Op verzoek van de sectie biologie geef ik, gynaecoloog, een gastles aan de tweede klas havo/vwo. De school bevindt zich in Hengelo. Het onderwerp is voortplanting en seksualiteit. Aan de hand van een PowerPoint-presentatie probeer ik contact te maken met de opgeschoten pubers, maar de interactie is bedroevend. Er is uitsluitend veel gegiechel onderling. Dan gaat eindelijk een hand omhoog en ik prijs me gelukkig nu er toch een vraag komt. „Nee, ik heb geen vraag”, zegt de leerling, „ik zwaai eev’n naar die trekker buit’n.”
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]
In 1995 interviewde ik voor NRC Handelsblad Sophie en Joop Citroen vanwege een herdruk van hun in 1988 verschenen Duet pathétique, een aangrijpend boek over hun oorlogservaringen. Sophie moest in 1940 onderduiken, hun zoontje Robbie verdween naar een onbekend adres en Joop werd naar Vught en later Auschwitz gedeporteerd.
Ze hadden hun manuscript ter beoordeling aan Karel van het Reve gestuurd. Hij wilde het liever niet lezen, schreef hij later in zijn voorwoord, omdat „die oorlog als een steen om mijn hals hangt”, maar toen hij eraan begonnen was, kon hij niet meer ophouden.
Hun hereniging na de oorlog verliep dramatisch. Eerst moest Sophie haar zoontje afhalen bij zijn zwaar gereformeerde pleegouders in Landsmeer. „Hij zat lief te spelen”, schreef Sophie. „Ik ging naar hem toe, hij keek op en zei: ‘Dag juffrouw, ik ga niet met jou mee.’ (…) Dat ogenblik was onbeschrijfelijk. Woordeloos bleef ik naar hem kijken.”
Ze vertelden in het interview openhartig hoe zwaar het stempel van de oorlog op hun gezin bleef drukken. Joop wilde veertig jaar lang niet meer over de oorlog praten, Sophie moest in therapie bij een psychiater die haar aanraadde haar ervaringen op te schrijven. Dat resulteerde in Duet pathétique.
Toen ik hen interviewde was Joop nog zeer vitaal, maar Sophie was ernstig ziek en zou twee maanden later, op 2 juni 1995, overlijden. Joop stuurde me een rouwkaart. Toen ik die onlangs herlas, viel me opeens de laatste zin op: „De begrafenis heeft op dinsdag 6 juni op de Joodse Begraafplaats aan de Vreelandseweg te Hilversum plaatsgevonden, naast het graf van onze lieveling Jaapje.”
Die was ik helemaal vergeten. We hadden niet lang over hem gesproken, want het interview moest vooral over hun naoorlogse ervaringen gaan en Jaapje was al vroeg in de oorlog gestorven. Ook al stierf hij op een manier die elk kind kan overkomen, toch bleef zijn dood voor Sophie rechtstreeks met de oorlog verbonden.
Sophie had haar dienstmeisje moeten wegsturen omdat ze bedreigd werd door de buren, NSB’ers, die naar haar riepen: „Als je nog één dag langer bij die joden blijft dan geef ik je aan!” Sophie kreeg het te druk in haar huishouden en ging in op het voorstel van een vriendin om de 4-jarige Jaapje niet meer zelf elke dag van school te halen, maar daarvoor andere moeders in te schakelen.
Dat ging een tijd goed, maar op een dag kwam Jaapje niet meer terug. Er werd dagen en nachten lang vergeefs naar hem gezocht. Totdat een havenmeester een armpje uit het water zag steken. Met het iets oudere jongetje dat hem naar huis zou brengen, was Jaapje aan de waterkant gaan spelen. Hoe het precies is gegaan, bleef onduidelijk, want het jongetje zweeg erover. In haar boek schreef Sophie: „Zijn vader en moeder bleken NSB’ers en je zou kunnen geloven dat zijn ouders hem hebben gezegd zijn mond te houden, omdat het een joods kind betrof. Overigens is het ongeluk zeker indirect te wijten aan de Duitse maatregelen die verordonneerden dat ons dienstmeisje weg moest.”’
