Langzaam maar gestaag rukt de halsbandparkiet op, kilometer voor kilometer

Culinair journalist Joël Broekaert trekt de velden in met experts om te zien wat er te doen is tegen invasieve exoten. Het eindigt altijd in de keuken.


Illustratie Roland Blokhuizen

Drie jaar geleden ben ik naar Amsterdam-Noord verhuisd. Nu woon ik groener dan ik ooit gedaan heb en determineer ik in het weekend vogels met mijn zoon. Hij weet dat vrouwtjeseenden bruin zijn en de mannetjes een groen kopje hebben, kan een waterhoentje van een meerkoet onderscheiden en legt willekeurige voorbijgangers het verschil uit tussen een kraai en een kauw. Hij is drie. #proudmommy.

In onze tuin vliegen naast eksters en Turkse tortels, koolmezen en roodborstjes ook wel spreeuwen, een enkele gaai en zelfs een grote bonte specht. Dus hingen we een paar weken geleden een netje pinda’s in het eenzame hibiscusboompje dat centraal in onze achtertuin midden op ons bescheiden gazonnetje staat. We hoopten natuurlijk op het zwart-wit met kleine rode accenten van die specht. Ons boompje kleurde echter binnen de kortste keren felgroen.

Onze tuin is nu het domein van de halsbandparkiet. In de vier grote steden van de Randstad behoren ze al jaren tot het meubilair in stadsparken en groene zones. Maar tegenwoordig zie je ze in steeds meer kleinere steden vliegen, en ook elders in het land. Als ze er zijn, zijn ze moeilijk te missen: in kleine groepjes halen ze in de lucht indrukwekkende capriolen uit. Voordat je ze ziet heb je ze vaak al gehoord – ze zijn nogal aanwezig met hun vrolijke (of irritante, afhankelijk van de tijd van de dag of je humeur) en harde gekwetter. In het ergste geval heb je je auto geparkeerd onder een slaapboom en heeft die de volgende ochtend een prachtige nieuwe witte coating gekregen.

Evenwel zijn het prachtige beestjes met hun avocado- tot chartreusegroene verendek, donkerrode kromme snavels, en, waar het de mannetjes betreft, een zachtroze band in de hals. Echt zo’n vogel om mee te pronken in een exotische volière.

Deze papegaaiachtige is in de tweede helft van de vorige eeuw vanuit het Indiase subcontinent naar Europa gehaald als populaire huisdiervogel. In 1968 hebben de eerste ontsnapte exemplaren zich in Den Haag gevestigd. Amsterdam, Rotterdam en Haarlem volgden alras. Die vier kernen hebben zich direct na de eeuwwisseling vermengd tot één grote Randstedelijke populatie. In 2011 sierde de halsbandparkiet de balk boven aan de voorpagina van NRC Handelsblad. „De halsbandparkiet begint een alledaagse verschijning te worden”, schreef de auteur toen. Dat jaar waren er 8.900 exemplaren geteld. De geciteerde bioloog verwachtte toen dat deze invasieve exoot zich binnen 20 jaar in alle grote steden zou hebben gevestigd.

Het grootste deel van de Nederlandse parkietenpopulatie concentreert zich nog steeds in de Randstad

We zijn ondertussen ruim halfweg die voorspelling en de aantallen halsbandparkieten zijn meer dan verdubbeld. Tijdens de laatste slaapplaatstelling van Sovon Vogelonderzoek (winter 2021/22) werden ongeveer 21.500 halsbandparkieten geteld, verdeeld over 70 slaapplaatsen (bij de vorige telling waren dat er nog 22). Ze hebben zich inderdaad uitgebreid naar steden buiten de Randstad, zoals Breda, Eindhoven, Tilburg en Middelburg, maar ook bijvoorbeeld het Drentse Coevorden, tegen de Duitse grens. Toch concentreert het grootste deel van de Nederlandse parkietenpopulatie zich nog steeds in de Randstad (waar ze wel steeds meer middelgrote en kleine steden koloniseren).

