen aan wetenschappelijke adviezen.
Deze week werd bekend dat de Patriotten – met klimaatsceptische partijen zoals Le Pen’s Rassemblement National, Vlaams Belang en de PVV – de onderhandelingen zullen leiden over het klimaatdoel voor 2040, tot ontsteltenis van links en het groen denkende midden. De klimaatstrijd staat daarmee op scherp – met een sleutelrol voor de verdeelde christen-democraten, Von der Leyens politieke familie.
3Draghi’s prioriteiten
Von der Leyen schakelde oud ECB-president Mario Draghi in voor een rapport over de concurrentiepositie van Europa, dat haar politieke agenda grotendeels vormgeeft. Als de EU het niet wil afleggen tegen de VS en China, moet ze volgens Draghi inzetten op krachtige industrieën, innovatie en bovenal Europese eenheid.
„Europa moet meer en meer gaan optreden als één staat”, stelde Draghi tijdens een toespraak in Brussel in februari. En: „Het Europese antwoord moet snel komen, we hebben de factor tijd niet aan onze kant.” Volgt de EU haar standaard wetgevingsprocedures, die al snel zo’n twintig maanden duren, dan is het beleid „mogelijk al achterhaald” voor het van kracht wordt.
Von der Leyen probeert gevolg te geven aan Draghi’s aanbevelingen door beleid te versimpelen en democratische procedures te versnellen – wat moeizaam gaat op politiek gevoelige dossiers zoals klimaat, en in andere gevallen volgens sommigen ten koste gaat van de zorgvuldigheid. „Scoren voor de bühne”, aldus Europarlementariër Gerbrandy. „Het hoge tempo waarmee regels worden vereenvoudigd, resulteert veelal in kwalitatief slechte oplossingen.”
4Opstelling inzake Gaza-oorlog
Bij een debat over de Europese verantwoordelijkheid ten aanzien van de Gaza-oorlog liepen de gemoederen deze week hoog op.
„Het uitblijven van Europese actie richting Israël is het morele failliet van Europa”, zegt Europarlementariër Thijs Reuten (GroenLinks-PvdA). „Het kostte Von der Leyen drie weken om na [de Hamas-aanval op] 7 oktober [2023] empathie voor de slachtoffers in Gaza te tonen. Twee jaar verder blijft ze aankomen met Israëls recht op zelfverdediging, zo ook weer bij de recente aanval van Israël op Iran.”
De Gaza-oorlog is in veel lidstaten een zeer gevoelig onderwerp – en dat werkt door in de Commissie en het Parlement. Maar volgens Reuten begint het uitblijven van een duidelijk Europees standpunt hierover ook andere dossiers „te infecteren”. „De wereld en burgers begrijpen niet hoe het kan dat Europa wél reageert op de Russische agressie in Oekraïne, maar zero positie pakt als het gaat over mensenrechten in het algemeen.”
5Omgang met autocraten
Het zijn geopolitiek turbulente tijden. Hoe te dealen met grootmachten China en de VS, maar ook: hoe om te gaan met extreemrechtse invloeden? „Autocraten – of het nou Poetin is, de Wit-Russische leider Loekasjenko, de Servische Vucic, Erdogan of Netanyahu – hebben respect voor duidelijke standpunten. Daarbij moet je op het geopolitieke schaakbord stevig en duidelijk zijn. Ook richting China en de VS”, stelt Reuten.
Hij ziet vanuit Straatsburg juist verzoeningspolitiek (‘appeasement’) richting autocratische leiders – zie de bereidwilligheid van Von der Leyen om migratiedeals te sluiten met de Tunesische president Kais Saied, of het beoogde vrijgeven van bevroren miljarden voor het Hongarije van premier Orbán. „‘Laten we niet te hard zijn, want dadelijk breekt de pleuris uit.’ Maar met dit soort types vergroot zo’n houding juist de kans dat de pleuris uitbreekt”, verzucht Reuten.
Die ambigue houding jegens autocraten past in de ogen van veel parlementariërs bij de flirt die Von der Leyen en de Europese Volkspartij zijn aangegaan met radicaal-rechtse partijen – door geregeld met hen mee te stemmen. „Je kan extreemrechts niet normaliseren”, zegt ook Wolters. Of in de woorden van Bas Eickhout, covoorzitter van De Groenen, tijdens het debat over de motie van wantrouwen tegen Von der Leyen: „Op die manier voed je het beest – en het beest zal je uiteindelijk opeten.”
Op een beeldscherm in een raamloze, geheel zwarte ruimte zwermen twee blauwe en twee roze vliegtuigjes om elkaar heen als in een computerspel. Af en toe laat een van de vliegtuigen een blauw of roze staafje los – dat zijn de raketten waarmee de vliegtuigen elkaar proberen af te schieten.
„De roze vliegtuigen worden door onze software bestuurd”, zegt een ingenieur van het Duitse defensietechnologiebedrijf Helsing, „en de blauwe door menselijke piloten”. Een tot dan toe onzichtbare deur schuift open. Erachter zijn de grijze kruinen te zien van twee mannen in een vliegsimulator. Volgens de ingenieur „zeer ervaren gevechtspiloten, oud-militairen”.
Op het scherm van de simulator schieten wolkenflarden links en rechts voorbij, de zon schijnt verblindend fel op de overkapping van de cockpit. Een paar minuten en manoeuvres later hebben de blauwe vliegtuigjes op het beeldscherm, de piloten in de simulator dus, de vijandige raketten weliswaar weten te ontwijken, maar hun munitie is op. De roze vliegtuigen hebben nog een paar raketten achter de hand. Het spel is afgelopen: de machine wint.
Helsing, gevestigd in München, ontwikkelde een zelf-lerend besturingssysteem voor gevechtsvliegtuigen. In mei en in juni voerde het bedrijf in samenwerking met Saab twee testvluchten uit in een Gripen, het gevechtsvliegtuig van Saab, waarbij de software het ongeveer een kwartier lang overnam van de piloot in de cockpit. Het besturingssysteem ‘Centaur’ wordt getraind in een vliegsimulator en komt al gauw op zo’n miljoen vlieguren, zegt Stephanie Lingemann, hoofd van de luchtdivisie van Helsing. Een ‘echte’ piloot komt in zijn carrière misschien op zo’n vijfduizend uur, volgens Lingemann. De menselijke piloten komen er bij het opleiden van de Centaur niet aan te pas; de bijdrage van de twee oud-militairen beperkt zich tot de evaluatie van de software – in dit geval dus door vast te stellen dat ze van de Centaur verliezen.
Surveillance onder water
Vier jaar geleden werd Helsing opgericht als softwarebedrijf voor de wapenindustrie. Met behulp van AI moeten wapensystemen vrijwel volledig geautomatiseerd kunnen worden, is het idee. De drie oprichters, die op hun hoofdkantoor een handvol journalisten ontvangen, benadrukken vaak dat het hen erom te doen is de democratie te verdedigen. „We maakten ons zorgen over Europa”, zegt oprichter Gundbert Scherf. „We willen AI inzetten om onze democratieën te beschermen.” Als het in Europa over autonome systemen gaat, aldus Scherf, gaat het altijd over de risico’s daarvan en hoe de autonomie in te perken. Scherf: „Maar te veel terughoudendheid kan ook een risico zijn.”
Het bedrijf richt zich op land, lucht, zee en de ruimte, en toont in München de systemen die ze voor die eerste drie domeinen hebben ontwikkeld. Over de maritieme afdeling zegt Scherf: „We moeten weten wat er onder het wateroppervlak gebeurt. Rusland heeft daarin veel geïnvesteerd, ook omdat het weet dat wij daar in de afgelopen decennia veel hebben laten liggen.”
Voor „onderwater-surveillance” ontwikkelde het bedrijf een model dat is getraind op geluiden onder water, dat naar eigen zeggen veertig keer sneller en negentig keer accurater is dan mensen die sonar interpreteren.
„Onze missie is het digitaliseren van de oceaan”, zegt hoofd van de maritieme tak Amelia Gould. Daarvoor implementeerde het bedrijf software in zogenaamde ‘gliders’, een soort zwevende en ongemotoriseerde onderwaterdrones, die geluidsgolven uitzenden en opvangen, en de informatie dan naar een satelliet sturen. „Met een netwerk van honderd of ook duizend gliders kun je een barrière vormen om belangrijke infrastructuur te beschermen.” Bij het Engelse Plymouth staat de eerste fabriek voor de gliders van Helsing gepland.
De software-gestuurde drones kunnen zelfstandig navigeren en een doelwit identificeren
Kamikazedrone
Verreweg de belangrijkste tak voor Helsing zijn de drones, vallend onder de afdeling ‘land’. Van het eerste model HF-1 zijn bijna tweeduizend stuks aan Oekraïne geleverd. Van het nieuwe model HX-2, een ‘kamikazedrone’, gaan vooralsnog zesduizend exemplaren naar het front. In München wordt een filmpje getoond van een drone in de lucht in Oekraïne, die met veel vaart in een gebouwtje vliegt dat vervolgens explodeert, een man rent weg.
„Geen enkele andere partij produceert op deze schaal drones voor Oekraïne, althans niet van dit kaliber”, zegt oprichter Torsten Reil. Simpelere en goedkope drones, die vanaf een afstand te besturen zijn en waarvan er dagelijks een paar honderd worden gebruikt, zijn steeds moeilijker inzetbaar omdat dergelijke drones door verstoringen van het elektromagnetische veld (in dit geval door Rusland) onbestuurbaar worden. De software-gestuurde drones van Helsing kunnen zelfstandig navigeren en een doelwit identificeren. Over de prijs van de drone wil Helsing niets zeggen, behalve dat de HX-2 goedkoper is dan een soortgelijk model uit Rusland, de Lancet, die zo’n 30.000 dollar per stuk kost.
Reil vindt het belangrijk om te benadrukken dat de drones van Helsing weliswaar autonoom functioneren, maar dat een aanval uit ethische overwegingen altijd door een mens moet worden goedgekeurd. „We hebben intern veel discussies over hoe autonoom onze systemen kunnen zijn”, zegt Reil. „Van het begin af aan proberen we onze ethische spier te trainen. In werkgroepen hebben we het over ethische dilemma’s en vragen. In het begin waren dat fictieve scenario’s, inmiddels zijn het vaak échte scenario’s. Zo willen we ervoor zorgen dat we beter nadenken over zulke vaak complexe dilemma’s. En ook als het management dan een beslissing neemt waar niet iedereen het mee eens is, zijn de argumenten voor het besluit tenminste voor iedereen inzichtelijk.”
