‘Ik wil niet dat het onder mijn huid gaat zitten’. Drie lokale politici over wat bedreigingen uitrichten.

‘Hij heeft wéér getweet.” Itay Garmy roept het bijna uit, terwijl hij op zijn telefoon kijkt. Hij leest het X-bericht van PVV-leider Geert Wilders voor, waarin hij opnieuw de Amsterdamse burgemeester Femke Halsema aanvalt. Eerder had Wilders gezegd dat Halsema het land uit mag. Nu, op dinsdagmiddag, noemt hij haar „ongeschikt voor haar functie”. „Aftreden en wegwezen dus.”

Geert Wilders is een rode draad in een gesprek dat drie lokale politici voeren in een zaaltje in Amsterdam. De politici hadden NRC benaderd, omdat ze alledrie te maken krijgen met agressie, bedreigingen en geweld. De timing is toeval, maar het gaat vaak over Wilders’ aanval op Halsema, en de gevolgen daarvan voor ándere lokale bestuurders.

Fatihya Abdi, één van hen, zegt: „Als ik even voor onze burgemeester mag spreken: ik weet nu al dat zo’n tweet als die van Wilders voor haar een week van ellende en doodsbedreigingen betekent. Wij, volskvertegenwoordigers, moeten veel meer voor elkaar opkomen.”

Politiek zitten ze lang niet altijd op één lijn. Fatihya Abdi (1991) is raadslid voor de PvdA in Amsterdam. Itay Garmy (1994) is raadslid voor Volt in dezelfde stad. Boy Scholtze (1991) is burgemeester van de Brabantse gemeente Drimmelen en VVD’er. Hij belt in met videoverbinding. Maar ze vinden alledrie dat het veel te weinig gaat over de impact van bedreigingen tegen politici. Daar moet veel meer maatschappelijke discussie over zijn, vinden ze. Daarom zitten ze deze dinsdagmiddag bij elkaar, en gaan ze er maandagavond in De Balie in Amsterdam over in gesprek met politici en wetenschappers.

Amsterdam heeft gespannen dagen achter de rug – het openbaar bestuur werd flink getest. Halsema probeerde de herdenkingen van de aanslagen in Israël van 7 oktober 2023 rustig te laten verlopen, maar verbood geen gelijktijdige demonstraties van pro-Palestijnse activisten. Op verschillende plekken in de stad braken relletjes en opstootjes uit.

Itay Garmy is Joods en heeft een Nederlands en een Israëlisch paspoort. „Er was echt wat aan de hand in de stad. Mensen voelden zich onveilig, er werden antisemitische dingen geroepen, er werden pamfletten uitgedeeld waarin geweld werd verheerlijkt. En nu gaat het debat niet over polarisatie, maar over die klotetweet van Geert Wilders, die niks toevoegt aan het maatschappelijk debat en alleen maar voor herrie zorgt.”

Boy Scholtze: „Het debat in Den Haag verhardt zo enorm, en dat heeft effect op de maatschappij. Ook bij ons. Ik heb vorig jaar in een toespraak voor de gemeenteraad gezegd: beste mensen, wij hebben hier ook een voorbeeldfunctie. In de samenleving kijken ze naar hoe wij met elkaar omgaan.”

In een weekend kort daarvoor werd hij door de politie ‘s nachts wakker gebeld. Door de ruit van zijn woonkamer was een stoeptegel gegooid. Hij en zijn man hadden er doorheen geslapen. Ze woonden er net drie dagen. „Er is nooit een dader veroordeeld, ik weet niet wie erachter zit, al heb ik wel vermoedens. Op een gekke manier relativeert het de zaak voor mij ook weer: ik heb, wist ik, niet een criminele groep achter me aan. Een duidelijk motief is er niet gevonden, bijvoorbeeld dat ik samenwoon met een man.”

Collectief een vuist maken

Scholtze bewaarde de steen op zijn kantoor. Hij draait zich om, tilt de stoeptegel op en legt hem voor zich op zijn bureau. „De steen blijft hier liggen, zo wil ik agressie en geweld bespreekbaar maken. Zodat we ook collectief een vuist kunnen maken. Daarom heb ik ook de gemeenteraad toegesproken. Ik zei dat ik sta voor de publieke zaak en dat niemand die zich in Drimmelen, of in Nederland, inzet voor het openbaar bestuur te maken mag krijgen met agressie, geweld, discriminatie of intimidatie. Daarna zette ik de steen op het spreekgestoelte. Die steen is voor mij een symbool, zei ik, dat we hierover moeten blijven praten, dat we grenzen moeten blijven stellen. Dat heeft indruk gemaakt.”

Itay Garmy vraagt: „Maar beangstigt het je niet? Ook voor je partner?”

Scholtze: „Gek genoeg niet. Ik ben er geen seconde angstig door geweest. De impact was veel groter toen ik nog een tweede incident meemaakte.”

