Het ISS is bijna op. Wat komt erna?

Het einde van het internationaal ruimtestation ISS is al eerder aangekondigd. Eerst zou het 2020 zijn, daarna 2024, toen 2028, en nu houdt NASA het op 2030, al kan het ook later worden. „Het duurde altijd nog zes jaar”, zegt Philippe Schoonejans, manager voor het ISS bij de Europese ruimtevaartorganisatie ESA, en verantwoordelijk voor de robotarm ERA.

Maar deze keer is het anders. Het ruimtelaboratorium in een baan om de aarde raakt op, vooral technisch gezien. In 2021 werden barsten ontdekt in de oudste Zarja-module, gelanceerd vanaf 1998, en ook andere modules vertonen tekenen van slijtage. Certificeringen en garanties verlopen.

Maar ook het ooit rotsvaste ruimtevaartpartnerschap met Rusland, uitgesloten van sancties, vertoont scheuren. „De samenwerking met de Russen is op technisch en operationeel vlak nog prima, maar wordt politiek gezien wel steeds moeilijker”, zegt Schoonejans. Eerst kondigde Rusland aan in 2024 uit het project te stappen, en de eigen modules af te koppelen om een eigen ruimtestation te beginnen. Dat bleek technisch onmogelijk, en 2024 werd 2028.

Dat het deze keer menens is, blijkt ook uit het feit dat hoofdaannemer NASA ruimtevaartbedrijven heeft uitgenodigd om ontwerpvoorstellen in te dienen voor het US Deorbit Vehicle, met een budget van circa 1 miljard dollar. Dat is een soort losse rakettrap die moet aanmeren bij het ISS en het moet afremmen. Zo kan het ruimtestation van 450 ton en 109 bij 73 meter gecontroleerd terugvallen, waarbij het grotendeels verbrandt in de atmosfeer: de grootste kunstmatige meteoor ooit. De resten zullen in de Stille Oceaan vallen. Andere opties bleken niet haalbaar, zoals het parkeren van het ISS in een hogere baan of het op eigen kracht gecontroleerd laten neerstorten.

Het ISS zal de grootste kunstmatige meteoor ooit worden

Bovendien is er zicht op een opvolger. Niet alleen zullen de bewoners het ISS verlaten vóór de ondergang. Ook zullen een paar modules afgekoppeld worden, als kiem voor een nieuw, commercieel, ruimtestation.

Ruim 2.600 experimenten

Want het einde van ISS moet ook een nieuw begin worden. Nadat de ruimtevaartagentschappen van de VS, Canada, Japan, Europa en Rusland in 1998 met de bouw van het ISS waren begonnen, groeide het uit tot een van de grootste wetenschappelijke samenwerkingen ooit, waar honderden astronauten onderzoek deden, bijvoorbeeld naar het gedrag van kristallen, levensvormen of smeltende materialen in gewichtloosheid, maar ook naar kosmische straling of de invloed van gewichtloosheid op het menselijk lichaam. Het leverde tot nog toe zo’n 7.000 wetenschappelijke publicaties op, uit ruim 2.600 experimenten. En aanvankelijk ook toenadering tot rivaal Rusland. Het kostte zeker 150 miljard euro, voor het overgrote deel afkomstig van belastingbetalers.

De opvolger moet een commercieel station worden dat zichzelf kan bedruipen, gebouwd door een private onderneming. Dat past in de strategie die de NASA de laatste jaren volgt om de meer routinematige ruimtevaartactiviteiten over te laten aan commerciële partijen, een aanpak die de ESA heeft overgenomen. Het pionierswerk blijft in handen van de agentschappen, zoals het Artemis-maanprogramma of wetenschappelijke interplanetaire missies.

Van de kandidaat-opvolgers lijkt het Amerikaanse bedrijf Axiom, gevestigd in Houston, Texas, de beste papieren te hebben. Dit bedrijf is opgericht door voormalig ISS-manager Michael Suffredini en verzorgt al regelmatig de reis van astronauten en ruimtetoeristen naar het ISS, met behulp van de Falcon 9-raket van SpaceX. De eerste module van het Axiom-ruimtestation wordt nu gebouwd in Italië, bij het Europese defensie- en ruimtevaartbedrijf Thales Alenia, en wordt in 2026 gelanceerd en aangekoppeld aan het ISS, als eerste van drie. Axiom wil ook de Canadese robotarm van het ISS overnemen, Canadarm.

Op artistieke impressies zien de Axiom-modules er nogal anders uit dan de huidige rommelige no-nonsense inrichting van het ISS: gele gecapitonneerde wanden met forse ramen en videoschermen, ontworpen door het Franse design-icoon Philippe Starck. „Mijn visie is om een comfortabel ei te creëren, vriendelijk, waar de wanden zo zacht zijn, en in harmonie met de bewegingen van het menselijk lichaam in gewichtloosheid”, zei hij hierover tegen The New York Times. Het prijskaartje voor een verblijf is ernaar: 55 miljoen dollar (wijzigingen voorbehouden).