Een verdronken kind, een ander kind ondergedoken op een onbekend adres, een weggevoerde man – zo moest Sophie zelf de onderduik in. „Ik voel altijd wel oorlog van binnen”, zei ze vijftig jaar later in ons interview.
Ai beste lezer, whaddup! Nieuwe maand, nieuwe motion! We zitten alweer in maand vijf van de twaalf dit jaar, bijna op de helft dus. Mogen we dan nu eindelijk zeggen dat ’t voorbij is met dat vieze weer? Ik hoop van wel. Van regen kunnen we onszelf in dit land nooit vrijspreken, maar als ’t goed is zullen we overdag niet meer belast worden met temperaturen onder de 15 graden. Lekker hoor, ik loev ’t idee alleen al!
Alles van deze tijd van ’t jaar loev ik. De geur van lente, de tulpjes die ons zicht verbloemen, de lange rijen bij alle ijskraampjes vanaf zes. Ja, man! Mozer is nijba! I can feel it in the air!
Een ding wat me wel echt gestolen kan worden zijn al die muggen. Ik was helemaal vergeten dat zij ook genieten van hun bestaansrecht op deze wijde wereld. Sowieso is het beleid omtrent de ramen in mijn oso super discreet, en komt het zelden voor dat ik die beestjes over de vloer heb. En als ik dan eentje al suizend detecteer begint ’t nieuwe jachtseizoen in m’n oso, en doe ik geen oog dicht tot ik ze moer voorbij de poorten van de hemel heb geleid. Ik heb hier ook echt me tactieken voor, en vaak doet het boek wat ik op het moment lees de damage. Afgelopen woensdag was het weer zover, nadat m’n broertje was vergeten het raam dicht te doen wat hij zonder mijn weet open had gezet.
Terwijl het besef begon te landen dat het jachtseizoen op dat moment van start ging, deed ik terwijl ik nog half in slaapmodus was het licht in me kamer aan, wachtend tot ik een schim van ’r bestaan kon traceren. Het gekke met die muggen is dat het soms lijkt alsof ze verstoppertje spelen. Zodra het licht uit is zijn ze op je huid, en zodra je dat licht aandoet verstoppen ze tussen je gordijnen of iets anders camouflerend. En alsof ik het allemaal had verzonnen lag ik vervolgens een kwartier lang voor me uit te staren zonder dat ik één schim ving van dat minuscule kabaal.
Terwijl ik zo voor me uit staarden begon ik wel te denken over die mug. Het is eigenlijk best faya waar zo’n beestje mee moet dealen. Besef, een steekmug heeft ons bloed nodig in het proces van voortplanting terwijl wij ze zonder berouw doodslaan als we ze catchen in de act. Muggen leven on the edge. Terwijl wij op automatische piloot alles wat we qua voeding nodig hebben rustig in de supermarkt af kunnen tikken staat hun leven iedere seconde op het spel voor een beetje voeding. Hoe ik zo begon te denken begon ik de zaak te relativeren, en dacht ik bij mezelf laat me ’r tegemoetkomen.
Want ja, ieder levend wezen die het leven heeft gekregen van de schepper wilt ook simpelweg zijn of haar wants & needs tot vervulling zien komen. Daar heeft niemand per definitie voor gekozen. It just be like that. „Leef en laat leven” is een leus die me te binnen schoot terwijl ik alles zo relativeerde. Leef en laat leven, want eindstand zijn alle wezens most of the time bezig met het voortzetten van hun bestaan. Ook zo’n mug. En ja, wat is een muggenbult of twee tegenover het einde van ’t leven.
