Je herkent een vrije maatschappij aan de mate waarin zij de geesteswetenschappen koestert. Taal-, literatuur-, cultuur- en religiestudies zijn essentieel voor zingeving in elke maatschappij. Het bestuderen van een taal gaat verder dan het leren ervan; het is een manier om de ziel van een cultuur te doorgronden.
Als vluchteling ben ik Nederland dankbaar dat ik in de jaren tachtig en negentig universitaire studies kon volgen. Terwijl veel Iraniërs voor exacte vakken of geneeskunde kozen, koos ik voor Engelse taal- en letterkunde. Dat riep zorgen op bij vrienden, die dachten dat je daar geen brood mee kon verdienen. „Iedereen spreekt toch Engels?”, hoorde ik vaak. Maar de studie was de basis voor mijn intellectuele vorming, en heeft haar doorwerking in alles wat ik doe.
Het had overigens net zo goed Duits, Koreaans of Keltisch kunnen zijn. Die intellectuele vorming bestond namelijk niet alleen uit het analyseren van het werk van grote auteurs zoals Geoffrey Chaucer, William Shakespeare en James Joyce, maar ook uit cursussen over de Bijbel, filosofie, taalwetenschap, literatuurwetenschap en, bovenal, veel schrijven en analyseren.
Religieuze toespelingen
We leerden hoe diep religie geworteld is in de westerse cultuur (architectuur, muziek, kunst), hoe je een complex gedicht met allerlei politieke en religieuze toespelingen kan analyseren, hoe je betekenis genereert uit een complex geheel en hoe je vervolgens je bevindingen helder op papier zet. Dat doe je ook niet uit de losse pols, maar volgens specifieke methoden.
Universitaire talenstudies vormen een uitstekend voorbeeld van de geesteswetenschappelijke benadering, waarbij er van je wordt verwacht dat je kunt werken met complexiteit. Taal, literatuur, kunst, religie, politiek, geschiedenis: je wordt geacht dit alles samen te brengen tot een esthetisch en samenhangend geheel.
Deze vaardigheden zijn onontbeerlijk om te werken met de grote kwesties van deze tijd, bijvoorbeeld in dienst van de overheid of bij een ngo, maar ook in het bedrijfsleven. De geesteswetenschappen trainen kritische denkers die telkens vragen stellen over de veranderingen, beslissingen en ontwikkelingen in een cultuur. Voor mij is de staat van het geesteswetenschappelijk onderzoek een meetlat om het democratische gehalte van een samenleving te meten.
Geesteswetenschappen worden in dictaturen ontmoedigd, uit vrees voor kritische denkers
Ik heb me vaak afgevraagd waarom in de geesteswetenschappen in zoveel dictatoriale regimes niet of nauwelijks worden beoefend. In Iran bijvoorbeeld zijn de geesteswetenschappen zodanig verzwakt, dat er weinig over is van disciplines zoals geschiedenis, religiewetenschappen en literatuurwetenschap. Kan het zo zijn dat de machthebbers kritische denkers vrezen — mensen die vragen durven te stellen over maatschappelijke, politieke en ethische kwesties?
Dit is namelijk precies het soort vragen dat in de geesteswetenschappen centraal staat. Regeringen in landen zoals Iran onderdrukken kritische reflectie soms zelfs met geweld. Ik durf te stellen dat de geesteswetenschappen een cruciale rol spelen bij het bewaken van mensenrechten, vrijheid van meningsuiting, menselijke waardigheid en een diversiteit aan perspectieven.
Geesteswetenschappen hebben betrekking op bijna alle aspecten van ons leven en daarom worden ze gevreesd door despoten. Om maar eens twee thema’s te noemen waar de politiek veel aandacht voor heeft: welvaart en veiligheid. Welvaart gaat niet alleen over economische groei en technologische innovatie, maar ook over filosofie, religie, geschiedenis en kunst om zingeving toe te voegen aan onze materiële verworvenheden. Geesteswetenschappen helpen ons te begrijpen welke normen en waarden een samenleving bijeen houden, hoe een cultuur verandert, en hoe we deze veranderingen dienen te duiden. Zonder geesteswetenschappen blijft welvaart een hol begrip, waarin de essentie ontbreekt van wat ons mens maakt.
