Jong gestorven kinderen met het syndroom van Down werden in prehistorische samenlevingen met de gebruikelijke eer begraven, en in sommige gevallen zelfs met opvallend fraaie grafgoederen. Dat concludeert een team wetenschappers onder leiding van het Max Planck Instituut voor Evolutionaire Antropologie in Leipzig. Ze publiceerden hun bevindingen dinsdag in het tijdschrift Nature Communications.
De onderzoekers wilden weten hoe vaak bepaalde genetische afwijkingen voorkwamen in prehistorische en historische populaties en testten daarom het dna in de stoffelijke resten van 9.855 mensen. Ze waren op zoek naar een aandoening die trisomie heet: een genetische conditie waarbij er van een chromosoom drie aanwezig zijn in plaats van de gebruikelijke twee. Bij trisomie van chromosoom 13, 18 en 21 hebben kinderen respectievelijk het syndroom van Patau, het syndroom van Edwards en het syndroom van Down.
Van de onderzochte individuen leden er zes aan het syndroom van Down: eentje was afkomstig uit een zeventiende-eeuws graf uit Finland, de overige vijf waren tussen de 2.500 en 5.000 jaar oud en kwamen van begraafplaatsen in Griekenland, Bulgarije en Spanje.
De onderzoekers troffen in Spanje ook een kindje aan met het syndroom van Edwards dat waarschijnlijk vlak na of vlak voor de bevalling overleden is. Drie kinderen met down overleden vóór hun geboorte, de andere drie werden niet ouder dan anderhalf jaar.
Poreuze schedelbotten
De zes gevallen van down komen bij deze onderzoekspopulatie neer op één geval per 1.643 individuen. Tegenwoordig is dat één geval per 705: beduidend vaker dus. De auteurs willen hieraan geen verstrekkende conclusies verbinden, omdat er relatief weinig kindergraven uit de prehistorie zijn gevonden, schrijven ze.
Om de bevindingen van hun genetisch onderzoek te toetsen, ging het team ook op zoek naar afwijkingen aan het skelet die samenhangen met trisomie. Bijna alle individuen die leden aan het syndroom van Down hadden poreuze schedelbotten en in twee gevallen was er sprake van abnormale botgroei, passend bij deze aandoening. Ook bij het meisje met het syndroom van Edwards was sprake van afwijkende botgroei.
In alle gevallen werden de kinderen begraven volgens de op dat moment gebruikelijke wijze, en soms zelfs met extra eerbewijzen. Het jongetje uit het zeventiende-eeuwse Finland kreeg een christelijke begrafenis, gekleed zoals in die tijd gewoon was. De zes individuen uit de IJzertijd en de Bronstijd werden allemaal binnenshuis begraven. Eén van hen – een meisje van ongeveer anderhalf jaar oud dat rond 1300 v.Chr. op het Griekse eiland Egina werd begraven – had een ketting met 93 kralen van verschillende kleuren en formaten meegekregen.
Bij een jongen van een half jaar oud uit een graf in Bulgarije troffen de onderzoekers een hoofdwond aan. Dat wil niet zeggen dat hij met geweld om het leven is gebracht, benadrukken ze. Mensen met down hebben relatief vaker epileptische aanvallen, dus een val als gevolg van zo’n aanval kan ook de oorzaak van de verwonding zijn. Al met al, concluderen de onderzoekers, „is er geen bewijs dat [deze individuen] in het verleden gestigmatiseerd werden in hun gemeenschap”, waarbij wel moet worden aangetekend dat ze vanwege hun jonge leeftijd „visueel misschien niet als ‘anders’ te identificeren waren”.
De politie heeft vrijdagavond een protest in een gebouw van de Universiteit Utrecht door pro-Palestijnse demonstranten beëindigd. De actievoerders hadden Drift 13, waar de faculteit Geesteswetenschappen is gevestigd, sinds de ochtend bezet en eisten dat de universiteit banden met Israëlische instituties zou verbreken.
Enkele tientallen demonstranten hadden de ingang van het gebouw gedurende de dag gebarricadeerd. Aan de gevel hingen spandoeken met teksten als ‘UU blood on your hands‘, terwijl de actievoerders voor de deur pro-Palestijnse leuzen scandeerden. Met hun actie richtten zij zich ook op toekomstige universiteitsstudenten. In de faculteit zouden vrijdag activiteiten plaatsvinden rond de open dag van de universiteit, die nu op een andere locatie doorgang vonden.
