Na de geruchtmakende plofkraak in januari dit jaar heb ik maar weer eens een bezoek gebracht aan het Drents Museum in Assen. Er is een tentoonstelling over figuratieve kunst. Uit de tentoonstelling gekomen lees ik in het gastenboek: „Zal het nooit weer doen…” Waaronder iemand anders heeft geschreven: „Heb een alibi en ook een VOG!”
Michel Berends
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]
Na de geruchtmakende plofkraak in januari dit jaar heb ik maar weer eens een bezoek gebracht aan het Drents Museum in Assen. Er is een tentoonstelling over figuratieve kunst. Uit de tentoonstelling gekomen lees ik in het gastenboek: „Zal het nooit weer doen…” Waaronder iemand anders heeft geschreven: „Heb een alibi en ook een VOG!”
Michel Berends
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]
Op de Amsterdamse Zuidas is aan advocaten geen gebrek. De vele prestigieuze kantoren die daar zitten, trekken ieder jaar honderden nieuwe advocaten aan. De werkdagen zijn lang, maar de beloning in de vorm van salaris en opleidingen is er dan ook naar. Zo niet in de sociale advocatuur. Daar worden wel hele lange werkdagen gemaakt, maar dan zonder een mooi kantoor en veelal tegen een nauwelijks toereikend inkomen.
Het is dan ook niet verbazingwekkend dat er in Nederland steeds minder sociaal advocaten zijn. Volgens de Nederlandse Orde van Advocaten bedroeg de afname 9 procent in de afgelopen vijf jaar. En dat terwijl het totale aantal advocaten in die periode juist toenam. Maandag kwam opnieuw een rapport uit dat waarschuwde voor deze ontwikkeling en pleitte voor extra geld om het beroep aantrekkelijker te maken.
Zonder sociaal advocaten is de rechtsstaat in het geding. Deze groep advocaten verleent gesubsidieerde rechtsbijstand aan mensen met een laag inkomen. Wanneer die mogelijkheid wegvalt, is het risico levensgroot dat juist mensen met een zwakkere uitgangspositie vermalen worden in het systeem. De Toeslagenaffaire, waarbij duizenden mensen veelal buiten hun schuld geld moesten terugbetalen aan de overheid, is hiervan een schrijnend voorbeeld. En trouwens ook het bewijs dat goedkoop vaak duurkoop blijkt te zijn. De opbrengst van eerdere bezuinigingen van de kabinetten-Rutte op de rechtshulp vallen weg tegen de almaar stijgende kosten van de nog jaren durende hersteloperatie voor de Toeslagen-slachtoffers.
Op dit moment werkt 23 procent van de advocatuur als sociaal advocaat. Dat klinkt nog niet dramatisch. Maar juist in deze beroepsgroep, waar nu al te weinig mensen werken om de 350.000 jaarlijkse aanvragen te verwerken, slaat de vergrijzing hard toe. Nergens haken zó veel jonge mensen af als in de sociale advocatuur, schreef NRC afgelopen week. In 2024 stopten er 307, van wie meer dan de helft jonger dan 35 jaar. Volgens de Grondwet heeft iedereen recht op rechtsbijstand, maar in sommige regio’s is zelfs geen sociaal advocaat meer te vinden binnen een straal van honderd kilometer.
De vergrijzing is een direct gevolg van de wijze van financiering, waarbij iedere zaak een aantal punten en een maximum aan declarabele uren krijgt. Bij ingewikkelder zaken – en dat is snel het geval – moet de advocaat veel onbetaalde uren maken. Om toch op een fatsoenlijk inkomen uit te komen, moeten sociaal advocaten heel veel zaken aannemen. Ook besparen ze op de kosten door bijvoorbeeld geen kantoor aan te houden, maar vanaf thuis te werken. Deze eenpitters hebben geen tijd of ruimte om advocaatstagiairs aan te nemen – het driejarige traject waar iedere advocaat doorheen moet. En zo droogt de instroom steeds verder op.
Ook de jonge jurist die niet kiest voor de Zuidas, maar zich voor de zwakkeren in de samenleving wil inzetten, komt dus niet aan de bak. In het nieuwste rapport van de commissie-Van der Meer wordt (opnieuw) gepleit voor meer geld vanuit het kabinet voor de sector, vooral om te voorkomen dat nog meer sociaal advocaten als zzp’er zonder kantoor doorgaan. Maar dan moeten ook de kantoren op de Zuidas verantwoordelijkheid nemen voor deze voor de samenleving onmisbare collega’s. Bijvoorbeeld door ze gratis huur en kantoorondersteuning te bieden. De rechtsstaat verdient het.
