De laatste dag uit het leven van de Noorse veerman is eigenlijk als het hele leven zelf

Het is een gewone dag, de veerman uit de titel is een gewone man, Nils Vik heet hij. Hij wordt zoals altijd vroeg wakker, om vijf uur in de ochtend, en staat op, blote voeten over de koude grond. Een gewone dag, in november, maar ook niet: de veerman begint aan de laatste dag van zijn leven. Dat vertelt ons de titel in Nederlandse vertaling, De laatste dag van de veerman. De Noorse schrijver Frode Grytten (1960) heeft een groot oeuvre op zijn naam van romans, poëzie en kinderboeken; De laatste dag van de veerman is bekroond met de vooraanstaande Brageprijs en werd onder meer genomineerd voor de Bookseller’s Prize.

En terecht. Ogenschijnlijk vertelt de roman het eenvoudige verhaal van een dagelijkse vaartocht over de fjord, maar het is vooral een verhaal van herinneringen. Nils bezorgt de krant bij mensen aan de fjord en bewaart van elke dag een krant, jaargangen lang, in de kelder. Zijn vrouw Marta heeft dat liever niet, ze zegt: „We kunnen de kelder niet vol hebben met het verleden.” Grytten voert haar sprekend op, maar eigenlijk kan dat niet; ze is al een tijd geleden overleden. Toch praat Nils Vik met haar aan de ontbijttafel. Hij bedankt haar voor het ontbijt. Die ochtend schrijft hij een afscheidskaart voor zijn dochters: „Ik heb dit huis verlaten en kom niet meer terug. Pas goed op elkaar. Papa.”

Vik is vanaf zijn veertiende veerman voor de bewoners aan de afgelegen fjord, maar sinds er een brug is gekomen is zijn werk overbodig. Maar dat is niet de reden van zijn besluit dat dit de laatste dag van zijn leven zal zijn, evenmin omdat hij oud is of weduwnaar. De reden laat Grytten min of meer in het midden.

Het enige gezelschap dat de veerman heeft aan boord van zijn schip is Lune, zijn hond. Hij praat met haar en zij praat verrassenderwijs terug. Ze voeren gesprekken over vroeger, over de passagiers die meegingen, altijd maar voor korte duur want de afstand over het zoute water is maar klein. Vik raadpleegt zijn logboeken en haalt haarscherp al die namen en gezichten en ook de gesprekken van vroeger te voorschijn. Hij roept de doden terug uit het dodenrijk, alsof ze werkelijk weer bestaan.

Die ene dag uit zijn leven, de laatste, is eigenlijk als het hele leven zelf. In dit opzicht is dit verhaal op verrassende wijze te vergelijken met een Nederlandse roman, Het leven uit een dag (1988) van A.F.Th. van der Heijden. Een heel leven samengebald tot één dag. Beide boeken gaan over de beleving van tijd. Dat is het mooie eraan. Je kunt het leven reduceren tot één dag of je kunt op een dag je hele leven opnieuw beleven, in beide gevallen lijkt het op een compleet bestaan.

Lees ook

De klok tikt door, maar we hebben de tijd

‘The Clock’ tijdens een vertoning in het Museum of Modern Art in New York, in november 2024. Foto George Etheredge/The New York Times)

De ondertoon van Gryttens boek is die van gemis, verdriet en rouw. Hij mist zijn vrouw Marta, telkens keert hij in gedachten naar haar terug. Dat Vik naar de overkant van de fjord vaart, is natuurlijk symbolisch: hij is als Charon, de veerman uit de Griekse mythologie die overledenen naar het dodenrijk begeleidt. Ondanks dat de titel misschien een droef boek doet vermoeden, is dat niet het geval. Gryttens schrijft prachtig en poëtisch, in de vertaling van Geri de Boer zijn die kwaliteiten behouden. Je zou het boek als een elegie kunnen lezen over de dingen die voorbij zijn. Dat het slot troostrijk is, heeft er alles mee te maken dat Grytten met zijn taal iets wonderbaarlijks verricht.


Hoe zorg je dat elke baby vitamine K krijgt? Een prik is effectief maar niet geliefd

Alle jonge ouders krijgen het te horen: krijgt je baby borstvoeding? Geef dan de eerste drie maanden elke dag een lepeltje vitamine K. Vandaag komt de Gezondheidsraad met een nieuw advies: als pasgeborenen voortaan een prik krijgen, zullen minder baby’s bloedingen krijgen. Of zo’n vitamine-K-injectie de standaard wordt, moet nog blijken. Want weerstand is er ook.

1
Waarom krijgen baby’s vitamine K?

Vitamine K zet de eiwitten aan het werk die ervoor zorgen dat bloed kan stollen. Baby’s hebben vitamine K bij de geboorte nog nauwelijks in hun bloed, terwijl ze wel kwetsbaar zijn. Een tekort is gevaarlijk, baby’s kunnen inwendige bloedingen krijgen, aan een hersenbloeding kunnen ze zelfs overlijden.

Baby’s die borstvoeding krijgen, hebben een hoger risico op vitamine-K-tekort dan baby’s die flesvoeding krijgen, waaraan vitamine K is toegevoegd. En dan is er nog een groep kinderen die door een leveraandoening vet niet goed opneemt. De vitamine K van de drogist, die in olie is opgelost, gaat dan ongebruikt de luier in. In Nederland worden elk jaar zo’n 50 kinderen met zo’n leveraandoening geboren.

Hoeveel van deze kinderen bloedingen krijgen, is moeilijk te zeggen. Er worden ook gevallen gemist. Maar van de 168.000 kinderen die per jaar in Nederland geboren worden, treft het minimaal vijf baby’s, schat de Gezondheidsraad. En circa één daarvan overleeft het niet.

2
Hoe zit dat in andere landen?

Daar gebeurt het minder vaak. In Engeland komen bloedingen voor bij 0,3 op de 100.000 baby’s, in Duitsland is dat 1,1. De manier waarop baby’s daar vitamine K toegediend krijgen is anders. In sommige landen krijgen baby’s op drie momenten druppels in hogere doses, bijvoorbeeld van een kinderarts. In andere landen, zoals Denemarken, Engeland en België, krijgen baby’s snel na de geboorte één injectie met vitamine K en dan zijn ze klaar. Ook de baby’s met een leveraandoening zijn daarmee beter beschermd, omdat de vitamine K via de spieren wordt opgenomen. En baby’s kunnen het ook niet uitspugen.

De baby’s die in deze landen nog bloedingen kregen, hadden bijna allemaal geen prik gehad. Als het doel is dat minder kinderen overlijden of levenslang met de gevolgen van een hersenbloeding moeten leven, lijkt ‘intramusculair toedieningsbeleid’, zoals dat heet, dus een no brainer.

3
Alle baby’s een prik dus?

Zo simpel is het niet. Wel of niet prikken, dat is al jaren de vraag. In 2017 adviseerde de Gezondheidsraad ook al om over te stappen van druppels op injecties, maar hoewel jaren aan de invoering werd gewerkt, besloot het ministerie van Volksgezondheid mede vanwege alle bezwaren om dat niet door te zetten en de Gezondheidsraad de alternatieven nog eens te laten onderzoeken.

Tegenstanders van prikken wijzen op het ‘do no harm’-principe. Moeten zó veel baby’s die gemene naald in hun bovenbeentje krijgen, terwijl zó weinig kinderen een bloeding krijgen? En er bovendien pijnloze alternatieven voorhanden zijn?