Leef en laat leven, dus ik deed ’t licht maar uit, en hoopte dat ze me zou vinden als ik weer in slaap was gevallen. Het eerstvolgende wat ik die ochtend deed toen ik uit huis ging was een muggenspray buyen, maar desondanks: Leef en laat leven, want wat een ander is gegeven is niet aan jou om te ontnemen.
Prof. Soortkill is oprichter van Smib Worldwide, een creatieve organisatie uit de Bijlmer. En van de Smibanese University, waarvoor hij het Smibanese woordenboek 2.0 publiceerde en onlangs Smibologie. Each one, teach one.
In de supermarkt wil ik boodschappen afrekenen, onder andere een fles wijn. Er is geen kassa open, dus moet ik naar de zelfscan. Als ik wil afrekenen staat op het scherm dat ik een medewerker moet roepen omdat er een artikel bijzit waarvoor leeftijdscontrole nodig is. In eerste instantie is er geen medewerker te bekennen. Na vijf minuten komt er een jongeman van ongeveer zestien jaar. Van hem krijg ik toestemming mijn boodschappen af te rekenen.
Kitty Jalink (70 jaar)
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]
Bijna iedere Nederlandse stad heeft straatnamen die verwijzen naar de Tweede Wereldoorlog, de Duitse bezetting en het verzet daartegen. Daarbij wordt vaak niet geschuwd hoe duister die periode van onderdrukking was, maar in Groningen gaat dit verder dan gemiddeld. De stad kent onder meer een Bezettings-laan, Deportatiestraat, Gijzelaarslaan, Invasiestraat en Illegaliteitslaan.
De Duitse inval zelf maakte de aan de Invasiestraat woonachtige Kina niet mee, maar de bezetting liet zeker sporen na in haar leven. „Ik werd in 1944 geboren in een huis aan de Folkingestraat, dat mijn ouders hadden gekregen”, vertelt ze op straat. De Joodse familie Zimet woonde op het adres, maar die waren Nederland ontvlucht.
Kina is blij met de straatnamen. „Dat verleden is zo ingrijpend geweest, dat moeten we niet wegpoetsen.” Toch vreest ze dat het bewustzijn van de Duitse bezetting zal afnemen als de laatste ooggetuigen hiervan zijn overleden. „Dan wordt het gewoon iets dat je op school leert. En mensen zullen het dan niet meer leuk vinden om in een Deportatiestraat te wonen.”
Toch heeft ze soms moeite met de straatnamen. „Nu er zo veel oorlog in de wereld is, vind ik het moeilijk om in een wijk te wonen die naar oorlog verwijst”, zegt ze. „Ik word er te veel mee geconfronteerd.”
De Invasiestraat komt uit op de Laan van de Vrede, waar op nummer 1 heel treffend een kantoor van Vluchtelingenwerk zit. Aan deze straat woont ook de in 1934 geboren Alie Smallenburg-Hielkema („in woontoren La Liberté”), die we op de Bezettingslaan met haar dochter treffen op weg naar een kappersbezoek. Haar oorlogsjeugd staat haar nog helder voor de geest. „Als kind was ik vreselijk bang voor de Duitsers en mijn vader heeft nog twee dagen in het Scholtenhuis gezeten”, zegt ze, verwijzend naar het beruchte SD-hoofdkantoor dat als bijnaam ‘voorportaal van de hel’ had.
Ze vindt het goed dat de straatnamen memoreren aan deze periode, „de mensen mogen dat wel weten”, zegt Smallenburg-Hielkema. „Hopelijk maakt het nieuwsgierig.” Ze legt uit hoe de Canadalaan aan zijn naam kwam. „De Canadese bevrijders kwamen ook echt uit die richting, al reden ze vooral over de [hieraan parallel gelegen] Paterswoldeweg, ik heb ze nog zien binnenkomen.” Wie de Canadalaan volgt komt uit op het Overwinningsplein.
