Zaterdag, 19.56 uur20 uur en 4 minuten te gaan – plek 17
Renger van der Zande rekt en strekt nog snel even zijn beenspieren. Met een fluorescerend gele helm op z’n hoofd en de handen in z’n zij staat hij in de pitbox. Dit is de belangrijkste dag van het racejaar. Iedereen is erbij, van zijn vriendin en kinderen tot topbestuurders van het Amerikaanse automerk dat vele miljoenen heeft uitgegeven aan het project waarin hij racet. Maar de bruine ogen van Van der Zande zien door het geopende helmvizier maar één ding: de gele Cadillac met het startnummer 3 die langzaam komt aanrijden in de pitstraat.
De 24 Uur van Le Mans is bijna vier uur onderweg, en nu mag Van der Zande (38) eindelijk plaatsnemen achter het stuur van de hybride racewagen. Hij is een van Nederlands beste langeafstandscoureurs; rijders die meedoen aan races die zes, twaalf of zelfs 24 uur duren, en waarin ze hun auto om de beurt met hun teamgenoten besturen. Le Mans, voor het eerst gehouden in 1923, is veruit de meest prestigieuze. Sterker: het is de grootste autorace van Europa, een evenement dat op één dag ruim 300.000 bezoekers trekt.
Een paar uur eerder had het er nog op geleken dat Van der Zande zou gaan meevechten om de eerste plaats. Zijn teamgenoot Sébastien Bourdais, geboren in Le Mans, was om 16.00 uur van start gegaan als tweede van de 62 deelnemers – het resultaat van een sterke kwalificatie een paar dagen eerder – en had in de eerste fase van de lange race geen moeite gehad de kopgroep te volgen.
Maar toen was er een buitje gevallen en had Cadillac verkeerd gegokt met een wissel naar regenbanden. Zo snel als de baan weer was opgedroogd, was ook het gat tussen Bourdais en de koplopers gegroeid.
Terwijl hij staat te wachten op zijn andere teamgenoot, de Nieuw-Zeelander Scott Dixon, die na Bourdais is ingestapt, weet Van der Zande dus dat hem een pittige klus wacht.
De minimalistisch gestroomlijnde sportwagen, amper een meter hoog, stopt voor de garage. Van der Zande sprint er omheen, naar het portier aan de linkerkant. Het zwaait naar boven open, Dixon klimt eruit. Nauwelijks een tel later heeft Van der Zande zich in de krappe cockpit gewurmd. Een monteur helpt hem de gordels vast te doen en plugt de radiokabel die uit Van der Zandes helm steekt, in de auto. Intussen wordt de benzinetank gevuld en de drinkfles voor de rijder vervangen. Met pneumatische moersleutels bevestigen monteurs een set nieuwe banden.
De krik gaat naar beneden. Van der Zande duwt nog eens tegen het kinstuk van zijn helm. Dan geeft hij gas. Als hij wegrijdt, klinkt de eerste meters alleen het gezoem van de elektromotor. Daarna slaat het 5,5 liter V8-motorblok in de Cadillac aan en dringt een diep gebrom door in de pitbox.
Al de hele week kan Van der Zande niet wachten op dit moment. Hij is acht dagen eerder gearriveerd in Le Mans en heeft sindsdien elke dag een vol schema met sponsor- en mediaverplichtingen gehad. Het liefst zou hij het allemaal overslaan, direct naar het meditatieve moment gaan van alleen in de cockpit zitten, stevig ingesnoerd in zijn racestoel, en dan het circuit op rijden. Telkens voelt hij zich weer een geluksvogel dat hij dat mag doen.
Vanzelfsprekend was het racen niet altijd voor hem. Van der Zande werd geboren in Dodewaard en groeide op in Nijmegen, als zoon van een vader die vroeger op amateurniveau had geracet. Zijn ouders wilden niet dat Van der Zande ook ging racen. Maar nadat Van der Zande via een klasgenoot op zijn twaalfde toch met karten in aanraking was gekomen en die sport hem niet meer losliet, draaiden zijn ouders bij en kreeg hij met behulp van sponsors toch een autosportcarrière van de grond. Die vervolgens in 2012 vastliep op de financiële crisis: geen enkel raceteam kon hem nog een vaste plek bieden.
