Opinie | Zo leuk zijn drugs niet. Toch moet het gaan over legalisering

Burgemeester Femke Halsema van Amsterdam heeft de kat de bel aangebonden: de oorlog tegen drugs helpt geen zier. Sterker nog, er is toenemend bewijs dat deze averechtse effecten heeft. Een voorbeeld daarvan is de keiharde strijd die ontstaat nadat politie en justitie een gat slaan in de drugsaanvoer. Zelfs een kleine gemeente als IJmuiden is al maanden het slachtoffer van nietsontziende rivaliserende drugsbendes omdat een deel van de markt is vrijgekomen. Beschietingen en explosies zijn aan de orde van de dag.

Met een grote internationale conferentie, een opiniestuk in The Guardian, een grondige strategische verkenning en navenante publiciteit in Nederland trok Amsterdam het initiatief naar zich toe. Bravo! Maar nu?

De problemen van een repressieve aanpak zijn bekend: dweilen met de kraan open, het geweld neemt juist toe en rekrutering van kwetsbare jongeren blijft een peulenschil. De onmacht in het bestrijden van georganiseerde drugscriminaliteit maakt het stellen van de vraag naar legalisering onontkoombaar. Er is – niet alleen in Nederland – een onoverbrugbare kloof tussen wet (het mag niet) en naleving (so what). Drugsgebruik is genormaliseerd, dus denken over regulering ligt voor de hand.


Lees ook
Legalisering? Kind in arme buurt blijft prooi

Legalisering? Kind in arme buurt blijft prooi

Demissionair minister Dilan Yesilgöz (Justitie en Veiligheid, VVD) kwam al snel met een reactie op het Amsterdamse initiatief: bestrijding van het geweld heeft prioriteit en regulering kan alleen in internationaal verband. Het is een gemakzuchtige pavlovreactie, vanuit een bangig departement waar ieder innovatief denken is uitgeperst. Ze heeft desalniettemin wel gelijk. Internationaal beleid is nodig en drugsgeweld mag niet onbestraft blijven.

Drugseconomie frustreren

De angst om over regulering van drugs te spreken is begrijpelijk als die wordt gepresenteerd als dé alternatieve aanpak. Zo leuk zijn drugs niet. Er is verslaving, er is georganiseerde misdaad en er is een verregaande corrumpering van sectoren.

Er is daarom behoefte aan een breed politiek programma, waarbij regulering een van de lijnen is. Tegelijk is een repressieve aanpak nodig van de drugseconomie, die zich vooral moet richten op het frustreren van het criminele verdienmodel. Deze krijgt steeds meer vorm in samenwerkingsverbanden van politie, Openbaar Ministerie, gemeenten, FIOD en de financiële wereld. De gevaarlijkste figuren moeten strafrechtelijk worden vervolgd.

Daarnaast moet er een preventieve aanpak van de grond komen via intensief jongerenwerk en versterking van zwakke wijken en regio’s. Hierbij zou ook meer ingezet kunnen worden op ontmoediging van drugsgebruik. Gek genoeg kan dit nu niet, een cynische paradox, want drugs zijn toch verboden? En dat leidt naar een nieuw derde spoor in de aanpak, een pragmatische benadering van het gebruik van drugs, met afwegingen over voors en tegens.

Regulering is geen simplistisch alternatief voor repressie – dat is het verkeerde frame

Veel drugs zijn buitengewoon schadelijk, andere kunnen zoals alcohol, met mate, de gewenste roes brengen. Regulering kan bijvoorbeeld betekenen dat men XTC in clubverband gebruikt, dat verstrekking aan verslaafden (zoals nu al heroïne en methadon) is toegestaan, dat psychotrope stoffen medicinaal en in therapeutische behandeling zijn toegestaan. Zelfs commerciële handel in cannabis en paddo’s is niet uitgesloten. De eerste experimenten komen al van de grond.

Regulering is geen simplistisch alternatief voor repressie – dat is het verkeerde frame. Het is een noodzakelijke aanvulling op het huidige beleid. De criminele drugseconomie is een veelkoppig monster, dat de rechtsorde en de morele kwaliteit van de samenleving ondermijnt. Hier passen idealistische verhalen over legalisering net zo min als het blinde vertrouwen in ‘een keiharde aanpak’. Het hoogst haalbare is het beheersbaar maken van de problemen. Daarvoor moeten alle zeilen worden bijgezet, zelfs als dat voorzichtige regulering is.