Er is een groep ouders die sowieso moeite heeft met prikken. Als veel ouders de injectie weigeren, zou dit beleid weleens minder effectief kunnen zijn dan wanneer je veel meer ouders trouw kunt laten druppelen, vreest onder andere de organisatie van verloskundigen (KNOV). Bovendien is de weerstand dan misschien al zo groot dat prikweigeraars ook de druppels laten staan. Een andere zorg is dat een vitamine-K-injectie de afkeer van vaccinaties versterkt, waardoor de toch al lage vaccinatiegraad mogelijk verder daalt.

Overigens is de vraag hoe heet de soep gegeten wordt als prikken beleid wordt. In Denemarken, dat in 2000 overstapte van druppelen naar prikken, ebde de aanvankelijke weerstand al snel weg en blijken ouders die geen prik willen trouw te druppelen.

4
Wat adviseert de Gezondheidsraad dan nu?

Eigenlijk nog steeds hetzelfde: prikken. Dat is het meest effectief, het hoeft maar één keer en – met gezondheidsongelijkheid in het achterhoofd – je bereikt er alle kinderen mee. Alleen als prikken niet haalbaar blijkt, of als te weinig ouders en zorgverleners meedoen, zou de staatssecretaris kunnen overstappen op druppels, aldus de Gezondheidsraad. Hoewel ook dat niet alles oplost. Zo zijn bij de drogist bijvoorbeeld nog niet de juiste druppels op waterbasis beschikbaar.

Als dat allemaal niet lukt, is het advies om te switchen naar eens per week (1 milligram) of in totaal drie keer 2 mg. Met drie keer een hogere dosis, toegediend door verloskundige, kraamhulp of consultatiebureau, krijgen meer kinderen de volledige dosis, is de verwachting. En in Denemarken is te zien dat wanneer ouders één keer per week zelf druppelen betere resultaten worden behaald dan hoe het nu in Nederland gaat. Om te kijken of het nieuwe beleid werkt, moet landelijk goed in de gaten gehouden worden hoeveel baby’s nog bloedingen krijgen.

Het klinkt een beetje halfhartig, maar dit ambigue advies weerspiegelt de spagaat van de commissie. De wetenschap kan het erover eens zijn dat prikken het beste is, maar uiteindelijk levert het middel dat door de meeste ouders en zorgverleners wordt opgevolgd de meeste gezonde baby’s op. De bal ligt nu weer bij de staatssecretaris, die moet beslissen wat het nieuwe beleid wordt.


De challenge beloofde discipline en karakter – maar voelde als leven op de automatische piloot

Ik sta op één been. Althans: ik probéér op één been te staan. De yogadocent heeft haar voet tegen het binnenste van haar dijbeen geplakt en strekt haar armen uit richting het plafond.

„Probeer je handen maar wat te wapperen”, zegt ze tegen de groep.

Mijn voet brandt, mijn kuit trilt, en zelfs mijn gebruikelijke truc – stoïcijns naar het gaatje in de muur staren – doet niks. Ik blijf maar omvallen, terwijl de rest doodstil staat.

Het is zondag en het is mijn zevende yogales van die week. Wanneer ik naderhand mijn mat heb opgerold en mijn sportjack wil dichtritsen, zegt de docent: „Je bent lekker bezig, met yoga.”

Als ik haar bedank en wil weglopen, vraagt ze: „Doe je een challenge?”

Op de een of andere manier schud ik driftig mijn hoofd, wellicht omdat ik me betrapt voel.

„Oh”, zegt ze. „Ik ken veel meiden die dat doen, vandaar.”

In de zomer van 2024 zag ik op TikTok voor het eerst een video van de ‘75 Hard Challenge’ voorbijkomen. Een jonge vrouw legde uit welke regels ze 75 dagen lang zou volgen: twee keer per dag sporten, geen alcohol of ‘cheat meals’, elke dag zo’n vier liter water drinken, tien pagina’s non-fictie lezen en een voortgangsfoto maken.

Het ging haar niet om fysieke verandering, zei ze, maar om een mentale transformatie: een soort ‘Ironman voor je brein’. Elk van de onderdelen van de challenge, niet wetenschappelijk onderbouwd, zou gericht zijn op het kweken van karakter, discipline, doorzettingsvermogen. Wie één dag mist, moet weer bij nul beginnen.

Hoewel ik het regime te spartaans vond, bleef ik naar de video’s kijken. In timelapses zag ik vrouwen afslanken, zichtbare spieren krijgen, zeggen dat ze zich nog nooit zo goed hadden gevoeld. Soms met een beetje jaloezie: op hun strakke lijven, hun zelfverzekerde houding. „Wat afschuwelijk”, reageerde een vriendin met wie ik het deelde. „En tegelijkertijd de gedachte: ik wil dit ook.”

Die gedachte drong zich de afgelopen maanden weer aan me op: ik wil dit ook. Misschien omdat het warmer werd en ik mijn armen, al jaren een punt van onzekerheid, vaker zag in de spiegel. Misschien omdat deze specifieke challenge iets in me raakte: het deel van mij dat zich sinds ik op mijn vijftiende mijn moeder verloor heeft vastgebeten in discipline. Als afleiding, omdat het prettig was om ergens goed in te zijn, om zichtbaar te presteren; alsof het mijn bestaan weer betekenis gaf. En juist dát maakte de challenge zo verleidelijk: als je geleerd hebt dat je waarde ligt in volharding, voelt zo’n regime bijna als een vorm van thuiskomen.

Ik kan het in ieder geval proberen, besloot ik. Een week. Omdat ik mezelf op een realistische manier wilde uitdagen, koos ik voor een lichtere, leefbaardere variant: een dagelijkse yogales en 10.000 stappen wandelen, een combinatie die ik veel op TikTok zag. Mijn dieet werd plantaardig en zo onbewerkt mogelijk, het non-fictieboek een klassieker die al lang op me lag te wachten: Ons feilbare denken van Daniel Kahneman.

Somberheid en stress

De 75 Hard Challenge, miljoenen keren gedeeld op TikTok en Instagram, werd in 2020 bedacht door de Amerikaanse ondernemer Andy Frisella. Frisella is een prominent figuur in de ‘manosphere’ – de online wereld waar mannelijkheid, discipline en dominantie worden gevierd als reactie op het feminisme. In 2024 stelde Frisella nog dat vrouwen geen politieagent zouden moeten zijn omdat dat mannen zou ‘ontmannen’. Toch is zijn challenge nadrukkelijk niet exclusief voor mannen bedoeld: op Frisella’s eigen website staan ook voor- en na-foto’s van vrouwen, inmiddels is een groot deel van de deelnemers vrouw.

Dat de challenge is bedacht door een antifeminist, zullen niet alle vrouwelijke deelnemers weten; in de vele video’s die ik zag, werd zijn naam zelden genoemd, ik kwam er zelf ook pas later achter. Wat beklijft, is wat het vrouwen oplevert: controle, trots, structuur. Of, zoals Frisella zelf op zijn website schrijft: het doorbreken van een „doelloos leven in de passagiersstoel”. Voor Frisella is lezen bijvoorbeeld geen ontspanning, maar training; non-fictie zou goed zijn voor je „mindset, vaardigheden en perspectieven”.

Voor veel jonge vrouwen lijkt de behoefte aan houvast extra groot. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek hebben vrouwen in alle leeftijdsgroepen vaker last van angst en depressie dan mannen, met een piek tussen 18 en 34 jaar. Wereldwijd maken onderzoekers zich zorgen: meisjes kampen vaker met slapeloosheid, somberheid en stress, mede door prestatiedruk en sociale media.