Burgemeester van Drimmelen Boy Scholtze (VVD) belt in.
Foto Roger Cremers

Korte tijd na het stoeptegelincident verliet Boy Scholtze het gemeentehuis van Drimmelen. „Het was op een maandag. En ik zag een auto aan komen rijden die, dacht ik, ging parkeren. Maar op het laatste moment draaide de bestuurder het stuur om en reed op me in. Er ging een raampje open en een heel boze meneer begon allemaal verwensingen te roepen, over mij, over de gemeente, en ook over mijn geaardheid.”

Een paar weken eerder had de burgemeester een regenboogvlag opgehangen bij het gemeentehuis, voor World Coming Out Day. De poging om hem aan te rijden mislukte, waarop de man uitstapte en het gemeentehuis binnenliep, waar hij bedreigingen aan het adres van de burgemeester naar medewerkers toeschreeuwde. De 76-jarige man werd aangehouden.

Scholtze: „Deze meneer had al heel veel jaren problemen met de gemeente. En op dat moment was ik kennelijk de personificatie van de gemeente. Dit tweede incident deed veel met de mensen om mij heen, ook met mijn man. Al heeft hij een achtergrond in de veiligheid, en is hij getraind om met dit soort dingen om te gaan. Maar ook zeker met mijn ouders, of goede vrienden.”

Scheldpartijen

De ouders van Fatihya Abdi vluchtten in 1989 vanuit Somalië naar Nederland. Ze werd alleen door haar moeder opgevoed in Soest, „in een heel diverse buurt”. „Er zijn daar mensen met zoveel verschillende achtergronden en culturen dat je identiteit nooit een gespreksonderwerp was. We waren allemaal gewoon Nederlanders. En opeens, toen ik de politiek inging, probeerden mensen me te reduceren tot alleen mijn afkomst.”

Abdi maakte kennis met scheldpartijen, nare berichten op sociale media en bedreigingen toen zij in 2021 op de kandidatenlijst van de PvdA kwam, op plaats 30. Veel van die reacties waren racistisch, zegt ze. „Als kandidaat-Kamerlid mengde ik me voor het eerst in het publieke debat. Ik schreef een zogeheten buurtbrief die ik zelf bij mensen door de bus deed, deed aan debatten mee en liet me zien op sociale media. Van de eerste bedreigingen, die veel verder gingen dan scheldpartijen, schrok ik aanvankelijk heel erg. Ik dacht ook meteen: wat betekent dit voor mijn familie? Of voor de mensen om mij heen?”

Itay Garmy: „Bij mij begon het ook toen ik kandidaat-Kamerlid was.” Garmy stond in 2021 op de elfde plaats op de kandidatenlijst van Volt. „Ik werd toen al de hele tijd aangevallen op mijn Joods-zijn, of mijn Israëlische paspoort, terwijl ik het daar nooit over had. Toen dat gebeurde, dacht ik: ik ga het nu ownen, dit is gewoon wie ik ben, en zo ga ik me ook uiten erover. Dat heb ik sindsdien altijd gedaan, maar je vangt daardoor wel veel klappen. Het is een rode lap.”

Fatihya Abdi plaatst, nu ze raadslid is, vrijwel geen privéberichten meer op sociale media. Ze tagt geen vrienden of familieleden. „Op sociale media krijg ik heel veel narigheid binnen. Meestal zijn het geen concrete bedreigingen als ‘ik weet waar je woont’, maar vaak racistische of seksistische berichten waarin ik op mijn identiteit word aangevallen. Die raken me ook het meest. Ik zit ook veel minder op X, omdat die plek echt massale haatreacties uitlokt. Ik probeer mijn politieke boodschap niet aan te passen, maar wel de plek waar ik me uit. Ik doe dat liever door aanwezig te zijn in de buurt.”

Eén keer werd het dreigend. „Ik ging in op het verzoek van iemand die in nood was, een jonge vrouw. Ze had me benaderd via sociale media en vroeg om een afspraak, want ze had hulp nodig. Ik ben erop ingegaan.”

Knop om

Abdi en de vrouw spraken buiten af, het leek eerst op een normaal gesprek. „Er ging een knop in haar hoofd om, en opeens was ik onderdeel van het kwaad. Het werd heel heftig en eng, ik voelde me echt bedreigd. Ik probeerde haar zo kalm mogelijk te maken, haar duidelijk te maken dat ik het gesprek op deze manier niet kon voortzetten. En tegelijkertijd had ik ook wel zorg voor de persoon, want ik zag ook wel dat ze kwetsbaar was. Uiteindelijk ging ze weg. Ik heb daarna meteen twee vriendinnen gebeld en dacht: moet ik aangifte doen? Ik heb er van afgezien, want wat levert dat op? Ik probeerde de situatie te scheiden van mij als persoon, maar het had wel natuurlijk veel impact.”