Nadat de vice-voorzitter van de universiteit, Margot van der Starre, rond 16.00 uur in gesprek was gegaan met de demonstranten, kregen zij te horen dat zij uiterlijk 17.30 uur weg moesten zijn uit het gebouw. De groep, UU Encampment , noemde het gesprek op Instagram ’teleurstellend’ en gaf aan het verzoek geen gehoor. Rond 18.30 begon de politie vervolgens met mensen uit het pand te halen. Zij werden in een bus naar een onbekende locatie gebracht. Onduidelijk is om hoeveel mensen het precies gaat.
Sinds het begin van de Gaza-oorlog voeren studenten aan meerdere Nederlandse universiteiten actie tegen de banden van de onderwijsinstellingen met Israëlische instituties. Zo ook in Utrecht, waar in mei nog een gebouw van de rechtenfaculteit werd bezet. Het universiteitsbestuur zei toen toe de samenwerkingen te evalueren. In oktober concludeerde de universiteit dat alle huidige samenwerkingen met Israëlische instanties door kunnen gaan, onder meer omdat er geen gezamenlijk onderzoek is dat ook voor militaire toepassingen kan worden gebruikt.
Uit je eigen lichaam treden. Jezelf zien liggen terwijl artsen je proberen te reanimeren. Door een donkere tunnel zweven met stralend helder licht aan het einde. Een sereen, gelukzalig gevoel. Overleden dierbaren die je wenken. Je leven als een film aan je voorbij zien trekken. En bovenal een gevoel van één zijn met het universum, en alles te weten.
Zo’n 15 procent van de mensen die een hartstilstand, hersentrauma of andere levensbedreigende aandoening op de intensive care overleven, herinnert zich achteraf zulke beelden en gevoelens. Zij hebben een bijna-doodervaring. Het is vaak een magische ervaring die realistischer voelt dan het leven dat ze kennen. Niet zelden zijn mensen die de ervaring hadden diepgaand veranderd. Het voelt als een blik op een andere wereld, op het hiernamaals, of als een kosmisch bewustzijn dat alle kennis herbergt. Het is zo wonderlijk dat ze er vaak niemand over vertellen, uit angst voor gek te worden versleten.
Hoe kan iemand die van buitenaf geen bewustzijn lijkt te hebben, tóch bewust zijn? Die vraag houdt neuroloog Steven Laureys (55) al zeker dertig jaar bezig. De vermaarde Belgische coma-specialist verdiept zich al vijftien jaar in de mysterieuze bijna-doodervaring, hij publiceerde er 26 wetenschappelijke studies over; een fractie van zijn honderden wetenschappelijke artikelen over bewustzijnsstoornissen.
Laureys richtte achttien jaar geleden een coma-onderzoeksgroep aan de universiteit van Luik op en was de eerste die aantoonde dat sommige comapatiënten wél konden horen wat gezegd werd, en dus onterecht waren bestempeld als ‘vegetatief’. Zeker een vijfde van die patiënten bleek over een ‘minimaal bewustzijn’ te beschikken. „Het is dus niet zo dat omdat iemand niet reageert, er geen vorm van bewustzijn is. Dat dogma hebben wij met ons onderzoek herhaaldelijk doorbroken.”
Dankzij reanimatie, beademingsmachines en hart-longmachines is de grens tussen leven en dood vanaf de jaren zestig steeds verder opgerekt, zegt Laureys. „Zo is duidelijk geworden dat er veel meer vormen van bewustzijn zijn dan we historisch dachten, niet alleen bij mensen in coma, ook bij pasgeboren baby’s, mensen met dementie, en ook bij dieren.”
Laureys, in spijkerbroek en zwart T-shirt, zit ontspannen op het notenhouten stoeltje in zijn kamer in het statige Amstel Hotel in Amsterdam waar hij een nachtje logeert. Hij is overgevlogen uit Canada, waar hij tegenwoordig woont, voor lezingen en voor de presentatie van zijn nieuwe boek, Bijna dood. Hij schreef al meerdere populair-wetenschappelijke boeken over slaap, meditatie en de wonderen van het brein.„Ik vond het heel moeilijk om dit boek te schrijven”, begint hij.