Dat de verspreiding over de rest van Nederland niet zo hard gaat als je op basis van de toename in absolute aantallen zou verwachten, heeft te maken met de aard van het beestje, zegt ornitholoog Rob Lensink. Hij is specialist op het gebied van uitheemse avifauna en schreef in 2010 mee aan het risicoanalyserapport over drie uitheemse parkietensoorten, in opdracht van het ministerie van LNV. De halsbandparkiet gedijt goed in de nabijheid van mensen, zoveel is duidelijk. Maar ook in agrarische gebieden – of liever: juist daar – is genoeg voedsel voorhanden. Dus daar ligt het niet aan. Daarnaast hangt de uitbreidingssnelheid van twee factoren af, zegt Lensink: „De eerste is het broedsucces. Het reproductiegetal – de R0, die we nog kennen van het coronavirus – is in het geval van de halsbandparkiet groter dan 1, dus de aantallen nemen toe.”

De halsbandparkiet is, zijn schreeuwerige reputatie ten spijt, een conservatief en honkvast beestje

De tweede factor is de afstand tussen waar een individu geboren is en waar hij of zij zich voortplant. Met andere woorden: „De mate waarin een soort zich als avonturier kan manifesteren, bepaalt de snelheid waarmee die zich in de ruimte kan uitbreiden”, aldus Lensink. En de halsbandparkiet is, zijn schreeuwerige reputatie ten spijt, nu eenmaal een conservatief en honkvast beestje. Een halsbandparkiet bouwt zijn nest hóóguit een kilometer van de plek waar hij zelf geboren is, zegt Lensink. „De uitkomst van die twee factoren is dat je in een klein gebied met een groot aantal vogels zit, die heel langzaam maar wel gestaag naar de omgeving uitvloeit.”

Dan is de vraag: heeft daar iemand, naast de onfortuinlijke autobezitter, last van? De halsbandparkiet is een holenbroeder. Een van de risico’s is dat de parkiet andere inheemse holenbroeders, zoals de holenduif en de boomklever, zou wegconcurreren door de beschikbare nestplaatsen in te nemen. Hoewel Belgisch onderzoek heeft aangetoond dat de komst van de halsbandparkiet een negatieve invloed kan hebben op het aantal boomklevers in een bepaald gebied, lijkt het effect in Nederland op andere holenbroeders gering. Voorlopig zijn er genoeg boomholtes, zo lijkt het.

Biologen en ecologen maken zich meer zorgen om de beschermde inheemse rosse vleermuis (alle vleermuizen zijn in Nederland beschermd), die zich in exact dezelfde boomholtes ophoudt, ook in stedelijk gebied. In Nederland is er nog geen uitgebreid onderzoek naar gedaan, maar studies uit Spanje en Italië suggereren een sterke correlatie tussen de toename van het aantal halsbandparkieten en het verdwijnen van lokale vleermuissoorten. In sommige gevallen werden de vleermuizen actief verjaagd, en soms zelfs gedood, door de parkieten. Een andere reden kan zijn dat de parkieten de boomholtes minder aantrekkelijk maken voor de vleermuizen, doordat ze de ingangen verbreden en de wanden egaliseren, waardoor de vleermuizen minder ruwe plekken hebben om aan te hangen.

Fruittelers kunnen plaagdierbestrijders inhuren die proberen de vogels weg te houden

Ook economische schade is een reële zorg. De eigenaar van Landgoed de Olmenhorst – van de bekende biologische appelsap – in de Haarlemmermeer zocht in 2019 de pers op om te klagen over de schade die de halsbandparkieten aanrichtten in zijn boomgaarden. Hij spreekt van 30.000 tot 50.000 euro schade op jaarbasis in een item van RTL Nieuws, terwijl hij de aangevreten appels uit zijn bomen plukt. Naar aanleiding van de berichtgeving hield adviesbureau CLM in opdracht van de Nederlandse Fruittelers Organisatie een enquête onder fruittelers om de omvang van de schade in kaart te brengen. Zeventien telers rapporteerden schade, de hoogste werd geschat op ruim tienduizend euro. „De totale schade door de halsbandparkiet is in vergelijking met de totale faunaschades in de fruitteelt relatief gering”, concludeert het rapport. Maar het signaleert tegelijkertijd wel een toename.