Militaire taal

Socioloog Sanne Pieters (KU Leuven), die onderzoek doet naar schoonheid, gezondheid en fitness, vindt het fascinerend dat zo’n nichechallenge mainstream is geworden. Ze wijst op de militaire taal – Frisella spreekt over een „oorlog tegen jezelf” – die ook in moderne spinninglessen gebruikt wordt. Hoewel het officieel draait om mentale kracht, draait het evengoed om lichamelijke verandering: elke dag bewijs in de vorm van een foto. „Het combineert boodschappen over discipline, gezondheid en schoonheid”, zegt Pieters. „Dat is een krachtige mix.”

Voor vrouwen is de aantrekkingskracht vaak extra groot. Sinds de jaren 80 is fitness sterk verbonden met afslanken en het beheersen van het uiterlijk. De norm is verschoven van ‘slank’ naar ‘sterk’, maar blijft binnen de grenzen van wat als vrouwelijk geldt. „Je mag best gespierd zijn”, zegt Pieters, „zolang je uiterlijk verder maar vrouwelijk blijft. Het dunheidsideaal is eigenlijk weer herverpakt.” Op sociale media zie je nu ook een beweging zonder camouflage: op ‘SkinnyTok’ is dun zijn niet het gevolg van een challenge, maar het doel op zich.

„De volledige variant van de 75 Hard Challenge is snel te intens”, zegt Thijs Eijsvogels, inspanningsfysioloog bij het Radboudumc. „Mensen willen zichzelf bewijzen, maar dat vergroot de kans op een jojo-effect (sterk afvallen en dan weer aankomen) en een negatieve relatie met bewegen. Het is amper vol te houden en kan zelfs slaap of herstel verstoren.”

Over mijn aangepaste versie is hij milder: „Die valt binnen de Nederlandse beweegrichtlijnen. Yoga geeft kracht en flexibiliteit, wandelen levert je dagelijkse portie beweging.”

Op de bank met een kruik

Mijn week begint niet met sporten, maar met boenen, ook de omgeving moest er klaar voor zijn. Zondag, om elf uur ’s avonds, besluit ik de keuken schoon te maken. Daarna maak ik zeven chiapuddinkjes met mango en havermelk, zoals ik op TikTok zag. Mensen geven daar tips om de challenge vol te houden, zoals eten vooruitmaken – ‘mealprep’ – of horecazaken waar je onbewerkte salades kunt kopen. Een vriendin die lijstjesapp Notion gebruikt voor haar to-do’s stuurt me een ‘75 Hard’-template door – misschien heb ik er wat aan.

Op maandagochtend ontdek ik dat ik ongesteld ben. Mijn buik oogt opgeblazen op de progressiefoto, tijdens de ‘downward facing dog’ voel ik krampen. In de avond twijfel ik: had ik niet beter op de bank kunnen liggen met een kruik?

Mijn spagaat past in wat socioloog Pieters ‘neoliberale sensibiliteit’ noemt: gezondheid als individuele opdracht, waarbij ook ongemak overwonnen moet worden. Geen wonder dat deze challenge zo breed aanslaat, zegt ze: „Discipline en zelfbeheersing worden overal beloond; lekker druk zijn met sport of werk levert likes of geklap op.” Ook Eijsvogels ziet hoe prestaties steeds extremer moeten: „Marathons, ultramarathons, triatlons; prestaties lijken pas te tellen als ze bijna onhaalbaar zijn.”

Thuis eet ik slawraps, na twee zit ik vol. Een unicum

De volgende dag lijkt mijn buik iets minder opgeblazen; dat is na één dag ongetwijfeld een placebo-effect, maar het doet iets met mijn humeur. In de middag, op de markt, lonkt de geur van falafel. Een oude uitspraak van fitnessgoeroe Fajah Lourens flitst door mijn hoofd: „Je moet van je hongergevoel leren houden.”

Thuis eet ik slawraps, na twee zit ik vol. Een unicum. Ik heb het gevoel dat het góéd gaat, zeker wanneer ik probleemloos door mijn boek vlieg. Toch bekruipt me iets ongemakkelijks: alsof het alleen goed gaat , zolang ik alles vrolijk af kan vinken.

Halverwege de week voel ik een enorme drang om met mensen over deze challenge te praten. Op een rare manier voel ik me rustig en onrustig tegelijk; rustig, omdat er duidelijke kaders zijn; onrustig, omdat mijn gewone werkelijkheid voortdurend botst met die kaders.

De werkelijkheid is dat ik om half elf ’s avonds nog door de regen moet banjeren om mijn stappen te halen, discussieer met mijn vriend over boter in het eten, koffie met een vriendin verzet om niet de verleiding van een gebakje te hebben, en niet meer verder kom dan één pagina in mijn boek, omdat ik de concentratie mis; ik word er steeds zenuwachtiger van, alsof ik iets probeer bij te houden dat sneller is dan ikzelf.

Die krampachtige toewijding maakt de 75 Hard Challenge tot een handboek van de prestatiesamenleving: controleerbaar, meetbaar, op uiterlijk gericht, en daardoor extra verleidelijk voor wie zich toch al nooit genoeg voelde. Het valt me ook op dat het isolerend werkt; waar verbinding beschermt tegen stress, stuurt deze challenge juist richting afzondering. „Het moeilijkste vind ik dat we deze week niets meer echt samen kunnen doen”, zegt mijn vriend. „Alles moet in een lightversie gebeuren, als dáár al tijd voor is.”

Die uitspraak zet me, voor ik doodop in slaap val, ook aan het denken over het geprivilegieerde karakter van deze week: hoeveel tijd moet je eigenlijk hebben om je hele bestaan in dienst te stellen van zelfverbetering? Als ik een vriendin over de chiapudding en het vele wandelen vertel, zegt ze: „Dat is wat ik moest doen toen ik model was. Alleen werd het toen nog een baan genoemd.”

Op dag vier beland ik halverwege de dag in een ‘75 Hard’-tiktokfuik. Ik zie een tiktokker die baalt dat ze tien dadels heeft gegeten („meteen teleurgesteld in mezelf”), ondanks een scheenbeenblessure tóch is gaan spinnen en om 23.15 uur nog op haar yogamat is gaan staan. Toch zegt ze: „Nog 75 dagen tot de zomervakantie. Nog 75 dagen om de allerbeste versie van jezelf te worden.”

Ze gaat ver – té ver, vind ik. Toch denk ik: als zij het kan, waarom ik dan niet? Het is een paradox die ik vaker ervaar: iets afwijzen, maar het toch willen. Hoezeer ik zijn wereldbeeld ook afwijs, Frisella’s belofte van controle raakt iets wat diep in me zit.

Gefragmenteerd

Als er over de femosphere wordt geschreven – de vrouwelijke, vaak net zo conservatieve tegenhanger van de manosphere – ligt de focus vaak op duidelijke archetypes: de ‘tradwife’, de christelijke huisvrouw. Maar volgens Pieters is dat te beperkt. „De femosphere is gefragmenteerd, ambivalent, en nog moeilijker te categoriseren dan de manosphere. Je ziet er bijvoorbeeld hoe vrouwen elkaar subtieler, vaak impliciet, aanzetten tot controle, competitie en discipline.”

Die dynamiek is niet nieuw, benadrukt ze: vrouwen houden elkaar al generaties lang aan bepaalde schoonheids- en gedragsnormen. Sociale media versterken dat effect, net als de bredere groepsdynamiek van vergelijken, imiteren en erbij willen horen. Maar bij de 75 Hard Challenge krijgt die wisselwerking een bijzonder geconcentreerde vorm: het gaat hier expliciet over zelfdiscipline, uiterlijk, gezondheid – gebieden waarop vrouwen traditioneel onder druk staan.