Waarom?
„Over meditatie schrijven was al niet makkelijk, maar bij dit onderwerp zijn de meningen zo gepolariseerd. Het voelt alsof ik in het midden van een brug sta en van beide kanten beschoten kan worden. Aan de ene kant de mensen die me zullen zien als reductionist die zegt dat alles te verklaren is uit neurobiologische processen. Dat kamp ziet de bijna-doodervaring als hét bewijs dat bewustzijn buiten het brein aanwezig is. En dan heb je de collega’s die zeggen: we wéten toch dat bewustzijn voortkomt uit het brein. Die wetenschappelijke arrogantie vind ik ook fout. Die visies sluiten elkaar niet noodzakelijk uit. Er ís nog geen alomvattende verklaring van bewustzijn. Je moet kritisch blijven denken, ook over je eigen standpunten.”
Ik was een hard-nosed atheïstische hersenspecialist, nu schrijf ik meditatie voor aan patiënten
Ooit zat hij zelf ook in dat eerste kamp. In zijn eerste wetenschappelijke artikel over de bijna-doodervaring verwierp hij verklaringen buiten de hersenen. „Ik was een hard-nosed atheïstische hersenspecialist.” Maar hij is veranderd, vertelt hij, na een tumultueuze scheiding. In 2012 stond hij er ineens alleen voor met zijn drie jonge kinderen. Hij verloor zich in drank en sigaretten, nam antidepressiva en slaapmiddelen. „Ik was niet de inspirerende papa die ik wilde zijn.” Tot hij op een TEDx-congres in Parijs de boeddhistische monnik Matthieu Ricard ontmoette, die hem leerde mediteren. „Nu schrijf ik meditatie voor aan patiënten.”
Wat is er veranderd?
„Ik ben geëvolueerd naar een wetenschapper met een bredere blik, op zoek naar zingeving en spiritualiteit. Bewustzijn is het grootste mysterie, nog niemand weet hoe dat ontstaat. Ik ben er als wetenschapper al dertig jaar mee bezig en realiseer me nu dat we heel arrogant zijn als we denken dat we alles hebben begrepen.”
Bent u niet bang om verguisd te worden door collega’s?
„Dat ben ik al gewend. Dat was al zo met het coma-onderzoek. Dat wij wetenschappelijk aantoonden dat er bewustzijn kan zijn bij mensen in coma, dat ze emoties en pijn konden ervaren, dat brak met de visie begin deze eeuw. En ook onderzoek doen naar meditatie en naar de bijna-doodervaring is lastig. Wetenschap is oorlog. Maar ik vind dat je als wetenschapper niet je onderwerp moet laten bepalen door de blik van een collega. Dan zul je nooit kiezen voor de grote vragen, zoals wat bewustzijn is.”
Lees ook
Een gemene aanval op het eigen brein
Natuurlijk, hij kent de wetenschappelijke studies die neurologische verklaringen bieden voor ieder onderdeel van de ervaring. Die beschrijft hij allemaal in zijn boek. Zo is er bij een hartstilstand al snel zuurstofgebrek, en dat treedt in de ogen eerder op aan de randen van het netvlies. In het midden registreer je dan nog helder licht, aan de randen is het, net als in een tunnel, donker: tunnelvisie.
Of neem het plekje pal boven het rechteroor, tussen de slaapkwab en de wandbeenkwab, dat de Belgische neurochirurg Dirk De Ridder bij toeval ontdekte. Stimuleer het met wat elektrische stroom en de ontvanger krijgt direct het gevoel dat hij naast zijn lichaam staat. Een uittreding.
In een hersenscanner blijkt dat daarbij de diepliggende thalamus en een deel van de kleine hersenen actief zijn. De thalamus is het centrale schakelstation in de hersenen waar alle input van de zintuigen, de kleine hersenen en hersengebieden voor emotie en geheugen wordt gewogen. Daar wordt bepaald welke informatie belangrijk is en moet worden doorgeschakeld naar de hersenschors om onderdeel te worden van de bewuste ervaring. Een verstoring van die input kan tot een ongewone ervaring leiden.
