Een recordaantal medailles bij de Europese Spelen heeft voor Mark Huizinga geen prioriteit

De Nederlandse freestyle BMX’er Tom van den Boogaard.

Foto Mickael Chavet / Zuma Press

Interview

Interview chef de mission Als oud-topsporter kan Mark Huizinga zich goed verplaatsen in de sporters die hij op de Europese Spelen onder zijn hoede heeft.

Bij de meeste mensen gaat er geen lichtje branden als je het hebt over de Europese Spelen. Na twee edities, in 2015 in Bakoe en in 2019 in Minsk, staat het multisportevenement nog niet op de kaart.

Anders dan zijn collega-chefs de mission Pieter van den Hoogenband, Carl Verheijen en Esther Vergeer van respectievelijk de Zomerspelen, de Winterspelen en de Paralympische Spelen, staat Mark Huizinga (49) dan ook niet voortdurend in de spotlights in de aanloop naar en tijdens ‘zijn’ sportevenement, dat dezer dagen in Polen wordt gehouden.

De olympisch judokampioen van Sydney in 2000 lijkt dat prima te vinden. Tijdens een lange autorit door Polen vertelt hij per telefoon dat hij „niet zat te azen” op de functie. Samen met Van den Hoogenband, Verheijen, Vergeer, Minke Booij (chef de mission van het Europees Jeugd Olympisch Festival) en Marianne Timmer (chef de mission van de Jeugd Olympische Winterspelen) zit hij in een poule van oud-topsporters waaruit sportkoepel NOC-NSF bij benoemingen kan putten. „Ik heb deze functie ook bij de Jeugd Olympische Spelen vervuld”, vertelt hij. „In die zin kwam mijn benoeming niet als een verrassing, maar het had net zo goed een van de anderen kunnen worden.”

Er doen 159 Nederlandse sporters mee in Polen. Had u ze alle 159 al eens ontmoet voor het toernooi?

„Ik schat zo’n 85 procent. Sommigen hebben zich pas in een hele late fase gekwalificeerd, dus ik heb in de weken voor de Europese Spelen nog heel wat mensen opgezocht. Met degenen die voor een trainingsstage in het buitenland zaten, of daar wonen, heb ik voor het toernooi alleen digitaal kennisgemaakt.”

Valt de job u mee of tegen?

„Aanvankelijk had ik veel zorgen over de organisatie van de Europese Spelen. Deadlines werden niet gehaald, vragen niet beantwoord. Zelfs toen ik hier aankwam, zes dagen voor de start, had ik nog twijfels of het allemaal op rolletjes zou lopen. Maar toen de eerste sporters arriveerden vielen de puzzelstukjes in elkaar. Nadat Puck Pieterse zondag goud had gewonnen bij de mountainbikewedstrijd, kwam ik bondscoach Gerben de Knegt tegen. Hij was lyrisch over het nieuwe parcours. ‘Wat hebben die Polen een mooie wedstrijd neergezet’, zei hij. En dat is zo. Ik had nog nooit live mountainbiken gezien en het was een waar spektakel. De setting was ook prachtig, tegen een bergwand met zicht op een vallei.”

Het voorlopige hoogtepunt voor u?

„Het was de eerste gouden medaille voor Nederland, dat blijft bijzonder hè. En de dominantie van Puck, die al vroeg in de wedstrijd op kop reed … gewéldig.”

Chef de mission Mark Huizinga
Foto Bart maat / ANP

Als judoka heeft u vier keer meegedaan aan de Olympische Spelen: in Atlanta, Sydney, Athene en Beijing. Ziet u gelijkenissen tussen díé Spelen en deze Spelen?

„De Nederlandse equipe is ondergebracht op tien verschillende locaties in Polen. Ik zit zelf in het atletendorp in Krakau, waar normaal studenten zijn gehuisvest. Er loopt daar van alles door elkaar, van kanoërs tot klimmers en beachhandballers. Dus ja, die sfeer is herkenbaar. De Olympische Spelen zijn wel veel groter – meer media-aandacht, meer kijkers, meer budget – maar voor de sporters hier is het een mooie ervaring, zeker als je nog nooit aan de Olympische Spelen hebt deelgenomen.”

Voor sommigen staat er ook echt iets op het spel.

„Voor twaalf sporten zijn de Europese Spelen een officieel EK. Voor negentien sporten tellen ze mee als kwalificatie voor de Olympische Spelen van volgend jaar in Parijs. Maar ook voor de resterende sporten blijft zo’n multisportevenement bijzonder, want je merkt dat mooie prestaties bij de ene sport afstralen op andere sporten. Het genereert altijd extra aandacht.”

‘Gedevalueerde Europese Spelen illustreren machtsstrijd in internationale sport’, kopte dagblad Trouw. Sporthistoricus Jurryt van de Vooren zei in die krant dat het getouwtrek tussen de olympische comités enerzijds en de sportbonden anderzijds zorgt voor imagoproblemen die elke editie groter lijken te worden.