„De samenleving leert vrouwen al vroeg met elkaar te concurreren, bijvoorbeeld op het gebied van uiterlijk”, zegt Pieters. „Logisch, als je bedenkt dat er vaak minder ruimte voor hen is ten opzichte van mannen, bijvoorbeeld in de academische wereld.” Uiterlijk, maar ook discipline en zelfbeheersing worden in deze context een alternatieve arena waarin je je kunt bewijzen, of gezien kunt worden. Een programma als ‘75 Hard’ speelt daarop in: wie meedoet, krijgt niet alleen het gevoel zichzelf te verbeteren, maar ook te winnen van wie níét meedoet.

De werkelijkheid is dat ik om half elf ’s avonds nog door de regen moet banjeren om mijn stappen te halen

Op dag vijf stuit ik op een oude foto uit 2014, het jaar waarin ik mijn eerste ‘challenge’ deed: de ‘Bikini Body Guide’ van Kayla Itsines. Die wereldwijde hit werd later gelinkt aan eetproblematiek, maar voelde toen volkomen normaal. Ik groeide op met een moeder die sonjabakkerde en een stiefmoeder die aan sportvasten deed.

Toen ik mezelf terugzag als 18-jarige, buik ingetrokken voor de spiegel, herkende ik waarom de ‘75 Hard Challenge’ me aantrok. Sindsdien heb ik talloze pogingen gedaan om aan een ideaal te voldoen; dunner, strakker, gedisciplineerder. De vorm verandert, het geloof blijft: dat je lichaam maakbaar is, en afwijken gelijkstaat aan falen.

„Vrouwen doen veel dingen die op individueel niveau een gevoel van kracht geven”, zegt Pieters. „Dat kan plastische chirurgie zijn, of een streng sport- of dieetprogramma. Dat soort keuzes voelen als regie nemen over het lichaam.” Maar die regie kan vrouwen tegelijkertijd ook wat kosten, ziet Pieters in de 75 Hard Challenge: „Je raakt al snel tijd voor hobby’s, vrienden en spontaniteit kwijt. En structureel verandert er weinig.”

Op dag zeven zie ik hoe rommelig mijn woonkamer is: sportkleding, aangekoekte bakjes eten, rondslingerende sneakers. Als mijn vriend er een grap over maakt, schiet ik vol. Misschien omdat ik besef dat ik deze week vooral op de automatische piloot heb geleefd, met afstand tot anderen, maar ook zeker tot mezelf.

Hij pakt me vast, laat me even uithuilen, en zegt dan: „Ik geloof dat we een ijsje moeten halen.”


Provincies en boerenorganisaties komen met eigen stikstofplan

Boeren, provincies, gemeenten en waterschappen presenteerden woensdag met een gezamenlijk maatregelenpakket om Nederland van „het stikstofslot” te halen. Daarmee willen ze ruimte creëren voor zaken als woningbouw, energietransitie en verduurzaming van de land- en tuinbouw.

Volgens de organisaties achter het aanvullende plan biedt het zogenoemde startpakket dat demissionair minister Femke Wiersma (Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, BBB) in april uit de doeken deed onvoldoende garanties om de vergunningverlening voor bouwprojecten weer op gang te krijgen.

Het deze week gepresenteerde plan is afkomstig van het Interprovinciaal Overleg (IPO), boerenorganisatie LTO, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de Unie van Waterschappen en het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt. Opmerkelijk is dat alle ondertekenaars, ook de boerenorganisaties, een minder vrijblijvende aanpak willen en aansturen op meer dwang. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat boeren verplicht  maar zonder er substantieel op achteruit te gaan – hun land moeten inruilen voor landschap dat verder van een natuurgebied ligt.

De plannen konden na publicatie direct op de nodige kritiek rekenen. Volgens een verbond van werkgevers en natuurorganisaties kunnen boeren pas weer op meer speelruimte, zoals nieuwe vergunningen, rekenen als er al op korte termijn stevige stikstofemissiereductie plaatsvindt die ook juridisch geborgd is. Daarmee zou het voorstel onvoldoende zijn om ,,Nederland van het slot te halen”. Het is bijvoorbeeld nog onduidelijk wat de normen inhouden en of ze voldoende zijn, concluderen VNO-NCW, Natuurmonumenten, Bouwend Nederland en Natuur & Milieu.

Saillant is dat LTO in 2021 samen met deze ondernemers- en natuurorganisaties ook een versnellingsplan maakte om stikstofuitstoot terug te dringen, maar vorig jaar niet wilde meedoen aan een nieuwe versie van dat akkoord. Het plan zou de landbouw in verhouding tot andere sectoren harder raken, vond LTO destijds.

Lees ook

Nieuw stikstofplan van werkgevers- en natuurorganisaties, maar zonder de LTO-boeren – NRC

Koeien in een stal van een melkveebedrijf in Koudum.

Boerenorganisaties

De ondertekenaars van het plan van de boeren en provincies stellen dat de landbouwsector over tien jaar 42 à 46 procent minder stikstof moet uitstoten dan in 2019. In plaats van het opleggen van een reductiepercentage willen de organisaties uitstoot meten via een emissienorm die voorschrijft hoeveel stikstof per bedrijf mag worden uitgestoten. Dwangmaatregelen zijn wel mogelijk als de reductie achterblijft, maar die worden pas vanaf 2035 opgelegd. Vanaf 2030, als de reductie niet voldoende is, kan het beleid verscherpt worden.

Met de nieuwe aanpak, waardoor boeren bijvoorbeeld meer vrijheid krijgen om te investeren, zouden bedrijven zich beter kunnen houden aan gestelde doelen en kan er beter gehandhaafd worden bij bedrijven die de doelen niet halen. Zij kunnen in het uiterste geval (een deel van) hun vergunning of rechten verliezen.

Voor de boerenorganisaties is het belangrijk dat bedrijven enkel nog worden afgerekend op hun eigen stikstofuitstoot in plaats van op de stikstofmetingen in nabijgelegen natuurgebieden. De partijen achter het plan benadrukken dat alle sectoren – niet alleen landbouw, maar ook industrie en mobiliteit – substantieel moeten bijdragen aan minder stikstofuitstoot. Ook willen boerenorganisaties dat de mogelijke ruimte die voor vergunningen ontstaat, wordt benut om PAS-melders weer aan een geldige vergunning te helpen.

Natura 2000

Voor bedrijven en projecten in de directe omgeving van stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden pleiten de organisaties voor maatwerk en dwingende maatregelen. Om de vergunningverlening daar weer vlot te trekken, kan volgens de auteurs van het plan worden ingezet op ‘wettelijke herverkaveling’, dat houdt in dat agrariërs land dat dichtbij natuurgebieden ligt kunnen uitruilen voor andere stukken land.

Minister Wiersma laat in een reactie aan persbureau ANP weten dat het plan op veel punten overeenkomt met het kabinetsbeleid. Ze lijkt positief met de suggesties en vindt het „mooi” dat de partijen dit initiatief hebben genomen.

Met medewerking van Eppo König en Erik van der Walle


Tv-recensie | Classic rock op tv: brand dan op, boomer!

Een van de meest ontregelende gewaarwordingen die je als senior-liefhebber van classic rock-’n-roll-idolen kunt hebben, is hoe tergend lang die lui meegaan, ook op televisie. Je denkt een jeugdheld te hebben aan wie je een unieke muzikale herinnering hebt (dat narcistische cliché van ‘de soundtrack van mijn leven’), maar stoppen ho maar: die kerel (meestal zijn het kerels) achtervolgt je zingend en snaren plukkend tot aan het graf.