Saillant detail: Groningen kende van 1943 tot 1945 een NSB-burgemeester. Deze ‘boer’ Pé Tammens (1898-1986) werd na de bevrijding gearresteerd en kwam in 1951 vervroeg vrij. Hij kocht met zijn vrouw een appartement aan… de Laan van de Vrede.
Aan de andere kant van de naar de A7 leidende provinciale weg ligt een tweede buurt met straatnamen rondom de Duitse bezetting. Aan de Verzetsstrijderslaan wappert een omgekeerde Nederlandse vlag met als wimpel een boerenzakdoek. ‘Het klopt niet’, staat op een poster achter het raam te lezen. Een wijkbewoner met „maar één minuut tijd” heeft geen idee waarnaar de straatnamen verwijzen. „Iets met de oorlog”, gokt ze correct voordat ze weer verder moet.
Dat geldt voor meer passanten en het verbaast Jonas Boekhoven (19), die studeert aan de school Noorderpoort Kunst & Multimedia aan de Verzetsstrijderslaan, niet. „Er wordt veel te weinig gepraat over dat verleden, zelfs bij onze burgerschapslessen”, zegt hij buiten tijdens zijn pauze. „Dat verraste me op een kunstschool als deze.” De straatnamen doen hem niet zoveel. „Holocaustontkenning neemt toe en steeds meer mensen zijn tegen de democratie en voor dictators. Dus besef van dat verleden is steeds meer aan het verdwijnen.”
Een uitgestrekt veld tussen de Verzetsstrijderslaan en Illegaliteitslaan heet treffend Droppingsveld. Op een bankje zit een groep leerlingen soort van stiekem te roken. Via de Sabotage-laan en Onderduikersstraat loopt de verslaggever een rondje naar de Illegaliteitslaan. „Dat wordt tegenwoordig toch geassocieerd met wat anders, dus ik krijg weleens vragen als ik mijn adres geef”, zegt Wim, die al twintig jaar in de straat woont, vanuit zijn schuur. Verder doet de naam hem niet echt wat. „Het is een lang woord, er kan veel misgaan met het spellen.”
Na de bevrijding wilde het gemeentebestuur de straten eigenlijk vernoemen naar belangrijke verzetsstrijders, zo schrijft historicus Christiaan Gevers. Leden van het destijds invloedrijke voormalige verzet konden het echter niet eens worden naar welke helden de straten vernoemd zouden worden. Toen is gekozen voor deze ‘neutrale’ namen – al is Groningen de enige gemeente met bijvoorbeeld een Deportatiestraat. Inmiddels kent de stad wel straten vernoemd naar verzetsstrijders Casper Naber en Wil van Zwieteren.
Rocker Nick Cave heeft een nieuwe liefde: keramiek maken. Na enkele romans, een slordige dertig albums, een reeks filmscenario’s en poëziebundels, concentreert de als woest bekend staande zanger zich nu op glazuur, kleuren en de juiste manier om petieterige gezichtsuitdrukkingen in klei weer te geven. De interesse begon tijdens de pandemie. Toen hij thuis zat wees zijn vrouw Susie Bick hem op zijn oude liefde voor beeldende kunst. Cave (66) deed in geboorteplaats Melbourne ooit de kunstacademie.
In Susie’s studio in hun woonplaats Brighton, waar zij kleding ontwerpt, installeerde hij zich met met een draaischijf en een pak klei, in een witte laboratoriumjas over zijn dagelijkse kleren. Als vorm koos hij de flatback, de Britse sculptuur die populair werd in de negentiende eeuw. De veelal door kinderhandjes uitgevoerde beeldjes waren bedoeld voor op de schoorsteenmantel. De achterkant is plat, vandaar de naam. Het tafereel aan de voorkant was veelal pastoraal, met dartelende paarden of herderinnetjes in het gras.
