Een schrale Spaanse vocabulaire als erfenis

Woord Nu er in Niger na een staatsgreep weer een ‘junta’ opduikt vraagt zich af hoeveel Spaans er eigenlijk nog in het Nederlands zit.

Hoezeer Spanje ook geliefd is als vakantieland door de gemiddelde Nederlander, het Spaans heeft nauwelijks invloed gekregen op het Nederlands. Natuurlijk, we genieten van paella, calamares en avocado, dragen bij regenweer een poncho, houden als we op leeftijd zijn een siësta, dansen salsa, en gevorderden de flamenco, maar veel verder gaat het niet.

Sigaren en sigaretten hebben eveneens een Spaanse achtergrond, zoals de operaliefhebber weet door Carmen, maar deze woorden hebben ons bereikt via het Frans. Hoeveel indruk de echte Spaanse macho ook denkt te maken op Hollandse meisjesharten, het woord hebben we opnieuw niet rechtstreeks uit het Spaans, maar via het Amerikaans-Engels van Hollywood.

De mantel afleggen

Een escapade vindt weliswaar zijn oorsprong in het Spaans, waar het letterlijk ‘het achterlaten van je mantel’ betekende en zich zodoende ontwikkelde tot ‘ontsnapping’, maar wij hebben het woord, met zijn nieuwe betekenissen, overgenomen uit het Frans. Hetzelfde geldt voor embargo, dat in het Spaans aangaf dat iets in beslag genomen was. Cargo, ‘vracht’, daarentegen is wel echt Spaans en stamt uit de tijd dat we, hoewel verwikkeld in een Tachtigjarige Oorlog met de koning van Hispanje, toch voortdurend handel dreven met het Iberische schiereiland.

Ook honderd procent Spaans is commando, ‘bevel’, dat uit dezelfde periode stamt, en dat vervolgens gebruikt kon worden voor de militaire eenheid die onder bevel van één officier stond. Die laatste betekenis is door Nederlandse kolonisten meegenomen naar Zuid-Afrika en de Boeren die in opstand kwamen tegen de Britten duidden de groepjes waarmee ze aanslagen pleegden aan als kommando’s. De Engelsen hebben naderhand dit woord van hun tegenstanders geleend en hun speciale eenheden met deze nieuwe term getooid, waarop tenslotte de hele westerse wereld hun best getrainde en voor extra gevaarlijke missies bestemde troepen zo zijn gaan noemen.

Ook guerrilla, letterlijk oorlogje, is echt Spaans. Het stamt uit de tijd dat Napoleon probeerde Spanje te onderwerpen en kleine verzetsgroepen tegenstand probeerden te bieden in ongeregelde schermutselingen.

Al in de 17de eeuw waren er in het nog steeds Spaanse Zuid-Nederland ‘junta’s’

Ook het nu weer door de coup d’état in Niger actueel geworden woord junta heeft in die tijd in Spanje zijn huidige betekenis gekregen. ‘Junta’ komt van het Latijnse juncta dat ‘verbinding’ betekent en dat we nog zien in het Engelse juncture, ‘kruispunt’, ‘verbindingspunt’ en vandaar ook kruispunt van tijden ‘moment’ of in het Franse joint ‘voeg’.

Al in de 17de eeuw waren er in het nog steeds Spaanse Zuid-Nederland ‘junta’s’, bestuurlijke comités, verbindingen van lieden die leiding gaven. Tijdens het verzet tegen de Franse inval door Napoleon richtten onafhankelijkheidsgezinde Spanjaarden comités op die de guerrilla aanstuurden. Zo’n clubje heette ook junta, het overkoepelende nationale Spaanse comité was de Central Junta. Op die manier heeft het woord zijn moderne betekenis gekregen: een autoritair bestuur onder leiding van een groep militairen. Franco’s regime was geen ‘junta’, want hij heerste alleen. Hij was simpelweg een dictator.