Want terwijl je denkt ze te hebben opgeborgen in de poederdoos van je gedroomde jeugd, staan zij nog stééds – of na jaren van ruzies, verslavingen of vergetelheid toch wéér – op het podium. En dan zijn ze nog zo goed ook, soms zelfs beter dan in hun hoogtijdagen. Heb je mooi het nakijken, met je coverbandje voor verjaardagen en partijtjes.

Neem Neil Young (79), die vorige week in een snikheet Groningen met zoveel vuur in zijn eigen, vijftig jaar oude werk opging dat publiek en verzamelde muziekpers er subiet een zonnesteek aan overhielden. Het beste concert in jaren! Historisch! Debutanten die de componist van ‘Hey Hey, My My’ (rock-’n-roll can never die) voor het eerst zijn gitaar zagen afbeulen, jubelden over hun euforische ontmaagding.

Helaas, de historische zelfovertreffing van de Canadese Amerikaan haalde niet het NOS Journaal. Geeft niet, daar hadden ze hun handen al vol aan Ozzy Osbourne (76), de Black Sabbath-man die zaterdag zijn laatste concert gaf – óók een evenement van jewelste. Zelfs het voorname Nieuwsuur stond stil bij Ozzy’s afscheid, met exegese van NRC-muziekredacteur Peter van der Ploeg. Tja, dan is er geen plek meer voor ‘Shakey’ (Youngs bijnaam) om nog eens los te gaan met de boomer-breed meegezongen gebalde-vuisten-leus dat het beter is „om op te branden dan om uit te doven”. Bijna zou je tegen Young zeggen: brand dan ook eindelijk eens op, boomer! Moeten we straks met onze zuurstofflessen nog naar die concerten blijven komen?

Voor hongerend Ethopië

Dan maar naar de BBC, waar woensdagnacht opnieuw de eerste aflevering te zien was van de recente, veelgeprezen documentaire Live Aid at 40, over het transcontinentale benefietconcert dat Bob Geldof in 1985 uit de grond stampte. Naderhand is dat humanitaire initiatief voor hongerend Ethiopië bekritiseerd als een feestje voor white saviors en rock-aristocraten (uitzondering was uiteraard de altijd tegendraadse Bob Dylan, die hoopte „dat er ook wat geld afkon” voor noodlijdende Amerikaanse boeren). Maar in de documentaire wordt ook Live Aid vooral bekeken met – niet geheel onkritische – nostalgische warmte.

Die eerste aflevering draaide vooral om de gedreven Geldof en het maken van de tenenkrommende maar effectieve single Do They Know it’s Christmas (‘they’ zijn dan de hongerende Afrikanen, het begrip othering was in popkringen nog niet ingedaald). Geldof, die op zijn 73ste oogt als een charismatische druïde, vertelt integer en fascinerend over zijn bezoek aan Ethiopië, zijn spel met de media, de „woede en schaamte” die hem overvielen toen hij daar die kerstsingle hoorde. Overigens wijst de documentaire nadrukkelijk – wie weet tegen de latere kritiek over rijke stinkerds in – op de eenvoudige afkomst van de makers van in elk geval die Britse single.

En het geld? Het benefiet bracht zo’n 130 miljoen pond op, al snel deden geruchten de ronde dat een deel daarvan was verdwenen in allerlei verkeerde zakken. Het komt aan bod in de latere afleveringen (de hele serie is te zien op BBC iPlayer), net als de te verwachten botsing van empathische ego’s.

Als intercontinentaal pop-initiatief creëerde Live Aid een nieuwe symbiose van muziek, politiek en marketing. Zelfs Dylans dwarse opmerking („bot, dom en nationalistisch”, vond Geldof later) had effect: er kwam in de VS een jaarlijks Farm Aid benefiet, voor de Amerikaanse boeren.


Ras el hanout: het beste wat de specerijenkraam te bieden heeft

Naast liefde zijn specerijen voor mij het belangrijkste element om te kunnen koken. Een handjevol ingrediënten kan geweldig smaken als je op de juiste manier specerijen gebruikt.

Maar wat is de juiste manier?

Ik wil graag weten waarmee ik kook. Toch ken ik niet altijd de precieze herkomst of de genezende werking van mijn specerijen – en dat is niet zonder reden. De kennis van vrouwen in de keuken werd eeuwenlang afgedaan als hekserij of onzin. Daardoor is veel wijsheid verloren gegaan. Maar specerijen verbinden ons: met onze voorouders, onze geschiedenis, ons hart en ons hoofd.

Mijn moeder kookte niet alleen omdat ze haar gezin wilde voeden; ze kookte vooral ook uit heimwee naar Marokko. Door de specerijen die zij gebruikte, rook onze Winterswijkse wijk even naar haar geboorteland. Zo troostte ze zichzelf. Ze ‘vermarokkaniseerde’ de Nederlandse keuken door er haar eigen draai aan te geven; ze deed bijvoorbeeld ras el hanout door de stamppot. Voor buurtbewoners veranderde mijn moeder van ‘de vrouw met hoofddoek die slecht Nederlands sprak’ in de geliefde ‘Mama Dila’.

Verhalen rond specerijen leiden naar keukens wereldwijd, maar staan lang niet altijd in de geschiedenisboeken. Ze zijn veel meer dan alleen smaakmaker. De helende werking van kurkuma, de bijna moordende scherpte van peper, de spirituele krachten van piment…

De wereld waar wij in leven is een direct resultaat van de specerijenhandel in de 17de eeuw, een tsunami van geweld die ook traditionele kennis rond specerijen vaak heeft doen verdwijnen.

Ras el hanout is een regionale specerijenmix, ontstaan in de Maghreb, waar de karavanen met specerijen van over de hele wereld elkaar kruisten. Specerijen uit India en Indonesië zoals nootmuskaat, foelie en kruidnagel. Specerijen uit het Midden-Oosten, zoals sumak, koriander en kardemom.

De komende weken neem ik je mee op specerijenreis, te beginnen met die geurige ras el hanout; letterlijk betekent het ‘het beste wat de specerijenwinkel te bieden heeft’. Er zijn vele variaties, van mengsels met meer dan honderd ingrediënten tot een basismix van zwarte peper, kaneel, gember, komijn en kurkuma.

Ras el hanout is onmisbaar bij het maken van echte Marokkaanse couscous. In Nederland associëren we couscous vooral met een koude salade, terwijl het in de Maghreb vaak warm wordt geserveerd in één grote schaal met grote stukken groente; een gerecht om te delen. In dit recept verbind ik de twee — niet puur Maghreb, niet typisch Nederlands, maar hopelijk wél heel lekker.


Woningaanbod groeit, maar ‘betaalbaarheid’ blijft het sleutelwoord

Het leek een beeld uit vervlogen tijden: meerdere tekoop-borden in één straat. Links en rechts, op beneden- en bovenwoningen, er heeft in jaren niet zo veel te koop gestaan. Het afgelopen kwartaal gingen 52.000 woningen in de verkoop – sinds 2008 was dat aantal niet zo hoog. Goed nieuws voor woningzoekenden, want er is dus meer om uit te kiezen. Al blijft de vraag: wie kan deze woningen betalen?

Want er wordt dan wel meer aangeboden, het zijn voornamelijk woningen in het hogere prijssegment, zo blijkt uit de donderdag gepresenteerde halfjaarcijfers van makelaarsvereniging NVM. In het tweede kwartaal kostte minder dan één op de drie aangeboden woningen vier ton of minder. Een dieptepunt, aldus de makelaars.

