De geheimen van het sporthart: ik schreef er vier jaar geleden een stuk over met collega Enzo van Steenbergen. In relatief korte tijd waren meerdere bekende sporters getroffen door een acuut hartprobleem, soms met de tv-kijker als getuige. Een deel werd direct goed behandeld, maar een aantal sporters overleed ter plekke of liep blijvende hersenschade op.
Destijds had ik nog geen verhoogde interesse voor ontwikkelingen in de vrouwensport, dus stond ik er geen moment bij stil dat er niet één vrouw zat tussen de voorbeelden die we noemden: voetballers Daley Blind, Miklós Fehér, Michael Jansen, Marc-Vivien Foé, Abdelhak Nouri en Antonio Puerta. Wielrenners Michael Goolaerts en Daan Myngheer. Zwemmer Dale Oen. Basketballer Michael Ojo.
De van oorsprong Noorse cardioloog Harald Jorstad vertelde ons dat hij sinds 2019 met tweehonderd Nederlandse topsporters aan een uitgebreid hartonderzoek werkt: inspanningstesten, een hartecho, een mri-scan en cholesterol-prikken om aangeboren afwijkingen in de vetstofwisseling op te sporen. Ook sloeg hij bloed op in vriezers om genetische kaarten te maken van potentiële ziekteverwekkers.
Jorstad is in dienst van het Amsterdam UMC, maar werkt ook samen met nationaal sportcentrum Papendal en sportkoepel NOC-NSF. Zijn doel was om alle ruim achthonderd sporters met een topsportstatus „door de molen te halen”. Zo hoopte hij te voorkomen wat de Noorse zwemmer Dale Oen in 2012 overkwam. Die overleed tijdens een trainingskamp aan de gevolgen van een hartinfarct, veroorzaakt door een verstopte kransslagader. Tijdens hartcontroles was dat niet naar boven gekomen.
Mijn collega en ik hebben Jorstad destijds niet gevraagd of er verschillen zijn tussen de harten van mannelijke en vrouwelijke proefpersonen. En zo ja: of dat consequenties heeft bij fysieke inspanning. Heel eerlijk? Het kwam niet in me op. Pas een paar jaar later ontdekte ik dat het mannenlichaam in wetenschappelijk sportonderzoek de norm is, en dat dat kwalijke gevolgen voor vrouwen kan hebben. Ik schreef er een stuk over met als kop: ‘Vrouwelijke sporters zijn geen kleine mannen, dus is meer wetenschappelijk onderzoek nodig’.
Per toeval stuitte ik onlangs via de website van de Hartstichting op het verhaal van voormalig baanwielrenster Shanne Braspennincx. Ze vertelde dat ze zich in 2015 plaatste voor de finale van een toernooi in de VS, die later die dag verreden zou worden. Haar geluk was dat de regen tot afgelasting leidde, want ze voelde zich in de loop van de dag steeds slechter en kreeg ’s nachts „een raar gevoel” in haar linkerarm. In het ziekenhuis hoorde ze dat ze een hartinfarct had gehad. Haar kransslagader zat voor 99 procent dicht. Oorzaak: een fors verhoogd cholesterol.
Tijdens het lezen van haar verhaal moest ik denken aan het rijtje mannelijke topsporters dat mijn collega en ik hadden opgesteld. Waarom kon ik geen rijtje vrouwelijke topsporters bedenken? Betekende het dat sportvrouwen minder hartproblemen hebben? Dat ze die wel hebben, maar dat dat minder bekend is, omdat sportvrouwen minder in de schijnwerpers staan dan sportmannen? Is er specifiek onderzoek gedaan naar het vrouwelijke sporthart?
Ik zocht contact met Jorstad, om de vragen te stellen die ik destijds niet had gesteld. Maar voor ik dat deed belde ik met Braspennincx, die zes jaar na haar hartaanval olympisch goud won op de keirin in Tokio. En die, vertelde ze, behandeld wordt door Jorstad. Ze zei dat hij haar als „een unieke casus” beschouwt. En dat sportkoepel NOC-NSF het cardiobeleid heeft aangescherpt naar aanleiding van haar revalidatietraject. „Twintig jaar geleden zou een topsporter achter de geraniums zijn gaan zitten na een hartaanval. Nu is het advies: blijf bewegen. Ik voel me beter dan vóór mijn hartaanval.”
Sportmannen krijgen veel meer aandacht dan sportvrouwen, vindt ook Braspennincx. Bij lichamelijke klachten gaan artsen en wetenschappers er nog te vaak vanuit dat vrouwen kleine mannen zijn. „Terwijl onze klachten verschillen. Ik heb uren met mijn hartaanval rondgelopen. Komt dat doordat ik als vrouw – gewend aan ongesteldheidsklachten – een hogere pijngrens heb? Geen idee. Maar feit is dat beide geslachten recht hebben op een adequate behandeling. Het lijkt me verstandig dat er wordt bijgestuurd.”
Dat bijsturen is van heel recente datum, geeft Jorstad toe. „We beginnen er nu pas achter te komen hoe de harten van vrouwen zich aan lichamelijke inspanning aanpassen vergeleken met die van mannen.” Uit vorig jaar gepubliceerd onderzoek in drie Europese landen, waaronder Nederland, blijkt dat mannen negen keer zo veel kans hebben om te overlijden aan een hartstilstand bij sportbeoefening dan vrouwen. „Een gigantisch verschil”, zegt Jorstad.
Zijn vermoeden is dat mannen kwetsbaarder zijn voor „sommige zaken” dan vrouwen. Of dat vrouwen mínder kwetsbaar zijn voor sommige zaken dan mannen – het is maar hoe je het bekijkt. Over de oorzaak daarvan blijft het gissen, zegt Jorstad. Heeft het te maken met oestrogenen, de vrouwelijke hormonen? Wordt het hart van mannen meer belast omdat hun skeletspieren groter en sterker zijn? Doordat hun kransslagaders sneller dichtslibben? „Zeker weten doen we het niet.”
Aan Jorstads baanbrekende onderzoek met de Nederlandse topsporters doen inmiddels zevenhonderd olympiërs en paralympiërs mee, van wie bijna de helft vrouw. Zijn team onderzoekt hoe het doorsnee hart van een vrouwelijke topsporter eruit ziet, zodat hartproblemen voor deze groep beter kunnen worden opgespoord, en zodat iets niet onterecht als ‘afwijkend’ wordt bestempeld, omdat het afwijkt van de norm: een mannenhart. De eerste bevindingen worden over een paar maanden verwacht.
Aan zijn onderzoek doen meerdere vrouwelijke topsporters mee met „behoorlijke afwijkingen en hartziekten”, zegt Jorstad, als ik vertel dat het mij niet lukt een namenlijst van sportvrouwen met hartklachten samen te stellen. Ze bestaan dus wel, maar willen daar geen ruchtbaarheid aan geven. „Dat is hun goed recht.”