De redding kwam uit de Verenigde Staten. Van der Zande had zich al min of meer neergelegd bij een bestaan buiten de cockpit en richtte een bedrijf op in raceautoverzekeringen. Een klant in het Amerikaanse langeafstandskampioenschap IMSA vroeg hem om weer te komen racen. Dat deed hij en met succes: Van der Zande, die in Amsterdam woont, won tot dusver twintig IMSA-races, waaronder twee keer de vermaarde 24 Uur van Daytona.
Het leverde hem in 2021 een contract op bij het hoog aangeschreven team van de Amerikaan Chip Ganassi, dat ook de Cadillacs op Le Mans runt. Cadillac is een van een hele rits automerken die zich de afgelopen jaren bij de startopstelling van de iconische race hebben gevoegd. Dankzij een aantrekkelijk nieuw technisch reglement zwermen de fabrikanten op het langeafstandsracen af. Ze zien er een goede kans in om voor relatief weinig geld (grofweg tussen de 10 en 20 miljoen euro per auto per jaar) hun technische kunnen aan de wereld te tonen.
Toen Cadillac vorig jaar debuteerde in Le Mans, was Van der Zande een van de rijders. Hij werd vierde.
Zaterdag, 20.37 uur19 uur en 23 minuten te gaan – plek 11
In een oogwenk is het gebeurd. Als Van der Zande de Esses uitrijdt, een snelle links-rechts-slingerbocht niet ver na start-finish, glijdt ineens de achterkant van zijn auto weg. Hij stuurt onmiddellijk tegen om te corrigeren, maar dan is de Cadillac al van de baan geraakt. Met de linker zijkant kaatst hij tegen de vangrail. Terwijl de auto wild over het gras stuitert, draait Van der Zande het stuur vlug heen en weer, puur op zijn reflexen, om het voertuig in het spoor te houden. Het lukt. Na een paar seconden zijn alle vier de wielen terug op het asfalt.
Hij kan zijn tocht over het circuit vervolgen, waar de schaduwen al behoorlijk lang aan het worden zijn. Vlak na het uitstapje door de berm stuurt hij zijn auto volgas de D338 op – een provinciale weg waar je normaal negentig mag, maar waar de snelheden tijdens de race oplopen tot boven de 340 kilometer per uur.
Le Mans is dan ook geen gewoon circuit. Al sinds begin jaren dertig is het Circuit de la Sarthe, zoals het officieel heet, in grote lijnen ongewijzigd. Alleen het gedeelte rond de pits is een permanente racebaan, de rest bestaat uit openbare wegen. Vanaf de start, aan de rand van de 145.000 inwoners tellende stad, gaat de route over de D338 naar het zuiden, richting het dorpje Mulsanne. Op de kilometerslange eenbaansweg langs bomen, huizen en restaurants komen de rijders twee chicanes tegen. Die legde de organisatie in 1990 aan, nadat een auto er eind jaren tachtig de nogal onverantwoorde snelheid van 405 kilometer per uur had gehaald. In Mulsanne nemen de coureurs een haarspeldbocht, en na nog wat snelle rechte stukken en lastige slingergedeelten zijn ze na 13,6 kilometer (circa drieënhalve minuut) weer terug bij de start.
Van der Zande rijdt aan het einde van de ronde de pitstraat in. Hij blijkt geluk te hebben. De pitstop stond al gepland, dus meer dan de paar seconden die hij buiten de baan hobbelde, heeft hij niet verloren. En nog belangrijker: de monteurs die tijdens het bijtanken de linkerkant van de wagen controleren, treffen alleen lakschade aan.
