Het vak van technisch directeur is zo complex geworden dat een opleiding niet kon uitblijven

Teun Jacobs leerde het door „schade en schande”. Nog maar 35 was hij, toen Almere City FC hem in het najaar van 2019 vroeg als eindverantwoordelijke voor het sportieve beleid. Jong misschien, maar met bijna een half leven aan ervaring. Als achttienjarige was Jacobs al jeugdtrainer bij NEC, daarna hoofd jeugdopleidingen en vervolgens jarenlang beleidsmaker bij voetbalbond KNVB.

Voor het vak van technisch directeur of manager bestond geen opleiding, Jacobs moest zelf zijn weg zien te vinden. Dat maakte de positie dikwijls „best eenzaam”, vond hij. Bijvoorbeeld wanneer hij een besluit moest nemen, maar zijn twijfels of afwegingen niet met de trainer of algemeen directeur kon delen.

Deze herfstochtend staat Jacobs in een klein klaslokaal in Zeist, op de campus van de KNVB. Hij is er als gastdocent, om te vertellen over de ervaringen die hij de afgelopen jaren opdeed – eerst drie jaar lang bij Almere City, toen nog eerstedivisionist, en later als technisch directeur bij het pas gedegradeerde Willem II, waar hij al na een jaar vertrok omdat fans hem medeverantwoordelijk hielden voor de tegenvallende prestaties.

Tegenover hem zitten twaalf mannen en vrouwen die op het punt zijn waar Jacobs vijf jaar geleden stond. Sommigen zijn net technisch directeur geworden, anderen zitten dicht tegen die rol aan. Het zijn de deelnemers aan een voorbereidingstraject waar Jacobs destijds graag zelf aan had meegedaan: het „ontwikkelprogramma” voor technisch directeuren dat de KNVB sinds een jaar aanbiedt.

Onderwerp van deze tweede lesdag is het leren omgaan met de cultuur in sportorganisaties. „Wat is, volgens jullie, de cultuur bij Ajax?”, vraagt Jacobs als voorbeeld. Hij kijkt rond. „Wij zijn de beste”, klinkt het aarzelend. „Aanvallend, aantrekkelijk voetbal”, oppert iemand. Dan klinkt het antwoord dat Jacobs wilde horen: „Vertrouwen op eigen jeugd.”

Precies daar ging het mis tussen de Amsterdamse club en Sven Mislintat, analyseert hij. De Duitse directeur voetbalzaken moest vorig najaar al na een paar maanden weer vertrekken bij Ajax. „Hoeveel jeugdspelers heeft hij naar eerste elftal gehaald? Weinig. Maar hij nam wel elf buitenlandse spelers mee. Dat botst.”

Wat Jacobs daarmee wil zeggen, is dat een goede visie of mooie plannen alleen onvoldoende zijn. „Je moet je ook afvragen: wat is cultuur bij club en past die bij mij als persoon?”

Meer taken, meer druk

Toen Lennard van Ruiven in het voorjaar van 2022 aantrad als directeur Voetbalontwikkeling bij de KNVB had hij een flinke lijst met plannen, vertelt hij eerder die ochtend. Het lesprogramma voor technisch directeurs stond met stip bovenaan. De voetbalbond ziet zichzelf als een belangrijke opleidingsorganisatie: van toptrainers tot vrijwilligers bij amateurclubs, iedereen kan bij de KNVB terecht.

Maar waar trainers jaren aan opleiding moeten doorlopen om bij de profs te mogen werken, kan iederéén in principe zomaar technisch directeur worden, zegt Van Ruiven. Terwijl de invloed van een technische man of vrouw op een club misschien nog wel groter is. „Als je betaald voetbal naar een hoger niveau wil tillen, moet je dus die functie proberen te professionaliseren”, meent hij.