Stimuleer hetzelfde plekje aan de linkerkant van het brein en er rijst een gevoel dat er iemand bij je in de kamer is, van een ontmoeting met iemand – een overledene, of een godheid. Stimuleer de hippocampus, een belangrijke geheugenstructuur, en iemand krijgt een herbeleving van gebeurtenissen. En ook met virtual reality en met psychedelische drugs kunnen ervaringen die lijken op een bijna-doodervaring worden opgewekt.
Er is, kortom, een overweldigende hoeveelheid aanwijzingen dat het door zuurstofgebrek en neurochemie ontregelde hersenen zijn die deze buitengewone bewuste ervaring produceren.
Foto’s: Ans Brys
Kunnen we uit al die wetenschappelijke studies niet concluderen dat het bewustzijn dan wel uit het brein móét komen?
„Nee. Dat is niet wetenschappelijk. Zolang je geen volledige verklaring hebt, moet je een open blik houden. Maar, dat geldt dan natuurlijk óók andersom: dan kunnen anderen ook niet stellen dat bewustzijn onomstotelijk van buiten het brein komt, vanuit het universum, zoals de Nederlandse cardioloog Pim van Lommel doet in zijn populaire boek Eindeloos bewustzijn. Of stellen dat de bijna-doodervaring bewijst dat er een hiernamaals is, zoals de Amerikaanse psychiater Raymond Moody doet in zijn bestseller Life After Life. Daarvoor is géén wetenschappelijk bewijs.
„Daarom juich ik de studie ook toe van de Britse reanimatiearts Sam Parnia, die ook kosmisch bewustzijn veronderstelt. Die verstopte op vijftien spoedeisendehulpafdelingen voorwerpen op rekken die alleen van boven zichtbaar waren, om te testen of mensen die een uittreding ervoeren die voorwerpen zouden zien. Sommige collega’s vinden dat een dwaze studie, maar ik vind dat knap.”
En? Wat was de uitkomst?
„Geen enkele patiënt die een bijna-doodervaring met een uittreding had gehad, heeft een van die items zien liggen. Er is tot nu toe dus nog geen wetenschappelijk gecontroleerde studie die het bestaan van zo’n kosmisch of extra-neuronaal bewustzijn heeft aangetoond.”
Let wel, wie een bijna-doodervaring kan navertellen, is per definitie niet dood geweest, onderstreept hij. „In die bestsellers stellen ze dat deze mensen klinisch dood zijn, maar dat is een misleidende term. De hersenen functioneren nog, ze vertonen geen enkele permanente beschadiging. Echt overleden zijn mensen die hersendood zijn. Dan is er onomkeerbaar geen activiteit meer in de hersenen.”
Lees ook
Hersencellen in dood varkensbrein opnieuw geactiveerd
Want sterker nog: niet alleen mensen op het randje van de dood ervaren dit mysterieuze fenomeen, weet Laureys inmiddels. Het komt voor bij een epileptische aanval, bij hevige doodsangst, bij flauwvallen, na een hersenschudding. Maar ook bij het inslapen of ontwaken, of tijdens mediteren.
„Zelfs bij een orgasme kan het mensen overkomen”, vertelt Laureys. „Dat heet in het Frans niet voor niets la petite mort.”
Een orgasme heet in het Frans niet voor niets la petite mort
Het zijn dus hersenprocessen die nodig zijn voor de ervaring. Maar the map is not the territory, zegt hij. Die hersenprocessen kennen, betekent niet dat je de ervaring kent. Hij deed dan ook verwoede pogingen om een bijna-doodervaring op te wekken, of in elk geval aspecten ervan. In Polen hees hij zich in een centrifuge waarin straaljagerpiloten worden getraind om de hevige G-krachten te weerstaan die hun lichaam te verduren krijgt tijdens accelereren. Daarbij krijgen zij eerst tunnelvisie en verliezen vervolgens het bewustzijn, omdat al het bloed eerst uit het netvlies en dan uit hun hoofd wordt geslingerd. Ook Laureys zag een tunnel en viel weg.
Hij dook in Nice twintig meter diep met een parelduiker zonder zuurstof en ervoer serene gelukzaligheid, liet in Londen door wetenschappers de psychedelische drug psilocybine in zijn aderen spuiten en ervoer (naast een heleboel angst) dat zijn gevoel van zelf, zijn ego, verdween. „De verpleegster kwam mijn hand vasthouden, maar op een bepaald moment hád ik geen hand meer. Alles werd één.”