Was ik een tv-baas, ik zou het ook wel weten: alle aandacht voor de ramadan, de islamitische vastenmaand, die dit jaar duurt tot de avond van 30 maart. In Nederland wonen zo’n miljoen moslims, en het merendeel daarvan houdt zich strikt aan het vasten, vanaf de dageraad tot zonsondergang. Daarna zijn er de gemeenschappelijke maaltijden en helemaal op het einde van die periode wordt Eid al-Fitr gevierd, door Nederlanders zoetsappig omgedoopt tot Suikerfeest.
Vergelijk dat eens met het katholieke vasten, officieel begonnen op 5 maart (Aswoensdag), doorlopend tot aan Pasen, dit jaar op 20 en 21 april.
Het aantal kerkelijke katholieken slinkt nog steeds, en het is ook al geen uitgemaakte zaak dat katholieken die wel naar de kerk gaan zich aan dat vasten houden. Bovendien is die ‘veertigdagentijd’, zoals de periode tot aan Pasen officieel heet, veel minder streng dan de ramadan. De belijdende katholiek zal zijn eetregime versoberen, twee lichte maaltijden per dag bijvoorbeeld, maar er is geen buur, vriend of priester die daarop let. Geen ‘vastengevoel’ op tv: die katholiek zoekt het zelf maar uit – en dat gebeurt ook. Geen alcohol, minder alcohol, meer gebed, minder telefoon, geen porno. Het is vooral een individuele keuze, en wie het allemaal overslaat wordt niet uit de kerk uitgezet, want elke bezoeker telt.
Zou een buitenstaander ons land in deze periode voor het eerst bezoeken: zo iemand zou denken dat er aan deze natie diep-islamitische wortels ten grondslag liggen. Ramadan rules, in de media en in het openbare leven; de christelijke vastenperiode komt er nauwelijks aan te pas. Nogmaals: als programmamaker zou ik ook kiezen voor de massale, ostentatieve ramadan, ondanks de joods-christelijke fundamenten waarvan men zegt dat ons land erop rust. Rusten is het woord.
Wat is het tegengestelde van islamofobie: islamkoestering? Op het eerste gezicht lijkt dat aan de hand, maar het is dubbelzinniger. Het Nederlandse ramadangevoel is vooral een werkgeversgevoel. Werkgeversvereniging AWVN geeft tal van tips hoe werknemers die vasten ondersteund kunnen worden. Vul hier ‘katholieken’ in en het wordt potsierlijk. De bekommernis is top-down, van werkgever naar werknemer: welwillend paternalisme.
Zelf behoor ik tot die veel kleinere groep van belijdende, kerkgaande katholieken: ik vast ‘op mijn manier’, een beetje D66-achtig. Ik spreek er hooguit over met andere kerkgangers: wat ga jij doen dit jaar?
Er zijn kennissen die weten dat ik naar de kerk ga, vooral ook omdat ik daar regelmatig over schrijf in dagblad Trouw. Men bewaart daarover meestal een gepast, vriendelijk stilzwijgen. Maar voor het eerst kreeg ik deze maand allerlei berichten uit de agnostische kennissenkring. Aanleiding: de St. Nicolaasbasiliek in Amsterdam (‘mijn kerk’), dat wat donkere, bakstenen gevaarte tegenover het Centraal Station, is verheven tot kathedraal.
Amsterdam was tot voor kort een van de weinige Europese hoofdsteden die het zonder bisschopszetel moesten stellen. Cadeautje van de paus, voor het 750-jarig bestaan van Amsterdam. Ik ontving hartjes en duimpjes. Kennelijk hield ik plaatsvervangend iets hoog, wat veel van mijn vrienden allang hebben laten vallen. De adhesiebetuigingen zeiden: wij staan achter je, met de nadruk op ‘achter’. Dat wil zoveel zeggen als: wij lopen op je voor.
Twee dingen gebeurden tegelijkertijd: vanaf de jaren 60 vestigden zich veel moslims in Nederland, terwijl het christelijke geloof begon te verkommeren. Religie als zodanig werd iets uitheems, exotisch. ‘Othering’ heet dat in modieus en beroerd Nederlands.
Het heeft iets kolderieks, het geheugenverlies van dit land dat ooit zo christelijk was. Ben ik nu aan het klagen? Nee, ik ben wel verbaasd. Het christendom trof collectieve amnesie en geloven werd iets voor moslims.