N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview
Geschiedenis De Finse historicus Pekka Hämäläinen laat het perspectief op de kolonisatie van Noord-Amerika kantelen.
Kantje boord, die hele kolonisatie. Britten, Spanjaarden, Amerikanen – allemaal leden ze pijnlijke nederlagen tegen de inheemse bevolking van het continent, van wie ze ook nog lang afhankelijk waren voor voedsel en handel. Inheemse ‘imperia’ waren soms net zo krachtig, dynamisch en expansief als dat van de Amerikanen, al kregen die laatsten, geholpen door ziektekiemen, de overhand met hun enorme aantallen, technologie en genocidaal geweld.
In de historiografie van koloniaal Amerika en de ‘verovering van het Westen’ op de inheemse bevolking bestaan duidelijke trends. Het ooit dominante narratief van een kolonisatie die na Columbus als een stoomwals over het continent schoof, is onder historici gaandeweg verlaten. Kolonisatie was niet het onstuitbaar uitrollen van beschaving, maar een complex, vaak haperend en uiterst gewelddadig proces dat eeuwenlang op taai verzet stuitte.
In de ‘New Western History’-school kwamen al vanaf de jaren negentig ook andere stemmen aan het woord dan die van de winnaars: vrouwen, voormalige slaven en arbeiders. Maar vooral die van de oorspronkelijke bevolking of ‘indianen’, die in de historiografie en populaire cultuur tot dan toe weinig meer waren dan figuranten in de kroniek van hun eigen onderwerping of ‘nobele wilden’. Een volgende stap was om niet langer hun slachtofferschap te benadrukken en romantiseren, zoals nog met veel effect gebeurde in de bestseller Bury My Heart at Wounded Knee (1970). In plaats ervan kwam aandacht voor de agency van inheemse volken en individuen en voor de grote rol die ze ook na 1492 speelden als meer dan een (al dan niet beklagenswaardig) ‘obstakel’. De geschiedenis werd herschreven met behulp van lang verwaarloosde of ontoegankelijke inheemse bronnen. Een recent voorbeeld voor Midden-Amerika is Fifth Sun (2019) van Camilla Townsend, „een nieuwe geschiedenis van de Azteken, gebaseerd op inheemse teksten van na de Spaanse verovering.
Voor Noord-Amerika is de Finse historicus Pekka Hämäläinen uitgegroeid tot een kopstuk van die nieuwe geschiedschrijving. Met name over twee van de bekendste inheemse naties in het Amerikaanse Westen. Zijn bekroonde boek The Comanche Empire (2008) veroorzaakte een sensatie en vestigde in een klap zijn naam onder historici. In dat boek werden de Comanches, een nomadisch ruitervolk dat vanaf de achttiende eeuw het huidige Texas beheerste en strooptochten uitvoerde tot diep in Mexico, niet langer afgedaan als een horde barbaren, maar serieus genomen als regionale inheemse macht met een grote militaire, economische en politieke slagkracht.
Het zelfbewuste empire in de titel – een minder gebruikelijke term in studies van Noord-Amerikaanse indianen – werd Hämäläinens troefkaart. Vanuit dezelfde benadering schreef hij in Lakota America (2019) de geschiedenis van de Lakota (‘Sioux’) op de noordelijke prairies. Ook dat volk is een toonbeeld van inheemse kracht, dat zich telkens opnieuw wist uit te vinden en zich tot de late negentiende eeuw met succes verzette tegen de kolonisatie.
Hämäläinens nieuwste boek, Indigenous Continent, dat in 2022 verscheen, is de synthese van die aanpak; een compact werk dat de hele geschiedenis van inheems verzet beschrijft, vanaf de komst van de eerste Spanjaarden, Engelsen en Fransen op het continent. Ook nu zet hij de macht van inheems Amerika sterk aan. Voor veel inheemse volken, zeker in het Westen, deden de Europeanen en Amerikanen er tot ver in de negentiende eeuw helemaal niet toe. En ook sinds 1776 zijn de VS, schrijft hij, maar een „vlekje” in een veel langere inheemse geschiedenis.