‘Betaalbaarheid’ blijft zo het sleutelwoord. Vraag een wethouder wonen in een grotere Randstedelijke gemeente waar het woonprobleem in schuilt, en die zal wijzen op het grote tekort aan woningen voor middeninkomens. Leraren, verpleegkundigen, politieagenten – dit rijtje wordt steevast genoemd in beleidsstukken en debatten over de woningmarkt. Omdat woningen voor hen moeilijk te betalen zijn, kampen steden als Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Haarlem met personeelstekorten in dit soort maatschappelijke beroepen.

Een paar bruggen te ver

Als definitie van ‘betaalbare koop’ geldt dit jaar 405.000 euro. Voor veel starters, in het bijzonder alleenstaanden, is vier ton nog altijd een paar bruggen te ver. Een alleenstaande starter heeft met de huidige rente een jaarinkomen van bruto 81.400 euro nodig om dit hele bedrag te kunnen lenen, becijfert Van Bruggen Adviesgroep. Een stel komt samen op 84.000 euro uit. En dan moet de woning minimaal energielabel B hebben, en komen de kosten koper er nog bij.

Voor wie hier nog niet is afgehaakt en in de stad een woning zoekt, lijken er op Funda best nog wel wat mogelijkheden te zijn. En niet alleen in stedelijke gemeenten ver weg van de Randstad, zoals Eemshaven, Vlissingen en Heerlen.

Randgemeenten

Even wat cijfers. Ruim 10.000 woningen werden afgelopen kwartaal aangeboden met een vraagprijs van grofweg vier ton of minder – ongeveer evenveel appartementen als andersoortige huizen. Dat is 2.400 woningen meer (30 procent) dan in dezelfde periode vorig jaar, toen de betaalbaarheidsgrens een stuk lager lag, op 390.000 euro.

Voor mensen die een woning zoeken op de particuliere huurmarkt, voltrekt zich momenteel een ramp

Lana Goutsmits-Gerssen
voorzitter NVM

Deze toename is voor een deel toe te schrijven aan de verkoop van huurwoningen door beleggers, die door de toegenomen belastingdruk en nieuwe huurwetgeving hun rendementen hebben zien dalen of verdwijnen. In Amsterdam kwamen er zo honderden betaalbare koopwoningen bij, overwegend appartementen. Hetzelfde geldt voor Rotterdam en Den Haag.

„Voor starters is dat misschien goed nieuws, maar voor mensen die een woning zoeken op de particuliere huurmarkt, voltrekt zich momenteel een ramp”, zegt Lana Goutsmits-Gerssen, vakgroepvoorzitter van NVM Wonen. „Het wordt steeds moeilijker een huurwoning te vinden.” Voor studenten en anderen die niet in aanmerking komen voor sociale huur, daalde het aanbod aan kleine huurwoningen (kamers, studio’s) in de studentensteden met 30 procent, bleek vorige week uit een analyse van NRC.

De toename in betaalbare koopwoningen is in Amsterdam overigens een druppel op een gloeiende plaat, leert analyse van de NVM-cijfers over het tweede kwartaal. Per tienduizend huishoudens is het aantal betaalbare koopwoningen dat in de hoofdstad wordt aangeboden heel laag: negen stuks. Evenveel als in het snelgroeiende Eindhoven, waar de vraag naar woningen door personeel van bijvoorbeeld ASML de schaarste aanwakkert en de prijzen opdrijft.


Relatief veel betaalbare woningen voor (zeer) sterk stedelijk gebied in de omgeving van Rotterdam bieden Schiedam (met 26 stuks) en Vlaardingen (22). Wie in de buurt van Amsterdam naar betaalbare woningen zoekt, kan dat het beste doen ten noorden van het Noordzeekanaal in bijvoorbeeld Zaanstad (19 woningen).


De makelaars in deze gemeenten zagen de drukte de afgelopen maanden toenemen, beaamt Linda van Ooijen Knook. Zij werkt voor makelaarskantoor Anke Bodewes, dat vooral in en rond Schiedam actief is. „We planden 480 bezichtigingen in de afgelopen maanden.”

Het „succesverhaal” van Schiedam, aldus Van Ooijen Knook, blijkt uit de vele Rotterdammers die de buurgemeente hebben gevonden. Omdat Rotterdam te duur wordt, verleggen zij hun blik. En Schiedammers die verhuizen, doen dat bij voorkeur binnen de gemeente. Dat kan volgens Van Ooijen Knook omdat in Schiedam relatief veel te kiezen valt; zowel in woningtype als in prijsklasse. „Van oud en monumentaal tot gloedjenieuw, hier staat van alles. Ook onder de vier ton.”

Vraagprijs zegt niet alles

Ook in Zaandam worden nog relatief veel woningen onder de vier ton aangeboden, bevestigt Ginger Lafeber van makelaarskantoor Van de Steege. „Wat je wel vaak ziet, is dat dit woningen zijn waar iets mee is. Sommige staan op erfpachtgrond, andere hebben funderingsproblemen.” De vraagprijs van 350.000 euro op Funda zegt dus lang niet alles, aldus Lafeber: „Voor sommige woningen moet je zó 70.000 euro tot soms anderhalve ton bijleggen om er goed te kunnen wonen.”

Dat was vroeger een minder groot probleem, maar door strakkere financieringsregels kan je de kosten koper en een verbouwing niet zomaar bovenop de aankoopprijs meefinancieren. „Je mag niet meer dan de taxatiewaarde lenen”, aldus Goutsmits-Gerssen. „Een verbouwing moet nu uit het eigen spaargeld komen.”

Sommige kluswoningen blijven daarom langer te koop staan en worden minder overboden, zien de makelaars in Schiedam en Zaandam. „Met name jongere kijkers willen een huis dat helemaal af is en er gelikt uitziet”, zegt makelaar Lafeber. Je kan ook kiezen er geen vtwonen-keuken in te zetten, maar genoegen te nemen met een wat oudere keuken, vult haar Schiedamse vakgenoot Van Ooijen Knook aan. „Dat schept toch weer mogelijkheden.”


‘Succesverhaal’ Schiedam

René Sondermeijer is gelukkig met zijn nieuwe woning in Schiedam, waar hij binnenkort vanuit Rotterdam-West naartoe verhuist.

Foto Walter Herfst

Al een jaar of tien woont bouwkundige René Sondermeijer (31) met veel plezier in Rotterdam. „Om precies te zijn in Rotterdam-West, op tien minuten fietsen vanaf het centrum. Eigenlijk perfect. Een leuk en levendig deel van de stad”, vertelt hij. Misschien iets te levendig: „Het is er heel druk. Veel herrie en verkeersoverlast.”

Daarom is Sondermeijer een jaar of drie geleden op zoek gegaan naar een woning op een rustiger plek, met wat meer groen. Eerst keek hij naar huurwoningen, omdat kopen geen optie was, maar dat schoot niet op: „Mijn inkomen is te hoog voor een sociale huurwoning, maar te laag om te voldoen aan de inkomenseis voor duurdere huurwoningen.”

Nadat zijn salaris was verhoogd, werd kopen van een woning mogelijk. Als single heeft hij een inkomen voor een budget van ongeveer 2,5 ton. „Daarmee ben ik aangewezen op de stad. Buiten de stad heb je veel eengezinswoningen en die zijn te duur voor mij.” Binnen Rotterdam bleek een rustige woning in het groen evenmin haalbaar. „Je hebt wel appartementen voor 2,5 ton, maar allemaal in buurten die net zo druk zijn als Rotterdam-West.”