Kamikazedrone HX-2, getoond door mede-oprichter van softwarebedrijf Helsing.
Foto Jens Kalaene/ANP
Snelle computers
Over de drones wordt bij Helsing meermaals benadrukt dat de mens steeds ‘in the loop’ is, en dat geldt ook voor het besturingssysteem van het gevechtsvliegtuig, de Centaur. Dat neemt niet weg dat juist in de lucht de situatie zo snel kan veranderen – bijvoorbeeld door meerdere inkomende raketten – dat het systeem de beslissingen moet nemen. De piloot zou simpelweg te langzaam zijn, volgens een van de ingenieurs van Helsing.
De oprichters van Helsing zijn ervan overtuigd dat oorlogsvoering in toekomst steeds meer geautomatiseerd zal worden, en omdat de mens het aflegt tegen snelle computers, is het maar beter om hierin als Europees bedrijf voorop te lopen, stellen ze.
Toen het bedrijf begin 2021 werd opgericht, zegt Reil, was er nauwelijks een investeerder te vinden die met hen wilde praten. Spotify-oprichter Daniel Ek was één van de weinigen, inmiddels is Ek ook bestuursvoorzitter. Na een investeringsronde in juni, waarbij Helsing 600 miljoen ophaalde (waarvan het grootste deel weer van Ek), wordt de waarde van het bedrijf op zo’n 12 miljard euro geschat.
In Duitsland werd jarenlang gediscussieerd of de Bundeswehr mocht beschikken over bewapende drones. Een meerderheid van de Bondsdag was daar tegen: de drempel om van afstand over te gaan tot geweld, zonder als militair zelf gevaar te lopen, zou te laag zijn. Die „asymmetrie” wordt door Helsing juist geroemd, die zou de kansen voor het succesvol verdedigen van de democratie vergroten.
Nadat Rusland in februari 2022 Oekraïne was binnengevallen, is het drone-debat in de Bondsdag begraven. De Bundeswehr gaf Helsing in 2023 de opdracht om de software voor de Eurofighter te ontwikkelen. „Er is nauwelijks een debat over autonome wapensystemen”, zegt Reil. „Niet in de maatschappij, niet in de politiek. Er zouden best wat meer vragen mogen worden gesteld.”
Hoewel het onwaarschijnlijk is dat Helsing lang bij zulke vragen stil zou staan. Hun belangrijkste ingenieurs werkten voorheen bij Meta of bij Palantir (het Amerikaanse AI-defensiebedrijf), en daar, zo zeggen zij zelf, stond het voorop om „dingen gedaan te krijgen” zonder vragen te stellen. „We moeten snel zijn. We need to keep moving all the time”, zegt het hoofd van de onderzoeksafdeling Antoine Bordes, voorheen bij Meta. „We moeten bouwen zoals de Amerikanen, maar dan beter.”
Soms moet je jezelf even uit het dagelijkse lawaai halen. Voor de muziek. Voor de concentratie. Dat weet jazzsaxofonist en componist Kika Sprangers (30) al langer. Tijdens de coronapandemie vond ze als huisartiest componeerrust in de stilte van een uitgestorven TivoliVredenburg. Voor het componeren van haar album (In)finity trok ze zich al eens terug in een boshuisje: „Dat was goed voor me. Even echt alleen zijn met de muziek.”
Dit voorjaar deed Sprangers het opnieuw, voor de compositieopdracht die ze van het North Sea Jazz heeft gekregen. Een residentie in het schrijvershuis van de in 2012 overleden componist Simeon ten Holt, in Bergen (NH). Ze was getipt door een andere componist. Een haast filmisch verblijf, noemt ze het, vlak bij bos en zee. „Eigenlijk precies zoals je je een componistenhuisje voorstelt. Eén kamer, een bed, keukentje en een grote vleugel die bijna de hele ruimte inneemt. Alsof die zegt: ‘hier wordt gewerkt’, mede aangestuurd door de aanwezigheid van Ten Holt zelf – zijn portret keek me gewoon aan daar op het bureau. En ik durfde het niet weg te leggen. Het was echt zijn space, snap je?”
Ze trok erheen, vertelt ze, met alleen wat schetsen. Ruwe ideetjes, opgenomen op haar telefoon – piano-akkoorden, flarden melodie. Soms drie maten, soms zestien. „En daar, in dat huisje, moest het gebeuren. No pressure verder,… ahum.” Maar ter plaatse voelde ze wat de weduwe Ten Holt hoopte, dat het huisje inspireert, dat er weer gewerkt moet worden aan muziek. „Je voelt dat er al veel muziek is ontstaan. En omdat je daar verder niets hoeft, komt er gewoon iets uit.”
Kika Sprangers. Foto Andreas Terlaak
Klinkt Bergen terug in het eindresultaat? Ze denkt even na en knikt. „Niet letterlijk, maar… die eenzaamheid, dat alleen-zijn. Als je helemaal alleen bent, kom je dichter bij je eigen gevoel en dat vind ik soms best lastig in de waan van de dag. Spelen is ook expressie, tuurlijk. Maar het is naar buiten gericht. Componeren is naar binnen. En dat vraagt een ander soort aandacht.”
‘Iets groots’
Het telefoontje van North Sea Jazz kwam eind vorig jaar. Saxofonist Kika Sprangers – geboren in Nijmegen, op alt- of sopraansax een bijzonder elegante toon – kreeg de vraag van haar dromen: de compositieopdracht van het grote driedaagse festival. Kort gezegd, schrijf muziek voor een uur tot maximaal 75 minuten. „Iets totaal nieuws en iets groots.”
Meteen wist ze: dat kan dan dus níét met haar Large Ensemble zijn, de band waarmee ze het afgelopen jaar een betoverende reeks concerten gaf en onlangs een Edison-nominatie voor het album (In)finity binnensleepte. Maar een gloednieuwe groep, met een grote bezetting, voor over een half jaar; ga er maar aan staan tussen alle shows, met je eigen band en in andere bands, in een eigenlijk al ingericht jaar.
Hoe werkt dat? Gaat het dan meteen stromen of is er eerst de verlammende gedachte: wie, ík? Allebei, grinnikt Sprangers. „Het festival kwam met een strakke deadline. Die haast bracht focus, maar er is toch reflectie nodig. Tijd om te voelen: waar ben ik nu, en wat wil ik eigenlijk nu maken? Terug naar een soort artistieke kern zonder me te laten verleiden door alles wat kan en mag bij zo’n groot festival. Want de mogelijkheden, samenwerkingen met grote namen, zijn eindeloos. Je kunt alles doen. Maar ik wilde juist dicht bij mezelf blijven.”
Elk jaar verstrekt het North Sea Jazz Festival een vrije compositieopdracht aan een veelbelovende jazzmuzikant. Sprangers voert met haar abstracte jazzpoëzie – wolkjes van klank en pakkende nummers vol melodische en harmonische vindingrijkheid – al zeker vijf jaar de boventoon in de nieuwe Nederlandse jazz. Ze is een van die talenten die op een hoog artistiek niveau opereert.
Sprangers componeert met een sterk onderzoekend gevoel voor vorm, kleur en emotie. Opvallend aspect is hoe ze in haar bands vocalen inzet als een extra instrument. En als bandleider is ze bescheiden maar zacht dwingend met een open, nieuwsgierige houding, met daarnaast een dikke gunfactor waardoor ze haar muzikanten meekrijgt.
Na haar studie aan het Utrechts conservatorium (2016) brak ze door als veelbelovend jazztalent in de Young Vip-tour. In de jaren erna nam ze albums op, won ze prijzen, vergrootte ze haar kwintet tot het Kika Sprangers Large Ensemble met blazers én zangeressen met klanken zonder tekst Haar componeren heeft terrein gewonnen, van het strijkersensemble Pynarello tot de Rogier van Otterloo Award (een compositieopdracht voor het Jong Metropole Orkest, 2021). Zelf droomt Sprangers nog altijd van lessen bij de vermaarde componist en orkestleider Maria Schneider.
In het negendelige The Way Wild Rivers Flow combineert ze twaalf vocalisten van het Nederlands Kamerkoor met een jazzritmesectie, aangevuld met saxofoon en trompet. Tussen de repetities door vertelt ze dat ze snel wist dat ze haar jazz wilde gaan combineren met een koor. „Dat leek me niet alleen te gek, maar ook een logische volgende stap in mijn carrière als componist.” Werken met het Nederlands Kamerkoor was een droom die ze al langer had. Daarnaast vormde ze een nieuwe band, een kwintet met Alistair Payne (trompet), Reinier Baas (gitaar), Tijs Klaassen (contrabas) en Jonas Burgwinkel (drums), waarvan ze hoopt, gniffelt ze, „dat die misschien dat heilige geluid van een koor lekker kan doorbreken.”
Om te werken met het koor, nam ze speciaal dirigeerles. Niet dat ze veel wil gaan dirigeren. Maar goed voorbereid zijn, dat moet. „Als het nodig is dat ik iets moet aangeven, dan wil ik dat ook echt kunnen. Want ik wil er sowieso geen koordirigent bij”, zegt ze beslist. „Als je al een koor en een jazzband samenbrengt, dan wil je geen derde partij die het opknipt. Het moet één geheel blijven.”
Juist omdat er geen dirigent is, moet de communicatie glashelder zijn, zeker bij open passages. En dan liever subtiel dan groots. Meer een teken dan een gebaar. De techniek daarvoor leerde ze van haar dirigeerdocent Lucas Vis („een legende”). Hij hielp haar om haar eigen frasering om te zetten in beweging. „En hij zegt altijd: dirigeren doe je met je ogen.”
Het is leiderschap, ziet ze, maar anders. Met haar saxofoon als aanwijzer, lacht ze. „We hebben zelfs geoefend op bewegingen. Van boven naar beneden, een subtiel teken, want ik sta met mijn rug naar het koor. Maar toch: net genoeg.”
Schaterlach.
Inspiratie komt voor Sprangers niet uit het niets – het begint met luisteren. Aan het begin van haar compositieproces bezocht ze een concert van het Lets Radiokoor. „Precies op het goede moment.” Het stuk ‘Song of Cherubim’ van de Poolse componist Krzysztof Penderecki raakte haar diep: „Die combinatie van het sacrale en de frictie – kippenvel.” Ze dook in zijn koorwerken. Het was een bevestiging van wat ze muzikaal zoekt: contrast. „Schoonheid alleen is niet genoeg. Het moet ergens wringen.”