Conflicten vermijden
Een ander kernthema in de huidige politiek is veiligheid: vrij zijn van bedreigingen en je geborgen voelen. Deze veiligheid kan niet alleen door militaire kracht gewaarborgd worden, maar ook door de geesteswetenschappen. Die helpen ons te begrijpen waar verschillen bestaan en hoe die overbrugd kunnen worden. Ze bevorderen intercultureel begrip en diplomatie, zodat we conflicten kunnen vermijden.
De bezuinigingen op de geesteswetenschappen in Nederland, een teken van de lage waardering ervan, baren mij grote zorgen. Ze dreigen ons te sturen naar een meer gesloten maatschappij, waarin monocultuur en een eenzijdig wereldbeeld centraal staan. Dit zal nieuwe generaties studenten beroven van het vermogen om hun eigen Nederlandse cultuur te waarderen en kritisch te onderzoeken.
Weten de Nederlandse universiteiten hun waren genoeg te verkopen aan het publiek? Nee, zegt Marcel Levi, voorzitter van de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Met een budget van ruim anderhalf miljard is NWO de belangrijkste nationale onderzoeksfinancier. Universiteiten zijn erg veel met zichzelf bezig, vindt Levi, en brengen onvoldoende over het voetlicht „dat wetenschap de samenleving beter maakt”.
Levi (1964), die eerder hoogleraar geneeskunde was en directeur van het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam, is een man van stevige meningen. Zijn wekelijke column in Het Parool, die hij op persoonlijke titel schrijft, trekt geregeld vuur, onder meer na uitspraken over ‘sociale veiligheid’ op de universiteit die als bagatelliserend werden gezien. Hij bedoelde ze, zegt hij, „als waarschuwing voor inflatie van de term”.
Na de bezuinigingen en de val van het kabinet-Schoof is zijn boodschap over een betere communicatie met het publiek alleen maar urgenter geworden, zegt hij in een gesprek over de huidige, moeizame relatie tussen universiteiten en samenleving.
Wat betekent de val van het kabinet voor NWO en de wetenschap?
„Heel veel. We hebben eerder kabinetten gehad die weinig investeerden in wetenschap, maar dit was voor het eerst dat een kabinet in alles uitstraalde wetenschap, kennis en innovatie niet belangrijk te vinden. In het Hoofdlijnenakkoord kwam het woord innovatie zo’n tachtig keer voor, maar er is niet alleen geen geld in gestoken, er zijn miljarden op bezuinigd. Dat is dan toch niet door weldenkende mensen geschreven?”
Waar gaan we in Nederland over twintig jaar ons geld mee verdienen? Niet met kippen en koeien, dat weten we
Geen visie op wetenschap?
„Er was geen visie op innovatie. Waar gaan we in Nederland over twintig jaar ons geld mee verdienen? Niet met kippen en koeien, dat weten we. Ook industrie staat onder druk. Hoe dan wel? En het gaat niet alleen om geld, er was ook een algemene negatieve houding ten opzichte van buitenlandse wetenschappers en buitenlandse studenten. Ik vond het dramatisch.”
Er komt ineens wel een fonds om buitenlands toptalent aan te trekken, met het oog op Amerika.
„Daar gaan we inderdaad mee door. We komen voor de zomer met een oproep aan universiteiten om aanvragen te doen. Er is ongeveer vijftig miljoen beschikbaar, voor de helft komt dat van ons en voor de andere helft van het ministerie.”
Dat is meer dan de vijftien miljoen die werd genoemd.
„Ja, het idee sprak aan en er is kennelijk goed voor gelobbyd (lacht). Bij NWO hebben we een aantal potjes voor excellent onderzoek die niet helemaal op waren geraakt, het ministerie vond de andere helft in de ‘plooien van de begroting’, heb ik begrepen. Die waren er blijkbaar nog. Jammer is alleen dat een werkgeversorganisatie die had beloofd er geld in te stoppen, nu een beetje aan het terugkrabbelen is, maar dat moeten we nog zien.”
