In de dramareeks Succession – over de shakespeariaanse intriges binnen en rond een Murdoch-achtige mediafamilie – zitten scènes waarin twee opvattingen over journalistiek tegen elkaar worden gezet. Rhea Jarell van het CNN-achtige PGM ziet nieuws als een nutsvoorziening en niet als ‘entertainment-optie’. Logan Roy, pater familias en eigenaar van het Fox News-achtige ATN, houdt van nieuws en nieuwsmensen, maar ziet journalistiek ten diepste als amoreel. Het gaat om de kijkcijfers, harvesting eyeballs ten behoeve van share holder value.
Oogballen oogsten. Ik moest daaraan denken tijdens een etentje bij een vriend die bij een groot mediabedrijf werkt aan journalistieke vernieuwing. Ik was me aan het opwinden over de perverse prikkel die uitgaat van het scorebord dat bij de ingang van het NRC-gebouw hangt, en waarop medewerkers bij binnenkomst kunnen zien wat online de best gelezen stukken zijn. De meeste columnisten en journalisten willen gelezen worden en bijdragen aan het publieke debat, maar zo’n scorebord wekt de indruk dat engagement in de vorm van clicks, applaus, of (f)ophef cruciaal is. Wat doet het met je werk als de ranglijst je in de nek hijgt?
Die vriend vond mijn bezwaar overdreven. Ik ga hier niet zijn standpunt herhalen – goede kans dat ik het verkeerd weergeef – maar hij vertelde interessante dingen over hoe in mediabedrijven met data gewerkt wordt, hoeveel dieper wordt gekeken dan louter clicks, en welke analyses je dan kunt maken. Ik schrijf gewoonlijk over literatuur, en, hoe verrassend, juist kunst- en cultuurstukken blijken relatief slecht gelezen en laag gewaardeerd te worden. Moet je dus een ander soort stukken gaan maken, waar meer lezers blij van worden? Agenda en service-achtige stukken, enthousiasmerend en niet te moeilijk?
Natuurlijk niet. Experimenteren met vorm is essentieel voor de vitaliteit van een métier, maar met dat doel en niet voor de clicks. Over literatuur schrijven kan op tig manieren – recensies, essays, reportages, met of zonder bewegend beeld, illustraties, interactieve kaarten of wat je maar wil inzetten – maar idealiter blijft het een literaire vorm op zich, het dóór een kunstwerk heen schrijven om tot iets van waarde te komen.
Een krant is een dorp, zet het niet vol met Blokkers en Hema’s
Zulke stukken zijn niet voor iedereen, zoals kunst dat sowieso niet is, en dat is oké – niet alle restaurants zijn voor alle smaakpapillen. Net zo min als je een wereld zou moeten willen waarin alles voor de zogenaamde culturele elite is, zou je een wereld moeten willen waarin er voor intrinsiek cultureel geïnteresseerde lezers – let op: niet per se elite – níets meer is. Dat veel mensen (onder wie ik) het economiekatern oersaai vinden, is geen reden het te schrappen of op de hurken te gaan. Idem met de wetenschapspagina. Maak het voor wie het is of zou kunnen zijn. Een krant is een dorp, zet het niet vol met Blokkers en Hema’s. Hecht te veel belang aan data en dat risico is er.
Dit is de kernvraag: waar zijn kranten voor? Voor het maken van winst? Een journalistiek medium moet kunnen overleven, natuurlijk, maar dat is iets anders dan sturen op het uitkeren van dividend. Journalistiek heeft een belangrijke democratische en culturele rol, en daar horen kaders bij die niet per se bevorderlijk zijn voor de winstuitkering.
Dat spanningsveld zal alleen maar pregnanter worden door de opkomst van AI. Er wordt al uitgebreid geëxperimenteerd met het laten maken van koppen door AI, waar AI al erg ‘goed’ in is. Dit in tegenstelling tot het schrijven van complexere teksten. Maar ook dat zal komen. Zowel mediabedrijven als de samenleving zullen zich daartoe moeten verhouden. Waar weinigen bij stilstaan: terwijl AI met grote hoeveelheden door mensen gegeneerde tekst wordt getraind om menselijk te lijken, wordt de mens die met ‘succesvolle’ AI-tekst geconfronteerd wordt getraind AI te imiteren. Het is tweerichtingsverkeer. Waar data-analyse en AI elkaar ontmoeten, kan iets toxisch ontstaan dat enkel getemperd kan worden door morele beperkingen die door mensen worden opgelegd. Bij onverdunde scorebordjournalistiek zal AI straks de schouderklopjes krijgen, maar vraag niet hoe en tegen welke prijs.
