Janneke Schopman is een week in Nederland als ze in de late herfst van 2023 in een Amsterdams café vertelt over haar leven als hockeycoach. Ze logeert bij familie, haar thuis is in de Verenigde Staten, waar ze ruim vijf jaar werkte voor de Amerikaanse hockeybond. „Ik heb een visum en een groene kaart.”
Een paar dagen na ons gesprek vertrekt ze naar India om de Indiase hockeysters voor te bereiden op het olympisch kwalificatietoernooi, voor eigen publiek in Ranchi. Schopman weet niet of ze de Zomerspelen van Parijs haalt, vertelt ze. Bij de Indiase hockeybond is lang niet iedereen blij met haar. Ontslag ligt op de loer, als ze de geruchten mag geloven. „Ik merk nog steeds dat vrouwen in India weinig aanzien hebben. Ik ga hoe dan ook weg uit India. Maar dat mag je niet opschrijven.”
Inmiddels is Schopman (46) gestopt. India, de nummer vier bij de Spelen van Tokio, greep in januari naast een olympisch ticket. Haar contract liep nog door tot en met de zomer, maar vorige maand uitte ze in The Indian Express stevige kritiek op de werkomstandigheden in het land: „Ik kijk naar het verschil in de manier waarop mannencoaches worden behandeld, of tussen de vrouwen en het mannenteam. Ik zou niet voor hen moeten spreken, dus dat doe ik ook niet. Ik hou van ze. Ze werken zo hard, ze doen wat ik van ze vraag, ze willen leren. Maar voor mij persoonlijk, omdat ik uit Nederland kom en in de VS heb gewerkt, is dit land als vrouw buitengewoon moeilijk. Omdat ik uit een cultuur kom waar je een mening kunt hebben en waar die gewaardeerd wordt”, zei ze onder meer tegen de Indiase krant.
Schopman wil er verder voorlopig niets over kwijt, laat ze via WhatsApp weten. We besluiten wel dat ons eerdere gesprek gepubliceerd kan worden. Het gaat in deze interviewserie tenslotte over haar visie op het vak van coach, niet per se over de actualiteit. Hoewel India nooit ver weg is aan de cafétafel in Amsterdam. „Ik vind het hartstikke mooi om met die meiden te werken. Dat is het allemaal niet en dat zal het ook nooit zijn”, zegt ze.
Waarom stap je nu zelf al niet op, als je zo’n moeite hebt met de positie van vrouwen in India?
„Vorige zomer [2022] was ik in Nederland, na de Commonwealth Games. Toen zeiden mijn familie en vrienden dat ik moest stoppen. Met Kerst was ik weer in Nederland en toen ging het iets beter. Ik heb een modus gevonden, maar het is wel heftig.”
Je bent ook alweer tien jaar weg uit Nederland. Mis je het leven hier?
„Als je in India gaat wonen, dan ben je opeens heel blij met hoe Nederland is, hoor. Maar ik laat het open. Ik vind coachen enorm fascinerend, daarom doe ik het al zo lang. Ik ben [in 2014] naar Amerika gegaan omdat ik altijd naar het buitenland had gewild. Toen ik klaar was met de middelbare school wilde ik in Amerika studeren en hockeyen, maar toen zat ik in Jong Oranje. In mijn tijd in Amerika heb ik aan een coachfilosofie gewerkt, als project. Wat is belangrijk voor mij? Waarom coach ik? Waarom doe ik de dingen zoals ik ze doe? Ik coach vooral voor de ontwikkeling van sporters als mensen, niet puur en alleen voor de sport.”
Je hoeft dus ook niet per in de sport te werken. Je bent civiel ingenieur en werkte jarenlang bij bouwbedrijf Heijmans.
„Alleen is hockey een heel fijn medium voor mij. Ik vind training geven gewoon heel leuk. Ik verzin die oefeningen, ik ga erover nadenken. Laatst kreeg ik via de fysiektrainer feedback van de speelsters. Die vonden dat ze in de wedstrijden niet hun maximale snelheid konden gebruiken. Dat betekent dan dat ze het ook niet doen in de training. Oké, hoe kunnen we dat veranderen, zonder gewoon dom te gaan rennen? Dan verzin ik weer iets nieuws. En omdat nu alles gemeten wordt, krijg ik heel snel feedback: werkt het? Dan vind ik ook dat het technisch en tactisch moet werken, want anders slaat het nergens op. Dat deel van mijn vak vind ik gewoon heel leuk. En daarnaast dus het psychologische verhaal: wie ben je als persoon en waar wil je naartoe? Ik denk dat je heel veel leert van topsport.”
Janneke Schopman met de Indiase ploeg in Nederland bij de Pro League en het WK in 2022.
Foto’s: ANP
Schopman spreekt uit ervaring. Ze speelde 212 keer voor het Nederlands elftal, waarmee ze alle grote prijzen pakte. In zeventien seizoenen op het hoogste niveau in Nederland won ze zeven landstitels met Den Bosch, de club die de Nederlandse vrouwencompetitie twee decennia domineerde. Maar haar coachcarrière begon bij Rotterdam, waar ze als 18-jarige speelster van het eerste elftal een jeugdteam onder haar hoede nam. Toen ze overstapte naar Den Bosch, ging ze bij meisjes A1 aan de slag. „Omdat ik het leuk vond.”