Zaterdag, 21.56 uur18 uur en 4 minuten te gaan – plek 13
De afdruk van zijn vuurbestendige balaclava staat in zijn gezicht, zijn korte bruine haar piekt alle kanten uit en op zijn racepak zitten zwarte vegen. Van der Zande is net uit de auto gestapt na zijn eerste beurt achter het stuur. Hij zet zijn tanden in een partje watermeloen. Na twee uur rijden is Van der Zande doorweekt van het zweet: hij wil meteen zijn suikervoorraad weer aanvullen.
Van der Zande wandelt aan de achterkant de pitgarage uit, blijft stilstaan bij een jongetje dat een selfie met hem wil en loopt daarna de even verderop gelegen, twee verdiepingen tellende hospitality-unit van Cadillac in. In die groot uitgevallen portakabin met grijs tapijt op de vloer en overal gelikte foto’s van de drie Cadillacs die meedoen in Le Mans, zal hij straks een bord eten halen aan het buffet. Daarna zal de fysio zich ontfermen over zijn vermoeide nek en handen.
Tot slot zal Van der Zande een onopvallende deur doorgaan. Via een trap belandt hij dan in een gang met negen kamers: voor elke Cadillac-coureur één. Zijn eigen kamer is voorzien van een kleine douche-ruimte en een kast, waarin wat schone race-overalls liggen en een doosje met de medaille die hij van de organisatie heeft gekregen als aandenken aan zijn Le Mans-deelname – zijn zevende. Verder wordt de ruimte zo goed als volledig in beslag genomen door een tweepersoonsbed.
Zelf noemt hij het gekscherend zijn belangrijkste vaardigheid als langeafstandsracer: heel snel kunnen slapen. Overal en nergens kan hij zijn ogen dicht doen en dan pakt hij zomaar weer wat slaap mee. Normaal gesproken handig, in Le Mans cruciaal.
Want Van der Zande weet hoe belangrijk ontspanning is tijdens een 24-uursrace. Nieuwelingen maken de fout om geen moment te willen missen. Ook als ze niet in de auto zitten, houden ze de voortgang van hun team constant in de gaten. Ze zullen er snel achterkomen dat dat niet vol te houden is. Wie nooit uitcheckt, raakt oververmoeid. En vermoeidheid leidt achter het stuur onherroepelijk tot fouten. Nee, als hij niets kan bijdragen, houdt Van der Zande zich liever niet met de race bezig. In plaats daarvan trekt hij zich terug op zijn kamer. Een paar gemiste appjes teruglezen, en dan de ogen dicht.
Zondag, 3.22 uur12 uur en 38 minuten te gaan – plek 9
Na anderhalf, misschien twee uur slaap zit Van der Zande weer in de auto. Tijdens zijn dutje heeft het team geluk gehad. Een ongeluk van een andere auto leidde tot een safetycarfase, waardoor de achterstand op de kop een stuk kleiner is geworden.
Het is intussen ook gaan miezeren. Zelfs op regenbanden is het oppassen geblazen. Voorzichtig benadert Van der Zande elke bocht, om bij het insturen juist extra bruusk aan zijn stuur te draaien: een truc om snel aan te voelen hoeveel grip er op een bepaalde plek is.
Behoedzaam rijdt Van der Zande de nacht in. Op het grootste deel van het circuit is het pikdonker. Het enige licht komt van de koplampen van de auto’s. Wat bij daglicht misschien al wel de grootste uitdaging is van Le Mans, wordt in het donker nog moeilijker: het inhalen van langzamere auto’s. En daar zijn er veel van. In Le Mans rijden namelijk gelijktijdig auto’s uit drie categorieën: van hypergeavanceerde sportprototypes, zoals Van der Zandes auto, tot aangepaste versies van sportauto’s voor de openbare weg. Dat laatste type is gemakkelijk tientallen kilometers per uur langzamer.