Hij ervoer een uittreding toen hij als gestreste jonge onderzoeker een lezing moest houden op een wereldcongres, hij kreeg hallucinaties van kinderstemmen in een volledig geluidsdichte kamer.
Wat gebeurt er tijdens die hallucinaties?
„Het brein stopt nooit met denken en betekenis geven. Als de hersenen vanuit de zintuigen beperkte of verhaspelde input krijgen, of zelfs geen enkele meer, zoals in een geluidsdichte kamer, gaan ze zelf een werkelijkheid fabriceren. Hetzelfde gebeurt tijdens langdurige meditaties, of tijdens de droomslaap: ook dan zijn we afgesloten van onze zintuigen en produceert het brein zelf percepties.”
Is dit ook wat er gebeurt bij een bijna-doodervaring?
„Wij denken dat het zo zit: er is dat externe bewustzijnsnetwerk dat de input van zintuigen verwerkt. Er is het interne bewustzijnsnetwerk, dat altijd denkt en het gevoel van zelf onderhoudt. En ten derde is er het emotionele netwerk, het pure gevoel.
„Bij een bijna-doodervaring vallen de eerste twee weg. Er is eerst die puur emotionele ervaring. Achteraf moeten je rationele gebieden er woorden en verklaringen voor vinden – net als bij een droom. Of een trip.
„De bijna-doodervaring is een universeel neurofysiologisch fenomeen, dat dan individueel wordt ingekleurd. Hoe, dat is afhankelijk van de cultuur waarin de ervaarder is opgegroeid en van de dingen die hij of zij heeft beleefd. Westerlingen zien vaak een tunnel, maar mensen in India vaker een rivier. De één ziet Jezus, een ander Elvis Presley. Dat komt vooral voor bij mensen in de Verenigde Staten.”
Zijn wetenschappelijke zoektocht langs de randen van het bewustzijn voert Laureys inmiddels op twee continenten. Sinds drie jaar woont hij in Canada, met zijn tweede vrouw en collega Vanessa. Het onderzoek naar coma en bewustzijn in Luik leidt hij op afstand. En aan de Laval-universiteit in Quebec onderzoekt hij het aanpassingsvermogen van het brein, en hoe een holistische benadering daaraan kan bijdragen.
Wéér een onderwerp waar sommige collega’s vast hun wenkbrauwen over zullen optrekken. „Maar ook hier geldt: naast de hypertechnologische en gespecialiseerde geneeskunde moeten we ook aandacht hebben voor die diepe, emotionele behoeften van mensen. Wij zijn uiteindelijk voelende, menselijke wezens.”
Lees ook
Als alle hersengebieden in het wilde weg met elkaar communiceren denk je nergens meer aan
Staatssecretaris van Toeslagen Nora Achahbar van NSC, wist al op maandag, zeggen betrokkenen: in dit kabinet wilde ze niet meer zitten. Die dag had de ministerraad in het Catshuis vergaderd over het antisemitisch geweld in Amsterdam en hoe er aan tafel was gesproken over moslims door collega’s van verschillende partijen, vond ze ver over de grens. Zij zou er iets van hebben gezegd, en miste steun. Ook van minister-president Dick Schoof. Op haar ministerie werd donderdag alvast een persbericht klaargezet.
Achahbar is in de ministerraad de enige van Marokkaanse afkomst, ze is in Marokko geboren. Sommige van de uitspraken waar zij over viel, zouden zijn gegaan over Marokkaanse Nederlanders.
Ook minister van Binnenlandse Zaken Judith Uitermark van NSC had het al de hele tijd moeilijk. In het Tweede Kamerdebat op woensdag, waar ze samen met Schoof en minister van Justitie David van Weel zat, moest ze volgens betrokkenen huilen – buiten de zaal. Ze zag het nauwelijks nog zitten en voor haar ambtenaren was het reden om alvast rekening te houden met haar vertrek en te bedenken wat ze daarvoor moesten doen.