Definieer ‘leuk’ eens.
„Wat belangrijk voor mij is, is dat sporters zichzelf kunnen zijn. Dat ze zelf leren keuzes te maken, dat ze bijdragen aan een groter geheel. In zo’n filosofie moet je dan waarden definiëren, en een van mijn waarden is hard werken. Dat is gewoon wat ik doe, wie ik ben. Je moet vrij kunnen zijn om zelf je keuzes te maken. Ik ben dan wel de coach, maar als speelsters op het veld vinden dat het anders moet, moeten ze dat kunnen doen.”
En als die keuze dan verkeerd uitpakt?
„Dan leer je ervan en heb je er nog steeds iets aan.”
Heb je altijd zo gecoacht?
„In mijn eerste wedstrijden bij de jeugd stond ik te schreeuwen langs de lijn, want ik vond dat ze allemaal moesten zijn zoals ik. Maar in mijn tijd als speelster in Rotterdam heb ik gesprekken met een psycholoog gevoerd die mij later als coach veel hebben geholpen. Ik leerde meer ontspannen te zijn. Te relativeren. En fast forward: de teampsycholoog waar ik nu mee werk, heeft mij kennis laten maken met mindfulness. Ik leerde dat het niet uitmaakt dat je stress hebt, als je maar beséft dat je stress hebt. Je leert accepteren wat je voelt en denkt. Als speler was ik enorm gestrest. Ik dacht bij Den Bosch elke wedstrijd dat we gingen verliezen. Ook tegen mindere teams, als iedereen er makkelijker over dacht. En toch heeft de Den Bosch-manier voor mij gewerkt.”
Wat is de Den Bosch-manier?
„Dat je weet wat je wil, hoe je het wil en dat je met z’n allen op een bepaalde, harde manier één kant op gaat. Maar er zijn heel veel mensen die het zo niet redden, maar wel via een andere weg. Ik ben een coach die zegt: ga het op jouw manier proberen.”
Toen je in 2010 stopte met tophockey, ging je meteen fulltime coachen bij SCHC, een oude concurrent. Was je daar al klaar voor?
„Ik heb niet heel veel tijd nodig om te begrijpen hoe iets werkt, dus ik ging vaak veel te snel. Mijn assistent bij SCHC hield mij vaak een spiegel voor. Ze zei: je luistert wel naar kritiek, maar je zegt éigenlijk ‘nee’. Ik moest beter gaan luisteren, doorvragen. Iedereen heeft zijn eigen verhaal, en dat is soms heel lastig, want sommige personen staan ver van je af. Maar ik deed daar ook hetzelfde als bij Den Bosch meisjes A1. Ik vind school heel belangrijk, bij Den Bosch wilde ik dat ze allemaal hun eindexamen haalden. Ook als ze daardoor een training misten. Dat is de rode draad: ik leg graag de verantwoordelijkheid bij de speelsters.”
In India ook?
„India is een land van acceptatie. Er is veel armoede, waaraan mensen niet kunnen ontsnappen. Ik heb tegen de meiden gezegd: op het hockeyveld heb je wél invloed. Maar daarbuiten is het anders. Dat is heel moeilijk voor ze. De speelsters kregen rond de nationale yogadag te horen dat ze de volgende ochtend om zeven uur in het vliegtuig moesten zitten om ergens een yoga-clinic bij te wonen – zo werkt het in India. Dat wilden ze natuurlijk niet. ‘Bel met de voorzitter van Hockey India’, zei ik tegen mijn aanvoerder. Dat deed ze. De hockeybond vindt het lastig dat de speelsters nu een mening hebben. ‘Jóuw mening’, zeiden ze tegen me.”
De groep is mondiger geworden?
„Ze leren steeds meer om voor zichzelf op te komen, maar dat is enorm ingewikkeld. Een speelster van negentien zou door haar vader uit het trainingskamp zijn gehaald als ze niet geselecteerd was. Om te trouwen.”
Je bent meer een levenscoach?
„Ik probeer ze echt te helpen. Ik ben ook een soort van wereldverbeteraar. Mijn band met de speelsters is bijzonder. Er is zoveel potentie hier, ze kunnen echt goed hockeyen. India kan structureel de plek innemen van Argentinië [de nummer twee achter Nederland], maar daar ben ik dan niet meer bij. Ze moeten wel een goede coach krijgen, die ze doorontwikkelt. Uiteindelijk zit hier in de cultuur dat er vanuit angst hard wordt gewerkt wordt en resultaten worden gehaald. Maar als ze richting de topdrie willen, moeten ze het zelf willen, zelf keuzes gaan maken. Durven zeggen waar ze mee zitten. Dat is een voorwaarde om de volgende stap te maken. Wat ik, full circle, zelf heb gedaan toen ik jong was.”