Zo wil Peter Bosz het zien. In het Chinese Guangzhou, in juli 2017, staat de defensieve organisatie van Borussia Dortmund bijna helemaal goed. In een kletsnat oefenduel tegen AC Milan valt zijn ploeg aan via de rechterflank. Het risico is dat niemand nu op de verdediging let, weet de coach: de meeste spelers zijn instinctief bezig met de aanval.
Wanneer Borussia doorbreekt in het strafschopgebied, kijkt Bosz daarom vooral hoe de rest van zijn ploeg gepositioneerd staat voor het geval ze de bal straks mogelijk verliezen. Sluiten de middenvelders en vleugelverdedigers nú al goed aan? Zitten ze er bovenop, vóór AC Milan mogelijk de bal verovert en uitbreekt?
Die ‘restverdediging’ – de defensieve organisatie op het moment dat een ploeg aanvalt – is voor hem cruciaal. Bosz ziet dat iedereen van Borussia is aangesloten. „Als de bal eruit valt, moet die altijd bij ons komen”, vertelde hij maart vorig jaar in een online masterclass voor vakblad De Voetbaltrainer. Terwijl hij beelden van de situatie laat zien, zegt Bosz: „Eigenlijk staan we perfect voor als zij willen counteren.”
Toch bevalt een detail hem niet. Wanneer Borussia aanvalt, laat AC Milan hun spits voorin staan. Bosz eist van zijn twee centrale verdedigers dat de een zich vóór de spits positioneert en de ander erachter. Die „sandwich”, zoals hij het noemt, wordt nu „slecht” uitgevoerd: ze staan er beiden achter. Zo kunnen ze in de problemen komen, zegt hij: wanneer de spits de bal krijgt, kan de rest van zijn ploeg makkelijker aansluiten. Dat wil hij voorkomen, dus moet een van zijn verdedigers ervoor kruipen.
Verdedigend naïef
Dinsdagavond staat Bosz met PSV in de achtste finale van de Champions League tegen zijn oude club Borussia Dortmund, waar hij in 2017 een half jaar werkte. De zestigjarige Bosz heeft de reputatie een extreem aanvallende coach te zijn. Hij wil het publiek vermaken, wint liever met 5-4 dan met 1-0. Tegelijkertijd kleeft aan hem dat hij verdedigend naïef is, dat hij soms „kamikazevoetbal” speelt – een term die viel bij zijn presentatie bij PSV vorige zomer.
De realiteit is dat Bosz zich juist nadrukkelijk richt op hoe zijn ploeg defensief staat gepositioneerd. „Er werd wel eens gezegd dat ik geen aandacht aan het verdedigende deel zou besteden, dat is natuurlijk grote onzin”, zei hij eind november voor de uitwedstrijd tegen Sevilla in de groepsfase van de Champions League.
De basis voor zijn offensieve speelwijze is een goede restverdediging, vertelt hij in de masterclass, die enkele maanden voor hij bij PSV begon werd opgenomen. „Vanaf dag één dat ik binnenkom heb ik het met een ploeg over de restverdediging, en laat ik ze eerst een animatie zien. Wat bedoel ik er nou mee? Op welke posities gaat dat spelen?” Na die theorie gaan ze er op trainen.
Nieuwe test
Dit aspect is dinsdag van belang, in het eerste duel in Eindhoven – de return in Duitsland is pas over drie weken. Met Borussia Dortmund treft PSV een ploeg die via een snelle omschakeling erg gevaarlijk kan zijn. „Daar scoren ze veel uit”, zei Bosz maandag in de persconferentie. De kunst voor PSV is om die counters in de kiem te smoren.
Daarmee wordt de wedstrijd ook een nieuwe test voor de door Bosz opgebouwde speelwijze bij PSV, met veel druk naar voren. Verdedigen begint bij hem helemaal voorin, met diepe spits Luuk de Jong. Hij moet als eerste tegenstanders fanatiek afjagen, zodra PSV de bal kwijt is. Bosz wil dat zijn spelers de bal zo snel mogelijk veroveren, binnen enkele seconden.
Dat PSV dit onderdeel nationaal goed beheerst, blijkt uit statistieken die NRC opvroeg bij sportdatabureau Stats Perform. De ploeg veroverde tot nu toe in 22 Eredivisiewedstrijden 257 keer de bal binnen veertig meter van het vijandelijke doel (gemiddeld 11,7 keer per wedstrijd). Deze zogeheten ‘high turnovers’ zijn kenmerkend voor de speelwijze van Bosz – een onderschepping ‘hoog’ op het veld is wat hij wil. Alleen Feyenoord doet dit nog iets vaker: 264 keer. Op het hoogste Europese niveau lukt het PSV minder goed: gemiddeld 7,8 high turnovers per Champions League-duel.
Een andere indicatie hoe PSV druk uitoefent op tegenstanders, is de zogeheten PPDA: passes per defensieve actie. Voordat de ploeg ingrijpt met zo’n verdedigende actie, staat PSV de opponent in de Eredivisie gemiddeld maar 9,8 passes toe in het meest aanvallende deel van het veld. Daarin leidt PSV nationaal. In de Champions League moet het daar meer passes toestaan: bijna twaalf. Gezien het niveauverschil is dat niet gek, zegt Stats Perform.
Elf man achter de bal
Voor de confrontatie met Dortmund, zegt Bosz dat PSV „geleerd” heeft van de 4-0 nederlaag bij Arsenal in september. Die eerste wedstrijd in de groepsfase van de Champions League was een „spoedcursus” Europees topvoetbal. Bosz keek de wedstrijd terug met zijn technische staf. Ze zagen: elke keer als PSV de bal veroverde, schakelde Arsenal razendsnel om en stond dan compact met elf man achter de bal. Daar waar PSV dat maar met zes of zeven spelers deed.
„Er was geen bal die we het strafschopgebied in konden spelen waaruit een kans ontstond”, zei Bosz in december in gesprek met NRC. „Daar zijn we met ons elftal over gaan praten. We hebben die beelden laten zien, we zijn erop gaan trainen.” De staf toont nu beelden als het de ploeg in wedstrijden lukt om zo snel en massaal terug te schakelen, met als doel spelers extra te motiveren. Met de snelheid bij Dortmund wordt dit onderdeel dinsdag essentieel.
In defensief opzicht zal er dinsdag ook extra worden gelet op centrale verdediger André Ramalho. Tegenstanders laten hem vaak bewust vrij in de opbouw omdat hij regelmatig slordig is in zijn passing. Het is een van de weinige kwetsbare plekken van PSV dit seizoen. Voor topwedstrijden kiest Bosz er om die reden vaak voor om Ramalho te passeren, en middenvelder Jerdy Schouten op zijn positie te laten spelen omdat die met zijn goede passing de opbouw beter kan verzorgen.
Toch vindt Bosz het te makkelijk om dit probleem enkel bij Ramalho te leggen. Hij ziet het als een verantwoordelijkheid van het hele team om de Braziliaan meer afspeelopties te geven, zei hij laatst na de wedstrijd tegen FC Volendam. „Als André die bal niet kwijt kan, zie ik dat niet als de fout van hem. Maar juist van al die anderen. We moeten hem niet één optie geven, maar wel tien.”