
Wie bij bowlen 12 strikes gooit speelt een perfect game: 300 punten. Hoe de voorste kegel te raken voor een strike is al langer bekend: zes centimeter naast het midden, in een hoek van zes graden – in bowlingtermen de ‘pocket’ genoemd. Maar wat is de beste strategie om de bowlingbal op precies die positie te krijgen?
Een groepje onderzoekers van onder meer Princeton University en MIT – zelf ook bowlers – heeft die vraag met natuurkunde beantwoord, schrijven ze in AIP Advances. Er zit olie op een wedstrijdbowlingbaan, en de kunst is om de bal op de grens van twee oliezones terecht te laten komen.
In Nederland kennen de meeste mensen bowlen als recreatieve activiteit, zo’n 10.000 mensen spelen het in competitief verband. In de Verenigde Staten is het veel populairder als sport, daar bowlen 45 miljoen mensen regelmatig, schrijven de onderzoekers. In nationale competities wordt om miljoenen dollars gespeeld. Het meeste onderzoek naar bowlen is statistisch: met ball tracking-gegevens is geanalyseerd welke tactiek goede winkansen heeft.
Het huidige onderzoek keek naar het waarom hierachter en maakte er een wiskundig model van. Behalve zaken waar de speler invloed op heeft, zoals balsnelheid en draaiing, is het wrijvingsprofiel van de baan van belang. Die hangt af van het patroon waarin olie op de baan is aangebracht: vaak in puntvorm met in het midden meer olie dan aan de zijkanten en de lengte ervan kan wisselen. Om competitief bowlen spannend te houden, wisselt het gebruikte ‘olieschema’ per baan en wedstrijd.
De beweging van een bowlingbal op de baan kent twee fases: glijden en rollen. Tijdens de glijfase, aan het begin, is de wrijving tussen bal en baan dankzij de olie heel laag. De bal roteert in deze fase sterk, de speler heeft hier invloed op door het moment van loslaten. Verderop zit minder olie en als de wrijving hoog genoeg is gaat de bal rollen. Eenmaal rollend gaat de bal in een rechte lijn naar de kegels.
Het rekenmodel laat zien dat de kans om de ideale lijn te vinden het grootst is als de bal op de grens van twee zones van het oliepatroon terechtkomt. Bij kleine foutjes helpt het oliepatroon dan te corrigeren. Voor rechtshandige bowlers geldt dat als de bowler iets te ver naar rechts werpt, de hogere wrijving bij de goot de bal naar links zal duwen. De lagere wrijving in het middel doet bij een worp iets te ver naar links het omgekeerde.
Het rekenmodel geeft inzicht in wat balgewicht, snelheid, rotatie en contactpunt doen met het pad van de bal. Dat kan spelers helpen in trainingen. Verdere verfijning van het model is mogelijk, schrijven de onderzoekers. Ze zijn nu bijvoorbeeld uitgegaan van een perfect gladde baan, maar in de praktijk ligt er wellicht weleens een plankje scheef.