Die wrijving zit voor haar in de harmonieën: langzaam schuivend van consonant naar dissonant, bijna ongemerkt. Ook in de klankkleur zoekt ze iets menselijks, iets ruws. „Een stroomversnelling in een wilde rivier – dat is wat ik hoor en wil vangen.”
Het werken met stemmen begint een rode draad in haar muziek te worden, knikt ze. „Die menselijke klank, hoe die kan vloeien, zeker ook met saxofoon, fascineert me enorm. Ik ben natuurlijk zelf geen zangeres, en ik ben ook heel blij met mijn saxofoon. Maar ik heb wel vaak gedacht: stel je voor dat je wakker wordt en je kunt ineens prachtig zingen. Elke ochtend denk ik: shit, weer niet.”
Uiteindelijk zal ook deze muziek gaan leiden tot een album. Ze laat met het concert, donderdag had ze de try-out al in Rotterdam, ook tapes meelopen. Sprangers weet intussen goed hoe moeilijk het is om je te blijven manifesteren als jazzmuzikant. Eén keer een plaat maken is mooi, maar telkens opnieuw iets relevants brengen; uitdagend. „Je moet steeds weer laten zien waar je voor staat. Wat je muzikaal te zeggen hebt. En dat blijft spannend. Die druk voel ik ook.”
Subsidies
De wind stond voor haar vaak gunstig. Subsidies en beurzen maakten het mogelijk om te blijven maken. „Maar ook dat komt niet vanzelf. Je krijgt die steun pas als je kunt aantonen wat je maakt en waarom het ertoe doet.” Ze zucht. „Het is keihard werken om telkens weer zichtbaar te zijn, telkens weer op te vallen.” Maar wát goed herinnert ze zich hoe mensen in het begin tegen haar zeiden: ‘Nu gaat het goed met je, maar wacht maar, over een paar jaar…’
Met opgetrokken wenkbrauwen: „Alsof ik dan weer van het toneel zou verdwijnen. Maar ik dacht alleen maar: laat maar komen. Ik laat wel zien dat ik blijf.”
Met gedreven muzikanten als Sprangers is er een hele nieuwe Nederlandse scene ontstaan met frisse, grenzeloze jazz – het aantal buitenlandse jazzstudenten dat hier komt studeren aan de conservatoria is het afgelopen decennium sterk toegenomen. Opmerkelijk hoe die levendige jazzcommunity beslist geen optelsom van ego’s is, maar een saamhorig netwerk van internationale makers die elkaar stimuleren, aanmoedigen en inspireren. En dat slaat over, merkt Sprangers, als ze achterom kijkt. Er dienen zich alweer nieuwe jonge talenten aan.
Ze helpt ze graag, een jaar gaf ze het vak Music Business & Career op het conservatorium van Amsterdam. Ze mochten haar alles vragen, zoals hoe je een album uitbrengt. Voor haar is volledige openheid een vanzelfsprekendheid, zelfs als het gaat over gevoelige onderwerpen als geld. „We praten daar veel te weinig over”, stelt ze. „Terwijl jonge muzikanten juist willen weten wat realistisch is. Wat je verdient. Hoe contracten werken. Hoe je een labeldeal aanpakt. Maar dat blijft vaak een blinde vlek.”
Tijdens een paneldiscussie stelde ze zich eens bewust kwetsbaar op. „Ik zei tegen de zaal: vráág het me gewoon. Wat ik heb verdiend toen ik bij dat programma zat. Of hoe zien die platencontracten eruit. Ik zeg het hier niet op het podium, maar als je muzikant bent en je wilt iets weten, kom na afloop naar me toe.” Die opstelling leverde haar kritiek op van de oude jazzgarde: not done. En je zou contractueel aan geheimhouding gebonden zijn.
Fel: „Maar hoe moeten we dan leren? Hoe moeten we weten wanneer een deal eerlijk is?”
Ze is er duidelijk over: transparantie wil ze actief overdragen. Ze hoopt dat de openheid ook op grotere schaal doorwerkt. „Het is toch juist belangrijk dat we met elkaar die gesprekken voeren? Als jij structureel minder betaald krijgt voor hetzelfde werk, moet je daarover kunnen praten. De tijd van geheimzinnig doen over geld is voorbij. Want anders verandert er niets. En we vormen ook gewoon sámen een jazzscene.”
Kika Sprangers voert de compositieopdracht North Sea Jazz zaterdag 12 juli uit op het festival.
Dat íéts moet gebeuren, staat buiten kijf: ruim een derde van alle verkeersdoden was vorig jaar een fietser. En in het jaar daarvoor was zelfs ruim twee derde van alle ernstig gewonden fietser. Dat waren vooral ouderen. „Er is al jaren sprake van een zorgelijke ontwikkeling van het aantal verkeersslachtoffers onder fietsers”, schrijft de nieuwe, demissionaire minister Robert Tieman (Infrastructuur, BBB) in het donderdag verschenen Meerjarenplan Fietsveiligheid 2025-2029.
En dus kondigt de minister maatregelen aan die gemeenten de komende jaren kunnen nemen. Bijvoorbeeld de snelheidsverschillen op het fietspad verkleinen door snelle elektrische fietsen te verplaatsen naar de rijbaan. En door een snelheidslimiet in te stellen op het fietspad.
Dat gemeenten bij wijze van proef een maximumsnelheid voor fietsers mogen instellen, verheugt de Amsterdamse wethouder Melanie van der Horst (D66). „Daar hebben we grote behoefte aan”, zegt ze. Met name op drukke kruispunten en in parken, zoals het Vondelpark, wordt veel te hard gefietst, vooral op opgevoerde elektrische fietsen zoals fatbikes. „We hebben weleens zestig kilometer per uur gemeten.”
Dat een snelheidslimiet effect kan sorteren, wordt bewezen door de verlaging van de maximumsnelheid voor auto’s, in delen van de stad, naar dertig kilometer per uur. Dat heeft geleid tot een daling van 11 procent van het aantal ongelukken met motorvoertuigen. De wethouder denkt aan een fietslimiet van 20 of 25 kilometer per uur, afhankelijk van de locatie.
Lees ook
Meer ongelukken door snelle stekkerfietsen en drukte op de fietspaden
Wielrenners
Wel zitten aan zo’n snelheidslimiet haken en ogen: zo weten veel fietsers niet precies hoe hard ze rijden en zouden snelheidsmeters verplicht moeten worden. Bovendien is de vraag of de limiet „handhaafbaar” is, stelt het Instituut voor Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV).
Van der Horst benadrukt dat in andere delen van de stad de limiet vooral níét moet worden ingesteld, bijvoorbeeld in het buitengebied waar wielrenners rijden. Ook mogen forensen niet worden getroffen door de snelheidsbeperking, want „het is natuurlijk veel beter dat mensen uit Zaandam naar Amsterdam komen met de fiets dan met de auto”.
We hebben weleens een fietser gemeten die zestig kilometer per uur reed
Hoe goed bedoeld de nota van minister Tieman ook is, deze is hooguit een eerste stap naar concreet beleid. Om te beginnen ontbreken omstreden maatregelen zoals een helmplicht. „Het dragen van een fietshelm vermindert de kans op ernstig hersenletsel met 60 procent en op dodelijk hersenletsel met 71 procent”, staat er. Maar aangezien voor een helmplicht geen politiek draagvlak bestaat, wil de minister het gebruik slechts „stimuleren” door „de aandacht, het aanbod en de aantrekkingskracht te vergroten”. Zodat over tien jaar 25 procent van alle fietsers een helm draagt. Twee jaar geleden deed 4 procent dat.
Maar wat vooral aan het beleid ontbreekt, zeggen critici, is aandacht voor een betere infrastructuur voor fietsers, zoals fietspaden opknappen en verbreden en rijbanen tussen auto’s en fietsen scheiden. „Het is geen slecht plan, maar dit gaat het verschil niet maken”, zegt Esther van Garderen, de directeur van de Fietsersbond. „Het is flankerend beleid. Ik noem het gefröbel in de marge.”
Opvoeren
Meer ruimte maken voor fietsers vereist vele miljoenen méér. En meer heil verwacht Van Garderen van een limiet voor dertig kilometer per uur voor auto’s, in meer delen van de steden. Ook pleit ze voor een totaalverbod op opgevoerde elektrische fietsen, niet alleen op het verkopen van opvoersetjes. „Maar als je dat ter sprake brengt, is het oorverdovend stil.”
Wethouder Van der Horst zegt eveneens dat „te weinig” geld naar een veilige infrastructuur gaat. „Laten we focussen op maatregelen die de kans dat je als fietser valt klein maken, in plaats van een fietshelm te verplichten.”
Ook SWOV meent dat meer geld nodig is om effectieve infrastructurele maatregelen te kunnen treffen, aldus een woordvoerder. „De meeste veiligheidswinst is te behalen als de fietsinfrastructuur veiliger wordt gemaakt: geen paaltjes en andere obstakels, kwalitatief goed stroef wegdek, veilige bermen en vrijliggende fietspaden als de limiet voor auto’s vijftig kilometer per uur is. En als dat niet kan: dan de limiet naar dertig kilometer per uur.”
Op een veel te warme dag in het voorjaar bellen we aan bij een statig herenhuis in Nijmegen. De roos in de voortuin is al ontloken, de blauwe regen tegen de gevel loopt op z’n eind. Johan Vollenbroek (76), in kanariegele broek en blouse, doet breed lachend open. Anne, zijn vrouw, staat in de keuken en vraagt of we de koffie zwart drinken of met plantenmelk. Frans Vollenbroek (74) zit in de achtertuin met voor zich op de plastic tuintafel een stapel A4’tjes, een thermoskan en een zakje stroopwafels. Hij wijst naar het open raampje op één-hoog. Hij woont in Tervuren, nabij Brussel, maar voor hem is er altijd een bed bij zijn broer thuis.
Naar dit huis waren in 2020 honderd woedende boeren uit de Achterhoek onderweg met hun tractors. Ze wilden Johan Vollenbroek laten weten dat zij, hun bedrijven en gezinnen ‘monddood en kapot’ werden gemaakt door zijn rechtszaken tegen het stikstofbeleid van de overheid. Een jaar eerder, in 2019, had Johan Vollenbroek na jaren procederen gelijk gekregen van de Raad van State: Nederland deed volgens Europese wetgeving te weinig om de achteruitgang van de natuur tegen te gaan. De stichting Mobilisation for the Environment (MOB) van Johan Vollenbroek had overtuigend aangetoond dat het stikstofbeleid (PAS) van de Nederlandse overheid niet deugde.