Kwetsbare kinderen worden in Nederland „onvoldoende beschermd”, bleek drie jaar geleden uit een rapport van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd. Inmiddels is de situatie niet veel beter. Nog altijd „krijgt niet elk kind dat ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd tijdig passende bescherming en hulp”, signaleert de inspectie dezer dagen.
Schadelijk is vooral hoe traag gezinnen in onveiligheid worden geholpen. Zo moet een kind gemiddeld 47 dagen wachten op een vaste jeugdbeschermer (die hulp regelt voor kinderen), terwijl dat wettelijk maximaal vijf dagen mag duren.
Ook de communicatie laat vaak te wensen over. Een voorbeeld: een moeder en haar tienjarige dochter krijgen al langere tijd hulpverlening, er was ook een gezinsvoogd. Vervolgens is het meisje uit huis geplaatst. „Moeder wist van niks”, aldus de inspectie. Moeder hoorde toen ze haar dochter van school haalde „dat zij al was opgehaald door iemand anders”. Sindsdien woont de dochter op 160 kilometer van haar moeder en zusjes.
Lees ook
Als de jeugdzorg voor achttienjarigen stopt, leidt dat soms tot dakloosheid
Snotneus
Het systeem van kinder- en jeugdbescherming, wordt regelmatig gezegd, is failliet. Incidenten, zoals de dood van een veertienjarig meisje vier jaar geleden in Amsterdam en, dit jaar, de mishandeling van een pleegmeisje in Vlaardingen, dragen bij aan dat beeld. Plannen liggen klaar om het systeem anders in te richten. Deze gaan voorlopig door, hebben de betrokken bewindspersonen, staatssecretaris Teun Struycken (Rechtsbescherming, NSC) en staatssecretaris Vincent Karremans (Jeugd, VVD) dinsdag besloten. Het huidige stelsel „schiet tekort”, schrijven ze in een Kamerbrief. Vooruitlopend op een nieuwe, slagvaardiger werkwijze werken sinds twee jaar instellingen in elf regio’s samen in ‘proeftuinen’ van een programma van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de ministeries van Justitie en Veiligheid en Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
In deze proeftuinen hanteren instanties voor jeugdbescherming, Veilig Thuis en ook, deels, de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) samen een eenvoudige, ‘integrale’ werkwijze. Die instanties gaan volgens de beide bewindslieden op in een nieuwe organisatie. „In de plaats van bestaande organisaties”, schrijven ze. De opzet moet voorkomen dat ouders steeds opnieuw hun verhaal moeten doen tegen nieuwe hulpverleners, waardoor veel tijd verloren gaat.
De nieuwe werkwijze is bovendien niet meer alleen gericht op het belang van het kind, maar op dat van het hele gezin. Zo kan het systeem uit het slop worden getrokken, stelt directeur David Lamas van dit ‘Toekomstscenario’, een programma binnen het ministerie van Justitie en Veiligheid. Want, zegt hij: „Ik onderschrijf dat het systeem failliet is.”
Volgens Lamas en de medewerkers in de proeftuinen hebben problematische huishoudens dikwijls geen bescherming nodig, maar hulp. Lamas: „Er is van alles aan de hand in die gezinnen. Er wordt heus niet gebeld omdat iemand met een snotneus loopt. Er zijn zorgen. De vraag is vervolgens wat je als professional een veilige of een onveilige situatie vindt. Als je met deze mensen in gesprek gaat zonder meteen te zwaaien met eventuele dwangmaatregelen, dan zien we een enorme samenloop tussen inkomensproblematiek en huisvesting en vaak ook nog eens ggz-problematiek bij een van de ouders. Ga je dan inzetten op het gedrag of op die factoren die dat gedrag veroorzaken? Dus: ga je beschermen of ga je helpen?”
