Natuurkundige Gerard ’t Hooft kreeg bijna een tweede Nobelprijs

Lees-, kijk- en luistertips van onze redacteuren bij het nieuws. Deze week: de biografie van Nobelprijswinnaar Gerard ’t Hooft

Gerard ’t Hooft bij de Nobelceremonie in 1999.
Gerard ’t Hooft bij de Nobelceremonie in 1999. Foto Maarten Hartman/HH

Twee Nederlandse natuurkundigen: de een, Tini Veltman, overleden in 2021, was een bourgondische Brabander van eenvoudige afkomst met het hart op de tong, de ander, Gerard ’t Hooft, een meer introverte kamergeleerde uit een gegoede familie. Waar Veltman steeds vanuit het experiment dacht, wilde ’t Hooft de wereld vanuit de theorie verklaren. Door toeval werden ze met elkaar verbonden, als hoogleraar en promovendus, meester en tovenaarsleerling. Samen losten ze een van de grote raadsels van de quantummechanica op en kregen daarvoor in 1999 de Nobelprijs. Maar voor het zover was, waren ze herhaaldelijk met elkaar gebotst, simpelweg omdat ze elkaar niet lagen. En nu, een paar maanden nadat eerst Veltman zijn biografie had gekregen – geschreven door de voormalige chef van de NRC-wetenschapsredactie, Dirk van Delft, – ligt er dan ook een biografie van ’t Hooft, van de hand van oud-Volkskrant-collega Martijn van Calmthout.

Zelfs de titels lijken op elkaar, allebei uitspraken van de hoofdpersoon, die hen in al hun beknoptheid karakteriseren. Toen Veltman hem uitdaagde om een theorie op te stellen voor een fundamenteel probleem dat deeltjesfysici tot wanhoop bracht, zou ’t Hooft gezegd hebben: „Maar dat kan ik.” Waarop Veltman op zijn beurt, toen ’t Hooft hem met die oplossing confronteerde, zou hebben uitgeroepen: „Verrek dat is het!”

Daar houden de overeenkomsten wel op. Van Calmthout baseert zich grotendeels op de openbare (wetenschappelijke) literatuur, een reeks gesprekken met ’t Hooft aan de keukentafel en interviews met een aantal van diens collega’s. Dat levert een bijna journalistieke biografie op, waarin de schrijver zelf ook af en toe optreedt. Zo werd hem op de dag van de bekendmaking van de Nobelprijs in 1999 de deur gewezen in huize Veltman, wegens „lelijke verhalen over mij en ’t Hooft”.

Onderlinge wrijvingen

Het meer journalistieke karakter van de biografie brengt verder bijna onvermijdelijk met zich mee dat Van Calmthout nauwelijks pogingen doet om de natuurkunde uit te leggen.

De relatie Veltman-’t Hooft wordt met alle onderlinge wrijvingen en discussies goed over het voetlicht gebracht, al gebeurt dat wel met een zekere vooringenomenheid. Ook wordt duidelijk dat ’t Hooft op een haar na een tweede Nobelprijs heeft gemist. Zijn theorie over de beweeglijkheid van quarks in zwaardere deeltjes werd opgepakt, uitgewerkt én gepubliceerd door drie Amerikaanse collega’s die er uiteindelijk met de eer vandoor gingen. Een van hen dankte ’t Hooft nog in zijn Nobellezing dat hij zijn bevindingen niet heeft uitgewerkt „zodat er voor ons nog wat te ontdekken overbleef”.

Dat zijn mooie verhalen, al is het jammer dat die samen met andere anekdotes op een wat rommelige manier worden opgedist, met veel herhalingen en ook nogal wat feitelijke onjuistheden en verschrijvingen. Daar had wat meer aandacht naar uit mogen gaan.