Johan Vollenbroek zei tegen iedereen die dat niet wilde horen dat de „ammoniakdeken” boven Nederland niet veroorzaakt werd door de industrie of het verkeer, maar door de landbouw. En dat het feit dat boeren almaar vergunningen kregen om te blijven uitbreiden en bemesten, bewees dat Nederland „een boerenkalifaat” is. De politie kon de colonne tractors op de snelweg nèt voor de afrit Nijmegen tegenhouden.
Dat NRC vandaag ook voor Johan komt, is logisch, zegt Frans Vollenbroek. Sinds zijn broer de rechtszaak won, zit Nederland in een stikstofcrisis. Bouwen en boeren gaan niet tegelijk, ergens moet iemand zorgen voor minder stikstofuitstoot. Alle plannen die landbouwministers daar de afgelopen zes jaar voor bedachten, mislukten. ‘Stikstofstrijder’ Johan van Vollenbroek, de ‘pitbull’ van milieuclub MOB saboteert de overheid, vinden ministers, Kamerleden en bestuurders en met zijn ‘dreigende oorlogstaal’ wakkert hij de woede aan van activisten van Farmers Defence Force. En steeds weer belooft én begint Johan Vollenbroek een ‘tsunami aan rechtszaken’ – die hij keer op keer wint.
„Johan is veel in de pers”, zegt Frans Vollenbroek. „Ik ben de stille kracht op de achtergrond.” We beginnen over de brief aan de Koning die ze samen schreven in 2021, gepubliceerd in dagblad Trouw. Naar voorbeeld van de open brief J’accuse…! van schrijver Émile Zola uit 1898 gericht aan de Franse regering, uitten de broers hun beschuldigingen jegens de Nederlandse regering: de kabinetten Lubbers en Rutte I tot en met IV hebben slecht gezorgd voor het klimaat, het milieu en de mensen. Ze schetsen wat ze zien gebeuren: Nederland is circa 85 procent van zijn biodiversiteit kwijt. Nederland is ecologisch gezien een rampgebied. Er is een massa-extinctie aan de gang en de aarde en alles wat erop leeft, is stervende. Ze schrijven hoe zij denken dat dit komt: Schiphol en Lelystad mogen ten koste van alles groeien. Economie wordt belangrijker gevonden dan ecologie. Consumenten kopen, vliegen, rijden en verbruiken zonder rem. De vee-industrie is uit z’n krachten gegroeid. Er wordt aangerommeld met megastallen, vervuilingsrechten en mestvergisting en de overheid staat dat toe. Ze sluiten de brief af met elf aanbevelingen: hoe zij vinden dat het beter kan en moet.
Johan: „Die brief heeft Frans geschreven, hoor.”
Frans: „Dat vind ik wel leuk, brieven schrijven. Maar om meteen het verschil aan te geven: Johan strijdt ervoor dat de overheid zich aan de eigen wetten houdt, ik zat aan de beleidskant wetten te maken die vervolgens niet werden nageleefd.” Hij is gepromoveerd scheikundige en ooit bij Philips begonnen op het natuurkundig laboratorium. Maar toen werd hij vader van een zoon en een dochter. „Ik was veertig en zag de wereld kapotgaan, ik vond dat ik iets moest doen.” Hij deed eerst een studie milieufilosofie aan de Universiteit van Amsterdam (UvA) en werd milieuambtenaar bij het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM), daarna bij de Europese Commissie. „In 2014 ging ik met pensioen en dacht: ik laat de boel mooi aan de volgende generatie over. Maar toen werd ik grootvader, en je wil toch een goede toekomst achterlaten. Johan won toen in 2019 ook nog met MOB die grote rechtszaak.” Hij sloot zich aan bij de actiegroep ‘Grootouders voor het klimaat’ en hij richtte ‘Advocaat van de aarde’ op, een fonds dat aanvankelijk bedoeld was om geld in te zamelen voor de milieustichting van zijn broer. „Johan krijgt zoveel mails van mensen die hem willen helpen. Soms zit er iemand tussen, die stuurt hij dan naar mij.”
Johan: „Zo van: kan jij er wat mee?”
Frans: „En zo kwam ik aan Robert Amelung. Hij zei: ik ben geen jurist, ik ben geen chemicus, maar ik ben wel fondsenwerver geweest, heb je daar wat aan? We zijn ondertussen twee jaar onderweg en we steunen nu ook burgers bij hun juridische aanpak. Geen NIMBY-kwesties hoor [not-in-my-backyard], maar mensen die naar de rechter stappen omdat er in hun omgeving met chemicaliën wordt gespoten, of die zien dat de natuur naar de knoppen gaat en dat een halt willen toeroepen.”
Johan: „Wij van MOB zijn maar een klein clubje, vijf freelance juristen en een handvol vrijwilligers. Zoveel mensen vragen hoe ze ons kunnen helpen, ook grote partijen hè. Ze zeggen: roep maar wat je nodig hebt. Nu hebben we een button op de website staan en regent het giften en donaties. Een heel gedoe hoor, als eens per maand de boekhouder komt.” Hij spreidt lachend zijn armen. „Zó’n lijst met donaties.”
Johan Vollenbroek heeft een auto gehuurd en tassen gepakt – morgen vertrekken Anne en hij voor een maand naar Frankrijk en als het hem bevalt blijven ze langer.
Frans: „We hebben een jaar of zeven geleden een huis gekocht in de Morvan. Johan, ik en een zus, Ans.”
Johan: „We hebben nog een oudere broer, Henk, maar die mocht niet meedoen van ons. Hij heeft vroeger een bouwbedrijf gehad en begon meteen van: we kunnen een weg aanleggen door het bos en dan kan daar een ingang. Dat strookte niet helemaal met onze ideeën.”
Frans: „Het huis staat in een beschermd natuurgebied, het is heerlijk vertoeven daar.”
Johan: „Flink stuk grond eromheen, we hebben er een stukje bos bij kunnen kopen. We hebben er een wildcamera neergezet. Op een nacht zagen we 30, 35 wilde varkens door de tuin banjeren. Reeën, vossen, dassen. Prachtig.”
Frans: „Henk kwam ook kijken toen ik destijds mijn huis kocht in Tervuren. Hij zegt: schuif maar aan de grond en bouw een leuk bungalowtje. Ben je gek, het is een historisch pand, meer dan honderd jaar oud. Het moest opgeknapt worden, maar dat vind ik nou juist leuk.”
Johan: „Het was gebouwd als woning voor een maîtresse van de koning.”
Frans: „Leopold de Tweede.”
Johan: „Eronder zou een onderaardse gang lopen, rechtstreeks naar het paleis. Ik sprak Frans Timmermans [nu fractievoorzitter GroenLinks-Pvda, tot 2023 Eurocommissaris] en die wist dat verhaal nog precies.”
Frans: „Timmermans woonde ook in Tervuren toen hij in Brussel zat.”
Johan: „Prachtig mooi daar.”
Frans: „We hebben besloten het huis niet op onze oude dag te verkopen. We laten het aan de volgende generaties, zij zoeken maar uit wat ze ermee willen. Met het oog op de klimaatverandering zitten ze goed. Het ligt vijfhonderd meter hoog, dus als het hier te nat wordt…”
Johan: „Anne en ik wilden eigenlijk met de fiets, maar het weer is nu niet zo best daar.” Bij de voordeur staat een lavendelblauwe velomobiel, een ligfiets die eruitziet als een racewagentje. In de zitkamer staat er ook één, in de achtertuin twee. „Gisteren zijn we op en neer naar Dronten gefietst, tweehonderd kilometer.”
Zit er elektrische ondersteuning in?
Frans: „Ooooh.”
Johan: „Nee, gewoon trappen. De Pyreneeën over was een eitje. Sierra Nevada, 2.500 meter hoog, dat was pittig.”
Frans: „Johan is een echte sportman, hoor.”
Johan: „Vroeger heb ik marathons gelopen, redelijk vlot in 2,5 uur. Ik ben wat later dan Frans gaan studeren. Scheikunde, want dat is het makkelijkste vak als je er een beetje kijk op hebt. In die tijd trainde ik voor college zo een kilometer of veertig.”
Frans: „Hier ligt natuurlijk een mooie parallel, Johan. Jij kan marathons volhouden, je kunt ook jouw rechtszaken volhouden.”
Johan: „Ja, voor marathons moet je een doorzetter zijn.”
Frans: „Voor rechtszaken ook.”
Zijn rechtszaken de manier om het milieu te redden?
Johan: „Hoe wil je het anders doen?”
Frans: „De milieubeweging doet al heel lang haar best om invloed uit te oefenen op het beleid, maar Den Haag luistert niet. Tot Urgenda een rechtszaak begon, en Johan de stikstofzaak. Dát heeft tot geweldige successen geleid. Het lijkt of de regering, zeker die van nu, alleen vatbaar is voor juridische procedures. Het is zoals een Amerikaanse president [Roosevelt] zei: speak softly, but carry a big stick. Zonder juridische stok kom je gewoon niet aan tafel. Je bent geen gesprekspartner.”
Johan: „Zo ging het nu ook met het landbouwakkoord. De LTO’s, de FrieslandCampina’s en de Agracties lopen de deur plat bij Wiersma [minister van Landbouw]. Wij zijn nog nooit uitgenodigd. Met de vorige kabinetten was dat niet anders.”
Frans: „Jawel, je bent bij Christianne van der Wal geweest [stikstofminister in Rutte IV].”
Johan: „O ja. Toen hebben we samen met Urgenda een staakt-het-vuren voorgesteld aan drie ministers tegelijk. Als zij beloofden dat de stikstofuitstoot in 2030 gehalveerd zou zijn, zouden wij onze procedures on hold zetten. Hahaha, ze vonden het chantage.”
De fotograaf heeft de geïnterviewden foto’s laten maken met een zelfontspanner.