En zo kwam het kabinet-Schoof op vrijdag terecht in de ernstigste crisis tot nu toe. De afloop daarvan is nog onduidelijk. In het Catshuis kwamen in de avond de vier partijleiders van de coalitie bij elkaar: Geert Wilders, Caroline van der Plas en Dilan Yesilgöz en Nicolien van Vroonhoven.
Verdriet en boosheid
Achahbar zegt op vrijdagochtend tegen Schoof dat ze wil opstappen. En dan is het crisis: want wat doen de andere NSC-bewindslieden? Op vrijdagmiddag zitten ze urenlang bij elkaar. De Tweede Kamerfractie van NSC houdt een extra fractievergadering. Daar was, zeggen betrokkenen, verdriet en boosheid over de uitspraken die bij de ministerraad zouden zijn gedaan. En over het vertrek van Achahbar.
NSC’ers hadden de afgelopen dagen geprobeerd om haar op andere gedachten te brengen. Ze wilden haar erbij houden. NSC was er vanaf het begin heel tevreden over geweest dat het de partij was gelukt om iemand van Marokkaanse afkomst in het kabinet te hebben.
Door het besluit van Achahbar en de twijfels van Uitermark moeten de ándere NSC’ers ook kiezen. Vanaf vrijdagmiddag gaat in Den Haag rond dat ze allemaal uit het kabinet stappen. En wordt erop gerekend dat dan het kabinet valt.
In de coalitie proberen de partijleiders te redden wat er te redden valt. Ze doen een beroep op Nicolien van Vroonhoven om het kabinet overeind te houden. Maar heel hoopvol zijn de coalitiefracties daarna niet. Vooral niet als ze te horen krijgen dat Pieter Omtzigt zelf onderweg zou zijn om bij het crisisoverleg op het Catshuis te zijn, samen met Van Vroonhoven – wat de andere drie niet willen, ze komen alle drie in hun eentje. Omtzigt zit al twee maanden thuis, Van Vroonhoven vervangt hem. Ze komt alleen.
In het Catshuis wordt rond vijf uur Indisch eten bezorgd.
Onderling wantrouwen
Tussen de vier fractievoorzitters van de coalitie gaat het al vanaf het begin moeizaam, ook in de kabinetsformatie. Het onderlinge wantrouwen is enorm. Het is vaak zichtbaar in de bankjes van de Tweede Kamer: Van Vroonhoven wordt daar vaak genegeerd door de andere drie. In het kabinet is in het begin het verhaal nog dat de sfeer geweldig is. Dick Schoof zou veel doen aan de teamgeest. Maar zo gezellig blijft het niet. Er wordt over elkaar geroddeld en er zijn bewindspersonen die spreken van een groot onderling wantrouwen. Over Achahbar valt te horen dat ze al een tijdje niet goed overweg kan met minister Eelco Heinen van Financiën, van de VVD. Ze vindt, zeggen betrokkenen, dat hij haar nauwelijks ruimte gunt.
Het vertrek van NSC hoeft niet meteen de val van het kabinet te betekenen. En op vrijdagavond gaan bij de andere partijen al scenario’s rond over een mogelijke doorstart: een minderheidskabinet van PVV, VVD en BBB. Voor NSC zou het moeilijk kunnen zijn om in de Tweede Kamer tegen de eigen plannen uit het coalitieakkoord te stemmen en in de Eerste Kamer had de coalitie al niets aan NSC, omdat de partij van Omtzigt daar geen zetels heeft.
Een groot deel van de oppositie heeft al eerder gezegd dat het de wetsvoorstellen van het kabinet niet al van tevoren afwijst en afgelopen week nog werd op initiatief van de drie christelijke partijen CDA, CU en SGP een deal gesloten over de btw-verhoging op cultuur, media en sport, waarvoor een alternatief wordt gezocht. En D66 sloot zich erbij aan.
Op vrijdagavond komt Nicolien van Vroonhoven als laatste aan bij het Catshuis. Ze zegt: „We hebben even wat te slikken, het raakt ons in het hart.” Maar wat precies? „Dat we een staatssecretaris verloren hebben.” Of de andere bewindslieden van NSC ook opstappen, wil ze niet zeggen.
De partijtop van NSC heeft net ervoor een overleg gehad, Omtzigt belde in en klonk, zeggen betrokkenen „strijdbaar”. Maar wat ze wilden dat er zou gebeuren, bleef onduidelijk.