Uithuisplaatsing
Waar in de praktijk bij een melding van huiselijk geweld het gezin steeds opnieuw aan hulpverleners met verschillende bevoegdheden zijn verhaal moet doen, wordt in de nieuwe werkwijze een kind toegewezen aan een vast duo. Dat bestaat uit een hulpverlener van een lokaal, gemeentelijk team en een veiligheidsmedewerker uit een regionaal team van de samenwerkende instanties, die beoordeelt of en welke maatregelen nodig zijn om een kind te beschermen, bijvoorbeeld door het onder toezicht of uit huis te plaatsen.
En wat blijkt? In slechts 8,6 procent van de 1.268 huishoudens die in de elf proeftuinen werden behandeld, zo melden de staatssecretarissen in hun brief, heeft die behandeling geresulteerd in een maatregel om een kind te beschermen. Andere meldingen worden afgewikkeld met andere vormen van hulpverlening. Lamas: „Veel professionals zeggen dat ze in de reguliere praktijk vermoedelijk een beschermingsmaatregel hadden aangevraagd en ook gekregen. Nu beoordelen ze anders wat veilig en onveilig is. Als blijkt dat wij het aantal maatregelen kunnen reduceren, betekent dit dat heel veel gezinnen helemaal niet in de keten van bescherming thuishoren. Daar kan ik boos om worden, want die beschermingsmaatregelen zijn zeer ingrijpend. Je zou je als overheid kapot moeten schamen.”
Anderzijds is volgens Lamas „sneller en daadkrachtig” ingrijpen gewenst in gevallen van echte misstanden. „Door geen scherpe keuzes te maken, doen wij dat niet goed en doen we de slachtoffers geen recht.”
Kabinet
Toch zijn er ook bezwaren tegen de nieuwe werkwijze. De RvdK zegt weliswaar „volop mee te doen” in de proeftuinen, maar stelt ook dat de nieuwe werkwijze „geen antwoord” geeft op de dringendste kwestie: het gebrek aan passende hulp voor kinderen uit ‘problematische’ gezinnen. „We doen alles om ervoor te zorgen dat een kind thuis kan blijven wonen, met de juiste hulp. Helaas loopt het in de praktijk vaak anders”, schreef de RvdK in een brief samen met andere organisaties ruim twee jaar geleden aan het kabinet. „Thuis blijven wonen is geen optie zonder voldoende passende hulp. En uithuisplaatsing is ook geen optie als er geen passende hulp is die bijdraagt aan de veilige terugkeer van het kind. Het gebrek aan passende hulp maakt het ons te vaak onmogelijk om ons werk goed te doen.”
Het is belangrijk dat iemand met een frisse blik naar het gezin kijkt als een maatregel van kinderbescherming wordt overwogen
De RvdK bestrijdt ook dat het aantal beschermingsmaatregelen in de nieuwe werkwijze drastisch daalt, hoewel men als bewijs daarvoor geen andere cijfers kan leveren. „Het gaat om relatief kleine aantallen”, meldt een RvdK-woordvoerder, aangezien het in de experimenten gaat om ruim twaalfhonderd gezinnen, terwijl de RvdK „ruim twaalfduizend beschermingsonderzoeken per jaar” uitvoert.
Andere kanttekeningen bij de nieuwe werkwijze kwamen, eerder dit jaar, van een Adviescommissie rechtsbescherming en rechtsstatelijkheid in het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming. Die benadrukt onder meer het belang van een onafhankelijk oordeel over een gezin, door de RvdK, náást dat van de regionale veiligheidsteams. Want is het gewenst dat deze teams niet alleen een gezin bijstaan, hulp verlenen, maar óók een onafhankelijk advies uitbrengen aan de kinderrechter over een eventuele uithuisplaatsing? Deze commissie Van Dooijeweert vindt van niet. Het wegvallen van een onafhankelijk oordeel kan de onafhankelijkheid van de jeugdbeschermers schaden en bij ouders „de schijn van partijdigheid” wekken.
Ook de „zorgvuldigheid” zou eronder kunnen lijden: „Het is belangrijk dat iemand met een frisse blik naar het gezin kijkt als een maatregel van kinderbescherming wordt overwogen.” Een pleidooi, derhalve, om wel samen te werken, maar daarnaast de RvdK een aparte stem te geven. Bovendien, meent de commissie, kan verdere regionale samenwerking de uniformiteit van de beoordelingen schaden; het zou verschil kunnen maken in welk deel van het land je woont. Niettemin zal „een aantal nader te bepalen taken” van de RvdK opgaan in de nieuwe ‘regionale veiligheidsteams’ van de huidige experimenten, zo hebben de twee staatssecretarissen dinsdag laten weten.