Hämäläinens radicale kanteling van het historische perspectief is een broodnodige correctie op de koloniale geschiedschrijving, en tegelijk iets van een provocatie. Hij oogst veel lof, maar krijgt onder collega’s ook kritiek. Sceptici menen dat de Finse historicus de kracht van inheemse volken overdrijft en doorslaat in zijn bewondering voor hen. Hij zou te weinig aandacht hebben voor de onderlinge verdeeldheid en oorlogen van inheemse volken, die ook elkaar bestreden als bondgenoten van de Fransen en Engelsen.
Sommige inheemse critici vinden op hun beurt dat Hämäläinen met zijn oog voor langdurige inheemse hegemonie hun slachtofferschap miskent en ten onrechte gelijkwaardigheid aanbrengt tussen Europese en inheemse ‘imperia’. Hij spreekt over indiaanse ,,soldaten” (niet „krijgers”), de Europeanen zijn onbeholpen, „angstig” en voelen zich „overweldigd”. Toch, aldus een inheemse criticus, waren de Lakota een halve eeuw na de komst van Amerikaanse kolonisten in hun gebied een „ontredderd volk dat probeerde te overleven in een turbulente omgeving”.
Hoe reageert Hämäläinen op de receptie van zijn werk en op de kritiek? De overbelaste historicus zit thuis in Oxford, laat hij weten, maar antwoordt – met tussenpozen – op vragen per e-mail.
Ik raakte blown away door wat ik ontdekte over de Comanches
Hoe kwam u ertoe Comanches en Lakota te omschrijven als ‘imperia’, wat tamelijk ongebruikelijk is?
„Ik was begonnen aan een boek over het Amerikaanse Westen, maar ik raakte blown away door wat ik ontdekte over de Comanches, hun enorme territoriale dominantie en pure macht. Dus ik liet dat eerdere project varen en ben een boek over hen gaan schrijven. Gaandeweg raakte ik steeds meer onder de indruk van de overeenkomsten met imperia in de Oude Wereld, en dat heb ik in dat boek proberen uit te werken.”
‘Indigenous Continent’ is uw meest vérstrekkende werk tot nu toe. Hoe verhoudt het zich tot uw eerdere boeken over die twee machtige ruitervolken in het Westen? Is uw imperiale analyse toe te passen op heel Native America?
„Wat de drie boeken verbindt is een accent op inheemse kracht die heel lang uit de koloniale geschiedenis is weggeschreven. Er waren veel machtige inheemse naties in Noord-Amerika, maar niet allemaal werden ze wat ik noem empires. Er zijn er drie die voor die omschrijving in aanmerking komen: de Comanches, de Lakota en misschien de Irokezen, met tussenpozen. Die drie slaagden erin grote gebieden te beheersen en hun buren te domineren, zowel inheemse als koloniale.”
De taal van de Comanches was een tijd de lingua franca van het Amerikaanse zuidwesten en noordelijk Mexico
Is dat de belangrijkste les die lezers uit uw boeken kunnen trekken: de kracht van inheems Amerika?
„De belangrijkste les is dat de koloniale expansie niet onvermijdelijk was, niet eenzijdig cultureel of historisch gedetermineerd. Inheemse naties en imperia verzetten zich vierhonderd jaar lang vaak met succes tegen de koloniale macht van Spanje, Engeland, Frankrijk, Nederland en de VS. Door middel van oorlog, maar ook door diplomatie en het aangaan van onderlinge allianties”
Is dat ook gebaseerd op nieuw bronnenonderzoek?