De rol van technisch directeur „vraagt nogal wat van een persoon”, ziet Van Ruiven. Het is een functie die de laatste jaren snel complexer is geworden, met meer taken, grotere belangen, meer druk. Een technisch directeur gaat over het aanstellen en ontslaan van de trainer, het samenstellen van de staf. Hij of zij is verantwoordelijk voor het aankopen en verkopen van spelers, de ontwikkeling van talenten. Voor de hele sportieve strategie, kortom.

Dat vak is zo omvangrijk dat veel clubs de verantwoordelijkheden al verdelen over meerdere functies. Zo hebben onder meer FC Utrecht, Heracles, Sparta en PSV naast een technisch directeur ook een technisch manager. Bij Feyenoord is algemeen directeur Dennis te Kloese technisch eindverantwoordelijk, maar heeft hij die taken goeddeels uitbesteed aan een driekoppig technisch management-team.

Het maakt dat de behoefte aan goede technische mensen alleen maar toeneemt, verwacht de KNVB-directeur. Het ontwikkeltraject, in samenspraak met de belangenbehartigers voor proftrainers (CBV) en clubs in Eredivisie (ECV) en Eerste Divisie (CED), moet in die vraag voorzien. Voorlopig is het vrijwillig, geen voorwaarde om technisch directeur te kunnen worden.

‘Je leert mensen kennen met wie je kunt sparren.’ Foto Simon Lenskens
Foto Simon Lenskens
Veel deelnemers aan de TD-cursus zijn afkomstig uit de scouting, de jeugdopleiding of de voetbalmakelaardij. Foto Simon Lenskens
Foto Simon Lenskens

Wouter Kuperus was als onafhankelijk adviseur bij het programma betrokken. „We zijn begonnen met een functieprofiel, om de taken en verantwoordelijkheden in kaart te brengen”, legt hij uit. Dat leidde tot vier rollen die een moderne ‘TD’ moet vervullen. Die van strateeg, die de voetbalvisie moet uitdenken. Die van architect, die aan de bijbehorende organisatie bouwt. Die van vormgever, die een gebalanceerde selectie samenstelt. En die van dealmaker, die handelt op de transfermarkt

Daaraan is nog een vijfde, overkoepelende rol toegevoegd, aldus Kuperus: die van professional, die zich moet zien staande te houden in de grillige voetbalwereld. Want de functie van technisch directeur is gebaat bij stabiliteit, langetermijnvisie. Maar een slechte reeks op het veld of enkele tegenvallende transfers en het gaat tegenwoordig óók over het functioneren van de TD. Wie het vak in wil, moet leren hoe hij met die druk vanuit fans en media omgaat.

Die vijf rollen vormen de basis voor het lesprogramma, in eerste instantie op twee niveaus: voor gevorderden, met hooguit twee jaar ervaring, en voor directeuren die al lang in het vak zitten. Sinds deze zomer, de tweede lichting, is er ook een beginnersgroep, zegt Kuperus. „Daarvoor kregen we héél veel aanmeldingen, misschien wel honderd. Soms ook van derdejaars studenten. We moesten dus flink schiften.”

Het leidde tot twaalf deelnemers, die – zo hoopt de bond – in de toekomst doorstromen naar de gevorderdengroep. „Dat zien we nu al bij de expertgroep”, zegt Kuperus. „Daar zitten veel mensen bij die vorig jaar bij de gevorderden meededen.” Voorbeelden zijn Jan Vennegoor of Hesselink en Mark Ruijl, de technisch managers van PSV en Feyenoord.

Oranje-vrouwen

In het lokaal in Zeist zit de gevorderdengroep. Sommige deelnemers zijn zelf oud-prof, zoals Raymond Atteveld (technisch directeur bij de Kazachstaanse bond), Mariska Kogelman (PEC-vrouwen) en Berry Powell (De Graafschap). Maar er zijn ook deelnemers die zelf nooit op hoog niveau voetbalden, zoals Nico Haak (FC Emmen), Patrick Busby (FC Volendam) en Yalcin Zöhre (voetbalbond Bonaire). Zij komen dikwijls uit de scouting, de jeugdopleiding of de voetbalmakelaardij.

