De haat-liefderelatie van wetenschappers en Twitter


Sociale media Wetenschappers twitteren om hun werk te verspreiden en om „op de hoogte te blijven”. Blijven ze dat doen?

Beeld Lynn Brouwer
Beeld Lynn Brouwer

De „progressieve” hoogleraren hebben het gedaan. Zij zijn de schuld van het gedoe over diversiteit dat de universiteiten teistert. Aldus twitterde de baas van Twitter Elon Musk in een van zijn talrijke oprispingen op het platform. Sinds dat werd overgenomen door de Amerikaanse miljardair (124,1 miljoen volgers) beleeft het roerige tijden. Een uittocht van gebruikers is op gang gekomen, vooral naar het platform Mastodon.

Nederlandse progressieve wetenschappers lijken voorlopig nog niet van plan te vertrekken. Historicus en hoogleraar Leo Lucassen van de Universiteit Leiden, een vaste stem in online discussies over migratie, (29.000 volgers) heeft een Mastodon-account aangemaakt, zegt hij, maar blijft Twitter belangrijk vinden „als zend- en haal-platform voor opinies en informatie”. Minder voor gedachtenwisseling, zegt hij, „maar dat was het ook al niet vóór Musk”.

Zijn Leidse collega-historicus Nadia Bouras, eveneens een prominente progressieve stem online (40.500 volgers), piekert er niet over op te stappen. Bouras: „Twitter is namelijk niet van Elon Musk, maar van ons allemaal.” Zij „hecht enorm” aan het platform, „om op de hoogte te blijven van het nieuws en om commentaar te leveren en te volgen. Door de jaren heen heb ik een groot netwerk opgebouwd, dat heeft me veel moois opgeleverd.”

Slagkracht van actiegroep

Ook andere academici kijken het nog even aan. Hoogleraar ethiek Ingrid Robeyns van de universiteit Utrecht heeft „als voorzorgsmaatregel’’ een Mastodon-account aangemaakt, maar kijkt nog even de kat uit de boom. Robeyns (7.600 volgers) onderstreept dat Twitter ook een activistische functie kan hebben. Zij was actief in de actiegroep WOinActie, die zich inzette voor een andere financiering van universiteiten. Dat hun budget door het kabinet is verhoogd, schrijft zij mede toe aan de slagkracht die de actiegroep kon ontwikkelen op Twitter.

Ook voor Nederlandse wetenschappers is dat platform sinds de lancering in 2006 uitgegroeid tot een kanaal om eigen en andermans werk onder de aandacht te brengen en deel te nemen aan opinievorming. De covidpandemie heeft dat aangejaagd: onderzoekers konden gegevens sneller uitwisselen en bespreken dan mogelijk is in het gebruikelijke, trage peerreviewproces bij wetenschappelijke publicaties.

Maar werkt Twitter om wetenschap voor een breder publiek over het voetlicht te krijgen? Nog lang niet genoeg, zegt de Leidse informatiewetenschapper Rodrigo Costas (1.980 volgers). Uit onderzoek dat hij deed met collega’s van het Leidse centrum voor wetenschaps- en technologiestudies CWTS blijkt dat ongeveer een derde van de wetenschappelijke publicaties in een jaar een verwijzing krijgt op Twitter. Van artikelen over Covid-19 werd ruim de helft op Twitter genoemd.

Betrekkelijk ineffectief

Maar noemen is nog niet bespreken of verder rondsturen. Een eerdere, verkennende studie van Costas en collega’s wijst uit dat tweets naar wetenschappelijke artikelen vaak niet of nauwelijks leiden tot engagement: van een miljoen links naar artikelen werd bijna de helft, 49,4 procent, geen enkele keer aangeklikt. Veel andere haalden maar een of twee clicks. De onderzoekers concluderen dat Twitter nog „een betrekkelijk ineffectieve rol speelt” in het onder de aandacht brengen van de resultaten van wetenschappelijk onderzoek.

Dat in discussies op Twitter vooral mens- en geesteswetenschappers de toon zetten, hoeft niet te verbazen, zegt Costas. Er een zekere „epistemische affiniteit” van die disciplines met het publieke debat.

Vooral als het gaat om het „vertalen” van wetenschap naar een breder publiek is er „nog veel ruimte voor verbetering”, zegt Costas. Hij ziet een taak weggelegd voor universiteitsbibliotheken en communicatie-afdelingen om onderzoekers te leren zulke platforms beter te benutten. Ook de decentrale opzet van Mastodon kan aantrekkelijk zijn voor wetenschappers. Costas en collega’s hebben inmiddels zelf een platform opgezet voor CWTS-medewerkers.

En de giftige reacties en haat op sociale media? Nederlandse wetenschappers zijn daar inmiddels al te vertrouwd mee. Marion Koopmans, de bekendste Nederlandse viroloog op Twitter (83.500 volgers), betreurt het dat het medium „ondergesneeuwd raakt door de bagger”. Ook zij heeft inmiddels een Mastodon-account, maar zegt: „Dat vind ik veel minder toegankelijk. Ik hoop echt dat het wereldwijde open netwerk weer terugkeert, als de huidige storm een beetje overwaait.”

Radicaal-rechtse trollen

Veiligheidsexpert en emeritus-hoogleraar Rob de Wijk (55.900 volgers), vooraanstaand commentator over de oorlog in Oekraïne, is daar sceptisch over. Hij zegt: „Negentig procent van de reacties is bagger.” De Wijk schat dat zo’n vijfhonderd van zijn volgers radicaal-rechtse trollen zijn die systematisch „onzin verkopen en je verwensingen sturen”. Hij heeft de indruk dat het erger is geworden na de komst van Musk: „Twitter zou niet anoniem mogen zijn. Het is nu een medium geworden waar je liever zonder zou willen.”

Media-onderzoeker Peter Burger (23.200 volgers) herkent het, maar voor hem ligt het net anders: haat hoort bij zijn onderzoek. Twitter is „de plaats waar ik politici, onderzoeker en journalisten kan volgen en contact kan leggen en waar ik veel deskundige, aardige en wijze mensen tref. Ook als desinformatie en de aantallen trollen, antisemieten en andere complotdenkers toenemen, is het nog steeds de plek waar ik moet zijn voor mijn werk. Juist dan.”