Insinuaties

Identiteit keert vaak terug in het gesprek. Veel haat en agressie is gericht tegen wie de politici zíjn, niet tegen wat ze doen. Voor Itay Garmy is dat na 7 oktober vorig jaar veel sterker geworden. „Het zijn vaak insinuaties, dingen als: ze hadden je hele familie moeten vergassen. Of: Israël moet van de kaart worden geveegd. Vorige week schreef een Instagram-account met veel volgers dat ik Israël-propaganda verspreid. Daar kreeg ik meteen heel heftige haatreacties op. Wat Fatihya net zei: de schaal is meteen zo griezelig groot. Mijn familie had het ook gezien, ik merk dat het mijn moeder heel erg raakt. Ze vroegen of ze bang moeten zijn. We delen toch dezelfde achternaam. Ik voelde me echt fucked up. Ik dacht: ik zet de stap naar voren, ik geloof in mijn boodschap, maar ik wil niet dat zij er last van hebben.”

Boy Scholtze: „Als ik het ga rationaliseren, dan weet ik dat agressie tegen mij is gericht als burgemeester. Maar voor mijn ouders is dit gewoon gericht tegen hun zoon. Het maakt hun niet uit of die burgemeester is of melkboer. De naaste omgeving van bestuurders, ouders, kinderen, buren, die wordt nog wel eens vergeten. Van de impact op mijn omgeving was ik eigenlijk meer overstuur dan van het incident zelf.”

Deze week plaatste Garmy een bericht op Instagram over 7 oktober, waarin hij opriep naar elkaar te blijven luisteren en oog te houden voor het perspectief van een ander. Anti-Israëlische protesten op die dag kunnen „respectloos, kwetsend en polariserend overkomen”, schreef hij. „Wees geen eikel.” Het bericht leidde tot haatreacties in zijn inbox. „Meestal negeer ik het of blokkeer ik het. Maar één persoon, uit pro-Israëlische hoek, reageerde onder zijn eigen naam, dus ik dacht: ik ga er een keer op antwoorden. Dus ik zei: als je normaal tegen me praat, wil ik best in discussie met je. En toen zei hij: je hebt toch een publieke functie? Dat was een argument om me uit te mogen schelden.”

Krijgen bedreigde politici psychologische of praktische begeleiding? Boy Scholtze: „Ik heb veel veiligheidsmaatregelen moeten nemen. De Rijksoverheid helpt daar sinds 1 januari beter bij. Daarvoor mocht je, bij wijze van spreken, een brievenbus kopen die niet meteen uit elkaar spat, en dan had je het wel gehad. Politiek was bijna een kwestie van eigen risico. En ik heb ook gezegd: ik wil niet dat het onder mijn huid gaat zitten, maar het heeft gewoon diepe indruk gemaakt. Het genootschap van burgemeesters bood toen aan om er met iemand over te praten. Dat heeft mij heel erg geholpen.”

Twijfel

Fatihya Abdi: „Ik zie ook een generatieverschil. De sfeer bij oudere generaties is veel meer: niet over praten en doorgaan. Het hoort erbij. Zeker ook bij de PvdA, een partij met een lange geschiedenis, waar ze al zoveel hebben meegemaakt. Jongere politici als wij hoor ik eerder zeggen: wat een onzin, het hoort er níet bij. We moeten dit niet accepteren.”

Itay Garmy: „Ik merk dat mijn partij, die een stuk jonger is, het moeilijk vindt om hiermee om te gaan. Mijn fractie in Amsterdam steunt me in alles, maar voel me niet per se gesteund door het landelijk bestuur. Als ik ergens aanklop, wordt er echt wel geluisterd. Maar er zitten geen mechanismen in om je hier weerbaar tegen te maken, en je moet niet alles bij slachtoffers neerleggen.”

Garmy begon met het islamitische raadslid Sheher Kahn (Denk) aan een dialoogprogramma, waarmee hij onder meer scholen bezoekt. Garmy: „Van mijn partijbestuur heb ik na 7 oktober één keer een complimenterend berichtje gekregen over wat ik aan het doen was. En daarna heb ik nooit meer iets gehoord. Ze weten niet wat voor implicaties het heeft om je in de publieke zaak te mengen als je deel uitmaakt van een minderheid. Of je nu vrouw bent, zwart of Joods.”

Itay Garmy twijfelt wel eens of hij verder wil in de politiek. „Op dit moment denk ik: ja, ik wil door. Ondanks dat het zoveel hoofdpijn geeft en ik gewoon wat rust wil. Maar ik denk ook: het is ook wel echt nodig om geluiden van nuance te laten horen en me in te zetten voor de stad.”

Boy Scholtze: „Ik ben er juist strijdbaar door geworden. Ik heb veel collega’s gesproken die ook allerlei dingen hebben meegemaakt. Maar ze praten er liever niet over. Ik wil dat blijven doen.”

Fatihya Abdi: „Ik voel een extra verantwoordelijkheid voor de volgende generatie volksvertegenwoordigers. Ik laat me niet zomaar de politiek uitjagen.”