Frans pakt het stapeltje papieren dat al op tafel lag. „Ik heb een tijdlijn gemaakt, ik noem dit de opkomst en ondergang van het Nederlandse milieubeleid, van 1970 tot nu. De kabinetten van toen begonnen optimistisch; ze zouden de aarde beter maken, de mensen gezonder. Kijk, op het hoogtepunt van de curve, zo rond 2000, zie je rapporten verschijnen die ‘milieu als maatstaf’ heten. Geweldig. Economische activiteiten binnen ecologische grenzen houden, precies wat de wetenschap zei. Maar dan, Balkenende, Rutte. Zie je de grafiek dalen naar ver onder de nullijn? Na 9/11, na de moord op Pim Fortuyn, was de aandacht voor milieu ineens helemaal weg.”
Johan: „Finaal ingestort.”
Frans: „O, dat wil ik ook even aankaarten. Hier, ik heb de brief voor de gein meegenomen. Balkenende vraagt in 2009 aan de Europese Commissie of het niet een tandje minder kan met dat milieu en die Natura2000 [Europees netwerk van beschermde natuurgebieden]. Hij schrijft: we zitten in een ecologisch keurslijf. En dit is het antwoord van Barroso [voorzitter José Manuel Barroso van de Europese Commissie]: Dear Jan-Peter, geen sprake van. Nederland is innovatief genoeg om de milieuproblemen anders op te lossen. Als je dan bekijkt wat Nederland na 2009 gedaan heeft. Het ministerie van VROM werd gewoon afgeschaft, dan hadden ze daar geen last meer van. En in 2015 kwam de regering met de PAS-regeling om het stikstofprobleem kalt te stellen. Ik heb deze ook meegenomen, Johan, dit artikeltje uit de Boerderij waarin jij zegt, in 2015 al: wij gaan die PAS aanvallen.”
Johan: „De beuk erin.”
Frans: „En toen de Raad van State in 2019 de PAS onderuithaalde, zei Mark Rutte: dit is de grootste crisis in mijn regering, dit had ik niet zien aankomen. Hahaha, hij had de Boerderij zeker niet gelezen. Sindsdien zitten we in een impasse.”
Johan: „Gigantisch op slot.”
Frans: „Maar Rutte heeft tegen jou gezegd: ik ga dat stikstofprobleem niet oplossen.”
Johan: „O ja, dat was in het Catshuis. Ik had hem een brief geschreven, De Telegraaf noemde het een oorlogsverklaring en ja, toen kreeg ik een gesprek met Rutte en Carola Schouten [vicepremier]. Ik zeg: Mark, je bent geschiedenisleraar. Jij kunt de geschiedenis in gaan als de premier die de ecologie redt en het stikstofprobleem oplost. Dat ga ik niet doen, zei hij. En waarom niet? Het kostte hem te veel stemmen op rechts, dat was zijn antwoord. Het landsbelang interesseerde hem geen fuck.”
Frans: „Rutte straalde uit dat Brussel maar lastig was met al die rottige milieuregels. Was hij nou met een positief verhaal gekomen, als een staatsman, zo van: we kunnen Nederland mooier maken en duurzamer, gezonder. Dat kán gewoon, hè. Met technologische oplossingen, vliegen op synthetische kerosine, warmtepompen, elektrische auto’s. Een energietransitie én een eiwittransitie. Niet nul, maar minder vlees eten, zou al zo gigantisch schelen.”
Foto Merlijn Doomernik
Boven onze hoofden in de achtertuin in Nijmegen cirkelt een politiehelikopter. „De AIVD”, grapt Johan. „Om ons in de gaten te houden.”
Jullie doen niet mee met acties van Extinction Rebellion. Jullie bezetten geen snelwegen.
Johan: „Nee, maar ik ben wel fan van ze. Twee jonge mensen van Extinction zijn net bij ons als jurist begonnen.”
Frans: „Als je niet de middelen of de kennis hebt, is de snelweg je enige optie. Jij hebt de kennis, Johan, en een hoop juristen voor je werken. Johan wordt vaak activist genoemd. Hij is helemaal geen activist. Als je de regering dwingt zich aan de wet te houden en de regering zich gedraagt als een …”
Johan: „Halve crimineel.”
Frans: „Ik wil nog net niet zeggen: terrorist. Kijk, als de Tweede Kamer besluit dat Nederland één groot agrarisch terrein mag worden, dan is dát de wet, dan moeten wij ons daarbij neerleggen. Moeten ze wel eerst uit de Europese Unie, eerst een Nexit.”
Johan: „Precies.”
We hebben nooit gezegd: minder boeren. We zeggen: minder vee
Frans: „En het is echt niet alleen het verhaal van de boeren, hè. We hebben nooit gezegd: minder boeren. We zeggen: minder vee. Betaal boeren voor het beheren van het landschap. Laat consumenten meer betalen voor voedsel als boeren kleinschaliger moeten boeren. Maar de veevoederindustrie is tegen, de vleesindustrie ook.”
Johan: „Die zijn heel machtig.”
Frans: „Die stoken de boeren op om op de tractor naar Den Haag te gaan. Of naar jou.”
Jullie zijn opgegroeid op een boerderij, in Langerak bij Doetinchem.
Johan: „O, gaan we op de psychologische toer?”
Frans: „Onze moeder was de boer. Ja, vader ook, maar niet in hart en nieren. Die was liever een autohandel begonnen.”
Johan: „Slimme vent hoor. Al toen ik klein was, zei hij, Johan, die olie, daar zijn we veel te afhankelijk van. Een paar jaar later was de oliecrisis.”
Frans: „Ze hadden een gemengd bedrijf. Wat varkens, wat kippen, tien koeien; die molken we nog met de hand.”
Johan: „Frans heeft nog geleerd te melken. Ik verdomde het. Het zijn jouw koeien, zei ik tegen mijn vader.”
Frans: „Dat laat onze rolverdeling zien. Johan was altijd nogal opstandig, recalcitrant, kont tegen de krib. Ik was in die jaren meer van de harmonie. Geen trammelant maken. We kunnen goed good cop en bad cop spelen.”
Johan: „Kinderarbeid was het. Op het land werken deed ik wel, knollen trekken, bieten op een rij zetten. Zwaar werk, zo heb ik mijn onderrugwervels versleten.”
Frans: „Toen kwam Mansholt [minister van Landbouw tussen 1945 en 1958 met de schaalvergroting. Pa zei altijd dat hij tot de jaren zestig prima aan de boerderij kon verdienen. Maar toen moest hij uitbreiden en dat heeft hij nooit gedaan. De boerderij is gestopt, Henk wilde geen boer zijn, jij ook niet. Ik heb er nog over gedacht om boer te worden, maar dan in Brazilië. Je hebt daar Holambra, een Nederlandse nederzetting, daar ben ik later nog eens op bezoek geweest. Ze bleken er kamerplanten te telen die in Nederland niet meer geteeld mogen worden vanwege het gifgebruik.”
Toen dat idiote PAS-beleid werd ingevoerd, wist ik: nu moet ik er fulltime tegenaan
Johan: „Ik heb bewust meegemaakt dat pa begon met gifspuiten. Glyfosaat, denk ik. Daarvoor schoffelden wij alles, maar toen de kinderen uit huis waren, had hij geen handjes meer. Dus kwam er een loonwerker op een grote tractor. Aan het eind van de dag zag het gewas geel en die man ook. Als dat spul giftig is voor beestjes, dan kan dat toch niet gezond zijn?”
Frans: „Vader zei tegen ons: zie dat je wat leert. Kennis is belangrijk. Ik mocht als eerste naar de hbs. Allemaal bekakte jongetjes uit de stad die zeiden: dit is de Hogere Burgerschool, geen Hogere Boerenschool. Maar ik haalde hogere cijfers dan zij.”
Johan: „Haha.”
Frans: „Hoe ging jij ook alweer studeren na de mulo?”
Johan: „Ik was op mijn zestiende uit huis gegaan, ik kon niet goed opschieten met mijn vader en toen was het: tabee, ik ga werken. Ik heb de avond-hts gedaan. Dat had ik in 2,5 jaar klaar.” Daarna was hij twintig jaar ingenieur bij Royal Haskoning. „Ik zat in India, Amerika, daarna jarenlang in voormalige Oostbloklanden. Om lid te worden van de Europese Unie moest hun industrie aan de hoogste eisen voldoen. Er was in het verleden veel verkloot aan het milieu, maar ze hadden de spirit van: we gaan het beter doen. Hun water, luchtkwaliteit, emissiereductie; ze deden het in één keer goed. Daarbij vergeleken was het in Nederland een flutboel. Ik ben ook procestechnoloog, voor de gein ging ik eens kijken naar de vergunningen van Shell en Exxon en BP in Nederland. Leek nergens op. Van milieu- en bestuursrecht had ik geen verstand, dus ik heb een cursus van zes weken gedaan aan de UvA en ben aan de bak gegaan tegen die bedrijven. Tot mijn stomme verbazing wónnen we die procedures en hielp het. De fossiele industrie schroefde de stikstofuitstoot echt flink terug, alleen de vee-industrie bleef hardnekkig rotzooi uitstoten. En toen in 2015 ook nog dat idiote PAS-beleid werd ingevoerd, wist ik: nu moet ik er fulltime tegenaan.”
Frans: „Zeg, zullen we een broodje gaan eten?”
Bij de broodjeszaak om de hoek bestelt Johan een broodje hummus, hij is sinds z’n 23ste vegetariër en is alweer een tijdje veganist.
Frans neemt een broodje mozzarella, hij is nog geen vegetariër, zegt hij. Johan vertelt dat hij op zijn fietstocht op de Veluwe precies één insect is tegengekomen. De boomtoppen waren dor door de droogte, de bodem zo zuur als cola, het landschap doods. „Meneer Vollenbroek wil zeker dat de natuur er weer uitziet als honderd jaar geleden, zegt zo’n Kamerlid dan.” Hij bedoelt Rosanne Hertzberger, ex-Tweede Kamerlid voor NSC. „Naar de rechter stappen, het land op slot gooien, zij vindt het verderfelijk wat ik doe.”
Frans: „Dan krijg je toch niet zo vaak gelijk van de rechter, als het zo verderfelijk is.”
Johan: „Ik waarschuw alleen dat een stervende natuur ook een bedreiging is voor de economie.”
Frans: „En dan moet het tipping point nog komen. Smeltende gletsjers. Stijgende oceanen. Overstromingen.”
De broers kunnen er nog bij lachen. Ze zeggen: „Je moet niet verzuren.” En nee, zij nemen niemand de maat.
Frans: „Machiavelli zei al dat de mensen die het meeste voordeel bij verandering hebben vaak de meeste weerstand bieden.”