Zo kwam hij uit bij twee steden vlak bij Rotterdam: Schiedam en Vlaardingen. Tien keer bezichtigde hij daar een woning, vier keer bood hij mee. „Twee keer was ik er dichtbij.” En toen was het raak: een benedenwoning van een kleine 60 vierkante meter, met tuin. „Een jarendertigwoning, die goed is onderhouden.”

Hoe kan het dat dit deze keer wel lukte? „Voor 10.000 euro meer werden in Schiedam net wat geliktere woningen aangeboden – misschien dat andere huizenzoekers daaraan de voorkeur gaven. Daar heb ik een beetje geluk mee gehad.”


Overwaarde in Zaandam

Benno Lagerweij (45) verkoopt zijn vierkamerflat van rond de 80 vierkante meter in Wormerveer, in de gemeente Zaanstad. Hij woont er in zijn eentje en werkt in Haarlem, waar hij Nederlandse les geeft aan statushouders. Vanuit Wormerveer was dat prima te doen. „Je bent er met de trein zo. Deze buurt heeft eigenlijk alles dichtbij. Ik heb er altijd prettig gewoond.”

Lagerweij verkoopt het appartement nu omdat het hem naar eigen zeggen te groot is geworden. Hij stelt „meer een stadsmens” te zijn en gaat op zoek naar een wat kleinere woning in Amsterdam-Zuidoost. „Ik kijk naar woningen tussen de 45 en 60 vierkante meter.”

Ook Jessie de Oude verkoopt een woning in Zaanstad. De 31-jarige Amsterdamse zette onlangs het huis te koop waar ze al zeven jaar woont, nu met haar 39-jarige vriend Sander en hun driejarige zoontje. De 13-jarige zoon van haar vriend woont een deel van de week bij hen. De jarentwintigwoning van 77 vierkante meter begon wat klein te worden, vertelt De Oude. „We hebben verderop in Zaandam een hoekwoning aangekocht die we deels zelf gaan verbouwen. We zijn inclusief verbouwen ongeveer vijf ton kwijt, wat we deels betalen uit de overwaarde op dit huis.”

Hun huidige woning staat voor 350.000 euro op Funda, al verwacht De Oude dat er vanwege de grote interesse voor hun huis wel overboden zal worden. „Er zijn twintig bezichtigingen ingepland.”

Benno Lagerweij verwacht zijn overwaarde nodig te hebben om aan een nieuwe flat te komen. Hij kocht zijn huidige woning in 2010, rond het uitbreken van de woningmarktcrisis. „Die is toen wel een tijdje wat minder waard geweest, maar inmiddels is dat wel hersteld.”

Hoewel zijn woning nu te koop staat, heeft hij zelf nog niets nieuws. Toch best een gok, op de Amsterdamse woningmarkt – al scheelt het dat hij straks zeker weet hoeveel hij kan bieden. „Ik heb een oplevertermijn van vier maanden aangegeven. Dat is ook de periode die ik heb om iets nieuws te vinden”, zegt Lagerweij. „Ik geloof dat dat wel goed komt.”


Hoe genees je het vrouwenhart? ‘Te vaak worden klachten van vrouwen niet onderkend’

Het vrouwenhart onderschat? Wie de Dutch Revascularization & Electrophysiology Summit bezoekt zou het niet zeggen. Afgeladen vol zit de zaal in het Nijkerkse congrescentrum Hart van Holland. Om voldoende plaats te creëren voor de honderden cardiologen, hartchirurgen en verpleegkundigen moeten nog stoelen worden bijgesleept. Normaal is het op de vrijdagochtend van het tweedaagse congres altijd vrij rustig, zegt de Alkmaarse cardioloog en mede-organisator Raymond Hautvast. „Dan hebben we de avond ervoor de barbecue gehad… Maar deze sessie wilde niemand missen.”

Toch is die aandacht verre van vanzelfsprekend, benadrukt Yolande Appelman, interventiecardioloog bij Amsterdam UMC. Al jaren pleit ze voor meer aandacht voor hart- en vaatziekten bij vrouwen. Ze schreef er samen met collega’s een boek over, richtte een genderwerkgroep op en verrichtte door de jaren heen honderden hartkatheterisaties bij vrouwen. „Maar nog te vaak worden klachten van vrouwen niet onderkend.” En dat terwijl maar liefst één op de vijf vrouwen in Nederland overlijdt aan hart- en vaatziekten.

Om extra publiek te trekken is de sessie groots opgezet, als talkshow met artsen en patiënten. Moderator Eva Jinek vertelt bij aanvang hoe ze zelf tweemaal kampte met zwangerschapsvergiftiging – een belangrijke risicofactor als het gaat om hoge bloeddruk en daarmee gepaard gaande hart- en vaatziekten. Bij haar aan tafel zitten naast Appelman onder anderen Jeanine Roeters van Lennep, internist vasculaire geneeskunde bij het Erasmus MC en Tim van de Hoef, interventiecardioloog bij het UMC Utrecht.

Hoe komt het dat hart- en vaatziekten zich vaak anders uiten bij vrouwen? Welke symptomen zijn er? En wat valt eraan te doen? Vijf lessen over het vrouwenhart.

1Het X-chromosoom speelt een cruciale rol

Wie een mensenhart op de snijtafel legt, kan niet zomaar zien of het van een man of een vrouw afkomstig is. Ja, over het algemeen is een vrouwenhart wat kleiner en zijn de wanden vaak wat dunner en de vaten smaller, maar verder is er anatomisch geen duidelijk verschil.

Desondanks uiten hart- en vaatziekten zich bij vrouwen vaak anders dan bij mannen: er treden andere symptomen op en sommige aandoeningen komen bijvoorbeeld veel vaker voor bij vrouwen dan bij mannen. Die verschillen hebben vooral een genetische oorzaak, vertelt Appelman. „Een vrouw heeft twee X-chromosomen, een man één X en één Y. En juist het X-chromosoom is sterk gericht op het immuunsysteem. Daarmee zijn vrouwen aanvankelijk in het voordeel, totdat ze in de overgang komen.” De productie van het hormoon oestrogeen neemt af, terwijl juist dat hormoon de binnenkant van de vaatwanden goed beschermt. En dus beginnen vrouwen al vanaf zo’n jaar of 40 met een wrange ‘inhaalslag’ als het op hart- en vaatziekten aankomt.

Volgens recente cijfers zijn er in Nederland ruim 720.000 vrouwen die lijden aan een vorm van hart- en vaatziekten. Chronische ziekten waar ze soms nog een halve eeuw mee doorleven, want vrouwen overlijden op hogere leeftijd aan hart- en vaatziekten dan mannen. Of zoals Appelman en Roeters van Lennep het in hun boek Het vrouwenhart verwoorden: Men die quicker, but women get sicker.

2Niet alles draait om pijn op de borst

Waren het in de jaren tachtig vooral mannen die stierven aan hart- en vaatziekten, nu is het andersom. Soms gaat het daarbij om vrouwspecifieke aandoeningen als de Tako-Tsubo-cardiomyopathie, ook wel bekend als het ‘gebrokenhartsyndroom’. Daarbij kan in gevallen van hevige stress, bijvoorbeeld na het overlijden van een geliefd persoon, acuut hartfalen optreden: het bloed wordt niet langer rondgepompt, soms met fatale gevolgen. De precieze fysieke oorzaak is nog onbekend, maar mogelijk zorgen stresshormonen voor een soort verlamming van de hartspier. „90 procent van de patiënten met het syndroom is vrouw”, zegt Appelman. „Je ziet het vooral bij vrouwen na de menopauze.” De naam Tako-Tsubo verwijst naar Japanse potten om inktvissen mee te vangen: bij getroffen patiënten lijkt de linkerkamer van het hart op zo’n pot.

