N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Biologie Op steeds meer plekken in de wereld wordt cacao geteeld. Om te voorkomen dat ziektes meereizen met de planten, moeten ze in quarantaine. In het Britse Reading staat zo’n quarantainekas.
Wie een reep chocolade eet staat er misschien niet bij stil, maar de planten die cacao produceren worden van alle kanten aangevallen. Door schimmels, bacteriën en virussen gaat jaarlijks wel 30 procent van de oogst verloren. Ondertussen wordt cacao op steeds meer plekken ter wereld verbouwd om aan de groeiende vraag te voldoen.
Om ondanks deze groeiende markt de verspreiding van ziektes te voorkomen, hebben landen een bijzondere oplossing gevonden: cacaoplanten moeten in quarantaine. En dat kan in het International Cocoa Quarantine Centre van de Universiteit van Reading in het Verenigd Koninkrijk.
Daar staat niet de enige cacao-quarantainefaciliteit ter wereld, maar het grootste gedeelte van de cacaoplanten die wereldwijd worden verscheept staat een tijdje in de 1.000 vierkante meter aan kassen die dit centrum rijk is. Ze ondergaan daar een intensieve screening, vertelt Andrew Daymond, coördinator van het quarantainecentrum: „De eerste stap is een grondige inspectie op symptomen van mogelijke ziektes. We letten op plekjes op de stam of bladeren, en kijken of er geen beesten aanwezig zijn.”
Daarnaast wordt ook de binnenkant van de plant onder de loep genomen en onderzocht op aanwezige virussen. „Virussen kunnen heel goed onontdekt blijven als ze nog geen symptomen geven”, zegt Daymond. „Daarom voeren we altijd een pcr-test uit om bekende virussen uit te sluiten, en we hebben ook een speciale methode om andere virussen te ontdekken.”
Door alle testen heen geglipt
Die methode maakt gebruik van de zogenoemde amelonadovariant, een cacaoplant die de onderzoekers speciaal hebben gemaakt om virussen te ontdekken. „We nemen een stekje van de binnengekomen plant en enten dit op de amelonado”, vertelt Daymond. „Mochten er in dit stekje onontdekte virussen zitten, dan laat de amelonado dat meteen zien, want dan krijgt hij vlekken of gaan de bladeren dood. Zelfs als het virus nog niet actief is, maar alleen aanwezig is in de cellen.”
Maar ook de amelonadomethode is niet perfect, geeft Daymond toe: „We hebben een keer een virus ontdekt in een boom die al meer dan een jaar bij ons in quarantaine stond. Dit virus was door alle testen heen geglipt, maar gelukkig houden we elke variant twee jaar in quarantaine voor we stekjes gaan verschepen. Dus we hebben de plant toen kunnen vernietigen zonder dat de ziekte zich heeft verspreid.”
Na twee jaar mogen de planten eindelijk uit isolatie, en gaan ze naar een kas met veilig verklaarde planten. „De meeste stekjes gaan vanuit deze kas naar onderzoekers”, zegt Daymond. „Er is wereldwijd veel onderzoek naar varianten van cacao, en onze collectie is een mooie bron van testmateriaal.”
Telers willen toch eerst zeker weten of zo’n variant goed gaat werken
René van der Vlugt hoogleraar plantenvirologie
Als een onderzoeker een specifieke variant wil gebruiken die nog niet in de collectie zit, moet hij geduld hebben. „We kunnen het proces niet versnellen, dus de meeste mensen kiezen planten die al veilig zijn verklaard, en gaan niet twee jaar wachten tot de variant van hun keuze eindelijk gebruikt kan worden.”
Maar over het algemeen is de collectie van bijna 350 verschillende soorten wel toereikend, ook omdat de faciliteit regelmatig interessante planten krijgt van twee grote genenbanken voor cacaoplanten in Trinidad en Costa Rica. Daymond: „Zij sturen ons regelmatig nieuwe varianten toe die mogelijk interessant worden voor de markt. Zoals onlangs nog een variant die weinig cadmium opneemt. Ze hadden onderzoek gedaan hoeveel cadmium vanuit de bodem in de cacaoboon terechtkwam, en vonden dat dit per plant nogal verschilt. Aangezien cadmium niet goed is voor de gezondheid van de consument, hebben ze een variant gemaakt die zo min mogelijk cadmium opneemt, en die naar ons gestuurd. Dan zetten wij ze alvast in quarantaine.”
Kleinschalige testen
Toch komen niet veel van dit soort nieuwe varianten direct bij de telers terecht, vertelt René van der Vlugt, hoogleraar plantenvirologie aan de Wageningen Universiteit: „Telers willen toch eerst zeker weten of zo’n variant goed gaat werken, en daarom werken ze veel samen met onderzoekers om eerst kleinschalige testen te doen voor ze echt overstappen.”
Het quarantainesysteem lijkt in ieder geval goed te werken. „De heksenbezemschimmel zie je nog steeds vooral in Zuid-Amerika, en het gezwollenscheutvirus alleen in West Afrika”, zegt Daymond. „En dat is gelukkig niet veranderd. Natuurlijk kunnen we niet alles in de gaten houden, en wisselen telers onderling ook weleens iets uit zonder hun planten in quarantaine te doen. Maar gelukkig zijn inmiddels veel telers zich ervan bewust dat deze voorzorgsmaatregelen wel echt nodig zijn.”
En de faciliteit doet zelf ook onderzoek, vertelt Daymond: „We hebben zoveel soorten tot onze beschikking, het zou zonde zijn om daar niks mee te doen. Dus hebben we een kas waar we zware omstandigheden nabootsen, zoals hoge temperaturen, hoge CO2-concentraties en weinig water.”
Met deze gegevens ontwikkelen de Engelse onderzoekers een nieuwe methode om sterke cacaoplanten te identificeren. „Met onze screeningsmethode kunnen we nu op basis van de uiterlijke kenmerken al van tevoren zeggen of de plant geschikt is voor plantages waar de omstandigheden zwaar zijn.”
Genetische eigenschappen
Toch zou het fijn zijn als de quarantaine op termijn niet meer nodig was, zegt Van der Vlugt. „De faciliteiten zijn heel duur en het kost ook veel tijd.” Daarom krijgt ook het beschermen van de cacaoplanten veel aandacht binnen het vakgebied. „Veel onderzoekers zoeken naar genetische eigenschappen die cacao resistent maken tegen bepaalde ziektes”, vertelt Van der Vlugt. „Door het kruisen van dit soort eigenschappen kun je sterke nieuwe varianten maken.”
Deze methode is nog wel relatief omslachtig, maar het alternatief – genetische modificatie – ziet Van der Vlugt niet zo snel gebeuren: „Het genetisch aanpassen en kweken van aangepaste organismen mag in veel landen nog niet, dus we zijn voorlopig nog aangewezen op oude technieken. En daar kan een collectie als die van het quarantainecentrum zeker bij helpen.”
Uiteindelijk vormt het centrum een belangrijk onderdeel van een hele keten van genenbanken, onderzoekers en telers, denkt Daymond: „We willen allemaal een meer duurzame cacao-industrie, met sterkere planten die zowel tegen klimaatverandering als nieuwe ziektes zijn opgewassen. Daar zijn we nog lang niet, maar als wij daar iets aan kunnen bijdragen ben ik blij.”