Johan: „Ik hoor van kennissen dat onze broer Henk me tegenwoordig zelfs verdedigt als anderen kritiek hebben. Vroeger reed hij in van die grote dieselbakken, nu zegt hij ook dat de wereld anders naar de knoppen gaat. ”
Frans: „Hij rijdt elektrisch en thuis is hij van het gas en lichtnet af, overal heeft-ie accu’s staan en een warmtepomp.”
Een bekend begin van de vakantie: zittend op een uitpuilende koffer terwijl je de tegenstribbelende tanden van de rits forceert om in elkaar te grijpen. Hoe kan dat beter?
Het internet staat vol tips. Stop je schoenen vol met sokken. Prop je strohoed vol ondergoed zodat hij zijn vorm houdt. En hou de kraag van een blouse stijf door er een opgerolde riem in te leggen.
Op sociale media delen reizigers tips hoe ze zo compact mogelijk reizen, het liefst met één tas. Voor deze one-baggers – zoals de 840 duizend volgers van deze subreddit zichzelf noemen – maakt het niet uit of het gaat om een stedentrip van een drie dagen of een Balkantocht van zeven weken: meer dan één tas mag niet mee.
Minimalistisch leren pakken is ook handig voor het inladen van de achterbak of wat meer bewegingsvrijheid tijdens het overstappen met de trein. En het wordt binnenkort wellicht nog relevanter als de Europese wens uitkomt om een rolkoffer als handbagage verplicht gratis te maken. Het voorgestelde model moet namelijk wel een stuk kleiner en lichter zijn dan de rolkoffers die nu in de cabine mee mogen. Daarnaast is minder bagage meenemen ook nog eens duurzamer: een lichtere auto of minder kilo’s op de vlucht betekent dat het voertuig minder brandstof verbruikt.
Genoeg redenen om compact in te pakken dus. Een ervaren treinreiziger, stewardess en outdoorspecialist geven tips.
1Stel het inpakken niet uit tot het allerlaatste moment
Sander Groen is al 24 jaar reisjournalist, maar inpakken blijft voor hem „een rotklusje”. Hij stelde het altijd uit tot de avond voor vertrek, om vervolgens tot diep in de nacht in te pakken, en daarna in bed te piekeren over wat hij was vergeten, terwijl de wekker alweer bijna afging. „Dan slaap je niet lekker en begin je je reis niet goed. Dus nu heb ik er een gewoonte van gemaakt om het de dag vóór vertrek te doen.”
2Plan je outfits en rol ze op
„Ik rol alles op, want dan kreukt het het minst”, zegt Marloes Felix, die al 33 jaar voor KLM vliegt, eerst als stewardess en nu als leidinggevende aan boord. Inmiddels heeft ze „binnen een halfuurtje” haar koffer ingepakt, ongeacht de bestemming. Ze plant al haar outfits per dag en activiteit, en rolt ze als één pakket op, met de bijpassende sieraden in het midden.
Verder organiseert ze haar bagage in lichtgewicht zakken, zogenoemde packing cubes. „Voor alles heb ik een tasje – sporten, slapen, oplaadkabels – die ik makkelijk in en uit mijn koffer kan gooien.” Verder verzamelt ze badmutsen uit hotels, die ze om rond zolen van haar schoenen spant zodat ze niet de rest vies maken. „En al mijn favoriete toiletspullen heb ik dubbel zodat mijn toilettas altijd is ingepakt.”
3Niet je hele koffer vullen met fantasie
In het boek How to pack maakt schrijver Hitha Palepu een streng onderscheid tussen ‘power pieces’ en ‘fantasy pieces’. De vertrouwde katoenen blouse die al jaren meegaat is een power piece, de knalroze kaftan van polyester die je in je verbeelding draagt tijdens een strandwandeling, is een fantasy piece. Natuurlijk is er plek voor een beetje fantasie op vakantie, maar Palepu is streng: houd een80/20-verhouding aan. 80 procent van je koffer moet gevuld zijn met items waarvan je weet dat je ze gaat dragen. En, schrijft ze: „Nooit meer dan drie fantasie-items voor welke reis ook.”
Vooraf een inpaklijst maken lost volgens Palepu „90 procent van alle inpakproblemen op”, zo laat ze per mail weten. Minimalistisch inpakken kent wel uitzonderingen: voor onderbroeken vermenigvuldigt ze het aantal vakantiedagen met 1,5. „Van te veel onderbroeken krijg je geen spijt, van te weinig wel.”
4Snacks en stretchkleding: voor tijdens de vlucht
Hou een klein tasje dichtbij tijdens de vlucht met spullen waar je snel bij wilt, zegt Felix, zoals een slaapmasker, oordopjes, noise-cancelling koptelefoon en snacks. In haar handbagage mist nooit een klein flesje tabasco. „Héérlijk”, lacht ze. „En in het zijvak stop ik mini’s: een crème voor je gezicht, omdat het droog is in het vliegtuig, oogdruppels, een kleine tandpasta.”
Vaak ziet ze passagiers die te koud gekleed zijn tijdens de vlucht. „Neem dus altijd een trui mee, ook als je naar een warm land gaat, want door de airconditioning in het vliegtuig kan je het flink koud krijgen.” En zorg ook dat je niet te strakke kleding aanhebt, zegt Felix, die baalt dat de broekband van haar KLM-uniform geen stretch heeft. „Je lichaam en je buik zwellen op tijdens de vlucht.”
Animatie Pepijn Barnard
5Plan een wasdag
Als je langer dan zo’n twee weken op pad gaat, hoef je niet voor elke dag een schoon shirt mee te slepen, tipt reisjournalist Groen. Het is slimmer om een wasmoment te plannen. „Stel ik ga drie weken op reis, dan pak ik in voor 12 dagen, en plan daarna een rustdag, ook om mijn was te doen. Zo’n dag is sowieso fijn om je even te herpakken, want reizen is intensief.”
6Hoe belangrijker het is, hoe dichter het op je lijf moet zitten
Het item dat mensen het vaakst vergeten na hun vlucht? Hun paspoort in de stoelzak, zegt stewardess Felix. „Stop het daar nóóit in.” Berg ook niet je portemonnee, medicatie of andere waardevolle spullen op in je grote koffer: niet alleen kan je ruimbagage kwijtraken tijdens een vlucht, in treinen worden koffers vaak gestolen, ziet Groen. „Vooral op internationale trajecten waar de tussenstops elkaar snel opvolgen, zoals in de ICE tussen Amsterdam en Hilversum of tussen Duisburg en Düsseldorf. Daar kunnen dieven snel hun slag slaan.”
Berg je grote bagage liever boven je hoofd op in de trein, in plaats van de bagagerekken aan het begin van de coupé. Groen: „Hoe belangrijker het is, hoe dichter het op je lijf moet zitten.”
7Voor backpacks en fietstassen: verdeel het gewicht zorgvuldig
Tijdens een trektocht is het belangrijk zo licht mogelijk bepakt te zijn en het gewicht zo goed mogelijk te verdelen, niet alleen voor het draaggemak maar ook voor je eigen veiligheid. „Stop zware spullen – zoals een tent, je toiletspullen, een grote camera – centraal tegen je rug aan”, zegt Gijs Loning, die outdoorspullen recenseert en tips deelt voor zijn website Outdoorguru. „Als je zware spullen onderin stopt, dan duwen ze in je onderrug, waardoor je bekken naar voren gaan om te compenseren, en dat loopt heel vervelend.”
Je wilt ook niet dat de bovenkant van je backpack te zwaar is, omdat je daardoor gaat wiebelen. „Het gewicht werkt door bij elke beweging. Op smalle paadjes of in de bergen wordt dat met een beetje wind al gevaarlijk, omdat je niet stabiel bent.”
Voor fietstassen geldt trouwens hetzelfde principe, zegt Loning. „Zorg dat het zware gewicht goed is verdeeld en achterop je fiets zit, niet bij je voorvork. Het liefst zo dicht mogelijk bij je trappers.”
8Lange treinreis? Pak een wc-rol in
Toen reisjournalist Groen zes jaar geleden naar Guyana, Suriname en Bangladesh ging, werd hij „met zijn neus op de pijnen van klimaatverandering gedrukt”, sindsdien vliegt hij niet meer, maar reist hij per fiets, bus, of, zijn favoriet: de trein. Voor zijn boek Tussen de rails verzamelde hij de 35 mooiste treinreizen van Europa. Wat hij nooit vergeet? Een wc-rol. „Misschien ordinair, maar in een nachttrein wil je niet zonder komen te zitten.”
9Wat laatste reistips voor een bon voyage
Zet bij een ferry op internationale wateren je vliegtuigstand aan, anders maakt je telefoon contact met het maritieme netwerk. „Die fout heb ik een keer gemaakt op de veerboot naar Corsica”, zegt Groen. „En dat is peperduur.”
Bij vliegreizen langer dan vier uur is het risico op trombose groter. Loop daarom tijdens de vlucht even rond, of draai soms met je enkels, tipt Felix, „om het bloed even rond te pompen”.
Alles zo goed mogelijk vooraf regelen is fijn, zegt outdoorspecialist Loning, maar uiteindelijk draait het reizen ook om loslaten. „Je kan nooit op alles voorbereid zijn. Ga op reis en laat het gebeuren.”
<dmt-util-bar article="4899925" data-paywall-belowarticle headline="Ik ga op vakantie en neem mee… inpaktips van fervente globetrotters ” url=”https://www.nrc.nl/nieuws/2025/07/11/ik-ga-op-vakantie-en-neem-mee-inpaktips-van-fervente-globetrotters-a4899925″>
Als de speelsters na de warming-up kort voor de aftrap de kleedkamer opzoeken, heeft het Nederlands elftal een vast ritueel. Terwijl de elf basisspelers hun laatste sprintoefening doen, vormen de twaalf reservespelers een erehaag. Ze applaudisseren hard voor de teamgenoten die wél aan de wedstrijd mogen beginnen. Op het laatst geven ze een high five.
De als extra motivatie bedoelde aanmoedigingen stralen eenheid en vreugde uit bij Oranje. Maar het moet ook frustrerend zijn voor de speelsters die altijd maar in die haag van wisselspelers staan. Zoals voor Renate Jansen. „Ja natuurlijk, als topsporter wil je gewoon altijd spelen.”