Sommigen hebben het eerst als trainer geprobeerd, zoals Nangila van Eyck, die 37 wedstrijden voor de Oranje-vrouwen speelde. Maar eenmaal langs de lijn merkte ze snel hoe beperkt haar invloed was, zegt ze. „Als je daar het beste product wil hebben, dan ligt dat veel meer aan beleid.” Daarom besloot ze zich op een technische functie te richten: sinds de zomer is ze algemeen en technisch manager bij de vrouwentak van ADO.

Tijdens de tweede lesdag gaat het vooral over de rol van architect: het bouwen aan een topsportorganisatie. Voor veel deelnemers is dit nieuw. Door hun achtergrond als scout of in de jeugdopleiding voelen ze zich vaak redelijk vertrouwd bij de handel in spelers of het samenstellen van selecties. „Maar een zelf visie neerleggen, of een organisatie bouwen, dat heb ik nog nooit gedaan”, zegt Thomas Schaling, hoofd scouting bij het Amerikaanse Charlotte FC.

In de ochtend is naast Teun Jacobs ook Robbert de Groot te gast, hoofd talentontwikkeling bij Visma-Lease a Bike. Hij komt vertellen over de cultuur bij de wielerploeg. Nog geen tien jaar geleden was het een organisatie in mineur, in de steek gelaten door de hoofdsponsor. „Mensen vertrokken, er was een slechte sfeer.” Er moest een andere cultuur komen, vond de leiding, een hernieuwd teamgevoel.

Want cultuur is maakbaar, meent De Groot. Het kost alleen jaren om zoiets stukje bij beetje in te slijpen. Zijn advies: put vooral inspiratie uit hoe anderen het aanpakken. Zijn ploeg vroeg onder meer voormalig topmilitair Mart de Kruif. „In het voetbal wordt vaak gezegd: we doen het altijd al zo. Dat vind ik te gemakkelijk. Ga bij anderen kijken. En dan niet Chelsea, maar buiten het voetbal. Neem ASML – wat maakt dat bedrijf nou zo succesvol?”

Het is een boodschap waar Yalcin Zöhre het zéér mee eens is, zegt hij even later bij de lunch. Misschien ook wel omdát hij zelf van oorsprong niet uit het voetbal komt. Zöhre werkte jarenlang voor grote advocatenkantoren en accountants tot hij tien jaar geleden koos voor een tweede loopbaan in de sport waar hij van droomde: eerst als spelersmakelaar en sinds de zomer als sportief directeur bij de bond van Bonaire.

De voetbalwereld is te conservatief, vindt hij. Als een bestuurder niet zelf op hoog niveau heeft gespeeld dan is dat vaak een diskwalificatie. Terwijl: waarom zou een oud-voetballer automatisch een goede bestuurder zijn? „Het vak van technisch directeur gaat niet alleen om voetbal, het gaat om organisaties, om leiderschap. Hoe krijg je mensen dezelfde richting in? Hoe bouw je een team?”

Ook de KNVB vraagt om die reden zo veel mogelijk mensen van buitenaf, zegt gastdocent Teun Jacobs. „Want we kunnen hier wel gaan uitleggen hoe het in theorie zit, maar uiteindelijk draait het om de praktijk.” Na de lunch volgt bijvoorbeeld een vraaggesprek met voetbalbestuurders Alex Kroes (Ajax) en Edwin Reijntjes (Vitesse) over het inrichten van sportorganisaties. Welke structuur heeft hun club, en wat zijn daar de voor en nadelen van?

Maar wat misschien nog wel belangrijker is, vindt hij, is dat deelnemers van elkáár leren. Na het diner volgt nog een sessie waar een van hen een probleem uit de eigen praktijk deelt en de anderen daarover advies geven. Naast een opleiding is het ontwikkelprogramma ook een gelegenheid om een netwerk met gelijkgestemden op te bouwen, zegt hij. „Je leert mensen kennen met wie je kunt sparren. Dat heb ik weleens gemist.”