Voor zijn flatbacks koos Cave een ander thema: het leven van de duivel. Zo heet ook de serie die nu te zien is in galerie Xavier Hufkens in Brussel, The Devil – A Life. In een lichte ruimte op de derde etage van de galerie staan de keramiekfiguren naast elkaar op een lang buffet. Ze zijn wisselend van formaat, sommige klein, sommige hoger. Ze zijn glanzend geglazuurd in helder rood, roomwit, goud, roze, zwart.
Cave beeldt zijn onderwerp af als mens, en wel als man. De duivel is eerst baby, dan peuter, jongeling, strijder, echtgenoot, vader, en uiteindelijk is hij bezig te sterven, geflankeerd door twee zonen in Devil Bleeds To Death. Tussendoor flirt hij met matrozen, vecht hij met een leeuw en wordt verliefd.
Zijn uiterlijk verandert: als kleine jongen heeft de duivel gouden horens, als hij verderop in de reeks zijn onschuld verliest, kleuren ze donker. De uitvoering is klassiek en gedetailleerd. Cave gaf zijn personages glimlachjes, gewelfde wenkbrauwen en naturalistische oortjes. In interviews vertelt hij over zijn zoektocht naar het juiste rode pigment voor de mantel van de duivel als jongeling. Ook het bakken in de oven, waarbij de klei niet mag barsten, vereiste oefening.
En zo kleide en bakte, mengde en studeerde de voormalige wildeman op dit nieuwe ambacht. Ook als kunstenaar is Cave secuur, blijkt. Net zoals hij aandacht geeft aan zijn rockoptredens, bemoeide hij zich hier met de opstelling en de belichting van zijn kunstwerken. Hij was ook aanwezig bij de opening, begin april, toen een lange rij geïnteresseerden zich om het statige woonblok slingerde.
In interviews vertelde Cave dat hij een persoonlijke band heeft met de beeldjes. Ze verbeelden wat hem betreft emoties zoals liefde, verdriet, schaamte, berouw. Hun verhaal gaat niet alleen over de duivel, het gaat ook over Cave zelf. Hij zegt dat zijn ervaringen van de afgelopen tien jaar hier een rol spelen. In die periode overleden twee van zijn vier zonen. Volgens Cave is het beeldje Devil in Remorse, waar hij zijn gezicht in zijn handen begraven heeft, op te vatten als een zelfportret. Het verwijst naar het „schuldgevoel” jegens zijn kinderen, omdat hij ze niet voldoende heeft beschermd.
Het slotbeeld verbeeldt verlossing. Op Devil Forgiven ligt de stervende duivel naast een klein blond jongetje dat in een verzoenend gebaar zijn handen naar hem uitstrekt.
The Devil – A Life t/m 11 mei, in galerie Xavier Hufkens, Brussel. Info: xavierhufkens.com
Op vakantie in het buitenland zijn er nogal eens momenten waarop je je geneert voor je landgenoten, vooral als ze erg luid praten en elkaar op de bierbuik slaan. Hetzelfde gevoel bekruipt me als ik moet denken aan Europapa, de Nederlandse inzending voor het Eurovisie Songfestival.
Driekwart van de Nederlandse bevolking, jong en oud, raakt erg vertederd door dat lied. De zanger en componist Joost Klein wordt alom geprezen om zijn verfrissende originaliteit, maar het spijt me niet dat ik moet zeggen dat ik het van meet af aan een onverteerbaar kolerelied heb gevonden. Onzinnig van tekst, onmuzikaal van compositie en onnozel van uitvoering. In interviews heb ik Klein nooit iets zinnigs over zijn maaksel horen zeggen, liever hangt hij de eeuwige, meewarige leukerd uit, in het besef dat hem dat bij en via de media extra geliefd maakt.