Fruittelers kunnen plaagdierbestrijders inhuren die proberen de vogels weg te houden met netten en draden, herlocatie, maar ook met akoestische en visuele middelen, zoals holografisch lint. Maar zegt Len-sink, die de zorgen van de fruittelers wel begrijpt: „Als de halsbandparkiet zich zonder tegengas zich zo gestaag blijft uitbreiden als in de afgelopen 55 jaar, dan is het een gelopen race. Dan moet je op heel grote schaal gaan wegvangen of afschieten.”

Dat afschieten gebeurt al in zeer beperkte mate. De Europese Unie heeft de halsbandparkiet vooralsnog niet opgenomen in de Unielijst van Invasieve Exoten, dus de provincies zijn niet verplicht om deze vogels te bestrijden. Toch heeft de provincie Utrecht in 2021 een opdracht geven tot de bestrijding met het geweer van enkele invasieve exoten, zoals de muntjak, de wasbeer, de rosse stekelstaart en de halsbandparkiet. Veel zijn er sindsdien niet geschoten, aangezien de parkiet zich vooral binnen de bebouwde kom ophoudt, en daar mogen jagers niet schieten. Sinds medio september zijn er in totaal 122 exemplaren geschoten, laat de Faunabeheereenheid Utrecht weten.

Illustratie Roland Blokhuizen

En dan rijst de bekende vraag: als ze geschoten worden, kunnen we er wat mee in de keuken? Het antwoord is volmondig: ja. De halsbandparkiet is een culinair vogeltje!

Veel vlees zit er niet aan, als het beestje eenmaal uit de veren is. Denk aan een kwarteltje met heel iele pootjes. Het is een wilde vogel, hij maakt flink wat vlieguren, dus het vlees heeft wat structuur. Maar taai is de halsbandparkiet absoluut niet. En het vlees is bijzonder smaakvol. Het vogeltje eet zelf ook lekkere dingen, zoals fruit en zaden – die kun je duidelijk zien zitten in het kropje dat je eraf moet snijden – en daar gaat-ie zelf ook lekker van smaken. De borsten zijn donkerrood en hebben een heel mooie, fijne wildsmaak. Een beetje als duif maar dan iets minder ijzerig. De pootjes zijn veel lichter en smaken tam, een beetje richting parelhoen of kwartel.

Het ergste dat je kunt doen is het vogeltje te ver garen

Veel bereiding heeft het niet nodig, even kort, goed rondom op het karkas aanbakken in de boter en dan vier minuten stipt in een voorverwarmde oven van 180 graden Celsius. En geen seconde langer. Het ergste dat je kunt doen is het vogeltje te ver garen, zodra het vlees doorslaat wordt het rul en leverig. Doodzonde. Halsbandparkiet wil je echt rood eten.

Je kunt je afvragen: als we vlees zo graag rood eten, waarom bakken we het dan toch hard aan? Met het risico dat het doorslaat, taai wordt, droog, grijs… (Hetzelfde geldt voor biefstuk.) Het antwoord is: maillardreacties. Boven de 120 graden Celsius vindt een aantal chemische reacties plaats, die voor het eerst beschreven zijn door de Franse chemicus Louis Camille Maillard. Het begint altijd met een initiële reactie tussen een suiker en een aminozuur. Dat brengt een cascade aan reacties op gang waarbij honderden nieuwe aromatische verbindingen worden gevormd. Ze worden ook wel de bruinigsreacties genoemd. Ditzelfde principe maakt broodkorsten, geroosterde chocolade en koffie en de randjes van de lasagna zo lekker. Een van binnen rode, maar van buiten aangebakken biefstuk – of halsbandparkiet – heeft dus letterlijk veel meer smaak dan een rauwe, door dat bruine randje.

Dus geniet van de halsbandparkiet. In het park of in de tuin, zo lang het leuk is. En tegen de tijd dat het echt de klauwen uitloopt, zeker ook op het bord.