Op het wereldtoneel kijkt Wilders altijd mee over de schouder van het kabinet-Schoof

Het regeringsvliegtuig waarmee premier Dick Schoof na de NAVO-top terugvloog uit Washington was krap een uur geland toen Geert Wilders zijn eerste bericht van de dag op X plaatste. „En dan nu snel aan het werk voor de noden van onze eigen Nederlandse bevolking: minder asiel, meer koopkracht, meer woningen!”

Het was geen sneer van het kaliber „slappe hap”, waarmee de PVV-leider het optreden van Schoof tijdens het debat over de regeringsverklaring recenseerde. Voor de zekerheid sloot Wilders zijn X-bericht zelfs af met een positieve noot: „Succes, onze steun heb je daarbij!” Hij sprak zich evenmin uit tegen Schoofs pleidooi voor een Oekraïens NAVO-lidmaatschap en voor extra defensiegeld.

Toch was de boodschap helder: ook in het buitenland zullen de leden van het kabinet-Schoof, de premier voorop, merken dat voortdurend vanuit de coalitie over hun schouder wordt meegekeken. Kritiek vanuit de coalitiebankjes is voor dit kabinet geen taboe. Sterker nog: de ruimte voor de vier partijen om kritiek op elkaar en de ministersploeg te uiten, is juist het bindmiddel van dit kabinet.

Het is wat Schoof afgelopen week na Wilders’ felle optreden tegenover hem „een bijzondere vertaling van het dualisme” noemde. Wat in het hoofdlijnenakkoord is vastgelegd is heilig, verder is het ieder voor zich. Als het kabinet daardoor wankel oogt, zij het maar zo. Dat is gunstig voor de vier afzonderlijke partijen: zij kunnen met een vleugje bewijsdrang laten zien dat ze niet besmet zijn geraakt, ofwel door het regeren (PVV en BBB) ofwel door het regeren met de PVV (VVD en NSC).

Want ook de andere drie coalitiepartijen zijn niet immuun voor deze profileringsdrang. „Voor de nationale veiligheid is internationale samenwerking in NAVO-verband harder nodig dan ooit”, schreef NSC-leider Pieter Omtzigt in een reactie op Wilders. „Dit is essentieel voor meer bestaanszekerheid.”

Maar voor de ministersploeg is dit heikel, zeker op het wereldtoneel. Met het vertrek van Mark Rutte naar de NAVO is Wilders, en niet Schoof, de bekendste naam in de Nederlandse politiek. De verdedigingslinie dat de PVV-leider formeel niet de baas is, maar slechts steun verleent aan een ‘extraparlementair kabinet’, zal in het buitenland nog meer glazige ogen opleveren dan thuis.

Ongebruikelijke bestemming

In Washington maakte Schoof duidelijk dat hij zich bij zijn internationale optredens niet laat dicteren. Hij had tijdens de NAVO-top geen contact met de fractievoorzitters gehad en zag daar ook „geen enkele reden voor”, zei hij donderdag. „Want de positie van Nederland op het internationale domein, waar het gaat over Oekraïne, waar het gaat om de NAVO, waar het gaat om Brussel kan vanuit het hoofdlijnenakkoord geen punt van discussie zijn.”

Met name Oekraïne is van de buitenlandthema’s binnen de coalitie een splijtzwam. De PVV voerde een jaar geleden campagne tegen wapenleveringen aan Oekraïne en strenge sancties voor Rusland. VVD, NSC en in iets mindere mate ook BBB zijn juist voorstander van die koers. Met zijn X-bericht op vrijdag maakte Wilders opnieuw duidelijk dat tijd, geld en energie die naar Oekraïne gaat wat hem betreft ondergeschikt moet zijn aan binnenlandse prioriteiten.

Daar kwam bij dat de kersverse fractie van de PVV in het Europese Parlement zich deze week aansloot bij de Patriotten voor Europa, de nieuwe politieke groep van de Hongaarse premier Viktor Orbán. Als er iets is dat de Patriotten onderscheidt van de andere radicaal-rechtse club in het Europarlement, de Europese Conservatieven en Hervormers waar onder anderen de Italiaanse premier Giorgia Meloni toe behoort, is het de kritische houding richting de westerse steun aan Oekraïne.