In een recent NWO-debat had u scherpe kritiek op de universiteiten, die volgens u op te grote afstand staan van de samenleving.
„Iedereen heeft het over bezuinigingen op de wetenschap, maar als je beter kijkt zie je dat het, afgezien van het korten op het Groeifonds voor innovatie, vooral gaat om de universiteiten. Kennelijk hebben die zichzelf in het Haagse in een minder populaire hoek gemanoeuvreerd.”
Hoe hebben ze dat gedaan?
„Ik vind dat we het aan de universiteiten wel heel veel over onszelf hebben. Over manieren om ons werk beter te ‘erkennen en waarderen’. Over onze diversiteit en inclusiviteit. Allemaal heel belangrijk, maar laten we het daar vooral onderling over hebben. Naar buiten toe gaat het de hele tijd over dingen waarvan mensen die niet hebben gestudeerd of die niet de NRC lezen, zeggen: wat heb ik ermee te maken? Waarom zouden we daar miljarden in investeren?”
Omdat de samenleving er baat bij heeft?
„Ja, maar dat wordt bijna nooit goed verteld. De universiteiten zijn heel erg in zichzelf gekeerde organisaties geworden. Waarin het vaak ook niet chic wordt gevonden om een algemeen publiek uit te leggen wat je aan het doen bent. Terwijl 80 of 90 procent van de wetenschappers die aan een universiteit werken een boeiend verhaal hebben waarvan mensen kunnen zeggen, ja, dit is inderdaad heel nuttig.
„Amerikaanse wetenschappers leggen veel beter uit waarom wetenschap belangrijk is voor de samenleving. Bijvoorbeeld met nieuwe technieken, met innovatieve oplossingen voor het klimaatprobleem. Ik probeer het zelf wel en dan krijg ik altijd commentaar: waarom moet jij nu weer op televisie? Ik moet helemaal niet op televisie. Ik probeer het verhaal van de wetenschap over te brengen.”
Er is de Nationale Wetenschapsagenda waarin mensen vragen kunnen stellen. Dat is toch een goed voorbeeld van communicatie?
„Absoluut, en in het buitenland kijken ze daar met grote bewondering naar. Maar hoe werd dat in Nederland door wetenschappers ontvangen? ‘Oh, we gaan gewone mensen vragen laten stellen, dat kunnen ze toch helemaal niet? Dat worden vast allemaal domme vragen. Nou ja, er gaat wel heel veel geld in om.’ En dan vonden wetenschappers het dan toch wel weer oké.”
Neem het onderzoek naar klimaatverandering, dat wordt nu allemaal wel heel erg verkondigd in termen van rampspoed
Om welke vragen ging het dan?
„Vragen als: zijn er mannetjes op Mars? Is dat een domme vraag? Het is iets wat iemand zich afvraagt en dat je heel goed op een serieuze manier naar de wetenschap kunt vertalen. Als een vraag over buitenaards leven, micro-organismen, het ontstaan van leven, evolutie, je kunt er alle kanten mee op. Maar dan moet je er wel voor open staan. Inmiddels pakt het project heel goed uit, maar wat ik dan weer opvallend vind: al die mensen die in de eerste ronde een vraag hebben gesteld, hebben nooit meer iets van ons terug gehoord.”
In dat NWO-debat zei u ook dat universiteiten te vaak met ‘een lesje’ komen. Niet vliegen, geen vlees eten.
„Natuurlijk is het goed voor de wereld als we met zijn allen minder vliegen. Maar waarom moest die boodschap worden verkondigd op een bijeenkomst in Azerbeidzjan waar tienduizenden wetenschappers naartoe waren gevlogen? Ja, omdat je daar anders niet kunt komen. Geen van die milieuwetenschappers heeft de moeite genomen om dat voor een groot publiek goed uit te leggen. Dat is nou dédain. Ik probeer me te verplaatsen in mensen die hard werken en ook eens per jaar op vakantie willen met het vliegtuig. Ik kan me voorstellen dat die dan gewoon geïrriteerd zijn. Negeren is de ultieme vorm van minachting.”