Axiom is niet de enige kandidaat-opvolger. In 2021 deed NASA een oproep aan bedrijven om plannen voor ruimtestations in te dienen. Drie bedrijven kregen een subsidie van in totaal 400 miljoen dollar om de plannen uit te werken. Een daarvan was het Amerikaanse BlueOrigin, van Amazon-oprichter Jeff Bezos, dat samen met Sierra Space werkt aan het ruimtestation Orbital Reef.

Betalende wetenschappers, bedrijven, media en afnemers van „exotic hospitality” zijn welkom, meldt de reclamefolderachtige website vol strakke, hagelwitte interieurs. Met 840 kubieke meter ruimte (tegen 1.000 voor het ISS) en plaats voor tien astronauten is Orbital Reef veruit de grootste kandidaat-opvolger. Gebouwd wordt er ook al: in januari bracht Sierra Space beelden naar buiten van een drukbelastingstest waarbij een testversie van een module opgepompt werd tot hij barstte.

Opblaasbare module

Een derde kandidaat, Starlab, is soberder en kleiner, en alleen bedoeld voor wetenschappelijk onderzoek: een enkele opblaasbare laboratoriummodule van 8 meter doorsnee, met plek voor vier astronauten. Het geheel moet in één keer gelanceerd worden aan boord van SpaceX’ gigantische Starship-raket, die deze maand zijn derde testvlucht maakt.

Aanvankelijk was Starlab een joint venture tussen de Amerikaanse ruimtevaart- en defensiegigant Lockheed Martin en het ruimtevaartbedrijf Voyager, maar Lockheed werd ingeruild voor het Europese Airbus Defence and Space, mogelijk met oog op Europese klandizie. De geplande lanceerdatum is in 2028.

Andere mededingers, zoals het bedrijf Vast, met het ruimtestation Haven-1, en Thinkorbital met de futuristische ruimtevoetbal Orb2, beide Amerikaans, kregen geen NASA-ontwerpsubsidie.

Of het ISS in 2030 daadwerkelijk aan zijn einde komt, hangt af van de vraag of een van deze plannen gaat lukken, zegt Frank de Winne, voormalig Belgisch astronaut en hoofd van het Europese astronautencentrum EAC in Keulen. „We hebben met de ESA-lidstaten beslist om het ISS volledig te benutten tot 2030”, zegt hij, „Daarna kunnen we het nog verlengen, en dat hangt onder andere af van de vraag of er een vervanger is.”

Een gap, een periode zonder toegang tot een lage baan om de aarde, willen NASA en ESA vermijden. De Winne: „We hebben gezien dat het niet goed is voor een ruimtevaartprogramma als er langere tijd geen capaciteit is om astronauten naar een lage baan om de aarde te vliegen.”

De vraag blijft wel of de commerciële stations het hoofd boven water kunnen houden. „De ervaring met het ISS leert dat het lastig is om dit commercieel levensvatbaar te maken”, zegt De Winne. Zijn ESA-collega Schoonejans is iets optimistischer. „Ik denk dat er redelijke vooruitzichten zijn dat ten minste een van de plannen gaat lukken”, zegt hij.

Aan boord van het ISS is onderzoek bijvoorbeeld goedkoper en gestroomlijnder geworden, zegt hij. „Vroeger duurde het wel vier jaar voor je een experiment kon vliegen”, zegt Schoonejans. Dat is te lang voor bedrijven en academici. „Die periode is teruggebracht tot soms maar enkele maanden.”

Een onzekere factor

Ook ruimtetoerisme is een onzekere factor. De eerste ruimtetoeristen telden gemakkelijk tientallen miljoenen euro’s neer voor hun vlucht, maar de vraag is waarschijnlijk beperkt, en mogelijk is de nieuwigheid er snel af.

De Winne verwacht dat ESA en NASA nog wel een poos medeopdrachtgevers zullen blijven, wat ook een reden zal zijn achter de Europese deelname van enkele van de kandidaat-stations. Investeren in de plannen zal ESA niet, zegt De Winne, „maar je kunt je wel voorstellen dat we onderzoek betalen, of later een module aankoppelen”. Discussies over de precieze vorm zijn nog gaande tussen de ESA-lidstaten. Knopen doorhakken gebeurt in 2025, tijdens de tweejaarlijkse ontmoeting van ministers.

En om heel eerlijk te zijn, heeft het ISS al een opvolger: het Chinese ruimtestation Tiangong, inmiddels uitgebreid tot drie modules, met een volume van 340 kubieke meter en permanent drie ‘taikonauten’ aan boord. Ook niet-Chinezen zijn welkom, kondigde China aan. „Het Chinese ruimtestation is een van de opties die we zullen bekijken indien we een uitnodiging zouden krijgen van China”, stelt De Winne zuinig.

Of het einde voor ISS echt in 2030 komt, staat nog niet vast. Vertragingen en uitstel zijn in de ruimtevaart een gegeven. Maar van afstel zal het deze keer niet komen.