Flitsend met zijn koplampen om de langzamere deelnemers te laten zien dat hij eraan komt slingert Van der Zande zich een weg door het ‘verkeer’, zoals coureurs het noemen. Tot het ineens afgelopen is met inhalen. Een enorme plensbui barst los, zodat het al snel te gevaarlijk wordt om op volle snelheid door te racen. Opnieuw roept de wedstrijdleiding een safetycar uit.
Met een gangetje van een kilometer of 80 per uur sukkelen de auto’s in de rondte. Een kwartier, een half uur, één uur, twee uur – aan de regen lijkt geen einde te komen en aan de safetycarfase dus ook niet.
Van der Zande voelt de vermoeidheid opkomen. Hij doet zijn gordels losser, zodat hij wat kan bewegen. Schudt af en toe snel met zijn hoofd heen en weer.
En dan, tussen de eerste en tweede chicane van het rechte stuk naar Mulsanne, is hij plotseling even weg. Hij schrikt zich rot, herpakt zich, en maakt zijn beurt verder zonder problemen af. Na drie uur achter de safetycar draagt hij de Cadillac weer over aan Bourdais.
In de nagenoeg verlaten hospitalityruimte, waar Van der Zande met zijn helm in de hand staat bij te komen, komt Alex Palou – de Spaanse tweevoudig winnaar van het IndyCar-kampioenschap – op hem af. Hij rijdt ook voor Chip Ganassi en bestuurt in Le Mans een van de andere Cadillacs.
„Ik ben in slaap gevallen”, zegt Van der Zande. „Letterlijk.”
„My god, echt?”
Ze lachen. Stel je voor dat de hele boel hierop was misgelopen. „Probeer dat maar eens aan Chip te verkopen”, zegt Van der Zande.
Daarna verdwijnt hij weer in zijn kamer. Om nog even de zinnen te verzetten en, wie weet, een dutje te doen. Als het goed is, moet hij over een paar uur weer aan de bak.
Zondag, 10.14 uur5 uur en 46 minuten te gaan – plek 9
Met een zacht zoemend geluid komt de gele Cadillac tot stilstand langs de kant van de D338 naar Mulsanne, op wat normaal gesproken het fietspad is. Het gebulder van de V8 is plotseling weggestorven. Het gezoem komt van de kleine elektromotor, die het nog wel doet.
Scott Dixon, die achter het stuur zit, probeert van alles, maar niets helpt. Het enige dat hij kan doen, is op een sukkeldrafje terugrijden naar de pits. Daar zetten monteurs de auto op de krik. Ze duwen de Cadillac achteruit terug de garage in. Op de carosserie zitten krassen, modder, zwarte strepen van rondvliegende stukjes racerubber – de littekens van achttien uur, 223 ronden en 3.032 kilometer non-stop racen.
Onder de auto lekt de motorolie in straaltjes op de garagevloer. De technici kunnen maar één conclusie trekken: het is klaar. Door startnummer 3 gaat een streep.
Le Mans, vindt Renger van der Zande, draait om overleven. Steenslag tegen de voorruit, lekke banden, klappen van vangrails, hoge kerbstones of concurrenten: de race heeft de neiging om je al het denkbare voor de voeten te werpen. Soms maken de 24 uren je tot slachtoffer; dit weekend overkwam dat zestien van de 62 deelnemers. Maar als je de race uitrijdt, voelt het alsof je een odyssee hebt volbracht; je waant jezelf de hoofdrolspeler in je eigen versie van de Steve McQueen-klassieker Le Mans (1971).
Veel tijd om te blijven zwelgen in zijn teleurstelling heeft Van der Zande niet. Volgend weekend heeft hij in het Amerikaanse Watkins Glen alweer een zesuursrace op het programma staan. Een nieuwe kans om een nieuw contract te bemachtigen voor volgend jaar, zodat hij ook dan weer kan meedoen in Le Mans.
Maar zondagmiddag, nog voor de race is afgelopen, begint hij eerst aan een andere langeafstandsrit. Eentje van zeven uur, samen met zijn gezin in zijn eigen auto naar huis.