Hoe moet het dan wel?
„Wetenschap heeft het vermogen om alternatieven aan te dragen, een positieve bijdrage te leveren aan het oplossen van problemen, dingen beter te maken en dat uit te leggen. Neem het onderzoek naar klimaatverandering, dat wordt nu allemaal wel heel erg verkondigd in termen van rampspoed. Maar het biedt toch ook uitdagingen en zelfs kansen? We kunnen plotseling wijn verbouwen in Zeeland. Daar kun je van vinden wat je wilt, maar iemand heeft daar een bedrijfje mee gebouwd, beleeft daar plezier aan en verdient er geld mee.”
De planeet gaat kapot, maar dan hebben we tenminste wijn kunnen verbouwen in Zeeland?
„Nee, ik bedoel het serieus, laten we nu ook eens kijken naar oplossingen en innovatie. Ik ben absoluut geen klimaatontkenner. Je moet blind en doof zijn om niet te zien dat het klimaat in heel rap tempo verandert. Wat betekent het stijgen van de zeespiegel voor Nederland? Het daagt ons uit om met nieuwe technische oplossingen te komen. We weten dat het niet meer lukt door de dijken op te hogen, dus we zullen iets nieuws moeten verzinnen. Ik vind dat een interessante uitdaging.”
Wil NWO meer ‘alternatieve’ visies?
„Van individuele wetenschappers krijg ik wel eens de kritiek: jullie financieren maar één soort onderzoek. Waarom is er geen ruimte voor een alternatieve blik? Ja, dat gaat dan bijvoorbeeld over het slavernij-verleden. Dat commentaar trek ik me aan. Wij kijken kritisch naar elk voorstel: uit welke hoek komt het, is het origineel? Je kunt allerlei onderzoek doen naar onderwerpen als klimaat en migratie, voordelen én nadelen, waarom niet?”
Enkele universiteiten schorten de banden met Israël nu op. Wat vindt u daarvan?
„Het is een beetje eenzijdig. Er zijn een heleboel landen waar je vraagtekens bij kunt zetten. Er zijn genoeg mensen in de wetenschap die bij nader inzien zelfs twijfels hebben over het verbreken van de banden met Rusland, ook in de Global Research Council waar ik in zit. Wetenschap moet verbinden, niet uitsluiten.”
En de protesten op de universiteiten tegen de oorlog in Gaza?
„Ik kan een eind meegaan in de kritiek op de Israëlische regering, maar als je nu ziet wat er geroepen wordt aan de universiteiten, zionist scum en dat soort dingen. Niemand die er wat tegen doet. Dat is het nieuwe codewoord: ik ben tegen zionisten. Dat gaat natuurlijk gewoon over Joden. Ja, natuurlijk. Kom nou. Maar dat zeg ik als gewone krantenlezer, niet met mijn NWO-pet op.”
In sommige studierichtingen zijn gewoon veel te veel studenten
In die Parool-column maakte u een badinerende grap over een opleiding waar u nog nooit van had gehoord, niet-Europese culturele socio-biologie.
„Ja, dan roepen mensen dat je tegen sociale wetenschap bent. Dat ben ik helemaal niet! Ik ben er een van de grootste pleitbezorgers van, durf ik te zeggen. Dat voorbeeld van een wel heel specialistische bachelor had ik gewoon verzonnen, dat kan iedereen toch makkelijk nagaan? Maar in plaats van een mailtje om uitleg krijg je dan meteen weer een bak ellende over je heen op sociale media.”
U kunt zelf ook behoorlijk uitdelen. U viel migratie-onderzoeker Nadia Bouras aan omdat u vond dat ze antisemitisme bagatelliseerde.
„Ja, dat werd meteen in de hoek getrokken van ‘NWO-baas intimideert een academicus’. Hou op, zeg, Het had niets met haar rol als wetenschapper te maken of met mijn rol bij NWO. Zij had een mening, ik een tegenovergestelde. We hebben het uitgesproken, agree to disagree.”