Nu is het bij het Eurovisie Songfestival tot een soort wetmatigheid uitgegroeid: hoe stompzinniger het lied, hoe groter de kans op een overwinning in dit muzikale rariteitenkabinet. Dus zal ik niet vreemd opkijken als Nederland zaterdagavond een ware euforie zal beleven. De bookmakers beweren echter dat Klein het niet verder zal brengen dan een derde of vierde plaats, genoeg overigens om als een ware muzikale held naar het vaderland terug te kunnen keren, waar de talkshows hem met open armen zullen ontvangen.
Intussen blijf ik achter met een licht heimwee naar Ilse DeLange, die in 2014 met Waylon en hun prima song Calm After The Storm het Eurovisie Songfestival had horen te winnen in plaats van Conchita Wurst met zijn onmuzikale travestietenact. Wie kan zich zijn belachelijke lied nog herinneren?
Ik moest ook aan DeLange denken omdat ik de afgelopen dagen zat te luisteren naar de muziek van Taylor Swift, inmiddels de meest bejubelde en best betaalde artiest uit de geschiedenis van de amusementsmuziek. Ze heeft nu een miljard bij elkaar gezongen en er zullen er ongetwijfeld nog vele volgen.
Ik kende haar werk nauwelijks en begon met de pas uitgekomen cd The Tortured Poets Department. Het viel me niet mee: gladde, nogal saaie nummers gezongen met een onopvallende stem die vaak gedubd werd om er nog enige kracht aan te geven. Veel galm ook.
De teksten bleken vaak over verloren liefdes te gaan. De recensenten besteedden de helft van hun artikelen aan de vraag welke liefde bij welk lied hoorde, alsof dat iets zegt over de kwaliteit van de muziek. Ik haalde er eerdere cd’s van Taylor Swift bij, maar ik bleef ontevreden. Soms was het hooguit ‘wel aardig’, zelden kreeg ik de aanvechting om een nummer opnieuw te beluisteren.
De vraag doemde bij me op: is Taylor Swift misschien niet meer dan een wereldwijde, door de media aangezwengelde hype, zoals Joost Klein dat nu op veel kleinere schaal in Nederland is? Achter haar zie ik een hele muziekindustrie oprijzen die de ene na de andere hit fabriceert. Ik dacht aan zangeressen die veel beter waren, maar toch nooit zóveel commercieel succes hadden: Dusty Springfield, Aretha Franklin, Joni Mitchell, Carly Simon, Carole King, Bonnie Raitt, Dayna Kurtz, en, ja, waarom niet… Ilse DeLange. Zij heeft ooit een carrière in Amerika nagestreefd, maar het lukte niet. Ze had de stem, maar niet de steun.
Koninginnedag, een kleine twintig jaar geleden. Ik moet zelf, als student in de grote stad, ook nog een beetje wennen aan de oranjegekte in Amsterdam. Een Duits echtpaar klampt me vertwijfeld aan: „Is this every Tuesday?”
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]
Op koningsdag zit ik met de twee kleinkinderen op een kleedje (het oude douchegordijn van m’n schoonmoeder) met het overtollige speelgoed en oma’s oude kettingen. Op een gegeven moment besluiten de kleinkinderen om de verkoop-opbrengst te gaan besteden aan ander overtollig speelgoed op de andere kleedjes. Kleinzoon Sem roept mij toe: „Opa, let jij dan even op de zaak?”
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]
Mijn vriend was zenuwachtiger dan ik voor mijn eerste echte Ajax-wedstrijd. Dat ze tegen B-club Excelsior speelden deed daar niets aan af. Op Station-Zuid mengden we ons in een geurrijke smeltkroes van AXE Chocolate deodorant, vers geopende Heineken-blikjes en mannelijke hormonen. We wurmden ons de NS-trein binnen. Vlak voor het eerstvolgende station riep de conducteur: „Door een wisselstoring kan deze trein niet stoppen op Bijlmer Arena.” De hele trein tierde, vloekte en schold. De machinist begon te lachen: „Grapje.”
Floor Doppen
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]