Column | De weemoed voorbij

Mijn vrouw is een van die mensen met dementie die graag op muziek bewegen. Ze gaat er volledig in op, verzint spontaan een eigen choreografie en zwiert, al of niet met andere patiënten, over de dansvloer.

Ze is naar een ander verpleeghuis verhuisd waar meer activiteiten plaatsvinden, zoals kleine klassieke concerten en themamiddagen, gewijd aan oudere popmuziek. Onlangs waren achtereenvolgens The Rolling Stones en The Beatles aan de beurt. Ik mocht meegenieten, wat me al behoorlijk lukte bij de aanblik van de patiënten in rolling stoelen op de eerste rij bij The Rolling Stones. Een van hen, een zeer oude dame, begon bij binnenkomst meteen te zingen: „I can’t get no… satisfaction!”

De carrières van deze bands werden in vogelvlucht doorgenomen aan de hand van hun bekendste hits. Vrijwilligers deelden tekstboekjes uit, de muziek knalde glashelder door de zaal en bij elk nummer werd een passend filmpje van de band vertoond. De meeste patiënten zaten stilletjes, maar aandachtig te luisteren. Op de aan The Beatles gewijde middag raakte ik opnieuw onder de indruk van al die geweldige nummers die ik al zo lang niet meer gehoord had. „Vindt u het ook goed?”, vroeg ik een jonge vrijwilligster. „Jawel, maar ik zou het zelf niet opzetten”, glimlachte ze.

Wat me nu vooral opviel was de weemoed waarmee veel van die nummers doordrenkt zijn.

Eleanor Rigby: All the lonely people/ Where do they all come from?/ All the lonely people/ Where do they all belong?

Een zeer oude dame begon bij binnenkomst meteen te zingen: ’I can’t get no… satisfaction’

Let it be: When I find myself in times of trouble/ Mother Mary comes to me/ Speaking words of wisdom, let it be.”

The long and winding road: Many times I’ve been alone/And many times I’ve cried/ Anyway, you’ll never know/ The many ways I’ve tried.

En, natuurlijk, Yesterday, het meest gecoverde liedje ooit: Yesterday, All my troubles seemed so far away/ Now it looks as though they’re here to stay/ Oh I believe in yesterday. Hoe jong was Paul McCartney toen hij al die weemoed bedacht? Nog geen 23.

Ik bekeek de patiënten in de zaal. De meesten leken me de weemoed voorbij, want zonder herinnering geen weemoed. De weemoed was voor de familieleden.

Ik moest denken aan het eerste verpleeghuis van mijn vrouw waar ze een half jaar doorbracht. In de laatste periode kwam er een nieuwe bewoner, een man, John, die een jaar of tien jonger was dan zij. John zocht haar steeds op en zij liet zich zijn liefde geduldig aanleunen. Ze waren voortdurend met elkaar in gesprek, „in hun eigen taaltje”, zoals de verzorgers dat noemden.

Op de dag van de verhuizing namen ze geen afscheid van elkaar, want geen van beiden besefte wat er stond te gebeuren. De volgende dag gaf mijn vrouw zich volkomen over aan haar nieuwe omgeving, ze was John en haar vroegere tehuis al helemaal vergeten. Ik moest wel aan hem denken, het speet me dat we hem dit moesten aandoen.

Toen ik enkele dagen later wat vergeten spulletjes in het tehuis ging ophalen, vroeg ik naar hem. Ja, zei een verzorgster, hij had een poosje vergeefs in afwachting voor haar deur gestaan. Ik zag het pijnlijke tafereel voor me, alsof het mij zelf was overkomen – maar zover is het gelukkig nog niet.