„Gelukkig zijn heel veel primaire bronnen inmiddels online beschikbaar, wat het schrijven van een boek als dit een heel andere onderneming maakt dan het vroeger zou zijn geweest. Sommige van de meest interessante, minder gebruikte bronnen hebben een lokale invalshoek. Bijvoorbeeld de Documents Relative to the Colonial History of the State of New York, Procured in Holland, England and France. Of de Minutes of the Provincial Council of Pennsylvania from the Organization to the Termination of Proprietary Government. Ook collecties zoals die van de Michigan Pioneer Society. Zulke bronnen zijn uiterst waardevol, omdat de kolonisten bijna obsessief over de indianen in hun streek schreven.”
Er is behalve lof ook kritiek op uw gebruik van de term ‘imperia’. Die zou niet passen op indiaanse ruitervolken zoals de Lakota, die geen centraal politiek gezag kenden en verspreid leefden in kleine groepen en familieverbanden.
„Ik zeg ook niet dat alle imperia hetzelfde zijn. De Lakota en de Comanches waren wat ik noem ‘kinetische imperia’, territoriale machten die sinds ze over paarden beschikten macht ontleenden aan hun beweeglijkheid. Het waren af-en-aan imperia, heel mobiel, en daarom ook zo moeilijk te verslaan. Ze heersten over uitgestrekte gebieden, kenden vazalstaten en exporteerden hun cultuur. De taal van de Comanches was een tijd de lingua franca van het Amerikaanse zuidwesten en noordelijk Mexico. Ze vestigden zelfs een soort kolonie diep in Mexico, bij de Bolson de Mapimi, een dunbevolkt woestijnplateau tussen ruige bergketens. Comanches en Lakota compenseerden hun diffuse sociale organisatie en geringe aantallen ruimschoots door hun reikwijdte en mobiliteit.”
Zijn hun nomadische imperia te vergelijken met die van de Hunnen en Mongolen in Centraal-Azië?
„Ja en nee. Net als de nomadische imperia van Centraal-Azië waren de Lakota en Comanches sterk afhankelijk van hun mobiliteit en hun vermogen om zich aan te passen aan politieke omstandigheden. Hun imperia konden ook goed overweg met gedeeltelijke controle over een gebied, flexibele hiërarchieën, veranderlijke bondgenootschappen. Het waren fluïde, niet-statische territoriale imperia. Het grootste verschil was ruimtelijk: de Centraal-Aziatische imperia waren veel groter dan die van de inheems-Amerikaans regimes, die strekten zich uit van Rusland tot in Europa en India.”
Dat er genocide was, staat vast. Het meest gruwelijk in Californië
U benadrukt de zwakte van de Europese en Amerikaanse kolonisten en autoriteiten, in het Westen nog tot ver in de negentiende eeuw. Zelfs de slachting bij Wounded Knee in 1890, toen het laatste verzet van de Lakota werd gebroken, noemt u een teken van zwakte. Is dat geen onderschatting van de Amerikaanse overmacht?
„Ik begrijp het punt, maar ik kijk er toch anders naar. Ja, de Amerikanen waren machtig. Maar ze slaagden er niet zomaar in om inheemse naties te verslaan. In het Westen waren de VS nog rond 1870 nog maar zwak aanwezig. De Lakota en hun bondgenoten wisten de Amerikaanse reus in 1876 een spectaculaire nederlaag toe te brengen, in de slag bij de Little Big Horn. Ik vind het een verbluffende prestatie dat zij zich tot ver in de negentiende eeuw zo hebben weten te verzetten tegen de toen in het Oosten al onmetelijk rijke en dominante Verenigde Staten.”
Toch was de uitkomst hun onderwerping. Patricia Limerick, een historica uit de ‘new history’-school, bepleit het net als u indianen niet langer te reduceren tot historische figuranten of slachtoffers. Maar ze schrijft ook: „En toch, aan het eind van een Amerikaans-indiaanse oorlog zien de indianen er vaak écht uit als slachtoffers en lijkt de hele geschiedenis vooral heel, heel triest.”