In die column was u ook kritisch over het ‘recht op sabbaticals’. Wordt er niet hard genoeg gewerkt aan de universiteiten?
„Dat zeg ik toch helemaal niet! Natuurlijk wordt daar hard gewerkt. Ik heb diep respect en zelfs medelijden met de mensen die daar verdrinken in onderwijstaken. In sommige studierichtingen zijn gewoon veel te veel studenten. Docenten gaan daar het weekend in met een paar honderd scripties onder hun arm die ze moeten beoordelen. Dan denk ik, dat is too much. Dit kun je toch niet vragen van mensen?”
Daar moet iets aan gedaan worden?
„Ja, natuurlijk. Universiteiten zuchten onder een veel te zware onderwijslast. Terwijl er hogescholen zijn die al jaren klagen dat ze te weinig studenten hebben. En dan is er nog de discussie of veel bachelor opleidingen wel echt van universitair niveau zijn. Daar heb ik geen mening over, maar ik weet wel dat er iets moet gebeuren. In andere landen hebben ze het verschil tussen universiteiten en hogescholen opgeheven, die heten nu allemaal universiteit. Dan ben je in één keer af van het hele prestigeverhaal. Dat is allemaal mogelijk. Ik zeg niet dat het moet, maar je moet er wel over nadenken.”
Toen Rens van der Vorst enkele jaren geleden de balans opmaakte van de eerste vijftien jaar die hij werkte in het onderwijs, kwam hij tot een droevige conclusie. Hij was bij Fontys Hogeschool verantwoordelijk voor „onderwijsinnovatie met digitale technologie”, een hippe functie. De afdeling van Van der Vorst bouwde onder meer applicaties om gegevens te verzamelen over de prestaties van studenten, creëerde een „e-learning omgeving” en investeerde in kunstmatige intelligentie. Allemaal projecten met een prachtige business case, zegt hij. Geschatte kosten door de jaren heen volgens Van der Vorst: zo’n 250 miljoen euro.
Maar wat bracht het op? „Verrekte weinig”, stelt hij. De applicaties deden wat ze moesten doen, systemen werkten. Alleen: het onderwijs was er niet op vooruitgegaan, vindt hij. Studenten waren somberder dan ooit, het onderwijs was duurder geworden, de kwaliteit niet merkbaar verbeterd en docenten hadden het drukker gekregen.
Hoe dat kan? Van der Vorst: „We begrepen niet waar goed onderwijs in de kern om draaide, omdat we die essentiële vraag niet stelden. Nu denk ik: dat draait om goede docenten. En alleen technologie die docenten helpt nog beter te worden, is vooruitgang. De rest is weggegooid geld.”
Of erger, want technologie heeft vaak onvermoede effecten. Als voorbeeld geeft hij de web lecture, het opgenomen college dat studenten kunnen terugkijken, desgewenst op anderhalve snelheid. De docent bereidt zich tot in de puntjes voor en zorgt voor een strakke powerpointpresentatie, vervolgens is er nauwelijks interactie omdat studenten niet komen opdagen. „Hopeloos”, oordeelt Van der Vorst.
Inmiddels is hij zelf docent aan Fontys (functie: ‘technofilosoof’) en schreef hij het boek Don’t mention the VAR. Dat gaat over een ander technologisch fenomeen dat veel mensen bezighoudt: de Video Assistent Referee. Het boek verscheen vorige maand.
Sinds de videoscheidsrechter een kleine tien jaar geleden zijn intrede deed in het profvoetbal is hij snel gemeengoed geworden. Profcompetities en -toernooien zónder VAR zijn inmiddels de uitzondering, soms zijn de systemen zo geavanceerd dat ze claimen met behulp van AI te kunnen vaststellen of een speler een centimeter of twee buitenspel stond. Tegelijkertijd zijn verhitte discussies over de arbitrage niet verdwenen, integendeel.