De 34-jarige routinier van PSV werd afgelopen seizoen voor de tweede maal in haar carrière ‘speler van het jaar’ in de Nederlandse Vrouwen Eredivisie en is al vijftien jaar vaste kracht bij het Nederlands elftal. De aanvaller staat alleen zelden op het startformulier. Haar track record: 71 interlands sinds 2010, waarvan slechts 22 keer in de basis. Voor het laatst in juni vorig jaar. In de eerste twee wedstrijden op het EK in Zwitserland is ze nog niet door bondscoach Andries Jonker ingezet, niet tegen Wales, niet tegen Engeland. Jansen kwam niet verder dan een paar keer warmlopen, rekken en strekken langs de zijlijn.
Hattrick tegen Indonesië
Jansen (Abbenes, 1990) is voor Oranje het archetype ‘supersub’, de ideale invaller die de bondscoach achter de hand kan houden als Nederland achter staat of voor een beter doelsaldo in de slotminuten móet scoren. Bij haar 49 invalbeurten kwam ze gemiddeld in de 77ste minuut het veld in, zeggen de data van onderzoeksbureau Opta. Het merendeel van haar doelpunten voor Oranje maakte ze als reserve: zeven van de acht. Als ze langer speelt, heeft ze soms ook hoger rendement.
Als je Lieke Martens voor je hebt, dan weet je wel je rol
„Ik heb niet vaak zó veel speelminuten gekregen”, vertelde Jansen vorig najaar na afloop van een oefenwedstrijd tegen Indonesië. Ze mocht toen een half uur mee doen en maakte prompt een hattrick. „Dus ja, ik denk wel eens: laat mij maar vaker spelen.”
Hoewel ze erkent er zo nu en dan van te balen, berust ze in haar rol. „Ik heb mijn plek gevonden”, vertelt ze een paar weken voor het EK op het trainingscomplex van PSV. „Ik voel me rond elke interlandperiode heel erg op m’n gemak.” Jansen begrijpt goed waarom de negen bondscoaches met wie ze heeft gewerkt vrijwel altijd voor een ander hebben gekozen op de linksbuitenpositie. „Als je Lieke Martens voor je hebt, dan weet je wel je rol”, zegt ze.
Maar ook nadat de voormalig topspeler van Barcelona en Paris Saint-Germain vorig jaar had besloten niet meer voor Oranje uit te komen, bleef Renate Jansen op de bank. Bondscoach Jonker kiest op de linkerflank voor anderen: Jill Roord, Daniëlle van de Donk en de opstomende linksback Esmee Brugts.
Renate Jansen (rechts, met geel hesje) tijdens een training in aanloop naar de Nations League-wedstrijden tegen tegen Duitsland en Schotland. Links Esmee Brugts. Foto Koen van Weel/ANP
Hoe kun je nog altijd zo gemotiveerd zijn om voor Oranje uit te komen als je zo weinig speelt?
„Ik heb gewoon nog steeds heel veel plezier in wat ik doe. Het is en blijft mooi dat je kunt trainen met de beste speelsters van het land. En ik geloof nog altijd belangrijk te kunnen zijn, als de bondscoach mij nodig heeft.”
Jansen refereert aan het meest memorabele moment in haar interlandcarrière, twee jaar geleden in een Nations League-wedstrijd tegen Engeland. Bij een 1-1 stand liet Jonker haar in de 84ste minuut invallen. Op een steekpass van Lieke Martens scoorde Jansen in de slotminuut het winnende doelpunt. Het was een beauty: sprintend tussen drie verdedigers schoot ze vanaf de rand van het strafschopgebied strak onder de lat.
Ook Jonker ziet het belang van zijn trouwe reserve-aanvaller en noemt haar geregeld een van zijn bepalende spelers. „Renate is een meid waar ik élke dag op kan rekenen”, zei Jonker na dat winnende doelpunt tegen Engeland. Aan de vooravond van het EK noemde de bondscoach Renate Jansen bij de NOS ook „een van de gangmakers” in het team. „Ze weet de groep bij elkaar te houden.”
Mooie complimenten van de bondscoach, maar mopper je wel eens als hij je weer niet laat spelen? En laat je hem dat dan weten?
„Natuurlijk heb ik soms mindere momenten. Dat ik denk: ‘hier had je me kunnen gebruiken, maar dat heb je niet gedaan’. Maar nee, ik ga niet naar hem toe om dat te zeggen. Zo’n persoon ben ik niet. Als ik een teleurstelling heb dan heb ik het er wel over met een paar meiden uit het team die dicht bij me staan.”
Vind je dat ongepast of ben je gewoon bescheiden?
„Bescheidenheid is inderdaad wel een karaktereigenschap van me. Ik hoef niet zo op de voorgrond te treden. En ik ga niet over de opstelling, dat is aan de coach. Natuurlijk wil ik meer spelen en meer invallen, maar de rol die ik voor het team heb, schikt me wel. Ik geloof dat ik alles eruit heb gehaald wat erin zat.”
Al snel toen Jansen op vijfjarige leeftijd op voetbal ging, bij SV Abbenes waar haar vader nog altijd actief is als jeugdtrainer, viel haar talent op. Ze speelde vanzelfsprekend met de jongens mee – „ik was het enige meisje” – en was geregeld de beste in het veld. Tien jaar later stapte ze over naar een andere club in de Bollenstreek waar op hoger niveau werd gevoetbald: VV Kagia in Lisserbroek. Om nog beter te worden trainde ze mee met een speciaal opleidingsprogramma bij Ter Leede in het naburige Sassenheim. Daar maakte de jonge Renate kennis met een trainer die een bepalende rol in haar voetballeven zou gaan spelen: Sarina Wiegman, de huidige bondscoach van Engeland.
De rol die ik voor het team heb, schikt me wel
Wiegman haalde Jansen in 2008 naar ADO Den Haag, in het tweede jaar van de professionele eredivisie voor vrouwen. Jansen speelde er zeven seizoenen en werd, in seizoen 2011-2012, voor het eerst landskampioen. Er zouden nog vijf titels volgen in de jaren waarin Jansen voor FC Twente speelde, de meest succesvolle profclub in Nederland. Haar omgeving – trainers, familie, toenmalig assistent-bondscoach Wiegman – vond dat ze in 2015 aan die transfer naar Twente toe was, maar de toen 24-jarige Jansen had er grote moeite mee.
Waarom was dat?
„Ik wilde gewoon liever in het westen blijven, bij mijn familie. En ADO beviel me heel goed. Ik ben iemand die dat dan snel al helemaal prima vindt.”
Was je bang voor heimwee?
„Ja, ik woonde nog heel fijn thuis in Abbenes. Uiteindelijk heeft m’n familie me overgehaald de stap naar Twente te maken, om te zien waar m’n plafond zou liggen.”
Uiteindelijk heb je jaren in Enschede gewoond en nu woon je in Eindhoven. Bevalt dat?
„Jazeker. Ik ben heel blij dat ik destijds naar Twente ben gegaan en vorig jaar naar PSV. Ik denk dat ik nu overal in de wereld kan wonen zonder heimwee te hebben. Dus het heeft me ook ergens gebracht.”
Toch heb jij als een van de weinige topspelers uit jouw generatie nooit een overstap naar een grote buitenlandse club gemaakt. Tegenwoordig gaan talenten al op jonge leeftijd naar het buitenland, zoals Wieke Kaptein en Veerle Buurman. Waarom jij niet?
„Nou, ik was dus lange tijd heel erg tevreden bij FC Twente. Dus het hoefde van mij niet zo. En ik ben een laatbloeier.”
Speelde opnieuw heimwee een rol?
„Dat kan ik wel beamen ja.”
Toch was er vorig jaar, in de nadagen van haar voetballoopbaan, belangstelling van een ‘grote club uit Engeland’ – ze wil niet zeggen welke – maar dat ging op het laatste moment niet door.
„Dat liep heel raar, want er was al een contractvoorstel opgestuurd. Toen ik in juni terugkwam van vakantie werd het ineens gecanceld. Ik heb nooit begrepen waarom. Het was voor mij niet een doel op zich om naar het buitenland te gaan, maar ik vond dat wel jammer. Het was een mooie bekroning geweest.”
Vervolgens klopte PSV op de deur. De club dacht de ervaren Jansen goed te kunnen gebruiken voor de opgeschroefde ambities: meedoen om de landstitel en internationaal spelen.
De club zat er in het afgelopen jaar heel dicht bij – de kampioensstrijd was tot de laatste speeldag spannend, op doelsaldo ging FC Twente er opnieuw met de titel vandoor. PSV had een week eerder ook al de bekerfinale van grote rivaal FC Twente verloren. Wel kwalificeerde PSV zich voor het eerst voor de Champions League.
Voor clubtopscorer Renate Jansen (twaalf doelpunten) volgde een eervolle troostprijs. Trainers van alle clubs en bondscoach Jonker verkozen haar tot ‘speler van het jaar’.
Inmiddels heeft Jansen bedacht om nog één jaar door te gaan en dan als profvoetballer te stoppen. Mocht zich alsnog een buitenlandse club melden dan zal ze daar niet op in gaan. Want, zegt ze opnieuw: „Ik zit hier goed bij PSV. De club heeft alle faciliteiten die ze in het buitenland ook hebben. Daar kan ik het komend jaar nog van gaan genieten.”
Met het laatste seizoen bij PSV komt ook het einde van haar interlandcarrière in zicht. Mogelijk speelt ze zondag, in de beslissende wedstrijd tegen Frankrijk, haar laatste minuten in het oranjeshirt – mits ze mag invallen.
Jansen heeft er nog geen knoop over doorgehakt en wil zich er niet over uitlaten, maar ze realiseert zich dat dit EK wel eens het laatste optreden als (wissel)speler voor Oranje zou kunnen zijn. Ook daar berust ze in. „Weet je, toen ik net begon met voetballen had ik eigenlijk maar één doelstelling: het Nederlands elftal halen. Dus toen ik in 2010 mijn eerste interland had gespeeld was mijn droom al werkelijkheid geworden. Als ik toen zou zijn gestopt, was mijn carrière ook al geweldig geweest.”
Twee dagen voor de loodzware opgave die Oranje zondagavond in Bazel tegen Frankrijk wacht – Nederland moet met minimaal drie doelpunten verschil zien te winnen – is Jansen ontspannen. En vol vertrouwen. Ze hoopt als invaller net zo’n beslissende rol te kunnen spelen als haar ploeggenoot bij PSV Riola Xhemaili donderdagavond voor Zwitserland deed. Zij viel tegen Finland in de 81ste minuut in en schoot haar land in blessuretijd naar de kwartfinale.