„Je hebt gelijk over het slachtofferschap. Maar dat hoeft niet verpletterend te zijn. Ik moet denken aan een citaat van David Treuer, die een boek schreef over de heropleving van inheems Amerika na Wounded Knee. Hij zegt: ‘Amerika is erin geslaagd de laatste 245 jaar indiaanser te worden dan andersom.’”
Uw boek gaat vooral over oorlogen, die „de indianen net zo vaak wonnen als verloren”. U besteedt veel minder aandacht aan de federale ‘indianenpolitiek’ of belangrijke uitspraken van het Hooggerechtshof. Inheemse volken werden door de VS ook erkend als semi-autonome naties.
„Dat klopt, ik leg in dit boek de nadruk op militaire macht en oorlogen. Andere auteurs zijn veel dieper ingegaan op het ambivalente karakter van het federale ‘indianenbeleid’. Maar ik neig er toe om die vooral te zien als een politieke en juridische legitimering van koloniale claims. De meeste verdragen met inheemse naties pakten uit in hun nadeel. Het beleid van Washington was vooral bestraffend en bovendien vaak corrupt en incompetent.”
Sommige inheemse critici maken er bezwaar tegen dat u inheemse imperia gelijkstelt aan het Amerikaanse: allemaal gericht op expansie.
„Inheemse macht onderzoeken impliceert nog geen morele gelijkwaardigheid tussen de strijdende partijen. Imperia verschillen onderling heel sterk. Het zijn altijd grotere politieke entiteiten die geregeld streven naar het incorporeren van mensen en land, maar dat kan op allerlei manieren. Dat maakt het heel lastig, zo niet onmogelijk om te spreken van equivalentie, laat staan van morele gelijkwaardigheid.”
De gewelddadige onderwerping van inheems Amerika kende tal van genocidale episodes en culturele vernietiging. Zou u de kolonisatie van Noord-Amerika als geheel omschrijven als genocide?
„Dat er genocide was, staat vast. Het meest gruwelijk in Californië, waar de inheemse bevolking in luttele decennia, tussen de Amerikaanse machtsovername in 1846 en 1873, daalde van 150.000 mensen naar 30.000. Er is een briljant boek over door mijn collega-historicus Benjamin Madley. Dat heet niet voor niets American Genocide.”
Je hebt nu tal van niet-academische boeken die zowel historisch correct zijn als prettig leesbaar en onderhoudend
De Nederlanders komen er niet best vanaf in uw boek. Ze plegen in het Oosten massamoorden, gedreven door „een giftige mengeling van ambitie, arrogantie en angst”. Waren ze anders of erger dan de Engelsen of Fransen?
„Ze waren in die zin anders dat ze met veel minder waren dan Spaanse, Britse en Franse kolonisten. Die zwakte in aantallen voedde angst, haat en wanhopig geweld.”
Uw werk is omarmd door academici, maar hoe staat het met de populaire cultuur? Als jongen was u geschokt door de manier waarop indianen werden afgebeeld. Is die niet ten goede veranderd?
„Absoluut. Je hebt nu tal van niet-academische boeken die zowel historisch correct zijn als prettig leesbaar en onderhoudend. Denk aan Charles Mann en zijn boeken over Amerika vóór (1491) en direct na Columbus (1493). Maar als je hebt over films en televisie, dat is een veel gemengder beeld. Je ziet dat daar nog steeds allerlei stereotypen rondgaan, vooral het cliché van de ‘nobele wilde’. Eigenlijk is dat beeld een eeuw lang onveranderd gebleven. Er zijn ook wel betere films en series, maar die gaan meestal over het heden en niet over de geschiedenis.”
Wat is uw volgende project?
„Het is te vroeg om dat te zeggen. Mogelijk niet weer een Amerikaans thema. Ik heb in Oxford een aantal jaren onderzoek geleid naar nomadische imperia in Europa. Dat heeft me op nieuwe ideeën gebracht hoe de thema’s die ik nu heb onderzocht bij Noord-Amerikaanse indianen ook elders te vinden kunnen zijn. Nomadische imperia zijn een wereldverhaal.”