Van der Vorst, supporter van NAC („geen fan dus, een fan houdt vooral van het spel, die kijkt nu naar het WK voor clubs, ik ben gecommitteerd aan NAC, ik wil winnen”), ziet in de VAR een perfect voorbeeld van hoe technologie onze blik op de wereld verandert. Hoe die de mens naar de achtergrond drukt, terwijl de beloofde vooruitgang uitblijft.
Waarom een boek?
„Ik heb een fascinatie voor technologie en voor voetbal. De VAR past daar precies in en staat volgens mij ook voor een groter maatschappelijk fenomeen. We denken dat we een probleem zien. Dan zoeken we een techoplossing. Die blijkt het vermeende probleem niet helemaal op te lossen. Dan is de volgende stap: nog meer technologie. En we zijn helemaal niet meer bezig met wat nou de bedoeling was.”
Wat is de bedoeling van de VAR?
„Voorstanders zeggen vaak dat de VAR het voetbal eerlijker maakt. Maar waarom is voetbal de populairste sport ter wereld? Juist omdat het níet eerlijk is, denk ik. Het is de enige grote teamsport waarbij je heel veel slechter kunt zijn dan je tegenstander en toch kunt winnen. Er is niks lekkerder, weet ik als NAC-supporter.
„Het is een spel van hoop en angst. Dat moet je koesteren. Maak je voetbal eerlijker, dan maak je het in zekere zin juist oneerlijker. Want dan wint altijd de club met het meeste geld. Wat de VAR moet doen is het spel rechtvaardiger maken, dat is een wezenlijk verschil. Als je verliest door een luizig countertje, prima. Als je verliest doordat de scheidsrechter een doodschop of een meter buitenspel over het hoofd ziet, is dat onrechtvaardig.”
Dat is toch precies wat de VAR voorkomt?
„Ik ben ook een voorstander van de VAR hè! Alleen dan wel van een goeie VAR, zoals die aanvankelijk was bedoeld, om grote, overduidelijke fouten op te sporen. Maar zoals dat gaat met technologie, bepalen uiteindelijk de technische mogelijkheden wat we doen. Dan blijkt dat we ook een centimeter buitenspel kunnen vaststellen, althans dat denken we. Een handsbal die met het blote oog niet is waar te nemen, of een overtreding die niemand had gezien. En vervolgens gaan we dat bestraffen.”
Wat is daar mis mee?
„Het spel ligt voortdurend stil, het vloeit minder. Het juichen is onder druk komen te staan. Dan vier je een doelpunt en wordt het drie minuten later afgekeurd. Maar belangrijker: door de VAR worden beslissingen genomen die misschien volgens de regels zijn, maar toch onrechtvaardig voelen.
„Neem de Belg Loïs Openda tijdens het laatste EK. In de wedstrijd tegen Slowakije gaf hij de bal na een mooie actie voor op spits Romelu Lukaku. Doelpunt. Maar de sensor in de bal had geregistreerd dat Openda de bal ergens heel licht met de hand had geraakt, zo licht dat niemand het kon waarnemen, waarna de goal werd afgekeurd. Volgens de regels, maar heel onrechtvaardig. Zo is het ook met doelpunten die niet doorgaan omdat iemand met een teen buitenspel staat, nog los van het feit dat technologie dat helemaal niet betrouwbaar kan vaststellen.”
Die animaties die tegenwoordig soms te zien zijn, suggereren dat het wel kan.
„Stop daarmee! Technologie heeft ook te maken met foutmarges en doet soms onbegrijpelijke dingen. Bizar toch: je stelt op tv uit allerlei hoeken vast dat je niet kunt zien of iets buitenspel is, maar als een tekenfilmpje vervolgens toont dat een teen of een neus buitenspel staat, stelt niemand vragen. Geen idee hoe die animatie is gegenereerd, geen idee of het klopt, maar plotseling geloven we de conclusie. Dat zegt veel over onze omgang met technologie.”
Wat zou wél een oplossing zijn?