Schulden
De RvdK oogst regelmatig kritiek; zijn oordelen en adviezen aan de kinderrechter worden weleens in twijfel getrokken. Zo oordeelde de RvdK dat het Vlaardingse meisje dat werd mishandeld het „fijn” had bij haar pleegouders, dat haar gedrag zich bij hen goed had ontwikkeld, dat ook de schoolse ontwikkeling „zeer positief” was verlopen en dat, ten slotte, de pleegouders „liefdevol en zorgzaam” voor haar waren.
Lees ook
‘Pleegmeisje uit Vlaardingen herstelt nooit meer: ze kan niet praten, niet staan, niet lopen’
Daarnaast, stelt onder anderen Lamas, zijn de onderzoekers van de RvdK zo bevreesd geworden voor incidenten die in de media vaak breed worden uitgemeten, dat men „defensief” opereert en veel vaker grijpt naar een zwaar middel dan wenselijk. Lamas: „Veel professionals laten risicomijdend gedrag zien, met als gevolg dat we in Nederland heel veel gezinnen en huishoudens onder toezicht hebben gesteld. Daar moeten we een maatschappelijke discussie over voeren.”
Hij geeft een „mooi voorbeeld”: een moeder met drie kinderen heeft een niet te saneren schuld van 16.000 euro, als gevolg waarvan zij haar huis zal worden uitgezet. „Met als gevolg dat ook haar drie kinderen uit huis worden gezet.” De uithuisplaatsing zou veel meer hebben gekost. „Terwijl met het saneren van die schuld de kinderen bij hun moeder zouden kunnen blijven.”
Lamas zucht. „Is dat vervolgens dan een ideaal gezin? Nee. Dat gezin heeft stut en steun nodig. Maar het geeft wel aan dat je beter zij aan zij met een moeder kunt staan en vragen wat nodig is, dan alleen te kijken naar wat veilig is.”
Lees ook
Een nieuwe aanpak in de jeugdzorg, simpeler en met meer aandacht voor het héle gezin, lijkt te werken
De huidige NRC-hoofdredacteur Patricia Veldhuis heeft dinsdag de Nationale Prijs voor Onderwijsjournalistiek 2024 gewonnen. Veldhuis won de onderscheiding voor het verslag dat ze in 2023 schreef van een jaar lesgeven op een middelbare school in Rozendaal. Ze was toen nog onderwijsverslaggever voor de krant.
De jury prijst de „participerende observatie, tussen betrokkenheid en distantie” die Veldhuis hanteerde. „Haar ervaringen zijn soms heftig, met kinderen die even lastig als lief zijn, met een didactische aanpak die soms niet helemaal goed uitpakt, met collegialiteit en berusting in de lerarenkamer”, aldus de jury. „Juist omdat ze dat afzet tegen alle Haagse beleidswendingen en de onmacht het lerarentekort aan te pakken, is dit de productie waarin de jury al die werkelijkheden van het onderwijs dit jaar het best ziet samenkomen.”
„Dit project was voor mij bijzonder omdat alles samenkwam wat ik in vier jaar als onderwijsredacteur had onderzocht: van kansenongelijkheid tot het lerarentekort”, zegt Veldhuis. „Ik vind het ontzettend bijzonder dat we bij NRC de tijd en ruimte krijgen om dit soort speciale projecten te doen en ik stimuleer dat ook heel erg.”
Boek
De docentervaringen van Veldhuis verschenen eind vorig jaar uitgebreider in boekvorm bij Nijgh & van Ditmar, onder de titel Wie wil er voor de klas? Wat er misgaat in het onderwijs en hoe het beter kan. De Nationale Prijs Onderwijsjournalistiek ging twee jaar eerder ook al naar NRC-journalisten. Toen wonnen Mirjam Remie en Menno Sedee de prijs voor hun serie ‘Technologie in de klas‘.
Lees ook
De lessen van een jaar voor de klas: ‘Wat doe ik als ze weer gaan gillen?’
De Nationale Prijs voor Onderwijsjournalistiek werd dinsdag uitgereikt op de School voor Journalistiek in Utrecht. Patricia Veldhuis werd in februari, dus na haar tijd als onderwijsredacteur, hoofdredacteur.