In de nieuwe kabinetsfilosofie hoeft Schoof daar niets van te vinden. „Dat is geheel aan de fractie van de PVV”, zei de premier vrijdagmiddag, teruggekeerd in Nederland. „Ik beloof: daar krijgt u van mij nooit uitspraken over.”

De realpolitik-analyse is dat het huidige recept het best haalbare resultaat in deze coalitie is. Tijdens de formatie slikte Wilders zijn verzet tegen wapenleveringen aan Oekraïne al in, een harde eis van VVD en NSC. In het hoofdlijnenakkoord staat nog eens onomwonden dat het kabinet Oekraïne „politiek, militair, financieel en moreel steunt tegen de Russische agressie”. Als Wilders af en toe van zich wil laten horen met een boude uitspraak, zonder aan deze onderlinge afspraken te tornen: prima.

De coalitiepartijen spraken in het hoofdlijnenakkoord bovendien af dat eventuele extra uitgaven in de komende jaren zijn uitgezonderd van de strenge begrotingsregels die het kabinet zichzelf oplegt. „Dus als we meer uit willen geven aan Oekraïne, hoeven we niet op iets anders te bezuinigen”, herhaalde Defensieminister Ruben Brekelmans (VVD) deze week in Washington. „En dat is echt wel bijzonder, want dat is een van de weinige dingen waar dat van is gezegd.”

Dat de buitenlandkoers van het kabinet wordt uitgedragen door VVD’er Brekelmans op Defensie en NSC’er Caspar Veldkamp als minister van Buitenlandse Zaken zal het voor beide partijen eveneens makkelijker maken Wilders’ uitspraken te laten voor wat ze zijn. Niet voor niets reisden de twee bewindspersonen vrijwel direct na de kabinetspresentatie af naar Kyiv. Normaliter een ongebruikelijke bestemming voor een eerste buitenlandse reis, nu een belangrijk signaal.

Geen gezichtsverlies

Ook Wilders komt deze hoofdrol voor VVD en NSC overigens niet slecht uit. Hij heeft zich neergelegd bij de Oekraïnekoers, maar die hoeft in ieder geval niet door een PVV-minister enthousiast te worden uitgedragen. Hetzelfde kan gezegd worden van de laatste begroting van het vorige kabinet. In de Voorjaarsnota stelde Steven van Weyenberg (D66) als vertrekkend minister van Financiën op de valreep miljarden euro’s extra beschikbaar voor steun aan Oekraïne, tot in 2026. Wilders maakte zich er destijds boos over, midden in de formatie, maar hoeft er zelf geen gezichtsverlies door te lijden.

Spannender kan het voor Schoof en het kabinet de komende jaren worden in Brussel. Over Oekraïne zijn door de coalitie harde afspraken gemaakt, maar over de Europese Unie spreekt het hoofdlijnenakkoord uitsluitend ambities uit. Het helpt dat de vier coalitiepartijen op dit dossier veel meer eensgezind zijn: allemaal willen ze zoeken naar uitzonderingen op Europees asiel- en landbouwbeleid en willen ze vechten voor een lagere Nederlandse bijdrage aan de EU.

De vraag is wat er gebeurt als Schoof en zijn ministers een blauwtje lopen in Brussel. EU-kenners achten dat waarschijnlijk: het kabinet wil op allerlei fronten een betere behandeling, maar heeft de Europese Commissie en de andere lidstaten als wederdienst weinig te bieden. Deze week bleek bovendien dat ook concrete plannen uit het akkoord, zoals om een asielcrisis uit te roepen die het mogelijk maakt om te stoppen met het behandelen van asielaanvragen, stuiten op Brusselse regels.

„Wij lopen onze eigen weg”, zo reageerde Schoof vrijdag. De premier, die begin deze week voor zijn bezoek aan Washington al naar Brussel was afgereisd, probeerde zich daar vooral van zijn meest constructieve kant te laten zien. En passant temperde hij in Brussel direct een andere ambitie aan het thuisfront: Nederland hoeft in de nieuwe Europese Commissie niet op een vicevoorzitterschap of een commissarispost op het niveau van Frans Timmermans te rekenen.

Omdat de Europese partijfamilies deze functies onderling verdelen, zit Schoof als partijloze premier niet aan tafel. En zonder partij, zal Schoof inmiddels gemerkt hebben, ben je in de politiek van niemands steun verzekerd.

Met medewerking van Michel Kerres