„Gebruik marges die gelijk staan aan wat je met het blote oog kunt waarnemen. Blijft een aanvaller daarbinnen, dan is het geen buitenspel. Laat de VAR alleen ingrijpen bij grote en overduidelijke fouten. Dan hoef je ook nooit meer een scheidsrechter te vernederen door hem naar het scherm te roepen. Ofwel een fout is groot en overduidelijk, de VAR neemt dan de beslissing. Ofwel we spelen lekker door. We moeten ook mensen apart opleiden voor de VAR, vind ik. En dat moeten geen scheidsrechters zijn, want dat zijn alfabaasjes, en dat is prima op het veld, maar liever niet achter het scherm. Dan krijg je een VAR die veel te vaak intervenieert.”
Kunnen we weerstaan wat technisch mogelijk is?
„We hebben de moed nodig om technologie wat meer naar de achtergrond te drukken. Daar krijg je nooit spijt van. Neemt smartphones. Aanvankelijk was er veel verzet tegen een verbod op scholen, nu is er veel enthousiasme onder de schoolbesturen, ouders, docenten en zelfs leerlingen van scholen die het hebben aangedurfd. Er zijn scholen die Magister [een leerlingvolgsysteem, red.] hebben uitgezet voor ouders. Dat is hoopvol, we kunnen het wel. En ik hoorde dat mijn boek bij de arbitrageafdeling van de KNVB ligt, dus wie weet.”
Ik zag dat u zelf geen Whatsapp gebruikt.
„Dat is uit zelfbescherming. Anders zit ik tijdens wedstrijden alleen maar de gevatte gast uit te hangen in appgroepen met vrienden. Ik wil dingen met aandacht doen. Bijkomend voordeel: ik ben voetbaltrainer van een jeugdelftal, die jongens moeten me bellen om af te zeggen voor een training. Ze zijn er normaal gesproken dus allemaal.”
In de ondergaande zomeravondzon landde hij vrijdagavond op Schiphol. Na vier jaar aan omzwervingen door Rusland en de Verenigde Arabische Emiraten wist Quincy Promes (33) dit keer niet aan justitie te ontsnappen. Direct na het landen van zijn door justitie gecharterde vlucht werd de veroordeelde voetballer door de marechaussee meegenomen. Promes wacht 7,5 jaar gevangenisstraf voor zware mishandeling en drugshandel. Het hoger beroep loopt nog.
Het is de verreweg de hoogste straf ooit voor een oud-speler van het Nederlands elftal. De bekendste veroordeelde ex-international is zonder twijfel Patrick Kluivert, die in 1996 een taakstraf van 240 uur opgelegd kreeg. Enkele maanden nadat hij Ajax naar de overwinning had geschoten in de Champions League-finale veroorzaakte de destijds 19-jarige voetballer een dodelijk auto-ongeluk terwijl hij te hard reed.
Wel zijn er minder grote namen in het Nederlands voetbal met jarenlange celstraffen. Op dit moment is Rai Vloet (30), oud-speler van onder meer Heracles Almelo, bezig met het uitzitten van een celstraf van 2,5 jaar voor het veroorzaken van een dodelijk auto-ongeluk. David Mendes da Silva (42), in 2009 landskampioen met AZ, zit een straf uit van zeven jaar voor drugshandel. Tegen Ronnie Stam (41) is eerder deze maand dertien jaar geëist, ook voor drugshandel.
Overstap naar Spartak Moskou
Ten tijde van het eerste incident waar Promes voor veroordeeld is, de zware mishandeling van zijn neef op een familiefeest in de zomer van 2020, is hij speler van Ajax. Op het moment dat de verdenking van het incident naar buiten komt in het voorjaar van 2021 is hij al in gesprek met Spartak Moskou, de club waar hij eerder al vijf seizoenen voor speelde. Volgens bronnen van Het Parool zou Promes zonder het incident nooit op een transfer hebben aangestuurd, en ook toenmalig technisch directeur bij Ajax Marc Overmars gaf later toe dat de zaak meespeelde in de overstap.