Mits ze binnen de lijnen komt, wordt het beslissende EK-duel met Frankrijk mogelijk de laatste interland van Renate Jansen. Foto Merlijn Doomernik
Om de instroom van laagbetaalde arbeidsmigranten af te remmen, moet het minimumloon omhoog. Daarnaast moet er een uitzendverbod komen in sectoren waar veel misstanden plaatsvinden. Voor bedrijven die afhankelijk zijn van laagbetaalde arbeid door arbeidsmigranten moet de overheid subsidies afschaffen.
Dat schrijven verschillende ministeries, het CPB, SCP en de Arbeidsinspectie in een vrijdag gepubliceerd rapport. Nederland moet vooral nog voor hoogwaardige banen buitenlandse werkers aantrekken. De economische voordelen van laagbetaalde arbeidsmigranten zijn immers klein, terwijl de druk op voorzieningen als de zorg en het onderwijs groot is.
„Nederland is verslaafd aan laagbetaalde arbeid”, zegt demissionair minister Eddy van Hijum (Sociale Zaken, NSC). „Dit rapport laat zien dat de huidige omvang van arbeidsmigratie onhoudbaar is.”
Het aantal laagbetaalde banen in Nederland is de afgelopen tien jaar drie keer zo hard gegroeid als het aantal andere banen. Dat terwijl het de bedoeling is dat Nederland een hoogwaardige kenniseconomie wordt, en Nederlanders nu juist hoger opgeleid zijn dan tien jaar geleden. Arbeidsmigranten komen vooral voor deze laagbetaalde banen naar Nederland.
Nachtwerk
Nederland telt naar schatting een miljoen arbeidsmigranten. Het merendeel heeft een laagbetaalde baan, in bijvoorbeeld kassen, distributiecentra of slachthuizen. Vaak werken arbeidsmigranten onder flexibele contracten. Sommigen hebben te maken met misstanden als onderbetaling, slechte huisvesting en onveilige arbeidsomstandigheden.
Arbeidsmigranten, schrijven de onderzoekers, bieden slechts tijdelijk verlichting aan de arbeidskrapte
Om collectieve voorzieningen zoals de zorg betaalbaar te houden, adviseerde de Staatscommissie Demografie begin vorig jaar een gematigde bevolkingsgroei. Omdat de bevolking alleen nog groeit door (arbeids)migratie, zou die dus moeten worden afgeremd. Naast arbeidsmigranten komen er ook migranten voor asiel, studie of hun gezin naar Nederland – al is hun aandeel een stuk lager.
Arbeidsmigratie wordt vaak als oplossing genoemd voor de krapte op de arbeidsmarkt. Maar, schrijven de onderzoekers, arbeidsmigranten bieden slechts tijdelijk verlichting aan de arbeidskrapte. Op lange termijn vergroot de aanwezigheid van arbeidsmigranten de vraag naar arbeid weer, onder meer omdat ze gebruikmaken van voorzieningen als de zorg en het onderwijs. De huidige samenstelling van arbeidsmigranten vergroot zelfs de personeelstekorten in de zorg en het onderwijs. Hun kinderen gaan hier immers naar school en zijzelf gaan naar de dokter.
De overheid is voor een deel zelf verantwoordelijk voor de forse groei van het aantal arbeidsmigranten met laagbetaald werk. In Nederland staan bijvoorbeeld veel distributiecentra, waar veel arbeidsmigranten werken, omdat de overheid nachtwerk toestaat. De Belgische overheid verbiedt in principe nachtwerk, dus staan daar minder distributiecentra. Nederland zou daarom volgens de onderzoekers nachtwerk ook moeten ontmoedigen.
Eind vorige eeuw wilde de overheid de werkgelegenheid vergroten, en om dat te laten lukken beperkte ze de stijging van de lonen. Ook maakte de overheid het makkelijker voor werkgevers om werknemers flexibele contracten te geven. Zo kon het bedrijfsleven flink op arbeidskosten besparen, en kreeg Nederland de meest flexibele arbeidsmarkt van Europa.
Nu zou de overheid de vraag naar laagbetaald werk juist moeten verminderen, schrijven de onderzoekers. Het minimumloon moet daarvoor omhoog, en flexibele contracten moeten minder flexibel. Dat zal er volgens de onderzoekers bovendien voor zorgen dat werkgevers meer zullen investeren in arbeidsbesparende technologieën. Dat is goed voor de economie, want de arbeidsproductiviteitsgroei is al jaren laag en moet omhoog om internationaal concurrerend te blijven.
Misstanden
Ook moet er een verbod komen op uitzendwerk in sectoren waar veel misstanden plaatsvinden, aldus het onderzoek. Denk bijvoorbeeld aan de vleessector. Uitzendbureaus ontslaan daar regelmatig arbeidsmigranten op staande voet om goedkoper uit te zijn. Een verbod op uitzenden zorgt voor hogere loonkosten voor werkgevers. Het inzetten van uitzendkrachten is volgens de onderzoekers immers ongeveer 15 procent goedkoper dan vaste werknemers.
Het afschaffen van sectorale subsidies kan de vraag naar laagbetaalde arbeidsmigranten eveneens doen verminderen. Sectoren die veel gebruikmaken van laagbetaalde arbeid, zoals de glastuinbouw, hebben kunnen groeien door een verlaagd btw-tarief op sierteelt of een verlaagd energiebelastingtarief. Momenteel stimuleert de overheid met deze subsidie dus de productie en daarmee ook de vraag naar deze migranten in de glastuinbouw. Het is de vraag, schrijven de onderzoekers, of sectoren die voor hun bedrijfsvoering afhankelijk zijn van laagbetaalde arbeid een toekomst hebben in Nederland. „De overheid moet bewuster kiezen welke sectoren zij ondersteunt.”
Door werk te maken van maatregelen voor stikstof en klimaat, wordt de arbeidsmigratie ook minder. Sommige sectoren maken veel gebruik van laagbetaalde arbeidsmigranten én stoten bijvoorbeeld veel CO2 uit en hebben een hoog energiegebruik. Denk aan de (glas)tuinbouw, logistiek en metaalindustrie. De overheid zou de maatschappelijke kosten van klimaatschade en stikstofuitstoot kunnen verhalen bij bedrijven in deze sectoren door de beprijzing van bijvoorbeeld CO2-uitstoot, aldus het onderzoek.
Kosten eerlijker verdelen
De onderzoekers schrijven ook dat de kosten van arbeidsmigratie eerlijker verdeeld moeten worden. Momenteel profiteren vooral werkgevers van de lage loonkosten en consumenten van lagere prijzen voor producten. Maar arbeidsmigranten kunnen bijvoorbeeld wel de druk op de woningmarkt en het onderwijs vergroten. „De druk op scholen neemt toe doordat zij te maken krijgen met kinderen van arbeidsmigranten met een Nederlandse taalachterstand.” Bedrijven zouden daarom volgens de onderzoekers bijvoorbeeld via een vrijwillig fonds mee moeten betalen aan de maatschappelijke kosten van arbeidsmigratie.
De overgang naar een hoogwaardige kenniseconomie heeft wel een prijs. Bedrijven zullen kosten moeten maken om te automatiseren. Dit kan er bovendien voor zorgen dat sommige producten duurder worden. Ook kan inperking van flexibele arbeid tijdelijk tot hogere werkloosheid leiden, omdat werkgevers terughoudend zijn met het geven van een vast contract.
Vanwege het jaarlijkse familieweekend zat ik afgelopen weekend met veertig stamboomgenoten in een kampeerboerderij. In een poging tot gezelligheid had iedereen zijn telefoon op vrijdagavond ook nog eens moeten inleveren.
„Ik mis het echte leven”, jammerde achternichtje Y. (15) een half uur na het afstaan van haar iPhone. Daarna begon het te stortregenen.
Om de stemming te reanimeren haalde ik een deel van de jeugd over tot het spelen van Mensvriendelijk Monopoly. Daarbij draait het niet om je bordgenoten zo snel mogelijk de schuldsanering in te werken, maar om degene die met het minste geld begint (bij aanvang bepalen de dobbelstenen je startkapitaal) te helpen om diens vermogen in zo kort mogelijke tijd te verdubbelen. De jongsten moesten even wennen aan een spel waarbij de pech van de één opeens ook de pech van de rest betekende, maar het aanvankelijke leedvermaak wanneer iemand op dat ene vakje tussen Kalverstraat en Leidseplein belandde en een topzware belastingaanslag voor de kiezen kreeg maakte al snel plaats voor collegiaal medelijden. Straten werden ingeruild, stations verdeeld, flitsaankopen uitgesteld. Toen de rijkste speler dankzij een Kanskaart 1.500 gulden kreeg omdat hij tweede was geworden in een schoonheidswedstijd barstte hij bijna in tranen uit. Halverwege de avond verzuchtte achternichtje Y. dat ze Monopoly leuker vond op deze manier, en voegde daaraan toe dat ze zich zo zonder mobiel ook nog eens stukken „dichter bij haar oerstaat voelde” (want dat is het prachtige van generatie Z, een half uur geen schermen en ze staan meteen dichter bij de natuur dan de Amish).
„Leuk bedacht”, zei mijn oom toen ik hem zaterdagochtend uitlegde wat de regels van Mensvriendelijk Monopoly waren. „Ontdekken ze eens wat er gebeurt wanneer je aan iets anders denkt dan alleen jezelf.”
Ik keek naar de volwassenen aan de ontbijttafel, bijna allemaal deel van de middenklasse. De eeuw was voor velen van hen veelbelovend begonnen, maar nu de eerste 25 jaar verstreken waren moesten de meesten inmiddels de eindjes aan elkaar knopen. Tegen het einde van het weekend deden ook zij mee, waren er zo veel deelnemers dat we Mensvriendelijk Monopoly in teams moesten spelen.
„Heel verfrissend om de ander niet meer kapot te hoeven concurreren”, zei mijn neef (42). „Leren de jonkies eindelijk dat ‘sluw’ en ‘slim’ geen synoniemen hoeven te zijn!”
Zo speelden we door tot in de kleine uurtjes. Geluk werd niet meer misgund maar toegejuicht, het regende kansen, de dobbelstenen daverden over het bordkarton.
Ellen Deckwitz is dichter en schrijver. Ze schrijft deze zomer op deze plek een column.