„De Europese Spelen zijn een kopie van de African Games, Asian Games en Pan American Games, die al tientallen jaren bestaan. Die evenementen staan hoog aangeschreven, dat kun je van de Europese Spelen nog niet zeggen. Europa is een sterk sportcontinent, met een drukke sportkalender. Zie daar maar eens tussen te komen als relatief nieuw evenement. Maar ik denk dat er ook andere belangen spelen. Sommige sporten willen liever hun eigen evenement organiseren, omdat ze zich dan niet hoeven te conformeren als het gaat om sponsoring, uitstraling en tv-rechten. Bij het organiseren van een eigen EK houden ze alles in eigen hand. Zo kan het gebeuren dat elke editie weer andere sporten op het programma staan. In Polen is er bijvoorbeeld wél atletiek en mountainbiken, maar geen zwemmen of fietsen op de weg. Steeds opnieuw wordt er onderhandeld: welke sporten wel en welke niet? Dat is bij de Olympische Spelen wel anders, daar wil niemand ontbreken.”

Door zijn jarenlange ervaring als topsporter kan Huizinga zich goed verplaatsen in de sporters die hij als chef de mission onder zijn hoede heeft. Hij is geen buitenstaander die vertelt wat er volgens hem moet gebeuren om tot een zo goed mogelijke prestatie te komen. „Sommige sporters hebben bijvoorbeeld nog nooit in een multisportomgeving gesport. Ze raken van slag van alle indrukken en prikkels. Van de haantjes en egootjes in het atletendorp. En dat kan lastig zijn als je al je energie en focus nodig hebt om op dat ene cruciale moment het beste van jezelf te laten zien.”

Wat zegt u in zo’n geval?

„Ik raad sporters aan zich niet helemaal af te sluiten. ‘Ga het dorp verkennen en probeer er je thuis van te maken’, zeg ik. ‘Of je hier nou twee dagen bent of twee weken, dat maakt niet uit. Laat je niet door al die afleidingen verrassen op de dag van de competitie. Ga ook van tevoren naar de wedstrijdlocatie zodat je de weg weet.’ Maar ik wijs sporters er ook op dat ze een verantwoordelijkheid naar elkaar hebben. Dat niet iedereen om zes uur opstaat, maar dat er ook collega’s tegen middernacht pas thuiskomen. En dat als jij een uitspraak doet in de pers vlak voor je terugkeer naar Nederland, een collega die net in Polen aankomt daarmee geconfronteerd kan worden. Dat geeft ruis.”

3×3-basketbalster Emy Hayford (rechts) aan de bal voor Nederland in een wedstrijd tegen Israël.
Foto Laurie Dieffembacq / Belga

Femke Bol, Kim Polling en Sanne van Dijke zijn de bekendste namen in de Nederlandse ploeg, maar er zitten ook sporters tussen waar niemand van heeft gehoord. Gaat dat goed samen?

„Heel goed. Sporters vinden het leuk te horen hoe collega’s van andere disciplines hun sport beleven. Dat viel me op toen ik op de tribune zat bij het 3×3-team van de basketbalmannen. Ik hoorde hoe basketbalvrouwen aan sportklimmers de spelregels uitlegden. Er is ook geen pikorde in de ploeg. Het maakt niet uit of iemand vaak in de media is geweest of niet. Het zijn collega’s onder elkaar, in de brede zin van het woord.”

159 sporters op tien locaties, vereert u die allemaal met een bezoek?

„Dat gaat mij niet lukken, maar mijn streven is wel bij elke sport aanwezig te zijn geweest. Verder probeer ik zo veel mogelijk sporters te verwelkomen en uit te zwaaien op het vliegveld. Zeker als ze niet in het atletendorp slapen, maar elders in Polen, wil ik hen persoonlijk succes wensen.”

Bij de vorige editie van de Europese Spelen in Minsk won de Nederlandse ploeg 29 medailles. Durft u voor deze editie een voorspelling te doen?

„Dat van die medailles wist ik niet. In Minsk stonden andere sporten op het programma dan in Polen. Daardoor is het moeilijk inschatten en vergelijken. Het maakt voor de medailleoogst nogal uit of het om teamonderdelen gaat of individuele onderdelen. Aan atletiek doen dit jaar bijvoorbeeld 43 Nederlanders mee, maar het is een landencompetitie waar je maar één medaille kan winnen. Was het een individueel toernooi geweest, dan waren er wel twaalf medailles te vergeven geweest. Het liefst wil ik dat elke Nederlander een medaille wint, maar het is geen doelstelling in mijn functie.”

Rusland en Wit-Rusland, de nummers één en twee in het medailleklassement van de vorige editie, doen niet mee. In de sportwereld verschillen de meningen over die uitsluiting. Wat vindt u?

„In sportief opzicht is het jammer dat de beste sporters niet tegen elkaar strijden. Voor winnaars is het ook niet fijn dat juist die ene concurrent niet mee mocht doen. Maar moreel gezien begrijp ik de uitsluiting volledig. Tussen alle wedstrijden door volgde ik dit weekend het nieuws over de huurlingenbaas die door Rusland oprukte naar de hoofdstad. Als ik door Polen rijd zie ik veel auto’s met Oekraïens nummerbord. Er zijn miljoenen Oekraïners naar Polen gevlucht. De oorlog lijkt ver weg als je in zo’n toernooi zit, maar we zitten hier in Polen natuurlijk relatief dichtbij.”

U zegt niet op functies te azen, maar heeft u interesse voor de positie van Pieter van den Hoogenband als die vrij komt?

Hij lacht. „Ik sluit het niet uit, maar zit er inderdaad niet op te azen. Als sporter zat ik bovenop de apenrots, nu hoef ik niet per se meer in de spotlights te staan. Als een van de anderen uit onze groep het stokje overneemt: ook prima. Zo lang ik sporters maar kan helpen optimaal te presteren.”