De reusachtige meerval oogt als een sprookjeswezen. Wat spookt deze roofvis uit in het ecosysteem van de Maas?

Een houten, asymmetrische boemerang. Daar lijkt het gladde stuk hout dat bioloog Martijn Schiphouwer meevoert in z’n motorboot nog het meest op. Maar in het water van de Maas, in het stukje grensrivier tussen Noord-Brabant en Gelderland, demonstreert Schiphouwer op een mooie najaarsavond de echte werking van dit ‘kwakhout’. Met het bolle uiteinde maakt hij klokkende geluiden in het water. „Op dat clonken komen meervallen vaak af. Misschien denken ze dat de geluiden worden veroorzaakt door een soortgenoot of een prooi.”

Overdag is Schiphouwer werkzaam bij Ravon en doet hij onderzoek aan palingen. Maar op zijn vrije avonden haakt hij, als visliefhebber, graag aan bij collega-visbiologen van Wageningen Marine Research (WMR). Die doen hier bij Lith, rondom de waterkrachtcentrale en het aangrenzende sluizencomplex, sinds een jaar onderzoek naar een ándere illustere vis: de Europese meerval.

Toppredatoren

„Meervallen spreken tot de verbeelding”, zegt projectleider Jacco van Rijssel van WMR, die ook bij Schiphouwer in de boot zit. „Het zijn grote, intelligente toppredatoren. Ze kunnen met gemak twee meter lang worden. Eerder deze herfst werd in de Waal een meerval van 2,46 meter gevangen, een record voor de Benelux. Maar hoewel we in de grote rivieren de afgelopen jaren het aantal meervallen zien toenemen, weten we nog weinig van ze. In hoeverre vormen ze bijvoorbeeld een bedreiging voor beschermde soorten zoals de paling? We steken in Nederland miljoenen euro’s in de bescherming van die trekvissen – we leggen speciale vispassages aan, ruimen obstakels uit de weg – en dan zou het toch zuur zijn als het merendeel in een meervalmaag verdwijnt.”

Een oplossing zou kunnen zijn om de huidige beschermde status op te heffen, zegt hij. „Maar daarvoor moeten we eerst meer weten over de rol van de meerval in het ecosysteem. Het zou kunnen dat de soort juist foerageert op invasieve exoten als de Chinese wolhandkrab, de Amerikaanse rivierkreeft en de Ponto-Kaspische grondel.”


Lees ook

Amerikaanse rivierkreeften zijn stressfactoren in de Nederlandse sloten

Amerikaanse rivierkreeften zijn stressfactoren in de Nederlandse sloten

De akoestische zender die meervallen in de buikholte krijgen.
Foto Wouter de Wilde

En dus probeert WMR in opdracht van Rijkswaterstaat en het ministerie van LVVN samen met Waardenburg Ecology en Sportvisserij Nederland via het huidige zenderonderzoek meer vat te krijgen op de meerval. Meerdere keren per maand gaan vrijwillige sportvissers, zoals Schiphouwer, er met boot, hengels en kwakhout op uit in de hoop meervallen te vangen rond de waterkrachtcentrale. Normaal is de plek verboden voor vissers, en juist daarom is het voor meervalliefhebbers een buitenkansje. Vangen ze een meerval die langer is dan 80 centimeter, dan stoppen ze onder verdoving een akoestische zender in de buikholte. Daarnaast krijgt elke gevangen vis groter dan 24 centimeter nog een microchip in zijn buik die kan worden afgelezen met speciale antennes.

Van de meeste vissen wordt ook de maag uitgespoeld. Van Rijssel: „Op die manier hopen we erachter te komen wat de meervallen eten, en of ze hun gedrag aanpassen aan dat van trekvissen. In april en mei bijvoorbeeld trekken de juveniele zalm en de zeeforel vanuit hun opgroeigebieden naar de Noordzee. Vervolgens zwemt de rivierprik – ook een mogelijke prooisoort – in het voorjaar juist naar de paaigronden in Duitsland, en vindt in het najaar de schieraalmigratie plaats, waarbij volgroeide palingen op weg zijn vanuit de rivieren naar de Sargassozee. Is het in die periodes dan tafeltje-dek-je voor de meerval? Dat willen wij nu onderzoeken.”

Sonarbeelden

De zon zakt langzaam achter de horizon terwijl Schiphouwer ingespannen naar de sonarbeelden op zijn boot kijkt. „Zie je die langgerekte, horizontale strepen? Dat zijn de meervallen. Die horizontale streep helemaal bovenin is het aas. Af en toe stijgen ze op vanaf de bodem om eraan te ruiken, en als je geluk hebt hapt er eentje.” In dat geval zouden Van Rijssel en Schiphouwer de vis direct in de boot hijsen en hem nat houden tot aan de kant. Maar voorlopig gebeurt er niets.