<dmt-util-bar article="4871886" headline="NRC-journalist Patricia Veldhuis wint Nationale Prijs voor Onderwijsjournalistiek” url=”https://www.nrc.nl/nieuws/2024/11/05/emnrc-em-hoofdredacteur-patricia-veldhuis-wint-nationale-prijs-voor-onderwijsjournalistiek-a4871886″>
PVV-leider Geert Wilders gaat niet voor verzoeken liggen om belangen van PVV-ministers openbaar te maken als de oppositie daarom vraagt. „Gelijke monniken, gelijke kappen”, zegt hij dinsdagmiddag in de Tweede Kamer voorafgaand aan de stemmingen. Als hij voormalig NSC-staatssecretaris Folkert Idsinga in een tweet verzoekt om openbaarmaking van zijn financiële belangen, dan moet dat ook gelden voor andere ministers en staatssecretarissen, vindt hij.
SP-leider Jimmy Dijk diende dit weekend een verzoek om transparantie over financiële en zakelijke belangen in van staatssecretarissen Zsolt Szabó en Vicky Maeijer (beiden PVV), NSC-staatssecretaris Teun Struycken, PVV-minister Marjolein Faber en vicepremier Mona Keijzer (BBB). Dat verzoek diende hij in, nadat staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst Folkert Idsinga zijn ontslag had ingediend om eenzelfde soort verzoek.
Lees ook
Staatssecretaris Idsinga treedt af om toon Wilders en laat de coalitie iets wankeler achter
Het verzoek om transparantie over Idsinga’s financiële belangen van ruim 6 miljoen euro kreeg vorige week steun van Wilders, leider van de grootste regeringspartij. Idsinga ervoer dat als een „mes op de keel”. Hij vond dat hij had voldaan aan alle transparantieregels. Idsinga zette daarom „een streep in het zand” en vertrok.
‘Doodzonde’
Over het vertrek van Idsinga lijkt ongemak te zijn in de coalitie. Wilders had dinsdagmiddag een andere lezing van de situatie dan waarnemend NSC-fractievoorzitter Nicolien van Vroonhoven, die een paar minuten voor Wilders speciaal naar beneden was gekomen om tegen de pers te zeggen dat ze de tweet van Wilders „niet fraai” vond. Het was volgens haar de druppel voor Idsinga, en ze zei dat hij ook last had van de „bredere omgangsvormen” in Den Haag.
Van Vroonhoven vond Idsinga’s vertrek „doodzonde” en onnodig. Op de vraag welke omgangsvormen in bredere zin dan een probleem zouden zijn kon ze geen antwoord geven. Dat moest de pers maar aan Idsinga vragen, als hij „terug” was. Zou hij dan terugkomen als Kamerlid? Nee, herstelde ze, als journalisten hem als „ambteloos burger” zouden spreken.
‘Geen centimeter spijt’
Kom op, zei Wilders op zijn beurt. „Een tweet is toch geen reden om af te treden.” De PVV-leider had „geen centimeter spijt” van zijn bericht op X. Volgens Wilders had NSC-partijleider Pieter Omtzigt, die nu ziek thuis zit, zeker vijftig Kamervragen gesteld over belangen van 6 miljoen euro. Hij denkt dat er meer achter het vertrek van Folkert Idsinga zit.
Lees ook
Afgetreden staatssecretaris Idsinga maakt alsnog zijn beleggingen openbaar
Vanuit de coalitie klinkt ook achter de schermen gemopper over Idsinga. Bij de VVD was hij een onopvallend Kamerlid, een backbencher. Iemand van wie andere VVD’ers ook dachten dat hij niet wílde opvallen. Als VVD-Kamerlid, klinkt het, zou hij meermaals hartkloppingen hebben gekregen in aanloop naar belangrijke debatten, om zich vervolgens te laten vervangen. De vraag die hiermee wordt opgeworpen: kon hij het wel aan?
Afgelopen maandag moest Idsinga als staatssecretaris in debat met de Tweede Kamer over het Belastingplan. Dat is vanwege Idsinga’s vertrek naar vrijdag verplaatst. Volgende week spreekt de Kamer in de grote debatzaal over het Belastingplan. Het ligt volgens Van Vroonhoven „in de rede” dat de nieuwe staatssecretaris het plan door de Kamer loodst. Om dat te redden, moet NSC de komende dagen een nieuwe staatssecretaris presenteren.