‘Je hebt toch geen last van hoogtevrees”, aarzelt voorlichter Erna van As. Welnee, het idee, nooit gehad. Dus gaan we de ladder op die de bewakingsdienst net met een speciale haak uit het plafond van de vijfde verdieping heeft getrokken. Het is een stevige ladder met een deugdelijke leuning. Maar boven op het dak van het Amsterdamse stadhuis is het niet alleen koud en winderig, maar ook verrassend donker. En er staat zóveel water tussen de zonnepanelen dat een speciaal tegelpad is aangelegd om bij de 28 jubileumlampen te kunnen komen. Dat pad loopt langs de dakrand en heeft een balustrade die net kniehoog is.
Maar van omkeren kan geen sprake zijn. De voorlichting was gevraagd om wat meer informatie te geven over de mysterieuze blauwe lichtbundels die ’s nachts vanaf het stadhuis naar de hemel stralen alsof er gecommuniceerd wordt met een exoplaneet. De speciale jubileumwebsite had daarover niet meer weten te melden dan dat ze te maken hadden met het 750-jarig bestaan van Amsterdam en dat het lichtobject mede geïnspireerd was op het werk van Jerom Fischer van Gaiia Studio enzovoort en dat het bestond uit 28 lampen die recht omhoog schenen om geen onveilige situatie te scheppen voor het vliegverkeer.
De voorlichting had al veel extra details weten te achterhalen: de lampen waren zogenoemde Cobra’s van de firma Ayrton en ze produceerden geen laserstralen maar gebruikten laserlicht om een fosfor (een luminiscerende stof) aan te zetten tot het uitzenden van wit licht. ‘Laser-excited phosphor technology.’ Wát voor laser en wát voor fosfor laat Ayrton beleefd in het midden.
Het blijkt dat de Cobra’s al volop worden ingezet bij sportgebeurtenissen en allerlei podiumoptredens met zang en dans en dergelijke. Vaak laat men ze dan in- en uitzoomen en feestelijk heen en weer zwaaien of stroboscopisch bibberen.
Ze lijken vreemd scheef
Op het dak van het stadhuis gebeurt dat allemaal niet, daar schijnen de Cobra’s stil omhoog in bundels die kennelijk zo smal mogelijk worden gehouden. De minimale booghoek is 0,6 graden, zegt de specificatie. Maar hoe exact schijnen de bundels recht omhoog? Daar ging het om die donderdagavond. Vanuit de stad bekeken lijken de lichtbundels soms vreemd scheef omhoog te stralen.
Ook de dubbele rij Cobra-lampen bleek dicht tegen de dakrand te staan en de moed ontbrak om van tussen de installatie met het hoofd in de nek omhoog te kijken naar de plaats waar de lichtbundels perspectivisch samenvloeiden. Dat is veiligheidshalve vanuit de waterplassen gedaan. En gezegd moet worden: het verdwijnpunt lijkt echt pal boven het stadhuis te liggen. Niet alle lampen zijn even secuur uitgelijnd, maar ze werpen toch met z’n allen maar een heel kleine lichtvlek op de onderkant van de wolk die er toevallig boven drijft.
En daarmee heeft de Amsterdammer zomaar een aardig middel in handen om de hoogte van de wolkenbasis te meten. Bepaal je vanaf een bekende afstand de hoek (de ‘altitude’) tussen de lichtvlek en de horizontaal in booggraden dan is met behulp van de tangens de genoemde hoogte in meters te vinden. Voor het meten van de hoogtehoek zou je graag een sextant of theodoliet gebruiken maar een gradenboog met een gewicht aan een touwtje werkt ook aardig.
Na het bezoek aan het stadhuis (13 februari) is vanaf de Hogesluis, de Nieuwe Amstelbrug en de Berlagebrug met zo’n gradenboog de hoogte van de wolkenbasis bepaald. De drie bruggen liggen respectievelijk 900, 1.400 en 2.500 meter van het stadhuis. De meting vanaf de Hogesluis-brug bepaalde de lichtvlek op 1.200 meter hoogte. Vanaf de twee andere bruggen waren vreemd genoeg steeds twee lichtvlekken te zien, ze werden bepaald op 700 en 1.400 meter en (Berlage) 800 en 1.440 meter. Kennelijk bestond de half open bewolking uit twee wolkenlagen en werd eerst alleen de hoogste laag beschenen.
Als de hemel, zoals in de afgelopen vorstperiode, ’s nachts wolkeloos is, ontstaan er geen lichtvlekken maar doven de lichtbundels geleidelijk en kennelijk op grote hoogte uit omdat ze perspectivisch versmallen en omdat er ook gewoon lichtabsorptie optreedt. Het sterkste effect komt waarschijnlijk van het wegvallen van de aerosolen (stofdeeltjes, vochtdruppeltjes) die vooral in de laagste luchtlaag talrijk zijn.
Meer nog dan bij hoge bewolking kan je bij heldere hemel worden overvallen door de illusie dat de lichtbundels die van het stadhuis komen niet recht omhoog stralen maar schuin over je heen komen. Vooral op korte afstand van het stadhuis, zeg binnen een straal van 800 meter, kan de begoocheling overweldigend en verwarrend zijn: je ziet het bundeleinde op een plaats waar dat absoluut onmogelijk lijkt.


De lampen op het dak van het Amsterdamse stadhuis en het verdwijnpunt van de lichtbundels.
Foto’s Karel Knip
De stralenbundels eindigen veel hoger dan je je realiseert of dat de hersenen toestaan dat je je realiseert, dat is de verklaring. De illusie heeft rechtstreeks te maken met wat Minnaert de „schijnbare afplatting van het hemelgewelf” noemde. Deze bijzondere gewaarwording houdt onderzoekers al millennia bezig. We denken ons het zenit (het punt recht boven het hoofd) veel dichterbij dan de horizon. Vaak wordt beweerd dat het een factor twee of vier kan schelen, de Amsterdamse lichtbundels wekken de indruk dat het nog wel meer kan zijn. De begoocheling heeft misschien dezelfde psychologische verklaring als de ‘maanillusie’, de sterke suggestie dat de volle maan dicht aan de horizon veel groter is dan dezelfde maan hoog aan de hemel.
Zo kun je je nog wel meer afvragen. Stel dat de Amsterdamse lichtbundels, zonder uit te doven, de maan zouden weten te bereiken, zouden we ze dan als rechte of als kromme lijnen te zien krijgen? Internet had daarop afgelopen week nog geen antwoord.