De boot van Schiphouwer is van alle gemakken voorzien: luxe stoel, twee hengels, een thermosfles thee, een koelbox met bier en stroopwafels. Vaak zit hij hele avonden op het water. „Je moet geduld hebben met meervallen’, zegt hij boven het clonken van het kwakhout uit. Dan, opgetogen: „Daar komt er een van de bodem los, naar het aas! Ah nee, hij zakt alweer…”

Daar komt er een van de bodem los, naar het aas! Ah nee, hij zakt alweer…

Martijn Schiphouwer
bioloog

Vaak werkt een kluwen van krioelende regenwormen goed, zegt Schiphouwer. Collega’s gebruiken ook wel rauwe kippenlever als aas. „Als het maar sterk ruikt. Meervallen zijn vrijwel blind, dus jagen vooral op reuk, geluid en tastzin.” Overdag liggen de vissen in kuilen op de bodem; pas tegen de schemering komen ze omhoog om te jagen.

De kuil waar Schiphouwer boven blijft hangen is negen meter diep, in de luwte van een sluisdoorgang. Dichter bij de waterkrachtcentrale bruist het water nu wild en woest – „daar hoef je het niet eens te proberen”. Het sluizencomplex vormt, stroomopwaarts bekeken, de eerste serieuze barrière voor trekvissen vanaf de Nieuwe Waterweg. „Vanuit de meerval bekeken kan het dus heel lonend zijn om die hier op te wachten.” Wel is er voor zalmachtigen en prikken nog een sluiproute, via een speciaal voor hen aangelegde getrapte vispassage.

De zon maakt plaats voor de maan, af en toe golft het water rond de boot alsof er nét onder het oppervlak een reusachtige vis zwemt. Het zakje stroopwafels raakt steeds leger, maar de meervallen laten zich niet zien.

Van Rijssel houdt ondertussen contact met de twee WMR-stagiairs, Sybe Duckers en Max de Koning, die samen met twee sportvissers vanaf de wal vissen. „Ze hadden net éven een meerval aan de haak, maar voor ze hem omhoog konden hijsen was-ie alweer weg, en het aas dus ook.”

De opmars van de meerval heeft vermoedelijk te maken met de hogere temperaturen. „De soort plant zich voort zodra de watertemperatuur boven de 18 graden is en zulke dagen hebben we steeds vaker. Ook voedsel is er in principe voldoende.”

De uren verstrijken, en afgezien van een rukje aan de hengel blijft het stil. Uiteindelijk zet Schiphouwer koers naar de kant. „Op sommige avonden heb je gewoon pech.”

Meerval gevangen door Paul Swinkels (links), Jacco van Rijssel en Max de Koning.
Foto Sophie Neitzel

Stromende regen

Een paar weken later belt Van Rijssel: een van de sportvissers heeft een grote meerval gevangen – zomaar, op klaarlichte dag. „Als je nu direct komt, bewaren we hem in de zwemtank en kunnen we hem samen zenderen.”

Op naar Lith dus weer, waar De Koning in de stromende regen de meetapparatuur klaarlegt. Van Rijssel mengt ondertussen 2-fenoxy-ethanol door een bak met water. „Daarin gaan we hem zo verdoven.”

De meerval zelf zwemt gracieus in de tank heen en weer. Met de voelsprieten, de kronkelstaart en de gladde, donkergrijze huid oogt hij als een sprookjeswezen. Samen hevelen Van Rijssel en De Koning hem over naar het verdovingsbad. „Meestal duurt het zo’n vijf minuten tot ze knock-out gaan”, zegt Van Rijssel. „De joekels houden het soms iets langer vol.”

De bewegingen van de vis vertragen; na een minuut of zeven draait hij ondersteboven – „dat doen ze allemaal” – en even later ligt hij volkomen roerloos in de bak. Alleen de kieuwen gaan nog heel langzaam open en dicht. „1,25 meter”, noteert De Koning. „Gewicht 16,5 kilo.”

De dikke buik is veelbelovend, zegt Van Rijssel. „Dat betekent dat hij z’n eten nog niet heeft verteerd.” In de magen van eerdere meervallen ontwaarden ze onder andere een Chinese wolhandkrab, Amerikaanse rivierkreeften en zelfs de botjes van een wilde eend. „En een boel vissen, maar we moeten op basis van de otolieten – de gehoorbeentjes – nog analyseren welke soorten dat zijn geweest.”

Uiteindelijk komt een half verteerd skelet van ruim een halve meter tevoorschijn, met heel veel graten. De stank is overweldigend. Volleerd maakt Van Rijssel vervolgens met een scalpel een sneetje in de buik, om er een zwart lippenstiftachtig buisje in te plaatsen: de zender. Met een paar hechtingen sluit hij vervolgens de wond. „Zo jongen, kom maar even bij in de tank voordat we je weer vrijlaten.” Als dank produceert de meerval een flinke kledder lichtbruine poep.