Twee weken geleden was ik in Franeker, waar Eise Eisinga’s Koninklijk Planetarium tot Unesco-werelderfgoed is uitgeroepen. Het was dit jaar ook 250 jaar geleden dat Eisinga begon met de bouw van het mechaniek met raderen en (6.000!) tanden dat een miniatuur-zonnestelsel aan het plafond van zijn huis/slaap/eetkamer in beweging zette. De miniatuurversies van de zes destijds bekende planeten doen er precies even lang over hun baantjes rond de zon als hun evenknieën aan het firmament. Tijdens zijn eigen leven zag Eisinga zijn mini-Saturnus dus één volledig rondje beschrijven. Inmiddels heeft het planeetje er ruim acht afgelegd.
Al gauw kwamen mensen van heinde en verre Eisinga’s werk bewonderen, waarschijnlijk met veel ‘oh’s en ‘ah’s’. Bezoekers roepen dat nu weer, wanneer ze zien hoe nauwkeurig het zelfontworpen en -gebouwde mechaniek de tijd, de datum, de stand van de sterren aan het firmament en de opkomst en ondergang van de maan en de zon aangeeft. Het was één van Eisinga’s doelen: de pracht van het firmament laten zien, en de kracht van de natuurwetenschap die het gedrag van die planeten zo precies weet te beschrijven en voorspellen.
Dat paste bij de tijd waarin hij was opgegroeid, en waarin hij zich de mechanica en het zwaartekrachtmodel van Isaac Newton had eigengemaakt die achter ‘zijn’ zonnestelsel schuilgaan. Net als anderen was Eisinga in die eeuw van de Verlichting doordrongen geraakt van de kracht van de rede en de natuurwetenschappelijke methode. Of, zoals socioloog Max Weber het later zou zeggen, van het idee „dat men alle dingen – in principe – door berekenen beheersen kan.”
Het planetarium illustreerde dat idee. En daarmee paste het ook goed bij de vrolijke proefjes van de zogeheten physique amusante, die (als ze goed werden uitgevoerd) telkens lieten zien wat de theorie al voorspeld had. Samen gaven ze de wetenschap een stempel van betrouwbaarheid.
Nauw vervlochten
Hoeveel moeilijker is het dan om een breed publiek te vertellen over wetenschappelijke kennis die nog voorlopig is. Die nog met verdere metingen verfijnd moet worden. Die leidt tot voorspellingen waarover nog gesteggeld wordt.
In een wereld waarin samenleving, wetenschap en techniek nauw vervlochten zijn, is het geregeld nodig om kennis al zo vroeg te delen. Maar hoe meer onzekerheden eraan kleven, des te makkelijker de buitenwereld met die kennis aan de haal kan gaan. En hoe meer politieke of financiële belangen ermee samenhangen, hoe sterker de neiging daartoe zal zijn. Denk aan tabaksfabrikanten die nog jarenlang het verband tussen roken en longkanker probeerden te ontkrachten, of recenter, tussen vapen en nicotineverslaving. Of denk aan lobbyisten en toetsenbordridders die klimaatwetenschappers wegzetten als activisten met een ‘linkse hobby’.
Hoe kun je je daartegen verweren? Sommige klimatologen en oceanografen gebruiken de term activist inmiddels als geuzennaam. Zo verzetten zij zich tegen de suggestie dat wetenschappers zich tot ‘hun feiten’ moeten beperken. Want, zeggen zij: wetenschappers dragen ook een ethische verantwoordelijkheid voor wat er met hun kennis gebeurt. Of voor wat er niet mee gebeurt, wanneer derden die kennis bagatelliseren.
En misschien zouden zij, als dat kon, Eisinga aan hun zijde hebben gevonden. Biografen Arjen Dijkstra en Sandra Langereis beschrijven mooi hoe diens planetarium óók een reactie was op een geruchtmakende voorspelling van een wetenschappelijk onderlegde dominee: dat een samenstand van vier planeten de aarde in 1774 uit haar baan zou slingeren. En zelfs al was Eisinga’s mechaniek pas zeven jaar na die foutief voorspelde ondergang af, toch kon hij er wél mee laten zien dat zulke rampen uitgesloten waren. Eisinga sprak zich dus eveneens uit.
Exact voorspellen
Maar ja, Eisinga had de schoonheid en het gelijk aan zijn zijde van dat mechaniek dat al die gebeurtenissen aan de hemel zo exact voorspelde. Hij had het geluk dat het fake news van de dominee al was weerlegd. En hij had niet te maken met een heel legertje ‘predikers’ dat via sociale media en met hulp van algoritmes of AI telkens opnieuw fake news bedacht of oud fake news oprakelde.
Wat moet op dat alles dan het antwoord zijn? Ik denk toch: zoveel mogelijk langs de lijnen van open science werken. Zoals: kennis vrij beschikbaar stellen aan zoveel mogelijk mensen; erover in gesprek gaan, wetenschappers waarderen wanneer ze dat doen en ze daarvoor de ruimte geven. Dát past zeker bij Eisinga, die zijn eigen wetenschappelijke kennis via via vanuit de Franeker universiteit verkreeg. Die zelf iedereen, van wolkammer tot koning, naar zijn plafond en het mechaniek daarboven liet kijken en erover in gesprek ging. En die bovendien theoretische kennis combineerde met het ambachtelijke werk aan dat prachtige mechaniek.
Oftewel, misschien moeten de methoden van open kennisdelen soms wel wat worden bijgesteld (zoals ook dat planetarium zelf nu en dan), maar in essentie is Eisinga’s ‘open’ werkwijze in dat planetarium al 250 jaar een succes – en voorbeeld.
Margriet van der Heijden is natuurkundige en hoogleraar wetenschapscommunicatie aan de TU Eindhoven.