Rusland heeft geen uitleveringsverdrag met Nederland. En binnen een jaar na Promes’ terugkeer in Moskou valt Rusland Oekraïne binnen, waarop de Europese voetbalbond UEFA besluit alle Russische clubs terug te trekken uit Europese competities. Daardoor verdwijnt de mogelijkheid dat Promes zou kunnen worden gearresteerd als hij met Spartak op bezoek zou zijn bij een Nederlandse club.
In Rusland wacht hij de uitslag van het strafproces af, en vanuit Rusland gaat hij in hoger beroep nadat hij in 2023 was veroordeeld tot 1,5 jaar cel voor zware mishandeling. De kans op uitlevering is op dat moment nihil. Totdat Promes tijdens een trainingskamp van Spartak in Dubai, maart 2024, opnieuw in de fout zou zijn gegaan. Hij zou betrokken zijn geweest bij een verkeersongeval, wordt op het vliegveld gearresteerd en mag van de Verenigde Arabische Emiraten niet met zijn teamgenoten terugkeren naar Moskou.
De emiraten laten Promes ook de volgende dagen niet terug naar Rusland reizen, terwijl het Nederlandse Openbaar Ministerie niet wil loslaten of er een uitleveringsverzoek is gedaan. Tot het OM twee weken later meldt dat Promes is aangehouden op basis van een internationaal opsporingsbevel. Kort na de arrestatie op het vliegveld van Dubai had Nederland verzocht om zijn uitlevering. „Na een constructieve samenwerking tussen de autoriteiten in de Verenigde Arabische Emiraten en Nederland is een 32-jarige man, woonachtig in Moskou, aangehouden in Dubai”, schrijft het OM destijds. De straf die Promes boven het hoofd hangt is inmiddels fors opgelopen. Een maand eerder is hij opnieuw bij verstek veroordeeld tot zes jaar cel voor betrokkenheid bij grootschalige cocaïnesmokkel in de haven van Antwerpen. Het OM had negen jaar geëist.
Uitleveringsverdrag met VAE
Maar de uitlevering blijft voorlopig uit. Na twee maanden komt Promes vrij, hoewel hij de VAE nog steeds niet mag verlaten. Spartak beëindigt zijn contract en bij de aanvang van het nieuwe seizoen tekent hij bij United FC uit Dubai, een club die op het tweede niveau uitkomt in de emiraten. Hij speelt zestien wedstrijden, scoort dertien keer. Terwijl het OM op de achtergrond nog altijd aan zijn uitlevering werkt.
De juridische banden tussen Nederland en de VAE zijn de afgelopen jaren vaker aangehaald. In 2019 werkte de golfstaat, zij het met wat vertraging, mee aan de uitlevering van de inmiddels tot levenslang veroordeelde Ridouan Taghi. In 2021 tekenden de landen een uitleveringsverdrag. Maar lange tijd blijft onduidelijk hoe ver het proces rond de uitlevering van Promes gevorderd is.
Tot Promes op 9 juni dit jaar op tv verschijnt in RTL Boulevard. „Ik ga niet liegen dat ik Nederland erg mis en graag terug wil komen”, zegt hij vanuit een zaaltje van zijn voetbalclub in Dubai. Promes heeft een verzoek gedaan aan justitie, hij wil zijn hoger beroep in vrijheid afwachten om zo te kunnen blijven voetballen. Een dag later verwerpt het Gerechtshof Amsterdam het verzoek, en nog twee dagen later wordt Promes gearresteerd in zijn woning in Dubai.
Dit keer blijkt de uitlevering er wel te komen. Justitie bestelt een chartervlucht om de ex-international op te halen uit Dubai. Na een korte tussenstop in Caïro landt Promes na jaren afwezigheid weer op de luchthaven van zijn geboortestad Amsterdam. Om direct in voorlopige hechtenis te worden genomen. In de drugszaak was namelijk een bevel gevangenneming afgegeven. De zittingsdatum voor het hoger beroep, waarin beide zaken waarin Promes veroordeeld is gezamenlijk worden behandeld, is nog niet bekend. Maar de voetbalcarrière van de man die vijftig interlands speelde voor het Nederlands elftal is voorlopig voorbij.