In vergelijking met zo’n specifiek syndroom is een hartinfarct veel bekender en algemener. Maar daarvan is het risico dat die juist bij vrouwen niet altijd tijdig wordt herkend.

„Een drukkende, knellende pijn in de hartstreek met uitstraling naar de linkerschouder: dát is het klassieke beeld van een hartinfarct”, aldus Van de Hoef. Een van de kransslagaderen rond het hart is geblokkeerd, waardoor er onvoldoende zuurstofrijk bloed de hartspier kan bereiken. Dat kán leiden tot een hartstilstand, waarbij het hart helemaal stopt met kloppen en je in enkele seconden buiten kennis raakt. Coronaire obstructie, noemen cardiologen zo’n blokkade van de kransslagader: het bloedvat is verstopt geraakt, bijvoorbeeld door slagaderverkalking.

Maar lang niet altijd vindt er zo’n obstructie plaats, vertelt Van de Hoef. „Er kan ook sprake zijn van verminderde bloedtoevoer zonder dat er vaatvernauwing in de kransslagaderen plaatsvindt – doordat alleen de haarvaatjes rond het hart verstopt zijn, of doordat er vaatspasmen optreden: plotselinge, tijdelijke samentrekkingen.” Bij vrouwen komt dat relatief vaak voor. „Soms ontstaat dan alsnog pijn op de borst, maar dat hoeft niet. Symptomen zijn vaak anders dan in de leerboeken staat. Denk aan druk tussen de schouderbladen of kortademigheid en vaak extreme vermoeidheid.”

Het is van belang dat huisartsen en cardiologen een patiënt altijd serieus nemen, benadrukt Appelman. „Te vaak worden zulke klachten weggewuifd onder het mom van stress of slaaptekort. Artsen zeggen al snel ‘u heeft niets’ als ze de oorzaak niet kunnen vinden. Terwijl ze beter kunnen zeggen: er is iets aan de hand, maar ik weet niet wat.”

3Vrouwen zijn geen kleine mannen

Vaak worden wel medicijnen voorgeschreven, maar die werken niet altijd. In zo’n geval kan een coronaire functietest uitkomst bieden, zegt Appelman. „Daarbij wekken we bewust verkramping van de kransslagaders op, om te zien of er bijvoorbeeld spasmen optreden.” Maar zo’n test is niet geheel zonder risico, en er is niet altijd direct een oplossing voorhanden. „Soms is een aangepaste leefstijl het beste devies, en dat kan betekenen dat iemand moet stoppen met werken of intensief sporten. De gevolgen zijn soms heel ingrijpend, terwijl daar vanuit de omgeving niet altijd begrip voor is. Dan hoort een vrouw van haar baas: moe zijn we allemaal weleens.”

Ook als het op de dosering van medicatie aankomt, wordt er nog te weinig onderscheid gemaakt tussen mannen en vrouwen. „In het beste geval krijgt een kleine vrouw een lagere dosering dan een lange man”, zegt Appelman. „Maar vrouwen zijn niet simpelweg kleine mannen; er moet ook veel beter worden gekeken naar de precieze invloed van die medicatie in een vrouwenlijf. Zijn er interacties met de hormoonhuishouding, is het veilig om een bepaald medicijn te geven tijdens de zwangerschap? In heel veel gevallen is dat nog niet eens bekend.”

4Zwangerschap is een stresstest voor je lijf

Vanaf de menopauze heeft 80 procent van de Nederlandse vrouwen minstens één risicofactor die de kans op hart- en vaatziekten vergroot. „Dat kan bijvoorbeeld stress zijn, of overgewicht. En heel vaak is roken de boosdoener”, aldus Appelman. Maar er zijn er ook vrouwspecifieke alarmsignalen, waaronder een vervroegde overgang of migraineaanvallen met een zogeheten ‘aura’ van lichtflitsjes of gekleurde vlekken op het netvlies. „In zo’n geval moeten artsen extra alert zijn.”

Dat geldt ook bij zwangerschapsgerelateerde aandoeningen, voegt Roeters van Lennep toe. „Denk aan vroeggeboorte of herhaalde miskramen. Zwangerschap kun je zien als een stresstest voor je lijf. Hoe reageert je hart als het extra hard moet werken?”

Een veelvoorkomende risicofactor is zwangerschapsvergiftiging ofwel pre-eclampsie. Daarbij is sprake van een te hoge bloeddruk en treedt soms schade aan organen op. „Een jaar na de bevalling heeft de helft van de vrouwen met ernstige pre-eclampsie nog een te hoge bloeddruk, maar nazorg is er nauwelijks – terwijl je eigenlijk die bloeddruk continu moet blijven monitoren.” Zelf houdt ze daarom in het Erasmus MC ook regelmatig spreekuur voor vrouwen die ernstige pre-eclampsie hebben doorgemaakt.

5Hét vrouwenhart bestaat niet

Tot slot: denken in hokjes werkt averechts. Ook wie biologisch als man geboren is maar zich vrouw voelt of andersom moet zich gehoord voelen in de spreekkamer. En bovendien, zo zegt Van de Hoef: „Het is niet zo dat een infarct bij mannen áltijd gepaard gaat met pijn op de borst. Belangrijker dan praten in termen van ‘mannenhart’ en ‘vrouwenhart’ is dat wij als cardiologen de juiste diagnose stellen, en dat een patiënt geen drempel voelt om over klachten te praten.”

Of zoals Appelman het verwoordt: „Uiteindelijk hoop je natuurlijk dat de zorg voor álle patiënten zo goed is dat de term vrouwenhart helemaal overbodig wordt.”


Moeten de belastingen omhoog? (herhaling)

Maarten en Marike ontdekken dat de Nederlandse overheidsinkomsten relatief bescheiden zijn, maar dat de „belastingmix“ wel een beetje uit verhouding is. Is het verhogen van belastingen slechter voor de economie dan het verlagen van de uitgaven? Hoe hoog zou je belastingen in theorie kunnen maken? En hoe zou je zo’n impopulaire maatregel in de praktijk kunnen doorvoeren?

Heeft u vragen, suggesties of ideeën over onze journalistiek? Mail dan naar onze ombudsman via [email protected].

Een vraag over economie? Mail ons op: [email protected].

Presentatie:
Marike Stellinga & Maarten Schinkel
Redactie, productie & montage:
Jeanne Geerken
Mixage:
Audiochef
Muziek:
Rufus van Baardwijk
Fotografie:
Folkert Koelewijn
Artwork:
Yannick Mortier


Deze artsen gaan op TikTok de strijd aan met desinformatie

‘Van zonnebrand krijg je kanker’ en ‘creatine maakt je slimmer’. Medische desinformatie overspoelt sociale media. Steeds meer artsen gaan daarom zelf video’s maken op TikTok. Maar redacteur Karlijn Saris vraagt zich af: hoeveel autoriteit heeft de witte jas daar eigenlijk?

Heb je vragen, suggesties of ideeën over onze journalistiek? Mail dan naar onze redactie via [email protected].

Gasten:
Karlijn Saris
Presentatie:
Bram Endedijk
Redactie:
Niki Ipenburg
Montage:
Gal Tsadok-Hai
Eindredactie:
Tessa Colen
Coördinatie:
Belle Braakhekke
Productie:
Andrea Huntjens
Foto:
Screenshot TikTok kanaal Dokters Vandaag