
Was ik een tv-baas, ik zou het ook wel weten: alle aandacht voor de ramadan, de islamitische vastenmaand, die dit jaar duurt tot de avond van 30 maart. In Nederland wonen zo’n miljoen moslims, en het merendeel daarvan houdt zich strikt aan het vasten, vanaf de dageraad tot zonsondergang. Daarna zijn er de gemeenschappelijke maaltijden en helemaal op het einde van die periode wordt Eid al-Fitr gevierd, door Nederlanders zoetsappig omgedoopt tot Suikerfeest.
Vergelijk dat eens met het katholieke vasten, officieel begonnen op 5 maart (Aswoensdag), doorlopend tot aan Pasen, dit jaar op 20 en 21 april.
Het aantal kerkelijke katholieken slinkt nog steeds, en het is ook al geen uitgemaakte zaak dat katholieken die wel naar de kerk gaan zich aan dat vasten houden. Bovendien is die ‘veertigdagentijd’, zoals de periode tot aan Pasen officieel heet, veel minder streng dan de ramadan. De belijdende katholiek zal zijn eetregime versoberen, twee lichte maaltijden per dag bijvoorbeeld, maar er is geen buur, vriend of priester die daarop let. Geen ‘vastengevoel’ op tv: die katholiek zoekt het zelf maar uit – en dat gebeurt ook. Geen alcohol, minder alcohol, meer gebed, minder telefoon, geen porno. Het is vooral een individuele keuze, en wie het allemaal overslaat wordt niet uit de kerk uitgezet, want elke bezoeker telt.
Zou een buitenstaander ons land in deze periode voor het eerst bezoeken: zo iemand zou denken dat er aan deze natie diep-islamitische wortels ten grondslag liggen. Ramadan rules, in de media en in het openbare leven; de christelijke vastenperiode komt er nauwelijks aan te pas. Nogmaals: als programmamaker zou ik ook kiezen voor de massale, ostentatieve ramadan, ondanks de joods-christelijke fundamenten waarvan men zegt dat ons land erop rust. Rusten is het woord.
Wat is het tegengestelde van islamofobie: islamkoestering? Op het eerste gezicht lijkt dat aan de hand, maar het is dubbelzinniger. Het Nederlandse ramadangevoel is vooral een werkgeversgevoel. Werkgeversvereniging AWVN geeft tal van tips hoe werknemers die vasten ondersteund kunnen worden. Vul hier ‘katholieken’ in en het wordt potsierlijk. De bekommernis is top-down, van werkgever naar werknemer: welwillend paternalisme.
Zelf behoor ik tot die veel kleinere groep van belijdende, kerkgaande katholieken: ik vast ‘op mijn manier’, een beetje D66-achtig. Ik spreek er hooguit over met andere kerkgangers: wat ga jij doen dit jaar?
Er zijn kennissen die weten dat ik naar de kerk ga, vooral ook omdat ik daar regelmatig over schrijf in dagblad Trouw. Men bewaart daarover meestal een gepast, vriendelijk stilzwijgen. Maar voor het eerst kreeg ik deze maand allerlei berichten uit de agnostische kennissenkring. Aanleiding: de St. Nicolaasbasiliek in Amsterdam (‘mijn kerk’), dat wat donkere, bakstenen gevaarte tegenover het Centraal Station, is verheven tot kathedraal.
Amsterdam was tot voor kort een van de weinige Europese hoofdsteden die het zonder bisschopszetel moesten stellen. Cadeautje van de paus, voor het 750-jarig bestaan van Amsterdam. Ik ontving hartjes en duimpjes. Kennelijk hield ik plaatsvervangend iets hoog, wat veel van mijn vrienden allang hebben laten vallen. De adhesiebetuigingen zeiden: wij staan achter je, met de nadruk op ‘achter’. Dat wil zoveel zeggen als: wij lopen op je voor.
Twee dingen gebeurden tegelijkertijd: vanaf de jaren 60 vestigden zich veel moslims in Nederland, terwijl het christelijke geloof begon te verkommeren. Religie als zodanig werd iets uitheems, exotisch. ‘Othering’ heet dat in modieus en beroerd Nederlands.
Het heeft iets kolderieks, het geheugenverlies van dit land dat ooit zo christelijk was. Ben ik nu aan het klagen? Nee, ik ben wel verbaasd. Het christendom trof collectieve amnesie en geloven werd iets voor moslims.
Nederlanders zijn meesters in het vergeten.
Stephan Sanders is essayist.
